Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 03 mei 1999
gepubliceerd op 19 augustus 1999

Ministerieel besluit tot vaststelling van minimumnormen voor het houden van zoogdieren in dierentuinen

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
1999016152
pub.
19/08/1999
prom.
03/05/1999
ELI
eli/besluit/1999/05/03/1999016152/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 MEI 1999. - Ministerieel besluit tot vaststelling van minimumnormen voor het houden van zoogdieren in dierentuinen


De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Gelet op de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, laatst gewijzigd bij de wet van 4 mei 1995;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 betreffende de erkenning van dierentuinen, inzonderheid op het artikel 8;

Gelet op de richtlijn 1999/22/EG van de Raad van 29 maart 1999 betreffende het houden van wilde dieren in dierentuinen;

Gelet op het advies van de dierentuinencommissie;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989, 6 april 1995 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat de dierentuinen vóór 1 april 1999 een aanvraag voor erkenning moesten indienen en de opstelling van precieze minimumnormen voor de huisvesting van dieren belangrijk is voor een uniforme behandeling van de erkenningsaanvragen, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1. binnenverblijf : een ruimte binnen een gebouw die afgesloten kan worden;2. buitenverblijf : een ruimte in open lucht waarvan de bovenkant open is of ten hoogste afgesloten door een traliewerk, gaasdak of een ander gepast materiaal waar regen en zon doorkunnen;3. schuilhok : een permanent toegankelijke plaats waar het dier zich kan terugtrekken of zich kan beschutten tegen ongunstige weersom-standigheden;4. slaaphok : een beschutte ruimte die ingericht is voor het dier om er te slapen en die voorzien is van gepast materiaal;5. rustplaats : een plaats die ingericht is opdat het dier er kan slapen of kan rusten;6. werphok : een beschutte ruimte voorzien van nestmateriaal waarin een vrouwelijk dier zich kan terugtrekken om te werpen of haar jongen te zogen.

Art. 2.De minimale afmetingen en basisvoorschriften voor de inrichting van verblijven waarin zoogdieren tentoongesteld worden in een dierentuin, zijn vastgesteld in bijlage van dit besluit.

Art. 3.De dierentuin die een soort wil houden die niet opgenomen is in bijlage, moet vooraf een dossier indienen bij de Dienst, waaruit blijkt dat hij zich goed gedocumenteerd heeft over de levensgewoonten en de fysiologische noden van deze soort. De toelating om deze in het voorgestelde verblijf te houden, wordt verleend of geweigerd door de Dienst op advies van de Dierentuinencommissie.

Art. 4.§ 1. Wanneer meerdere soorten tesamen in hetzelfde verblijf gehouden worden, zijn de voorwaarden van artikel 2, niet alsdusdanig van toepassing. In deze gevallen worden de normen vastgesteld door de Dienst op advies van de Dierentuinencommissie; § 2. Wanneer dieren beschikken over een zeer groot verblijf dat de minimumafmetingen ruimschoots overtreft, kan de Dienst toestaan dat het aantal dieren van een soort die ten hoogste samen gehouden mogen worden, overschreden wordt; § 3. Op grond van een geldige verantwoording voorgelegd door de uitbater en na gunstig advies van de Dienst, mag gedurende een periode van ten hoogste één maand, van de in artikel 2 vastgestelde voorwaarden afgeweken worden. In uitzonderlijke gevallen mag de Dienst deze periode verlengen.

Art. 5.Het houden en tentoonstellen van minder dieren dan het minimum aantal opgegeven in de bijlage zijn slechts toegestaan : 1° om diergeneeskundige redenen;2° wanneer de dierentuin actief bezig is met de opbouw van de diergroep;3° wanneer de dierentuin wil stoppen met het houden van de diersoort en plaatsing van de aanwezige dieren in een andere inrichting niet mogelijk is.

Art. 6.De dierentuin die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit een soort houdt waarvoor geen normen zijn opgenomen in de bijlage, moet een dossier indienen bij de Dienst met beschrijving van het verblijf en de verzorging van de dieren. De Dienst beslist om het houden van deze soort in de bestaande omstandigheden al dan niet toe te laten, op advies van de Dierentuinencommissie.

Art. 7.Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

K. PINXTEN

Bijlage bij het ministerieel besluit van 3 mei 1999 tot vaststelling van minimumnormen voor het houden van zoogdieren in dierentuinen.

Verklaring bij de tabellen I en II : (1) Diersoorten : de wetenschappelijke naam van de zoogdierensoorten die hierna gebruikt wordt, is gebaseerd op de systematiek en nomenclatuur volgens Wilson & Reeder (1993).(2) Aantal : * hieronder wordt het aantal dieren vermeld dat op de gegeven oppervlakte of volume kan gehouden worden : - alleen het cijfer "1" in deze rubriek, wijst op een solitaire diersoort waarvan de individuen alleen gehouden moeten worden; - alleen het cijfer "2" (of meer) in deze rubriek, wijst op een diersoort die in paren (of in een groep van « X » specimen) gehouden moet worden; - indien twee getallen vermeld worden, geeft dit het minimum en het maximum aantal dieren aan dat binnen de gegeven oppervlakte gehouden mag worden; * jonge dieren bij het moederdier worden niet als afzonderlijke individuen geteld gedurende de periode dat de jongen normaal bij de moeder blijven; * solitaire dieren die alleen gehouden moeten worden, kunnen gedurende een tijd samen geplaatst worden voor de voortplanting, op de oppervlakte vastgesteld voor één dier. (3) Bijkomende oppervlakte of volume per bijkomend dier : - hieronder wordt de oppervlakte of het volume aangegeven die extra voorzien moet worden per dier dat toegevoegd wordt aan het maximum aantal dieren vermeld in de kolom « aantal »; - indien het aantal gehouden dieren binnen een verblijf een x-voud plus y is van het maximum aantal dat op de gegeven oppervlakte gehouden kan worden, moet deze oppervlakte vermenigvuldigd worden met x en vermeerderd met y maal de aangeduide oppervlakte per bijkomend dier; - indien deze rubriek niet ingevuld is, betekent dit dat geen dier mag worden toegevoegd. (4) Bijzondere eisen : d.m.v. een lettercode wordt verwezen naar de bijzondere vereisten vermeld in tabel III. (5) Binnenverblijf en Buitenverblijf - zie definitie in artikel 1, 1° en 2°; - als afmetingen opgegeven zijn voor buiten- en binnenverblijf betekent dit dat beide aanwezig moeten zijn; - als uitsluitend afmetingen voor een binnenverblijf opgegeven worden, sluit dit niet uit dat aan de dieren bijkomend een buitenverblijf verschaft wordt als extra-ruimte. Waar dit aanbevolen is wordt het ook alsdusdanig in de overeenstemmende voetnoot vermeld (« k »); het binnenverblijf moet permanent toegankelijk zijn voor de dieren; - als in de voetnoot is vermeld dat dieren ook binnen respectievelijk ook buiten gehouden kunnen worden (« s ») en er zijn slechts normen opgegeven hetzij voor het binnen- hetzij voor het buitenverblijf, moeten de vermelde minimumafmetingen toegepast worden op het gekozen verblijf. (6) Bassin - de opgegeven oppervlakte is de minimum wateroppervlakte die beschikbaar moet zijn.De vermelde minimumdiepte moet beschikbaar zijn over minstens 50 % van de oppervlakte, behalve bij de Cetacea. De dieren moeten gemakkelijk op eigen kracht in en uit het bassin kunnen geraken behalve de Cetacea. Indien meerdere soorten zeezoogdieren gehouden worden, moet men per twee soorten een afzonderingsbassin voorzien.

Tableau I. Normes minimales pour les enclos - Tabel I. Minimumnormen voor de verblijven Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Tableau II. Normes minimales pour les bassins - Tabel II. Minimumnormen voor de bassins Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Tableau III. Exigences particulières - Tabel III. Bijkomende eisen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 3 mei 1999.

De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN

^