Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 01 februari 2001
gepubliceerd op 02 maart 2001

Ministerieel besluit houdende de bekrachting van de programma's en richtlijnen voor de permanente vorming van magistraten voor 2001

bron
ministerie van justitie
numac
2001009116
pub.
02/03/2001
prom.
01/02/2001
ELI
eli/besluit/2001/02/01/2001009116/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

1 FEBRUARI 2001. - Ministerieel besluit houdende de bekrachting van de programma's en richtlijnen voor de permanente vorming van magistraten voor 2001


Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid op art. 259bis-9 § 3, ingevoegd bij wet van 22 december 1998;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3 § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de in toepassing van artikel 259-bis-9, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek door de verenigde benoemings-en aanwijzingscommissie voorbereide richtlijnen en programma's voor de permanente vorming van magistraten met betrekking tot het jaar 2001 op 28 juni 2000 door de algemene vergadering van de Hoge Raad voor de Justitie werden goedgekeurd;

Overwegende dat deze goedgekeurde richtlijnen en programma's op 20 juli 2000 aan de Minister van Justitie werden overgemaakt met het oog op de bekrachtiging ervan;

Overwegende dat deze programma's en richtlijnen na de goedkeuring door de algemene vergadering van de Hoge Raad voor de Justitie nog geactualiseerd werden en de uiteindelijk te bekrachtigen versie op 12 december 2000 werd overgemaakt aan de Minister van Justitie;

Overwegende dat de programma's en de richtlijnen ten dringend dienen te worden bekrachtigd en bekendgemaakt met het oog op de aanvang van de vergaderingen van de coördinatoren met de subwerkgroepen die deze programma's vanaf januari 2001 moeten uitwerken, Besluit :

Artikel 1.De programma's en richtlijnen voor de permanente vorming voor magistraten met betrekking tot het jaar 2001 bedoeld in artikel 259bis-9, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek voor het jaar 2001, zoals voorbereid door de verenigde benoemings en aanwijzingscommissie en goedgekeurd op 28 juni 2000 door de algemene vergadering van de Hoge Raad voor de Justitie, gevoegd als bijlage bij dit besluit, worden bekrachtigd.

Art. 2.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Brussel, 1 februari 2001.

De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

Richtlijnen en programma's voor de permanente vorming van magistraten met betrekking tot het jaar 2001.

Voorbereid door de Verenigde Benoemings- en Aanwijzingscommissie in haar vergadering van 27 juni 2000.

Goedgekeurd door de Hoge Raad voor de Justitie in zijn algemene vergadering van 28 juni 2000.

VOORWOORD RICHTLIJNEN Overeenkomstig art. 259bis-9 van het Gerechtelijk Wetboek worden de richtlijnen en programma's voor de permanente vorming van de magistraten goedgekeurd door de algemene vergadering van de Hoge Raad voor de Justitie en ter bekrachtiging voorgelegd aan de Minister van Justitie.

In dit voorwoord van het eerste programma goedgekeurd door de Hoge Raad worden een aantal richtlijnen geformuleerd die bij de organisatie van de opleidingen voor magistraten en gerechtelijke stagiairs in acht genomen moeten worden.

Zoals de voorgaande jaren, werd de uitwerking van dit opleidingsprogramma voorafgegaan door een uitgebreide peiling naar de behoeften in gerechtelijke kringen. Het spreekt immers vanzelf dat de voorgestelde opleidingsprojecten moeten beantwoorden aan reële noden.

KRACHTLIJNEN Opleiding is zowel een recht als een plicht voor de magistraten Een degelijke magistratuur, die bekwaam is en uitstekende prestaties levert, vereist een degelijke opleiding.

Opleiding is een recht.

Het meest gehoorde obstakel voor de effectieve deelname van magistraten aan opleidingsprogramma's is de ontoereikende beschikbaarheid ingevolge hun werklast.

Zelfs indien decentralisatie van bepaalde opleidingen gedeeltelijk tegemoet kan komen aan dit probleem, blijft het noodzakelijk om voor iedereen een werkelijk recht op opleiding te erkennen, zonder dat hierbij evenwel de dienstregeling in het gedrang gebracht mag worden.

Dit houdt in : - dat een minimum aan tijd vrijgemaakt kan worden met het oog op opleiding en dat het recht van elke magistraat op een opleidingskrediet van vijf werkdagen per semester bekrachtigd wordt.

In voorkomend geval moet de wet in deze zin aangepast worden. In dit verband mag aangestipt worden dat verschillende korpschefs reeds initiatieven hebben genomen om de magistraten van hun rechtsmacht vrij te stellen ten einde te kunnen deelnemen aan opleidingen die hen rechtstreeks aanbelangen. Deze voorbeelden moeten aangemoedigd worden. - dat de vervanging van de magistraat tijdens de duur van de opleiding verzekerd kan worden, zonder de werklast van zijn collega's te verhogen, hetgeen onder meer in de « kleine » rechtsmachten problemen stelt. Hiertoe moet het kader van elke rechtsmacht voldoende aangepast of uitgebreid worden, hetgeen de voorkeur verdient boven een voortdurend inschakelen van plaatsvervangende magistraten.

De korpschef bekleedt een centrale plaats bij het beheer van de opleidingen die de magistraten van zijn rechtsmacht volgen.

Opleiding is een plicht De toename van nieuwe, vaak ingewikkelde wetten, de vermenigvuldiging van juridische informatiebronnen, de grotere specialisatie van advocaten, de internationalisering van het recht en het ontstaan van nieuwe technologieën vereisen het voortdurend op peil houden van de kennis en vaardigheden van de magistraten om de kwaliteit van de openbare dienst van de justitie te verbeteren, onder meer door een grotere rechtszekerheid.

De bereidheid van magistraten om hun kennis voortdurend op peil te houden en de wil om zich te vervolmaken in de materies die ze beoefenen, zullen in aanmerking genomen worden bij hun evaluatie, hierbij weliswaar rekening houdend met de effectieve mogelijkheden waarover ze in hun dagelijkse werksituatie beschikken om aan opleidingen deel te nemen.

De beroepsopleiding van de magistraten is geen academisch onderwijs Een aanzienlijke meerderheid van de magistraten vraagt een praktijkgerichte beroepsopleiding.

Naast colloquia, seminaries en studiedagen die traditioneel georganiseerd worden door de universiteiten, is het van belang om tegemoet te komen aan de specifieke behoeften van de magistraten aangaande hun opleiding door een beroep te doen op lesgevers die gekozen worden onder practici en door middel van pedagogische formules die gericht zijn op kritische bezinning en concrete uitwerking (workshops, uitwisseling van beroepservaringen, enz.).

De oprichting van een onafhankelijke structuur zou een professionele organisatie van de opleiding van de magistraten mogelijk moeten maken.

Deze structuur moet volgende taken vervullen : - de organisatie van diverse vormen van opleidingen, in samenwerking met de universiteiten, de balies en, op Europees vlak, de andere scholen en gerechtelijke opleidingscentra; - de verspreiding van informatie betreffende de verschillende bestaande opleidingen; - het afstemmen van het aanbod van opleidingen op de vraag hiernaar.

PRAKTISCHE UITVOERING Rekening houdend met de ervaringen die opgedaan werden sinds 1996, wenst de Hoge Raad voor de Justitie de volgende aanbevelingen te formuleren om de praktische organisatie van de sessies door de opleidingsdienst van het Ministerie van Justitie te verbeteren.

De aanwijzing van magistraten voor de uitvoering van de opleidingsprogramma's Bij de voorbereiding van dit programma alsook van het programma van de gerechtelijke stage is meermaals gebleken dat de voortdurende inhoudelijke opvolging van de opleidingen voor de magistraten te wensen overlaat.

In een aantal gevallen zijn er duidelijke overlappingen en herhalingen tussen opleidingen gebleken die in de toekomst vermeden moeten worden.

Een doorgedreven voorbereiding van de lesgevers door magistraten verantwoordelijk voor de opleidingsprogramma's zal hiertoe bijdragen.

In dit kader moet het geven van opleidingen door een ploeg van lesgevers aangemoedigd worden, aangezien deze aanpak de nodige dynamiek en kritische benadering met zich meebrengt. Het zou eveneens nuttig zijn er bij de korpschefs op aan te dringen dat ze aan de lesgevers voldoende voorbereidingstijd voor hun lessen zouden geven.

Dit laatste punt hangt nauw samen met de hiervoor reeds geuite wens een effectief opleidingsrecht toe te kennen.

Een pragmatische aanpak moet gestimuleerd worden. Vanuit pedagogisch oogpunt worden te veel opleidingen nog georganiseerd volgens een academisch model met een uiteenzetting gevolgd door een vraag- en antwoordsessie. De lesgevers moeten ertoe aangezet worden om hun uiteenzettingen toe te spitsen op actuele en concrete implicaties van de materie die ze behandelen en deze te illustreren met praktische voorbeelden en individuele of groepsoefeningen.

Ook de evaluatie, zowel van de lesgevers als van de inhoud van de lessen, kan verbeterd worden (individuele mening van de deelnemers, groepsverslagen). Daarnaast moet een globale evaluatie van alle opleidingen in hun geheel welke nu onbestaande is plaats vinden.

De aanwijzing van twee magistraten bij koninklijk besluit zoals voorzien door artikel 259bis-9, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek zal in belangrijke mate bijdragen tot het wegwerken van deze euvels en leiden tot een voortdurende verbetering en evaluatie van de opleidingen.

De Hoge Raad voor de Justitie dringt erop aan dat twee magistraten met deze opdracht belast zouden worden.

De deelneming aan de programma's en registratie van de deelnemers Een goed gebruik van de tijd die besteed wordt aan opleiding vereist dat de programma's ten minste zes maanden vooraf worden medegedeeld.

De effectieve deelneming aan de sessies moet aangemoedigd worden, hetgeen impliceert : - de voorbereiding door de deelnemers die vooraf moeten meedelen welke vragen of bijzondere problemen met betrekking tot het onderwerp door de lesgevers behandeld zouden moeten worden; - de registratie van de deelnemers opdat met kennis van zaken conclusies getrokken zouden kunnen worden betreffende de belangstelling voor bepaalde opleidingen, en dit door middel van een aangepast informaticaprogramma dat de opleidingsdienst zou moeten aankopen. Enkel op deze wijze kunnen magistraten gericht opgeleid worden in functie van de kennis, vaardigheden en attitudes die zij moeten bezitten. Een succesvol voorbeeld van een dergelijke registratie die uitgebreid moet worden tot alle opleidingen, is de opleiding inzake managementtechnieken; - de opvolging in de rechtsmacht, ten einde de programma's maximaal te laten renderen voor de collega's van de magistraat die is ingeschreven voor een opleiding.

Alle programma's moeten toegankelijk zijn, niet enkel voor effectieve magistraten, maar ook voor gerechtelijke stagiairs, plaatsvervangende magistraten, referendarissen en parketjuristen. Hierbij moet evenwel de precieze afbakening van de doelgroep gerespecteerd worden, bij voorbeeld voor de uitwisseling van beroepservaringen die voorbehouden zou moeten worden voor de beroepsmagistraten.

Ten aanzien van de plaatsvervangende magistraten zou samen met de korpschefs een informatiecampagne opgezet moeten worden.

Verder zouden opleidingen met een interdisciplinair karakter, waarbij specialisten betrokken zijn van andere disciplines dan het recht, ook toegankelijk moeten zijn voor de leden van deze beroepsgroepen.

Samenwerking en pedagogische methodes De deelneming van magistraten als lesgevers is essentieel. Niettemin is het absoluut noodzakelijk te waken voor een samenwerking met elke andere persoon die over de vereiste bekwaamheden beschikt alsook, onder meer, met : - andere gespecialiseerde Belgische instellingen zoals deze opsomming is niet exhaustief de universiteiten, de « Commission Université-Palais » te Luik, Charleroi, Namen, Brussel, het Centrum voor Beroepsvervolmaking in de Rechten te Antwerpen of de Universitaire Permanente Vorming te Brussel . - de buitenlandse opleidingscentra voor magistraten zoals deze opsomming is niet exhaustief de Stichting Studiecentrum Rechtspleging (SSR) in Nederland, de « Ecole nationale de la Magistrature » (ENM) in Frankrijk, de « Académie de droit européen » (ERA) te Trier (Duitsland) .

Wat de pedagogische methodes betreft, moet de voorkeur gegeven worden aan formules die de reële situatie nabootsen, die aanzetten tot een pragmatische aanpak en tot een concrete toepassing van de rechtsregel alsook, bovenal, tot een actieve deelname van de deelnemers (via workshops en uitwisseling van beroepservaringen).

Decentralisatie Ten einde veelvuldige of lange verplaatsingen te voorkomen moeten bepaalde opleidingen gedecentraliseerd verstrekt worden. Dit zal bovendien de integratie van de opleidingen in de dagelijkse gerechtelijke activiteiten bevorderen en opleidingen voor een groter aantal magistraten toegankelijk maken.

Anderzijds moet de uitwisseling van beroepservaringen tussen magistraten van verschillende arrondissementen gestimuleerd worden.

Het is dus aangewezen een evenwicht te vinden tussen beide terechte bekommernissen.

Decentralisatie kan op verscheidene niveaus opgevat worden. Sommige opleidingen, zoals bij voorbeeld deze welke betrekking hebben op de toepassing van nieuwe technologieën (informatica), kunnen best ter plaatse gegeven worden. Andere opleidingen kunnen gegroepeerd worden per rechtsgebied of gewest, zoals bij voorbeeld de uitwisseling van beroepservaringen tussen magistraten die dezelfde materie behandelen in rechtsmachten van een verschillend niveau.

Voor vormingscycli die niet gedecentraliseerd worden, volstaat het de bereikbaarheid van deze opleidingen met het openbaar vervoer, in het bijzonder met de trein, te vergemakkelijken.

Documentatie Idealiter zou de schriftelijke documentatie (met inbegrip van een inhoudstafel en documenten die de oefeningen illustreren) van bij de inschrijving voor een opleiding meegedeeld moeten worden, opdat de deelnemers de sessie zouden kunnen voorbereiden en eventuele vragen of suggesties overmaken aan de lesgevers. In elk geval zouden de deelnemers de documentatie ten laatste op de dag van de opleiding moeten ontvangen. De aandacht van de lesgevers en de coördinatoren moet hierop gevestigd worden zodat de opleidingssessies met succes gevolgd kunnen worden.

Aan de coördinatoren zou gevraagd moeten worden van zeer nabij toe te zien op het respecteren van deze termijnen.

Alle hoven en rechtbanken moeten een exemplaar van elke syllabus of documentatiemap ontvangen en die in hun bibliotheek rangschikken, zodat de documentatie beschikbaar is voor alle magistraten.

Bovendien moet jaarlijks een overzicht van alle beschikbare documentatie gepubliceerd worden.

PROGRAMMA'S I. Functiegebonden opleidingen A. Opleidingen bij het opnemen van een functie : Deze opleidingen zijn bestemd voor magistraten die nog niet of sinds kort een nieuw ambt hebben opgenomen waartoe zij benoemd zullen worden of werden : - onderzoeksrechters coördinatoren : Martin Minnaert en Patrick Mandoux - beslagrechters coördinator : Dominique Cooreman - jeugdmagistraten coördinatoren : Brigitte Hänsch en Luce Kinet - magistraten van het parket en van het arbeidsauditoraat coördinator : Ivo Carmen Hierin kunnen onder meer behandeld worden : het openbaar ministerie en het informatiebeheer, het recherche-overleg, de verhouding tussen het openbaar ministerie en de onderzoeksrechter in het kader van het opsporingsonderzoek en het gerechtelijk onderzoek. - magistraten zetelend in hoger beroep coördinator : Guy Delvoie - rechters en plaatsvervangende rechters van eerste aanleg (eerste aanleg, arbeid, koophandel) coördinatoren : Stefaan Raes (N) en nog aan te wijzen (F) - vrede- en politierechters coördinator : Frans Lievens - leden van de kamers van inbeschuldigingstelling en van de parketten-generaal (wet Franchimont) coördinator : Herman Craeybeckx.

Idealiter moeten deze opleidingen zoveel als mogelijk verstrekt worden vóór het opnemen van de nieuwe functie.

Naar het voorbeeld van de opleiding voor onderzoeksrechters die verplicht gevolgd moet worden alvorens deze functie te kunnen uitoefenen, zou er ook voor beslagrechters en jeugdmagistraten een voorafgaande opleiding opgelegd dienen te worden alvorens ze deze nieuwe functie effectief kunnen uitoefenen.

B. Uitwisseling van beroepservaringen Deze opleidingen moeten magistraten die sinds ten minste één jaar hetzelfde ambt uitoefenen of dezelfde materies behandelen, toelaten hun ervaringen uit te wisselen, de moeilijkheden die ze ondervonden hebben in kaart te brengen, en elementen van oplossing aan te reiken in discussies met ervaren magistraten en met specialisten van de materie.

Voor 2001 wordt voorgesteld dergelijke ontmoetingen te organiseren tussen : - onderzoeksrechters : coördinator : Bernard Puissant; - magistraten van de arbeidsgerechten (zowel van de zetel als van het auditoraat) coördinator : Jacques Petit; - magistraten van de zetel en van het parket bevoegd in familiezaken : coördinator : Patrick Senaeve; - de strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen : coördinator : Jan Van den Berghe; - vertrouwensmagistraten : coördinator : Edith Van den Broeck - magistraten van het parket en van de zetel die bevoegd zijn in zaken van georganiseerde misdaad : coördinator : Benoît Dejemeppe.

II. Begeleiding van wetsherzieningen Het is de bedoeling om aan de hand van concrete casussen, belangrijke wetswijzigingen toe te lichten en te analyseren.

Op dit vlak is het noodzakelijk contact op te nemen met de universiteiten en bepaalde erkende instellingen zoals de « Commission Université-Palais » te Luik, het Centrum voor Beroepsvervolmaking in de Rechten te Antwerpen of de Universitaire Permanente Vorming te Brussel om zoveel mogelijk de eigen opleidingen te coördineren met de initiatieven die deze instellingen (zullen) nemen en te vermijden dat dubbel gebruik zou ontstaan met het aanbod van de rechtsfaculteiten.

De volgende opleidingen worden voorgesteld : - de « Octopus »-wet van 7 december 1998 : de hervorming van de politiediensten coördinator : Rik Vandeputte; - de wetgeving betreffende de nationaliteit coördinator : Colette Debroux.

III. Thematische opleidingen A. Samenleving en hedendaagse problemen - Geweld en seksuele delinquentie (vanuit een beschouwende invalshoek) coördinator : Pierre Rans - De Islam en de Arabische wereld in Europa coördinator : Johan Leman De numerieke omvang van het deel van de bevolking dat de islam belijdt in België en de diverse gevolgen daarvan in het maatschappelijk en juridisch leven vereisen een betere kennis van de doctrine en de geopolitieke rol van de Islam. Het is van belang historische en hedendaagse informatiegegevens over de moslimwereld, als religie en als politiek en sociaal systeem, aan te reiken. - De vreemdelingen in België coördinator : Johan Leman Technische en culturele benadering van de specifieke aspecten van integratie aan het einde van de 20ste eeuw in vergelijking met de stromingen die het begin ervan gemarkeerd hebben.

Plaats van de nationale politiek tegenover de Europese eenwording.

Ook de problematiek van racisme en xenofobie moet hierbij aan bod komen. - Uitsluiting en geweld coördinator : Paul Ponsaers Uitsluiting en het gevoel uitgesloten te worden is dermate toegenomen dat het een zorgwekkend fenomeen in onze samenleving aan het worden is.

Een situatie van uitsluiting, vooral in bepaalde stadswijken en bij jongeren, brengt geweld met zich mee. Rechters voelen overduidelijk de weerslag van deze situatie.

De doelstelling van deze opleiding bestaat erin om : - geweldplegingen te bestuderen in hun samenhang met uitsluiting zowel in zijn zichtbare (delinquentie, kleine maatschappelijke opstootjes) als verdoken vormen (geweldpleging in gezinnen, autodestructief gedrag door drugs, alcohol of zelfmoord) - te onderzoeken welke de rol is van de rechter die, bij de uitoefening van zijn opdracht van beteugeling, regulering en preventie, geconfronteerd wordt met deze verschijnselen. - Gelijke kansen voor mannen en vrouwen coördinator : Jean Jacqmain.

B. Strafrecht en criminologie - Mensenhandel coördinator : Eric Van der Sijpt, in samenwerking met de procureur-generaal bij het hof van beroep te Luik. - Informaticacriminaliteit coördinator : Danielle Cailloux Pragmatische benadering van computerinbraken alsook de problematiek van Internet. - De evolutie van het openbaar ministerie in het grondwettelijk en wettelijk kader coördinator : Cédric Visart de Bocarmé Onderzoek van de evolutie van het parket, in functie van de inwerkingtreding van de wet van 22 december 1998 (verticale en horizontale integratie, federaal parket) en van zijn rol bij het beheer van rechtszaken (strafbemiddeling, werken van algemeen belang, toezicht op alternatieve maatregelen, enz.). - De wapenwetgeving coördinator : Christian de Veth Onderzoek van de nieuwe wetgeving op dit gebied, met de medewerking van, onder meer, ballistische deskundigen. - Zedenmisdrijven, met inbegrip van prostitutie (vanuit een technisch-juridische invalshoek) coördinator : Lieve Pellens Opleiding gericht op specialisatie van magistraten op dit vlak en dit zowel van de zetel als van het parket (kwalificatie van de inbreuken, onderzoekstechnieken, samenwerking tussen beiden). - Verdovende middelen coördinator : Marianne Lejeune - Internationale samenwerking in strafzaken en in politiezaken coördinator : Alain Winants, in het kader van het driehoeksoverleg tussen de procureur-generaal bij het hof van beroep te Gent, de Directeur-generaal Strafwetgeving van het Ministerie van Justitie en de federale procureur (thans nog de nationaal magistraat). - Bewijs in strafzaken en wetenschappelijke vooruitgang coördinator : Anne Leriche De doelstelling van deze opleiding bestaat erin om : - de kennis van gerechtelijke geneeskunde en wetenschappelijke politie te vervolledigen in het licht van de meest recente ontwikkelingen op dit vlak. - de juridische en financiële beperkingen beter te beheersen wanneer men wetenschappelijke hulp moet inroepen en zich te bezinnen over de deontologische aspecten ervan.

Het is van essentieel belang hierbij de fundamentele regels van het bewijsrecht in strafzaken in herinnering te brengen. - De wet « Franchimont » coördinator : Herman Craeybeckx (zowel voor de magistraten van eerste aanleg als voor de magistraten op het niveau van de hoven van beroep) De toepassing van de wet « Franchimont » vereist een permanente opvolging en evaluatie. Zowel op het niveau van eerste aanleg (parketmagistraten en onderzoeksrechters) als op het niveau van beroep (leden van de parketten-generaal en van de kamers van inbeschuldigingstelling) moet een opleiding hierover georganiseerd worden. - De gevangenis coördinatoren : Freddy Pieters (N) en Georges Kellens (F) De gevangenis blijft de eerste verwijzing naar een straf, zelfs indien vrijheidsberoving statistisch gezien slechts een kleine fractie van de uitgesproken straffen vertegenwoordigt. Rond de gevangenisstraf bestaan tal van tegenstellingen; de eerste is al die tussen wel straffen, maar ook verbeteren.

Deze opleiding zou moeten toelaten om het vraagstuk van de gerechtelijke repressieve output aan te snijden alsook om zich te bevragen over de mogelijkheden van beheersing van gevangenisinflatie, over het adequaat aanwenden van de voorlopige hechtenis, alternatieve straffen en verschillende vormen van opschorting. In dit kader moet ook de problematiek van de uitvoering van straffen belicht worden. - Alternatieve maatregelen coördinator : Michel Rozie, in samenwerking met de Steundienst Alternatieve Maatregelen van het Ministerie van Justitie.

Bijzondere opsporingstechnieken (wettelijk kader en toepassing in de praktijk) coördinator : Michèle Coninsx - Gerechtskosten in strafzaken coördinator : Alain Lorent - Het bewijs in strafzaken coördinator : Philip Traest.

C. Burgerlijk recht - Consumptie en overmatige schuldenlast coördinator : Pierre Dejemeppe De betwistingen in verband met consumentenrecht vertegenwoordigen een aanzienlijk deel van de geschillen.

Onder deze noemer moeten ook de roerende en onroerende kredietverstrekking worden onderzocht, misleidende clausules, borgstelling, gereglementeerde overeenkomsten, verkoop aan huis en op afstand, overmatige schuldenlast en collectieve schuldenregeling (wet van 5 juli 1998). - Bouwrecht coördinator : Jean Gillardin - Verzekerings- en aansprakelijkheidsrecht coördinator : Jean-Luc Fagnart - Schadevergoeding coördinatoren : Antoon Boyen (N) en nog aan te wijzen (F) - Het bewijs in burgerlijke zaken coördinator : Jean Laenens.

D. Rechtspleging - Plaats van het slachtoffer in het strafrechtelijk bestel coördinator : Lucien Nouwynck Deze opleiding van proceduriële aard moet uitmonden in een kritische bezinning over de politieke en sociologische betekenis van de nieuwe rechten die aan slachtoffers toegekend werden. - De temporele werking van de wet coördinator : Patricia Popelier - Strategie, methodiek en tactiek bij het voeren van een omvangrijk strafrechtelijk onderzoek coördinator : Alain Bloch - Geschillen inzake juridische bijstand coördinatoren : Georges Van Kersschaever en Marleen Schouteden.

E. Gezin en minderjarigen Rekening houdende met het aantal opleidingen die de afgelopen jaren in deze materie georganiseerd werden, wordt voorgesteld om deze materie te behandelen in het kader van de « uitwisseling van beroepservaringen » (zie hierboven).

F. Sociaal recht coördinator : Jacques Petit - Het Handvest van de sociaal verzekerde - Problemen van gerechtelijk recht - Vraagstukken met betrekking tot het arbeidsrecht - De problematiek van de vreemdelingen bekeken uit het oogpunt van het sociaal recht - Problemen van internationaal recht G. Economisch en handelsrecht - Boekhouding coördinator : Erik De Lembre Deze opleiding omvat : - een basisopleiding, met inbegrip van het lezen van de balans en de resultatenrekening, de beschrijving en analyse van de posten die de moeilijkheden van een onderneming aan het licht brengen - een grondige opleiding (toegankelijk voor wie de basisopleiding gevolgd heeft of reeds over een gespecialiseerde voorkennis beschikt). - Economisch en financieel strafrecht coördinator : Jean Spreutels - Gerechtelijk akkoord en faillissement coördinator : Ivan Verougstraete - Basisopleiding inzake fiscaal recht coördinator : Karel Van Herck Deze opleiding moet georganiseerd worden in samenwerking met het Ministerie van Financiën. - Intellectuele rechten coördinator : Ghislain Londers.

H. Europees en internationaal recht - Gemeenschapsrecht basisopleiding + grondige opleiding coördinator : Koen Lenaerts - Rechten van de mens coördinatoren : Paul Lemmens en Françoise Tulkens I. Interdisciplinaire opleidingen - Rechtsfilosofie coördinator : Lucien François - Milieurecht coördinatoren : Luc Lavrysen (N) en Eric Staudt (F) Onderzoek van de wetgeving in dit domein, onderzoekstechnieken, samenwerking met ambtenaren van de gewesten, kwalificatie van de inbreuken. - De rechtspsychologische benadering van beslissingsprocessen coördinator : Hans Crombag - De methodologie van psychiatrische analyses met betrekking tot toerekeningsvatbaarheid coördinator : Paul Cosyns.

J. Werkbezoeken Hier is het de bedoeling om aan de magistraten een volledig en concreet beeld te geven van de rol en de werking van organen en instellingen zoals de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, de Cel voor Financiële Informatieverwerking, de G.E.F.I.D., het C.B.O. van de Rijkswacht, de A.P.S.D., het Bestuur van de Staatsveiligheid, het N.I.C.C., een strafinrichting, een politiecommissariaat, enz.

Deze bezoeken moeten een beperkt aantal magistraten samenbrengen om het contact met hun gesprekspartners te optimaliseren en een gedachtewisseling en kritische bezinning met hen mogelijk te maken.

IV. METHODOLOGISCHE OPLEIDINGEN - Schriftelijke en verbale expressie coördinatoren : Edward Forrier (N) en Eric Battistoni (F) Het woord is het eerste werkinstrument van de magistraat. Hoe kan men zowel beter begrijpen als beter begrepen worden in de uitoefening van zijn gerechtelijke functies ? Hoe zich duidelijk uitdrukken, argumenteren en overtuigen, zowel op de terechtzitting als in de opstelling van een vonnis, een verslag, enz. ? - Informatica in de praktijk Basisopleiding, opleiding voor gevorderden, netwerken, Internet, enz.

Deze opleidingen kunnen het best lokaal georganiseerd worden door de korpschefs. In eerste instantie kan hierbij gedacht worden aan lokale instellingen die degelijke opleidingen aanbieden zoals, bij voorbeeld, de V.D.A.B. - Plichtenleer van magistraten (nieuwe wetgeving) coördinatoren : Ghislain Londers en Xavier De Riemaecker Analyse van de deontologie en de professionele inzet van vandaag, en dit rond de vraag wat de burger van een magistraat verwacht.

Onderscheiden van fundamentele begrippen zoals onafhankelijkheid, eenheid, het principe van de hiërarchie, collegialiteit, onpartijdigheid.

Behandeling van het positief recht en zijn beginselen (ambtsplichten en waardigheid van het ambt, plichtsverzuim (art. 404 Ger. W.), onverenigbaarheden, redenen tot wraking, verbodsbepalingen.

Behandeling van een aantal actuele deontologische waarden : de plicht tot terughoudendheid en discretie, de persoonlijke kwaliteiten, de plicht tot permanente vorming, het beroepsgeheim, de noodzaak om het publiek in te lichten, de persoonlijke levenssfeer, enz.

Onderzoek van het tuchtrecht in de strikte zin (materieel recht en procedure). - Managementtechnieken Het is aangewezen om hier één of meerdere magistraten bij te betrekken die reeds een managementopleiding gevolgd hebben en daarin praktijkervaring bezitten. coördinator : Guy Delvoie - Talenkennis De Hoge Raad vraagt de Minister van Justitie met aandrang om initiatieven te nemen ten einde volledige taalkennis aan te moedigen, en dit vanaf het stadium van de gerechtelijke stage.

De uitoefening van een gerechtelijke functie in België vereist immers eerst en vooral het leren van, naargelang het geval, Frans of Nederlands opdat men de rechtsleer en rechtspraak die in de andere taal werd gepubliceerd, zou kunnen begrijpen.

Zij omvat ook de kennis van minstens één andere taal, hetgeen onmisbaar is op het ogenblik dat talrijke geschillen internationale dimensies aannemen en dat, op Europees vlak, de impact van het gemeenschapsrecht elke dag toeneemt.

Talenkennis is een element van rijkdom en van openheid naar de buitenwereld en bevordert tevens de integratie in een Europese rechtscultuur.

Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 1 februari 2001 houdende de bekrachting van de programma's en richtlijnen voor de permanente vorming van magistraten voor 2001.

De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

^