Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 04 februari 2019
gepubliceerd op 16 april 2019

Ministerieel besluit houdende de vastlegging voor de diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg van de voorwaarden voor de toekenning van een subsidiabel urencontingent gezinszorg, vermeld in artikel 8 en 9/1, en van de ontvankelijkheidscriteria voor de aanvraag van extra uren gezinszorg, vermeld in artikel 9, van bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers

bron
vlaamse overheid
numac
2019011704
pub.
16/04/2019
prom.
04/02/2019
ELI
eli/besluit/2019/02/04/2019011704/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

VLAAMSE OVERHEID

Welzijn, Volksgezondheid en Gezin


4 FEBRUARI 2019. - Ministerieel besluit houdende de vastlegging voor de diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg van de voorwaarden voor de toekenning van een subsidiabel urencontingent gezinszorg, vermeld in artikel 8 en 9/1, en van de ontvankelijkheidscriteria voor de aanvraag van extra uren gezinszorg, vermeld in artikel 9, van bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 24/07/2009 pub. 17/12/2009 numac 2009036117 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers sluiten betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers


DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN, Gelet op het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009, artikel 58, § 1, eerste lid, gewijzigd bij het decreet van 21 juni 2013, en tweede lid, en artikel 60, derde lid;

Gelet op bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 24/07/2009 pub. 17/12/2009 numac 2009036117 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers sluiten betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers, artikel 8, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 21 december 2012, 25 april 2014, 19 oktober 2018 en 25 januari 2019, artikel 9, hersteld bij het besluit van de Vlaamse Regering van 25 januari 2019, en artikel 9/1, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 25 januari 2019;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 27 november 2018;

Gelet op de adviesaanvraag binnen dertig dagen, die op 11 december 2018 bij de Raad van State is ingediend, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat het advies niet is meegedeeld binnen die termijn;

Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, Besluit :

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder bijlage I: bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 24/07/2009 pub. 17/12/2009 numac 2009036117 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers sluiten betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers.

Art. 2.Binnen de beschikbare begrotingskredieten behoudt een erkende dienst voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg minstens zijn maximale subsidiabele uren, zoals toegewezen ter uitvoering van artikel 8, derde lid, van bijlage I, van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin de extra uren gezinszorg worden toegekend.

In afwijking van het eerste lid krijgt een erkende dienst waarvan de realisatie van het urencontingent gezinszorg, zoals berekend in Vesta, lager is dan 80 % in het derde en tweede kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarop het maximale aantal subsidiabele uren wordt bepaald, een urencontingent toegewezen dat gelijk is aan de hoogste realisatie van zijn urencontingent in een van die twee kalenderjaren, verhoogd met 3 %. Een erkende dienst behoudt minstens een urencontingent van 15.390 uur.

Het verschil tussen het urencontingent gezinszorg dat toegewezen is voor het kalenderjaar en het urencontingent gezinszorg van het voorgaande kalenderjaar wordt toegevoegd aan de extra te verdelen uren gezinszorg.

Vanaf het werkingsjaar 2022 wordt het percentage van 80 %, vermeld in het tweede lid, vervangen door 85 % en wordt de realisatie van het urencontingent en de afname van de uren gezinszorg berekend op het niveau van een regionale stad. Bij een afname van uren gezinszorg in een regionale stad behoudt de dienst minimaal 1539 uur in die regionale stad.

De realisatie van het urencontingent, vermeld in het vierde lid, wordt berekend door de procentuele verhouding te nemen van de prestaties gezinszorg van de dienst op het niveau van een regionale stad ten opzichte van het urencontingent dat aan de dienst toegewezen is voor die regionale stad, van hetzelfde jaar als het jaar waarin de uren gezinszorg in de regionale stad in kwestie gepresteerd zijn.

De prestaties gezinszorg op het niveau van een regionale stad bestaan uit de som van de gesubsidieerde gepresteerde uren gezinszorg, zoals berekend in Vesta, de uren dagverzorging en de gelijkgestelde gesubsidieerde uren op het niveau van die regionale stad.

De uren dagverzorging, vermeld in het zesde lid, worden berekend door de uren dagverzorging, zoals geregistreerd in Vesta, te verdelen over de regionale steden in verhouding tot de gefactureerde uren dagverzorging, vermeld in artikel 53/1 van bijlage IX bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 24/07/2009 pub. 17/12/2009 numac 2009036117 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers sluiten betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers.

De gelijkgestelde gesubsidieerde uren, vermeld in het zesde lid, worden verdeeld in verhouding tot de gesubsidieerde gepresteerde uren over de regionale steden waarin de dienst actief is. De gesubsidieerde gepresteerde uren gezinszorg bevatten de uren dagverzorging, vermeld in het zevende lid.

Het verschil tussen het urencontingent gezinszorg op het niveau van een regionale stad, dat toegewezen is voor het kalenderjaar, en het urencontingent gezinszorg op het niveau van dezelfde regionale stad, dat toegewezen is voor het voorgaande kalenderjaar, wordt toegevoegd aan de extra te verdelen uren gezinszorg in diezelfde regionale stad.

Art. 3.§ 1. Een aanvraag van extra uren gezinszorg als vermeld in artikel 9 van bijlage I, is alleen ontvankelijk als de dienst voldoet aan de criteria, vermeld in paragraaf 2 en 3. § 2. De dienst moet voldoen aan minstens twee van de vier volgende criteria: 1° minstens 30 % van zijn gebruikers aan wie gezinszorg is verleend, heeft een BEL-score van 35 punten of hoger.Per dossier wordt de gewogen gemiddelde BEL-score genomen, zoals berekend in Vesta; 2° minstens 12 % van zijn gebruikers heeft een gebruikersbijdrage gezinszorg van maximaal 4,5 euro.Per dossier wordt de gewogen gemiddelde gebruikersbijdrage genomen, zoals berekend in Vesta; 3° minstens 2 % van de gesubsidieerde gepresteerde uren gezinszorg bij gebruikers zijn onregelmatige prestaties als vermeld in artikel 11 van bijlage I;4° Bij minstens 12,5 % van de gebruikers aan wie gezinszorg is verleend, geldt een van de volgende redenen voor de opstart van hulp, zoals geregistreerd in Vesta: a) personen met een beperking;b) psychisch probleem;c) sociaal probleem;d) dementie;e) palliatieve zorg;f) kraamzorg. Vanaf het werkingsjaar 2020 worden de percentages, vermeld in het eerste lid, 1°, 2°, 3° en 4°, respectievelijk vervangen door 32 %, 14 %, 2,3 % en 15 %.

Vanaf het werkingsjaar 2021 worden de percentages, vermeld in het eerste lid, 1°, 3° en 4°, respectievelijk vervangen door 35 %, 2,7 % en 17 %.

De percentages, vermeld in het eerste lid, 1°, 2°, 3° en 4°, worden driejaarlijks geëvalueerd.

De gebruikersbijdrage gezinszorg, vermeld in het eerste lid, 2°, wordt geïndexeerd conform de wet van 1 maart 1977Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/03/1977 pub. 05/03/2009 numac 2009000107 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.

Die koppeling aan het indexcijfer wordt berekend en toegepast overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. De basisindex is de index die van toepassing is op 1 januari 2019. De koppeling aan het prijsindexcijfer gebeurt op 1 januari van het jaar dat op de indexsprong volgt. § 3. De dienst heeft gemiddeld 90 % van zijn urencontingent gezinszorg van het vierde, derde en tweede kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft, gerealiseerd, zoals berekend in Vesta.

Vanaf het werkingsjaar 2022 heeft de dienst op het niveau van een regionale stad minstens 95 % van zijn urencontingent van het derde of tweede kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarop de aanvraag voor die regionale stad betrekking heeft, gerealiseerd.

De realisatie van het urencontingent, vermeld in het tweede lid, wordt berekend op de wijze, vermeld in artikel 2, vijfde tot en met achtste lid.

Art. 4.De extra uren gezinszorg worden verdeeld over de regionale steden in verhouding tot de invulling van de programmacijfers voor gezinszorg in die regionale steden.

Voor elke regionale stad wordt het programmacijfer voor gezinszorg verminderd met de uren gezinszorg die in dat jaar effectief gepresteerd zijn in die regionale stad, zoals geregistreerd in Vesta.

De programmacijfers gezinszorg, vermeld in het eerste en tweede lid, zijn de programmacijfers van het tweede kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarop de aanvraag van de extra uren gezinszorg betrekking heeft.

De effectief gepresteerde uren gezinszorg, vermeld in het tweede lid, bevatten de uren dagverzorging.

Art. 5.Per regionale stad worden de extra uren gezinszorg verdeeld over de diensten die een ontvankelijke aanvraag hebben ingediend voor extra uren gezinszorg in die regionale stad, volgens de volgende principes: 1° 50 % van de extra uren wordt gelijk verdeeld over de betrokken diensten;2° 50 % van de extra uren wordt in verhouding tot de effectief gepresteerde uren van de betrokken diensten in die regionale stad verdeeld.De effectief gepresteerde uren gezinszorg bevatten de uren dagverzorging.

Voor de effectief gepresteerde uren gezinszorg, vermeld in het eerste lid, worden de gegevens gebruikt van het tweede kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarvoor de aanvraag van extra uren gezinszorg is ingediend, en die doorgestuurd zijn naar Vesta.

Aan een dienst worden niet meer extra uren gezinszorg toegekend dan hij aangevraagd heeft.

Extra uren voor een bepaalde regionale stad die niet aan de betrokken diensten kunnen worden toegewezen omdat er meer uren beschikbaar zijn dan aangevraagd, worden overgedragen naar de regionale stad met de laagste invulling van de programmatie waar er nog aanvragen zijn die niet volledig gehonoreerd zijn.

Art. 6.Ter uitvoering van artikel 9/1, derde lid, van bijlage I wordt de realisatie van het urencontingent gezinszorg berekend op de wijze, vermeld in artikel 2, vijfde tot en met achtste lid, van dit besluit.

Art. 7.Een dienst die het percentage, vermeld in artikel 2, vierde lid, of in artikel 3, § 3, tweede lid, van dit besluit, of vermeld in artikel 9/1, tweede lid, van bijlage I, niet haalt door de uren acute zorg, vermeld in artikel 4, A, 2°, van bijlage I, of door onregelmatige prestaties die korter zijn dan twee of acht uur dagverzorging, kan een herberekening van de realisatie van het urencontingent per regionale stad, vermeld in artikel 2, vijfde lid, van dit besluit, vragen aan het agentschap. De dienst bezorgt daarvoor de nodige bewijsstukken aan het agentschap.

Het agentschap bezorgt de dienst een gemotiveerde beslissing over de herberekening, vermeld in het eerste lid.

Art. 8.In afwijking van artikel 3, § 2, moet de dienst voor het werkingsjaar 2019 aan minstens een van de vier criteria, vermeld in artikel 3, § 2, voldoen.

Art. 9.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2019.

Brussel, 4 februari 2019.

De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN

^