Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 31 mei 2001
gepubliceerd op 31 juli 2001

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, betreffende het sectoraal brugpensioen

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001012469
pub.
31/07/2001
prom.
31/05/2001
ELI
eli/besluit/2001/05/31/2001012469/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

31 MEI 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, betreffende het sectoraal brugpensioen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 14 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, betreffende het sectoraal brugpensioen, met uitzondering van de bepalingen die in strijd zijn met artikel 4, tweede lid van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Ponza, 31 mei 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Koninklijk besluit van 16 januari 1975, Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975.

Bijlage Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking Collectieve arbeidsovereenkomst van 14 mei 1997 Sectoraal brugpensioen (Overeenkomst geregistreerd op 16 september 1997, onder het nummer 44991/CO/126) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders/arbeidsters, hierna arbeiders genoemd, van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking.

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in het raam van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad van 19 december 1974 tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975 (Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975) en van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen ingeval van conventioneel brugpensioen (Belgisch Staatsblad van 11 december 1992).

Art. 3.De collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle arbeiders die door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd zijn verbonden, voor zover zij aanspraak kunnen maken op de werkloosheidsvergoeding en voldoen aan de leeftijdsvoorwaarden bepaald in artikel 4. HOOFDSTUK II. - Leeftijdsvoorwaarden

Art. 4.Sectoraal brugpensioen.

Kunnen aanspraak maken op het brugpensioen de arbeiders die tussen 1 januari 1997 en ten laatste op 31 december 1998 worden ontslagen, die de leeftijd van 58 jaar hebben bereikt en de reglementaire loopbaanvoorwaarden vervullen. HOOFDSTUK III. - Aanvullende vergoeding

Art. 5.De arbeiders omschreven in artikel 4 hebben recht op een bijkomende vergoeding ten laste van de werkgever op voorwaarde dat zij aanspraak kunnen maken op de werkloosheidsvergoeding voor bruggepensioneerden. De aanvullende vergoeding wordt maandelijks uitbetaald.

Art. 6.De aanvullende vergoeding, volgens de berekeningsmethode bepaald door het paritair comité, wordt toegekend vanaf het einde van de normale wettelijke opzeggingstermijn tot de pensioengerechtigde leeftijd.

De aanvullende vergoeding bestaat uit de helft (50 pct.) van het verschil tussen de werkloosheidsvergoeding en het netto refertemaandloon. De sociale en/of fiscale afhoudingen op de aanvullende vergoeding vallen ten laste van de arbeider.

Art. 7.De aanvullende vergoeding, zoals bepaald in artikel 6, is gekoppeld aan de evolutie van het indexcijfer der consumptie, zoals dit is voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 maart 1993 tot vaststelling van de loon- en arbeidsvoorwaarden, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 juni 1994 (Belgisch Staatsblad van 1 september 1994).

Art. 8.De opzegging van de individuele arbeidsovereenkomst van de arbeider zal slechts worden gegeven als blijkt dat de betrokken arbeider in aanmerking komt voor werkloosheidsvergoeding voor bruggepensioneerden onder meer wat de loopbaanvereisten betreft zoals bepaald in artikel 4. Als bewijs hiervan zal de werknemer een daartoe bestemd attest overhandigen aan de werkgever.

Art. 9.De werkgever die met het oog op het brugpensioen zijn arbeider ontslaat, is verplicht deze te vervangen door een volledig uitkeringsgerechtigde werkloze of door een andere persoon zoals voorzien bij koninklijk besluit van 7 december 1992 en binnen de termijn in dit koninklijk besluit bepaald.

De vervanger moet gedurende zesendertig maanden in dienst worden gehouden. Bij niet-vervanging worden automatisch de sancties toegepast voorzien in het koninklijk besluit van 7 december 1992. De onderneming die beantwoordt aan één der zes criteria voornoemd in het koninklijk besluit van 7 december 1992 met betrekking tot de definiëring van bedrijven in moeilijkheden of in herstructurering en dit aldus erkend is door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid, kan van vervanging vrijgesteld worden. HOOFDSTUK IV. - Geldigheid

Art. 10.De collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1997 en houdt op van kracht te zijn op 1 januari 1999.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 mei 1995, betreffende het sectoraal brugpensioen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 4 oktober 1996 (Belgisch Staatsblad van 7 november 1996).

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 31 mei 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^