Etaamb.openjustice.be
Mededeling
gepubliceerd op 16 juni 2001

Mededeling van de Minister van Binnenlandse Zaken, Antoine Duquesne. Onderwerp : toelichting bij de beslissing van de Ministerraad van 9 maart 2001 inzake de federale dotatie 1. Vooraf Het akkoord over de federale dotatie werd bekomen in de Ministerraad van 9 maart jongs(...)

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
2001000571
pub.
16/06/2001
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN


Mededeling van de Minister van Binnenlandse Zaken, Antoine Duquesne.

Onderwerp : toelichting bij de beslissing van de Ministerraad van 9 maart 2001 inzake de federale dotatie (artikel 41 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus 1. Vooraf Het akkoord over de federale dotatie werd bekomen in de Ministerraad van 9 maart jongstleden.De federale dotatie, of m.a.w. de financiële tegemoetkoming van de federale staat aan de politiezones, is nu gekend en staat vast voor elke zone.

Het voldoet in eerste instantie aan een aantal basiscriteria en is voldoende wetenschappelijk onderbouwd. De gehanteerde (basis) criteria waren onder meer : 1. detectie van de globale geldmassa ter beschikking van de lokale entiteiten 2.een proportionele verdeling van deze globale geldmassa over de diverse zones van ons land 3. gebaseerd op gefundeerde parameters 4.per norm toegekend aan een zone (regressie-analyse) Deze basiscriteria resulteerden in een gegeven dat beter bekend is als « de KUL-norm ». De principes die gepaard gaan met deze norm zijn complex en héél technisch. Het resultaat is echter dat we beschikken over een objectieve, wetenschappelijk onderbouwde, financiële verdeelsleutel.

Terzelfdertijd werden tevens een aantal historische scheeftrekkingen rechtgezet. Het was zonder meer duidelijk dat in een aantal entiteiten de federale inbreng (rijkswachters) niet altijd recht evenredig was ten opzichte van de gemeentelijke inbreng. De meeste van onze gemeenten en steden hebben steeds voldoende, in bepaalde gevallen zelfs meer dan voldoende, geïnvesteerd in politionele veiligheid.

Andere daarentegen hebben zich nooit echt bekommerd over dit aspect.

Bij de aanvang van ons onderzoek stelden we dus vast dat de proportionele inbreng van de rijkswacht qua personeelscapaciteit niet overal gelijk was.

Ook met deze ongelijkheden werd komaf gemaakt. De inbreng van de federale staat is proportioneel, wat niet wil zeggen dat we onze steden en gemeenten zomaar laten vallen. Een aantal mechanismen tot ondersteuning zijn ingebouwd. Daarover straks meer.

Verder vindt u een listing die de federale dotatie bevat voor de 196 politiezones van ons land. 2. De federale dotatie 2.1. Basisgegevens Het totaal aantal te transfereren politiemensen van de territoriale brigades van de federale politie (ex-rijkswachters van de brigades) De Regering besliste om 7.539. federale politiemensen over te hevelen naar de lokale politie. (Ministerraad van 28 april 2000) De kostprijs gelinkt aan deze overheveling werd uit het budget van de federale politie gehaald.

Alle werkings- en investeringskosten, alsook het materiële patrimonium dat verbonden was aan deze politiemensen (ex-rijkswachters) wordt ter beschikking gesteld. D.w.z. dat de volledige financiële repercussie gerelateerd aan een ex-rijkswachter mee overgaat naar de lokale politie in de vorm van een dotatie.

Zie in dit verband ook het luik « sociale dotatie » (verder) De financiële repercussie van het nieuwe statuut De financiële repercussie van het nieuwe statuut bedraagt grosso modo 8 miljard. Ook hier werd het gedeelte van die 8 miljard proportioneel ter beschikking gesteld voor de lokale politie (t.t.z. voor + 20 000 gemeentepolitie en 7 539,- federale politiemensen) De totale beschikbare geldsom De globale geldsom bedraagt 18,760 miljard. Het totaal effectief op lokaal niveau bedraagt 27 322 fulltime equivalenten 2.2. Methodologie Om de globale geldsom op een objectieve, en wetenschappelijk gefundeerde wijze te verdelen over de diverse politiezones in België werd beslist een regressie-analyse uit te voeren en dit op basis van de basisgegevens.

Bedoeling is om rekening te houden met het totaal aantal aanwezige manschappen en deze via objectieve parameters weer te gaan verdelen over de gemeenten om zo tot op het zonaal niveau te komen.

In de beginfase van het onderzoek werd langdurig en uitvoerig aandacht geschonken aan het detecteren van de gegevens (parameters) die een verklarende invloed hebben op de aanwezigheid van politiepersoneel op het terrein. Alle mogelijke parameters werden in kaart gebracht (gaande van de meest voor de hand liggende parameters zoals bevolkingsaantal, aantal vastgestelde criminele feiten maar ook andere variabelen zoals het aantal overnachtingen per 1 000 inwoners, de gevangeniscapaciteit, percentage woningen met klein comfort . ) Het is zonder meer duidelijk dat elke zone beschikt over zijn bepaalde specificiteit en diversiteit. Alle relevante specificiteiten (zijnde parameters) die een invloed hebben op de aanwezigheid van het personeel zijn in kaart gebracht. Het kan dus perfect zijn dat een bepaalde gemeente of zone een bepaalde eigen specificiteit in de lijst van parameters niet terugvindt. Dit betekent echter enkel dat die welbepaalde specificiteit geen verklarende invloed heeft op de aanwezigheid van politiepersoneel, en er dus geen oorzakelijk verband werd gedetecteerd.

Deze regressie-analyse verdeelt dus op een wetenschappelijke objectieve manier het aantal manschappen over de gemeenten en zones.

Men bekomt hierdoor een cijfer per gemeente. Eens men die cijfers van de gemeenten die een zone omvat, optelt komt men tot de KUL-norm.

Vervolgens deelt men de beschikbare geldmassa door het totaal aanwezige effectief en aldus bekomt men een forfaitair bedrag (zijnde 686 626,- frank). 2.3. Resultaat en daadwerkelijke dotatie Omdat het voorgaande wetenschappelijk verantwoord is, wordt de bekomen KUL-norm per zone vermenigvuldigd met het equivalent in geld.

Met andere woorden, het bekomen getal als KUL-norm voor een zone wordt vermenigvuldigd met 686 626,- frank en zo bekomt men een bepaald bedrag.

Dit bedrag wordt de federale dotatie genoemd. Zij is recurrent en dus in se ad infinitum. 3. Verdere verfijning van het principe cfr.Ministerraad 9 mars 2001 7.1. De sociale dotatie Zoals hierboven reeds vermeld, draagt de federale overheid 7 539 ex-rijkswachters over aan de lokale politie. De totale som aan sociale bijdragen die de zones gezamenlijk moeten betalen ingevolge deze overdracht bedraagt 3,380 miljard frank. Dit bedrag wordt volledig ten laste genomen van de federale overheid a rato van het aantal over te dragen ex-rijkswachters per zone. Het bedrag voor kinderbijslag = 512 miljoen was reeds opgenomen in de totale federale dotatie van 18,760,- miljard.

De overblijvende 2,868 miljard frank wordt voorzien als "sociale dotatie" en wordt tevens gedragen door de federale overheid.

Dit bedrag bestaat uit : 1. 1,9 miljard pensioenlasten 2.730 miljoen loonmatigingsbijdragen 3. 200 miljoen arbeidsongevallen (meerkost verzekeringspremies) 4.20 miljoen beroepsziekten 5. 17,6 miljoen voor de sociale dienst 3.2. Interzonale verdeling Zoals reeds gesteld, wordt de KUL-norm per zone vermenigvuldigd met 686 626,- frank. De zones in situatie 2 en 6 (zie legende en lijst) hadden echter een tekort van 1,377 miljard frank.

Om dit op te vangen, wordt volgende verfijning toegepast : bepaalde zones moeten zelf een eigen inspanning leveren, ten belope van 398 miljoen frank, omdat ze in het verleden te weinig hebben geïnvesteerd in politie terwijl zij over voldoende budgettaire capaciteit beschikken. De federale overheid heeft echter beslist om de helft voor haar rekening te nemen. Dit is ongeveer 200 miljoen frank.

Het resterend bedrag van 979 miljoen wordt bijgepast via het mechanisme van interzonale solidariteit. De zones in situatie 1 en 3 zullen door middel van solidariteit dit bedrag bijpassen. De totale winst van de zones in situatie 1 en 3, v|$$|Ago|$$|Agor de solidariteit, bedraagt 2 832 234 335,- frank. Deze solidariteit wordt echter geleidelijk aan (op 12 jaar) afgebouwd tot nul frank. Na de volledige afbouw van de solidariteitsperiode zal elke zone exact 686 626,- frank maal de KUL-norm ontvangen.

Het bedrag dat in solidariteit wordt bijgedragen door de zones in situatie 1 en 3 is niet voor iedereen 100 %. Een correctie wordt toegepast rekening houdend met ieders mogelijkheid tot bijdragen. (belastbaar inkomen per inwoner) Dit genereert een bijkomende kost van 65 miljoen dat de federale overheid zal bijpassen.

Indien het belastbaar inkomen < bedraagt dan 330 000,- / inwoner = 80 % Indien het B.I. 330.000,- < zone g 480 000,- / inwoner 100 % Indien het B.I. g 480 000,- frank / inwoner = 110 % 7.3. Intrazonale verdeling Dit betreft de financiële verdeelsleutel binnen een meergemeentezone.

Naast het bestaan van de KUL-norm wordt ook rekening gehouden met de fiscale draagkracht, namelijk het belastbaar inkomen en het kadastraal inkomen.

De gehanteerde sleutel is : de KUL-norm wordt voor 60 % in aanmerking genomenhet het belastbaar inkomen voor 20 % het kadastraal inkomen voor 20 % 3.4. Mobiliteit Gelet op de financiële draagkracht van de zones stellen we vast dat er in de zones situatie 2 en 4 boventallige ex-rijkswachters zijn. Om de mobiliteit aan te moedigen, wordt er een bedrag van 300 miljoen frank voorzien.

Het eerste jaar zal het grootste aandeel van deze probleemgevallen zijn opgelost en ten laatste na twee jaar zal er een definitieve oplossing worden aan gegeven.

Het bedrag van 300 miljoen zal vanaf het derde jaar aangewend worden in het kader van een federaal solidariteitsfonds dat aldus een structurele en permanente ondersteuning voorziet van de arme zones uit situatie 2 en 6. 7.5. Federale steun voor zones die onmiddellijk een eigen inspanning leveren De federale overheid voorziet een bedrag van 200 miljoen bijkomende steun; dit specifiek ten behoeve van de zones die direct een eigen inspanning moeten leveren. Dit bedrag stemt overeen met de helft van het bedrag van de eigen inspaning. (zie 3.2. eerste gedachtenstreep) 3.6. Federaal solidariteitsfonds Vanaf 2003 zal er een federaal solidariteitsfonds zijn, dat 500 miljoen omvat. (Zie 3.4. : 300 miljoen en 3.5. : 200 miljoen) Dit bedrag zal onder andere besteed worden om de 'arme' gemeenten te helpen bij moeilijkheden die zijn ondervinden bij het terugbetalen van de onderlinge solidariteit tussen de zones. 3.7. De veiligheidscontracten 1. Het preventieluik van de samenlevings- en veiligheidscontracten (Svcontract) wordt bestendigd.2. Het politieluik van de samenlevings- en veiligheidscontracten wordt verlengd tot eind 2001.Dit brengt andermaal een kostenplaatje mee voor de federale overheid van 550 miljoen. 3. Vanaf 2002 ontvangen de 29 gemeenten met een samenlevings- en veiligheidscontract een bedrag van 480 miljoen.Dit komt overeen met de kost voor het burgerpersoneel van het politieluik. Dit bedrag gaat naar de gemeente en niet naar de zone. Niets belet echter dat deze mensen kunnen werken ten behoeve van de zone. In dit geval zal dit verrekend worden in de intrazonale verdeling. 4. De gemeenten en steden met een SVContract die hulpagenten hebben aangeworven in het kader van het SVContract kunnen deze behouden. Evenwel worden deze verrekend in de intrazonale verdeling. 5. We stellen vast dat zelfs na het ten laste nemen door de federale overheid van de kosten gelinkt aan het burgerpersoneel er nog steeds vier zones zijn met een negatief saldo.Om te voorkomen dat geen enkele zone met een veiligheidscontract nog deficitair is, zal de federale overheid deze vier deficitaire zones bijstaan met een bedrag van ongeveer 35 miljoen. 6. Gezien de zone "Neupré-Seraing" tot situatie 4 behoort en dus geen interzonale solidariteit ontvangt, geniet zij van een bijkomende inspanning.Om de ganse operatie voor deze zone uiteindelijk op een nuloperatie te laten uitdraaien en dit gelet op het verlies van politieluik met uitzondering van de burgers cfr. Punt 3. - van de samenlevings- en veiligheidscontracten, zal de federale overheid bijpassen wat nodig is om die nuloperatie te bereiken. Er dient rekening te worden gehouden met het feit dat de boventallige ex-rijkswachters de eerste twee jaar zullen betaald worden via de provisie van 300 miljoen. 3.8. Federale steun en geïntegreerde werking Hiervoor werd 2,3 miljard vrijgemaakt. 500 miljoen hiervan komt ten goede aan de federale politie, wat dus betekent dat 1,8 miljard federale logistiek steun is voorzien voor de lokale politie.

Er zal gewerkt worden via een zesjarenplanning waarin bepaald zal worden welke zones wanneer aan bod zullen komen voor de afwerking van een uniform telecommunicatie en informaticanetwerk, waaraan prioriteit dient gegeven te worden.

Een bedrag van 750 miljoen wordt voorzien om investeringen te verrichten en waarbij voor de zones met een veiligheidscontract een prioritair trekkingsrecht wordt voorzien rekening houdend met de investeringen die zij in het verleden hebben gedaan (onder meer PIP). 3.9. Gebouwen De gebouwen van de territoriale brigades van de federale politie worden definitief overgedragen in volle eigendom. Echter, de woningen of appartementen alsook de gemengde gebouwen blijven federaal.

Daarboven wordt er nog per ex-rijkswachter een bedrag overgedragen van 200 frank vermenigvuldigd 25 m2 en dit voor het onderhoud. Daarbij wordt ook nog voorzien in een interzonale compensatie omdat er nu éénmaal zones zullen zijn die fraaie en goed onderhouden gebouwen verkrijgen terwijl dit voor andere niet het geval zal zijn. Een correctiemechanisme zal worden toegepast om de waardeverschillen te corrigeren tussen de reële kost en met de reële waarde van het over te dragen gebouw.

Mechanisme : 1. reële kost = objectief bedrag dat de zone in staat moet stellen om de overgedragen ex-rijkswachters te huisvesten = 2 400 frank per m2 maal 25 maal het aantal over te dragen rijkswachters maal 20 jaar (d.i. de normale afschrijvingstermijn). De 2 400 frank per m2 is de reële constructiekost over een periode van 20 jaar, dit bedrag kan gemoduleerd worden zone per zone. 2. reële waarde per jaar is geschatte waarde van het gebouw gedeeld door 20 jaar. 3. uiteindelijk berekent men het verschil tussen 1 en 2 3.10. Tussentijdse evaluaties De meeste gemeenten ondervinden problemen om een exacte raming te maken van de meerkost tengevolge de politiehervormingen. Uit enkele concrete berekeningen is duidelijk gebleken dat de geschatte meerkost realistisch is maar evident voor betwisting vatbaar.

Eind 2002 zal met kennis van zaken, op zowel federaal als lokaal niveau, een globale evaluatie worden gemaakt. Deze tussentijdse evaluatie zal indien nodig een aanpassing geven van de federale dotatie. 4. De gegevens voor alle zones In de hierna gepubliceerde lijst vindt u de gegevens terug voor wat de federale dotatie in zijn globaliteit betreft. DUQUESNE Minister van Binnenlandse Zaken Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Legende : Dotatietabel (Kolom B) « Situatie » : In de overzichtslijsten (spreadsheets), verwijzen de opsommingen telkens naar de situaties die hieronder schematisch worden voorgesteld. (1) Het betreft een situatie met een positief eindsaldo, ten opzichte van de norm.De startcijfers zijn ofwel gelijk aan de norm, ofwel kleiner dan de norm, maar eigenlijk is dat niet van belang. De norm kan gehaald worden met « overschot ». (2) Eindsaldo is negatief ten opzichte van de norm.Het initiële startcijfer is gelijk aan de norm of groter dan de norm. (3) Eindsaldo is positief ten opzichte van de norm, en zelfs genoeg om het initiële startcijfer (g norm) te bekostigen.(4) Eindsaldo is positief ten opzichte van de norm, maar niet genoeg om het initiële startcijfer (g norm) te bekostigen.(5) Eindsaldo is negatief ten opzichte van de norm, maar ligt toch al hoger dan het initiële startcijfer (dat kleiner is dan de norm).(6) Eindsaldo is negatief ten opzichte van de norm, en zelfs niet genoeg om het initiële startcijfer (dat kleiner is dan de norm) te bekostigen. (Kolom F) « NORM » : De KUL-norm werd berekend door middel van een regressie-analyse door de APSD/PBO in samenwerking met experts van de katholieke universiteit Leuven (K.U.L. - Instituut van sociale en economische geografie).

We benadrukken nogmaals dat deze berekening een gemiddelde norm per zone toekent. Er gebeurt een optimale herverdeling van het bestaand lokaal effectief (27322 politieambtenaren). (Kolom G) « START » : aantal politieambtenaren (gemeentelijke politieagenten en rijkswachters) waarmee rekening wordt gehouden in de regressie-analyse. (Kolom H) « Start GP » : aantal gemeentelijke politieambtenaren waarmee rekening wordt gehouden in de regressie-analyse (hulpagenten inbegrepen). (Kolom I) « Start RW » : aantal rijkswachtambtenaren waarmee rekening wordt gehouden in de regressie-analyse. (Kolom J) = federale basisdotatie. (Kolom K) = het verschil tussen de dotatie en het vereiste bedrag om het personeel te betalen tot aan de norm. (Kolom L) = het verschil tussen de dotatie en het vereiste bedrag om het personeel te betalen waarmee in de regressie-analyse rekening wordt gehouden. (Kolomen T en U) Voor de politiezones werd per type van verstedelijkingsgraad een listing gemaakt van de bedragen, besteed aan politie (politiebudget), omgerekend per inwoner. Indien we in ieder type de mediaan vastleggen (= de middelste waarneming van een groep gegevens die geordend werd van groot naar klein; 50 % van de observaties bevindt zich boven deze waarde, 50 % bevindt zich beneden deze waarde), krijgen we de volgende waarden : Type van Mediaan inzake politiebudget verstedelijkingsgraad per inwoner 1 (meest verstedelijkt 8 082 Bef./inw 2 4 824 Bef./inw 3 3 162 Bef./inw 4 2 358 Bef./inw 5 (zeer ruraal) 1 995 Bef./inw (Kolom Y) : Hier wordt de fiscale draagkracht van elke zone vermeld. Deze wordt uitgedrukt door middel van het belastbaar inkomen per inwoner. De zones worden op deze parameter vergeleken.

In de rekenbladen hebben we iedere zone een code toegekend, die ons een indicatie geeft van de financiële draagkracht van de zone op dit vlaak.

Een zone met code Q1Houdt in dat deze zone zich in de onderste observaties van de lijst bevindt (onder de 25 %) (bij de 25 % « ârmste » zones).

Een zone met code Q2 Betekent dat deze zone minder « arm » is dan de vorige categorie, vermits ze zich bevindt tussen de 25 % en 50 % van de observaties Een zone met code Q3 Betekent dat deze zone zich reeds « rijker dan de doorsnee » mag noemen, vermits ze zich bevindt tussen de 50 % en 75 % van de observaties.

Een zone met code Q4 Betekent dat het gaat om een zone die zich in de hoogste 25 % van het geheel bevindt. (Kolom AF) : De inspanning voor deelname aan de solidariteit wordt verminderd met 20 % voor de politiezones die genieten van een BBI dat minder bedraagt dan 330 000 BEF per inwoner. (Kolom AG) : De inspanning voor deelname aan de solidariteit wordt verhoogd met 10 % voor de politiezones die genieten van een BBI dat meer bedraagt dan 480 000 BEF per inwoner. (Kolom AK) : Om het gemakkelijker te maken voor de zones die eigen inspanningen moeten leveren, werd er beslist om het deel « eigne inspanningen » te halveren.

^