Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 03 maart 1999
gepubliceerd op 26 maart 1999

Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 5 april 1995 tot vaststelling van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, voor de in artikel 34, 12°, van dezelfde wet bedoelde verstrekkingen

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
1999022181
pub.
26/03/1999
prom.
03/03/1999
ELI
eli/besluit/1999/03/03/1999022181/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 MAART 1999. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 5 april 1995 tot vaststelling van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, voor de in artikel 34, 12°, van dezelfde wet bedoelde verstrekkingen


De Minister van Sociale Zaken, Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 37, § 12, gewijzigd bij de wet van 20 december 1995;

Gelet op het ministerieel besluit van 5 april 1995 tot vaststelling van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, voor de in artikel 34, 12°, van dezelfde wet bedoelde verstrekkingen, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 29 september 1995, 17 april 1996, 10 januari 1997, 1 augustus 1997 en 11september 1997;

Gelet op het voorstel, uitgebracht door het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering op 16 november 1998;

Gelet op het advies van de Algemene raad voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, gegeven op 7 december 1998;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de volgende feiten : - aangezien de personeelsnormen en de bedragen van de forfaitaire tegemoetkomingen van de verzekering voor geneeskundige verzorging voor de verstrekkingen in de erkende rustoorden voor bejaarden zijn aangepast met ingang van 1 januari 1999, moeten die nieuwe normen en die nieuwe bedragen zo spoedig mogelijk worden bekendgemaakt; - het is noodzakelijk dat de beheerders van de rustoorden voor bejaarden zo spoedig mogelijk ervan worden verwittigd dat het nieuw aangeworven personeel overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector niet in aanmerking kan komen om de vereiste personeelsnormen te halen, en zulks om een dubbele subsidiëring te vermijden; - naar aanleiding daarvan moeten sommige achterhaalde of onvoldoende nauwkeurige bepalingen van het voormeld ministerieel besluit van 5 april 1995 worden gewijzigd, welke wijzigingen voor het vlotte verloop van het administratieve werk eveneens zo vlug mogelijk moeten worden bekendgemaakt; - ten slotte dient zo spoedig mogelijk aan de verantwoordelijken van de instellingen te worden meegedeeld dat het voor een goede toepassing van het systeem van jaarlijkse financiering van de rustoorden voor bejaarden, volstrekt noodzakelijk is dat het totaal bedrag van de forfaitaire tegemoetkomingen per instelling uiterlijk tegen 1 oktober van ieder jaar kan worden vastgesteld, wat impliceert dat alle inlichtingen die nodig zijn voor de vaststelling van de bedragen van die tegemoetkomingen, op straffe van verval van het recht op de forfaitaire tegemoetkomingen, binnen bepaalde termijnen moeten toekomen op de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;

Gelet op het advies van de Raad van State, uitgebracht op 7 januari 1999 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluit :

Artikel 1.§ 1. Artikel 1, § 1, 1°, eerste lid, van het ministerieel besluit van 5 april 1995 tot vaststelling van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, voor de in artikel 34, 12°, van dezelfde wet bedoelde verstrekkingen, vervangen door de ministeriële besluiten van 29 september 1995 en 17 april 1996, wordt vervangen door de volgende bepaling : " 1° als de rechthebbende is opgenomen in een erkend rustoord voor bejaarden : per dag en per rechthebbende naargelang deze is gerangschikt in één van de afhankelijkheidscategoreën O, A, B of C die zijn bedoeld in artikel 150 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, vanaf 1 januari 1999 : 47 BEF (forfait O), 213 BEF (forfait A), 804 BEF (forfait B) en 1 220 BEF (forfait C)." § 2. Artikel 1, § 1, vierde lid, van hetzelfde besluit, vervangen door het ministerieel besluit van 17 april 1996, wordt vervangen door de volgende bepaling : "Deze verhoging bedraagt F 113 vanaf 1 januari 1999." § 3. Artikel 1, § 1, 1°, laatste lid van hetzelfde besluit, zoals ingevoegd bij het ministerieel besluit van 11 september 1997, wordt opgeheven. § 4. In artikel 1, § 1, 2°, van hetzelfde besluit, vervangen door het ministerieel besluit van 29 september 1995, worden de woorden "vanaf 1 oktober 1995 : 43 frank. Aan dit bedrag moet een inhaalbedrag worden toegevoegd van 1 frank hetgeen geldt tot 31 december 1995" vervangen door de woorden "vanaf 1 januari 1999 : 47 BEF."

Art. 2.Artikel 2, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 17 april 1996, wordt aangevuld met het volgende lid : "De werknemers die, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector, met toepassing van ofwel collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten voor de privé-sector, ofwel raamovereenkomsten gesloten voor de openbare sector, ofwel gemengd privé/openbaar protocolakkoorden, nieuw zijn aangeworven, komen niet in aanmerking voor het bereiken van de personeelsnormen, opgelegd in §§ 2 en 3 van dit artikel."

Art. 3.§ 1. Artikel 2, § 2, tweede lid, 2°, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : "2° voor de afhankelijkheidscategorie A : - ten minste 0,95 verpleegkundige; - ten minste 0,55 leden van het verzorgingspersoneel; - voldoende ergotherapeut en/of logopedist;". § 2. Artikel 2, § 2, tweede lid, 4°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 17 april 1996, wordt vervangen door de volgende bepaling : "4° voor de afhankelijkheidscategorie C : - ten minste 3,75 verpleegkundigen; - ten minste 0,35 leden van het aanvullend gekwalificeerd personeel dat taken vervult inzake reactivatie, revalidatie en sociale reïntegratie; - ten minste 4,60 leden van het verzorgingspersoneel; - voldoende ergotherapeut en/of logopedist;". § 3. In artikel 2, § 2, vierde lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 17 april 1996, worden de woorden "3,85 verpleegkundigen" vervangen door de woorden "4,10 verpleegkundigen", en worden de woorden "4,62 leden van het verzorgingspersoneel" vervangen door de woorden "5,06 leden van het verzorgingspersoneel".

Art. 4.In artikel 2, § 3, tweede lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden "De permanentie 's nachts moet verzekerd worden door" vervangen door de woorden "De permanentie zowel 's nachts als overdag moet ter plaatse verzekerd worden door".

Art. 5.Artikel 2, § 4, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : "Aan het bedoelde verzorgingspersoneel zal, na aanvraag, door de dienst voor Geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering een registratienummer worden toegekend, op voorwaarde dat het de bovenvermelde kwalificatievereisten kan bewijzen of de nodige bewijsstukken kan voorleggen."

Art. 6.Artikel 2, § 4bis, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 17 april 1996 en 1 augustus 1997, wordt opgeheven.

Art. 7.Artikel 2, § 5, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd door het ministerieel besluit van 17 april 1996, wordt aangevuld met de volgende bepaling : "Dit individueel verzorgingsdossier moet minstens de gegevens bevatten, opgesomd door artikel 152, § 4, van voormeld koninklijk besluit van 3 juli 1996."

Art. 8.§ 1. In artikel 2, § 8, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd door de ministeriële besluiten van 17 april 1996 en van 10 januari 1997, worden de woorden van het eerste streepje "het verpleegkundig en het verzorgingspersoneel, alsook het aanvullend gekwalificeerd personeel" vervangen door de woorden "het verpleegkundig en het verzorgingspersoneel alsook, desgevallend, de gesalarieerde ergotherapeuten en/of logopedisten en het gesalarieerde aanvullend gekwalificeerd personeel". § 2. In artikel 2, § 8, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd door de ministeriële besluiten van 17 april 1996 en van 10 januari 1997, worden de woorden van het tweede streepje "het verpleegkundig, het verzorgingspersoneel alsook het aanvullend gekwalificeerd personeel" vervangen door de woorden "het verpleegkundig en het verzorgingspersoneel alsook, desgevallend, de statutaire ergotherapeuten en/of logopedisten en het statutaire aanvullend gekwalificeerd personeel."

Art. 9.Artikel 2, § 10, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 10.Artikel 2, § 11, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 11.In artikel 2, § 12, b), van hetzelfde besluit, worden na de woorden "de afhankelijkheidscategorie A" de woorden "voor zover de personeelsnormen voorgeschreven voor de afhankelijkheidscategorie A gerespecteerd worden voor het totaal der rechthebbenden, ondergebracht in de afhankelijkheidscategorieën A, B en/of C" toegevoegd.

Art. 12.§ 1. In artikel 2, § 13, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "Tegen uiterlijk 30 april en 31 oktober" vervangen door de woorden "Tegen 30 april en 31 oktober". § 2. In artikel 2, § 13, vierde lid, a), 2° en b), 2°, van hetzelfde besluit worden na de woorden "de afhankelijkheidscategorie A" de woorden "voor zover de personeelsnormen voorgeschreven voor de afhankelijkheidscategorie A gerespecteerd worden voor het totaal der rechthebbenden, ondergebracht in de afhankelijkheidscategorieën A, B en/of C" toegevoegd.

Art. 13.Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervolledigd met een § 15, opgesteld als volgt : "§ 15. Op straffe van verval van het recht op de forfaitaire tegemoetkoming moeten het document, bedoeld in § 13 van dit artikel, alsook de verantwoordingsstukken die, in toepassing van de bepalingen van dit besluit, dit document moeten vergezellen, aankomen op de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, ten laatste op 31 maart wanneer het de toekenning van de forfaitaire tegemoetkomingen van 1 januari tot 30 juni van hetzelfde jaar betreft (document dat de gegevens bevat van het tweede en derde trimester van het voorgaand jaar) en ten laatste 30 september wanneer het de toekenning van de forfaitaire tegemoetkomingen van 1 juli tot 31 december betreft (document dat de gegevens bevat van het vierde trimester van het voorgaand jaar en het eerste trimester van het aan de gang zijnde jaar).

Deze bepaling is niet van toepassing op inrichtingen die, in de loop van het jaar dat voorafgaat aan 31 maart of aan 30 september, het voorwerp hebben uitgemaakt van een overname, of van een erkenning met terugwerkende kracht."

Art. 14.In het artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 17 april 1996, worden de woorden "het spilindexcijfer 110,43" vervangen door de woorden "het spilindexcijfer 121,92".

Art. 15.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999, met uitzondering van de artikelen 1, § 3, en 4 die in werking treden op 1 april 1999.

Art. 16.Voor de eerste toepassing van de bepalingen die voorafgaan, kunnen de inrichtingen, die voor de periode van 1 januari 1999 tot 31 maart 1999 niet voldoen aan de nieuwe normen zoals bedoeld in artikel 3 van dit besluit, vragen om de bedragen van de forfaitaire tegemoetkomingen te bepalen op basis van het aantal rechthebbenden en het personeelseffectief aanwezig op 31 maart 1999. Deze vraag moet per aangetekende brief ingediend worden bij de Dienst van geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invalititeitsverzekering, uiterlijk één maand na de kennisgeving aan de inrichting door de genoemde dienst van de bedragen van de forfaitaire tegemoetkomingen die zij mag aanrekenen voor de periode van 1 juli 1999 tot 31 december 1999.

Brussel, 3 maart 1999.

Mevr. M. DE GALAN

^