Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 01 april 2020
gepubliceerd op 08 april 2020

Ministerieel besluit over de tegemoetkoming door het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds aan land- en tuinbouwers met liquiditeitsproblemen ten gevolge van de uitbraak van COVID-19

bron
vlaamse overheid
numac
2020020750
pub.
08/04/2020
prom.
01/04/2020
ELI
eli/besluit/2020/04/01/2020020750/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

VLAAMSE OVERHEID

Landbouw en Visserij


1 APRIL 2020. - Ministerieel besluit over de tegemoetkoming door het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds aan land- en tuinbouwers met liquiditeitsproblemen ten gevolge van de uitbraak van COVID-19


Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: - de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993; - het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994, artikel 12, § 3, eerste lid, 5°, ingevoegd bij het decreet van 28 juni 2013; - het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 18/01/2016 numac 2016035009 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de taken, het beheer en de werkwijze van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds sluiten betreffende de taken, het beheer en de werkwijze van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds, artikel 6.

Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 30 maart 2020. - Er is geen advies gevraagd aan de Raad van State met toepassing van artikel 3, § 1, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. Er is een dringende noodzakelijkheid omdat de uitbraak van COVID-19 en de daaropvolgende uitzonderlijke maatregelen die wereldwijd zijn genomen, de bedrijfsreserves van veel bedrijven uitputten. Dat brengt enorme inkomstenverliezen met zich mee voor de getroffen bedrijven. Daardoor raakt hun continuïteit op zeer korte termijn ernstig in gevaar. De maatregelen in dit besluit moeten dringend worden genomen om dat zo veel mogelijk te vermijden.

DE VLAAMSE MINISTER VAN ECONOMIE, INNOVATIE, WERK, SOCIALE ECONOMIE EN LANDBOUW BESLUIT: HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° erkende kredietinstelling: een kredietinstelling als vermeld in artikel 1 van het ministerieel besluit van 6 december 2018Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 06/12/2018 pub. 13/12/2018 numac 2018206222 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Ministerieel besluit tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Raad van Beheer van het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen type ministerieel besluit prom. 06/12/2018 pub. 19/12/2018 numac 2018032446 bron brussels hoofdstedelijk gewest Ministerieel besluit tot wijziging van de bijlage III van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 mei 2005 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen type ministerieel besluit prom. 06/12/2018 pub. 19/12/2018 numac 2018032447 bron brussels hoofdstedelijk gewest Ministerieel besluit tot wijziging van de bijlage I van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 31 augustus 2006 houdende de reglementering van de handel in en de keuring van zaaigranen type ministerieel besluit prom. 06/12/2018 pub. 15/01/2019 numac 2018032554 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Ministerieel besluit van tot wijziging van het ministerieel besluit van 1 februari 2013 houdende aanwijzing van een rekenplichtige voor de administratieve dienst met boekhoudkundige autonomie voor het beheer van de identiteitskaarten en van het Rijksregister type ministerieel besluit prom. 06/12/2018 pub. 15/03/2019 numac 2019200954 bron ministerie van de duitstalige gemeenschap Besluit van de Regering tot wijziging van het ministerieel besluit van 17 april 2008 houdende aanwijzing van de leden van de commissie voor de aanwijzing van de inrichtingshoofden in het secundair gemeenschapsonderwijs sluiten tot erkenning van kredietinstellingen ter uitvoering van artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 18/01/2016 numac 2016035009 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de taken, het beheer en de werkwijze van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds sluiten betreffende de taken, het beheer en de werkwijze van het Vlaams Landbouw-investeringsfonds en tot opheffing van het ministerieel besluit van 2 februari 2016;2° operationele kosten: de operationele kosten, vermeld in de bijlage bij het ministerieel besluit van 1 oktober 2007 betreffende bepalingen en minimumstandaard voor de bedrijfseconomische boekhouding in de landbouw dienstig als basis voor de door de Vlaamse overheid gesteunde adviseringssystemen;3° VLIF: het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds, opgericht bij artikel 12 van het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994. HOOFDSTUK 2. - Voorwaarden voor de waarborg

Art. 2.Er kan een tijdelijke VLIF-waarborg verleend worden voor kredieten met het oog op de verhoging van de werkingsmiddelen, die operationele kosten financieren.

De kredieten, vermeld in het eerste lid, worden verleend door een erkende kredietinstelling.

De waarborg, vermeld in het eerste lid, heeft een maximale looptijd van drie jaar en wordt maandelijks evenredig afgebouwd over de looptijd van de waarborg.

De waarborg, vermeld in het eerste lid, wordt opgenomen binnen de toegekende VLIF-machtiging.

De waarborg, vermeld in het eerste lid, wordt verleend in de vorm van de-minimissteun en onder de voorwaarden, vermeld in verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector, PB L 352, 24 december 2013, p. 9-17, zoals gewijzigd door verordening (EU) 2019/316 van de Commissie van 21 februari 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector, PB L 51I van 22 februari 2019, p. 1-6.

Art. 3.De waarborg, vermeld in artikel 2, eerste lid, kan alleen toegekend worden als aan al de volgende voorwaarden voldaan is: 1° de aanvrager is een landbouwer met lopende VLIF-steundossiers of een landbouwer die een landbouwbedrijf exploiteert dat een brutobedrijfsresultaat per bedrijfsleider van minimaal 40.000 euro aantoont; 2° het bedrijf is geen onderneming in moeilijkheden conform de definitie, vermeld in punt 2.2 van de Richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (2014/C 249/01); 3° de aanvrager verklaart de intentie te hebben het bedrijf minstens voor de looptijd van de toegekende waarborg te blijven exploiteren;4° met de tussenkomst van een erkende kredietinstelling is een financiële analyse van het bedrijf bezorgd;5° de aanvrager heeft de de-minimisverklaring, die opgenomen is in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, ondertekend;6° het gewaarborgde krediet heeft een maximale looptijd van zeven jaar;7° de liquiditeitsproblemen van het landbouwbedrijf dat de aanvrager exploiteert, kunnen op een van de volgende manieren worden aangetoond: a) de aanvrager toont aan dat zijn omzet na 1 februari 2020 met minimaal 15% is gedaald in vergelijking met eenzelfde periode in 2019;b) de aanvrager toont aan dat minimaal 25% van zijn verkoopsklare producten op jaarbasis verloren gaan omdat ze niet verkocht kunnen worden; De financiële analyse, vermeld in het eerste lid, 4°, geeft een overzicht van al de volgende elementen: 1° een vermoedelijk tijdelijk liquiditeitstekort op het bedrijf;2° de vermogenstoestand van de aanvrager, waarbij een overzicht wordt gegeven van de waarde van de roerende en onroerende goederen op het bedrijf en de lopende schulden;3° de kredietlasten en de draagbaarheid van de kredietlasten, waarbij aangetoond wordt dat de aanvrager gedurende de looptijd van de gevraagde waarborgperiode de capaciteit heeft om de bestaande en de nieuwe kredietlasten terug te betalen;4° de berekening van de jaarlijkse operationele kosten.De berekening kan zowel gebaseerd zijn op een bedrijfseconomische boekhouding, een vennootschapsboekhouding als op een interne berekening op basis van de eigen gegevens over de sector en het bedrijf; 5° de waarborgpositie van de aanvrager.

Art. 4.Het gewaarborgde kredietgedeelte bedraagt maximaal de jaarlijkse operationele kosten, zoals aangetoond in de financiële analyse, vermeld in artikel 3, eerste lid, 4°.

Art. 5.Het brutosubsidie-equivalent van de waarborg, vermeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt per bedrijf maximaal 20.000 euro cumulatief gedurende de looptijd van de waarborg.

Het brutosubsidie-equivalent, vermeld in het eerste lid, wordt berekend met de volgende formule: brutosubsidie-equivalent =

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 1° Y = looptijd van de lening;2° y = jaar;3° L = bedrag van de lening (euro);4° r = risico (%);5° a = beheers- en kapitaalkosten (%);6° b = de bijdrage, vermeld in artikel 7;7° r = 1%;8° a = 0,42%.

Art. 6.Gedurende de looptijd van de waarborg, vermeld in artikel 2, eerste lid, kan de begunstigde geen nieuwe VLIF-steun krijgen, tenzij hij aantoont dat de terugbetaling van het krediet niet in het gedrang komt door de financiering van de verrichtingen waarvoor hij de steun vraagt.

Art. 7.De begunstigde krijgt de waarborg, vermeld in artikel 2, eerste lid, als hij een bijdrage betaalt. Hij betaalt de bijdrage aan het VLIF binnen dertig dagen na de dag waarop aan de kredietinstelling is meegedeeld dat de waarborg is toegekend. Als het VLIF de bijdrage niet binnen die termijn ontvangt, wordt de waarborg van rechtswege ingetrokken.

De bijdrage, vermeld in het eerste lid, wordt berekend met de volgende formule: bijdrage =

(0,225% x IB) +

N

? ([(0,05% + 1) > (1/12)]-1) x UBi

i = 0


waarbij: 1° IB = initieel gewaarborgd bedrag;2° UBi = uitstaand gewaarborgd bedrag in maand i na afbouw van de waarborg in maand i;3° N = aantal maanden dat de waarborg loopt.

Art. 8.De waarborg, vermeld in artikel 2, eerste lid, kan enkel toegekend worden als het gewaarborgde krediet niet van enige andere vorm van overheidswaarborg geniet. HOOFDSTUK 3. - Procedure van de steunaanvraag

Art. 9.De steunaanvraag kan tot en met 30 september 2020 ingediend worden via het e-loket.

In het eerste lid wordt verstaan onder e-loket: het elektronische loket dat de bevoegde entiteit ontwikkelt en beheert en dat gebruikt wordt om steun aan te vragen.

Art. 10.Artikel 16, 19, 22, 23, tweede lid, en artikel 24 tot en met 29 van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 18/01/2016 numac 2016035009 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de taken, het beheer en de werkwijze van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds sluiten betreffende de taken, het beheer en de werkwijze van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds en artikel 5 en 21 tot en met 26 van het ministerieel besluit van 3 februari 2016 betreffende de taken, het beheer en de werkwijze van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds zijn van overeenkomstige toepassing op de waarborg, vermeld in artikel 2, eerste lid, van dit besluit. HOOFDSTUK 4. - Inwerkingtreding

Art. 11.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Brussel, 1 april 2020.

De Vlaamse minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale economie en Landbouw, H. CREVITS

Bijlage. Formulier voor de verklaring op erewoord over de de-minimissteun, vermeld in artikel 3, eerste lid, 5°, en bijkomende informatie Inleiding Het door de Vlaamse overheid voorziene steunbedrag vormt de de-minimissteun, zoals bepaald in de de-minimisverordening nr. 1408/2013(1), voor activiteiten die verband houden met de productie van landbouwproducten.

Bovenvermelde verordening stelt een aantal voorwaarden vast, waarop de Europese Commissie toeziet. Eén van de voorwaarden is dat het totale bedrag van landbouw-de minimissteun dat wordt toegekend aan één onderneming niet meer mag bedragen dan 20.000 euro over een periode van drie jaar. Dit plafond is van toepassing ongeacht de vorm van de steun, ongeacht de overheidsinstantie die deze steun toekent en ongeacht het daarmee beoogde doel. Alle de-minimissteun uit de referentieperiode moet opgeteld worden. VLIF-steun en directe steun uit de toeslagrechten worden niet als de-minimissteun beschouwd. Als u in het verleden al de-minimissteun hebt ontvangen, dan hebt u in principe een gelijkaardig document als dit ontvangen en ingevuld.

Via dit formulier verklaart de begunstigde onderneming op eer dat door de toekenning van de beoogde de- minimissteun het plafond van de onderneming niet wordt overschreden. Indien de onderneming dit plafond wel overschrijdt, moet het volledige bedrag de-minimissteun worden teruggevorderd, ook het gedeelte van de steun dat het plafond niet overschrijdt.

U leest hierover meer op: http://lv.vlaanderen.be/nl/landbouwbeleid/landbouwbeleid-eu/steunmelding/staatssteun/de-minimis.

Verklaring Hierbij verklaart ondergetekende, dat aan de hierna genoemde onderneming OFWEL over de periode van 01/ 01/........... (jaartal 2 jaren gelegen vóór de datum van ondertekening van deze verklaring) tot ..../....../........... (datum van ondertekening van deze verklaring) eerdere de- minimissteun(2) is toegekend tot een totaal bedrag van €...................................................

Een kopie van gegevens waaruit de eerder toegekend de-minimissteun blijkt, wordt toegevoegd aan deze verklaring.

OFWEL over de periode van 01/ 01/........... (jaartal 2 jaren gelegen vóór de datum van ondertekening van deze verklaring) tot ..../....../........... (datum van ondertekening van deze verklaring) niet eerder de- minimissteun is toegekend.

EN - niet al voor dezelfde in aanmerking komende kosten staatssteun werd verleend op grond van een groepsvrijstellingsverordening of een besluit van de Europese Commissie, indien door de de-minimissteun het maximum van de op basis van die groepsvrijstellingsverordening of dat besluit toegestane steun zou worden overschreden.

Volledig en naar waarheid ingevuld door: bedrijfsnaam . . . . . landbouwernummer . . . . . naam en functie . . . . . adres . . . . . postcode en plaatsnaam . . . . . datum handtekening _______ Nota's (1) Verordening (EU) nr.1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PB L 352 van 24 december 2013). (2) De toegekende steun moet niet reeds zijn uitgekeerd. Toelichting bij de verklaring op eer Deze toelichting dient louter als hulpmiddel bij het invullen van de de-minimisverklaring. Aan deze toelichting kunnen geen rechten worden ontleend. 1. Het begrip staatssteun en de-minimissteun Als staatssteun wordt beschouwd steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.Vooraleer de lidstaten dergelijke staatssteun toekennen, moeten ze die melden aan de Europese Commissie, want zij moet eerst haar goedkeuring geven.

Overheidsmaatregelen die voldoen aan verordening (EG) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimisissteun in de landbouwsector (hierna: de landbouw-de-minimisverordening) worden niet beschouwd als staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de EU en zijn vrijgesteld van bovenstaande verplichtingen. 2. Het begrip onderneming Het begrip 'onderneming' wordt in rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie omschreven als 'elke eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd'.Niet alleen privaatrechtelijke rechtspersonen kunnen dus een onderneming vormen, ook een publiekrechtelijke instelling, met of zonder rechtspersoonlijkheid, kan als een onderneming worden beschouwd. Onder 'economische activiteit' moet worden verstaan 'het aanbieden van goederen en diensten op de markt'. 3. Periode van de-minimissteun Ten aanzien van de periode van de-minimissteun is een aantal aspecten van belang: 1.de periode van drie jaar is voortschrijdend. Daardoor moet elke keer dat er de-minimissteun wordt toegekend, het totale bedrag van de de- minimissteun die gedurende het lopende en de twee voorafgaande jaren is verleend, in aanmerking worden genomen; 2. de de-minimissteun wordt geacht te zijn verleend op het tijdstip waarop de begunstigde een wettelijke aanspraak op de steun verwerft. Dit is de datum waarop de overheid besluit aan de betreffende onderneming steun te verlenen. 4. Bedrag van de-minimissteun Het steunplafond van € 20.000 wordt als bruto subsidie-equivalent uitgedrukt, d.i. vóór aftrek van belastingen of andere heffingen.

De landbouw-de-minimisverordening staat niet toe dat ondernemingen voor dezelfde in aanmerking komenook staatssteun ontvangen die door de Commissie van de Europese Gemeenschappen is goedgekeurd of binnen het toepassingsgebied van een groepsvrijstellingsverordening valt, indien daardoor het maximum van de op grond daarvan toegestane steun zou worden overschreden. 5. Gevolgen kwalificatie van de steun als de-minimissteun Als een overheid van plan is de-minimissteun te verlenen, moet ze de betreffende onderneming schriftelijk op de hoogte brengen van het steunbedrag.Ze moet daarbij ook vermelden dat het om de-minimissteun gaat, moet verwijzen naar de toepasselijke verordening en de titel en waar die te vinden is in het Publicatieblad van de Europese Unie. Bij een eventueel volgend verzoek om de-minimissteun, zal het bedrijf aan de daarvoor bevoegde overheid informatie over deze de-minimissteun moeten geven. Elke keer als er de-minimissteun wordt verleend, zullen de voorwaarden van de de-minimisverordening opnieuw moeten worden getoetst.

Als achteraf blijkt dat hierover onjuiste of onvolledige informatie is gegeven, of als na de uitbetaling van de steun mocht blijken dat het steunplafond van de betreffende onderneming toch is overschreden, dan moet en zal het volledige verleende voordeel, inclusief rente, worden teruggevorderd. 6. Verzamelen en bewaren van alle informatie De lidstaten verzamelen en bewaren alle informatie die betrekking heeft op de toepassing van de landbouw-de-minimisverordening.Deze dossiers moeten alle informatie bevatten die nodig is om na te gaan of aan de voorwaarden van de landbouw-de minimisverordening is voldaan.

Deze dossiers moeten tien jaar worden bewaard. Op verzoek van de Europese Commissie moet de lidstaat alle informatie over verleende de-minimissteun verstrekken. 7. Disclaimer Het beleidsdomein Landbouw en Visserij doet er alles aan om ervoor te zorgen dat alle gegevens in dit formulier volledig, accuraat en actueel zijn.Fouten, onvolledigheden of verouderde gegevens kunnen echter nooit worden uitgesloten. Het beleidsdomein kan daarover dan ook geen enkele waarborg geven. Het beleidsdomein kan daarom nooit aansprakelijk gesteld worden voor schade en/of verlies, van welke aard ook, die zou voortvloeien uit het gebruik of de raadpleging ervan.

Bovendien kan het beleidsdomein ook nooit aansprakelijk gesteld worden voor enige schade, van welke aard ook, die zou voortvloeien uit beslissingen die u zou nemen op basis van enige gegevens en/of informatie van dit formulier.

Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 1 april 2020 over de tegemoetkoming door het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds aan land- en tuinbouwers met liquiditeitsproblemen ten gevolge van de uitbraak van COVID-19.

Brussel, 1 april 2020.

De Vlaamse minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale economie en Landbouw, H. CREVITS

^