Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 04 juli 2001
gepubliceerd op 07 juli 2001

Ministerieel besluit houdende wijziging van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 houdende bepaling van de voorwaarden en regelen voor de vaststelling van de verpleegdagprijs, van het budget en de onderscheidene bestanddelen ervan, alsmede van de regelen voor de vergelijking van de kosten en voor de vaststelling van het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2001022486
pub.
07/07/2001
prom.
04/07/2001
ELI
eli/besluit/2001/07/04/2001022486/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

4 JULI 2001. - Ministerieel besluit houdende wijziging van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 houdende bepaling van de voorwaarden en regelen voor de vaststelling van de verpleegdagprijs, van het budget en de onderscheidene bestanddelen ervan, alsmede van de regelen voor de vergelijking van de kosten en voor de vaststelling van het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten


De Minister van Sociale Zaken, Gelet op de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, inzonderheid op het artikel 97;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 december 2000 houdende vaststelling van het globale budget van het Rijk, zoals bedoeld in artikel 87 van de wet op de ziekenhuizen, voor de financiering van de werkingskosten van de ziekenhuizen voor 2001;

Gelet op het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 houdende bepaling van de voorwaarden en regelen voor de vaststelling van de verpleegdagprijs, van het budget en de onderscheidene bestanddelen ervan, alsmede van de regelen voor de vergelijking van de kosten en voor de vaststelling van het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 21 april 1987, 11 augustus 1987, 7 november 1988, 12 oktober 1989, 20 december 1989, 23 juni 1990, 10 juli 1990, 28 november 1990, 26 februari 1991, 20 maart 1991, 10 april 1991, 20 november 1991, 21 november 1991, 19 oktober 1992, 30 oktober 1992, 30 december 1993, 23 juni 1994, 19 juli 1994, 28 december 1994, 27 december 1995, 30 december 1996, 8 september 1997, 10 december 1997, 29 december 1997, 26 augustus 1998, 30 december 1998, 24 maart 1999, 15 juni 1999, 22 juni 1999, 23 december 1999, 25 september 2000, 12 januari 2001 en 17 april 2001;

Gelet op het protocol nr. 120/2 van 28 november 2000 van het Gemeenschappelijk Comité voor het geheel van de openbare diensten;

Gelet op het advies van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, Afdeling Financiering, gegeven op 14 juni 2001;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 5 juni 2001;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 7 juni 2001;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat de bepalingen van dit besluit in de plaats komen van de bepalingen die zijn voorzien in het ministerieel besluit van 17 april 2001 houdende wijziging van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 houdende bepaling van de voorwaarden en regelen voor de vaststelling van de verpleegdagprijs, van het budget en de onderscheidene bestanddelen ervan, alsmede van de regelen voor de vergelijking van de kosten en voor de vaststelling van het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten, wat de maatregelen inzake vrijstelling van arbeidsprestaties en eindeloopbaan betreft. De opmaak van een nieuw ministerieel besluit vindt zijn oorsprong in de toepassing van enerzijds de CAO nr. 35 gesloten op 27 februari 1981 in de Nationale Arbeidsraad, betreffende sommige bepalingen van het arbeidsrecht ten aanzien van de deeltijdse arbeid en anderzijds van de Richtlijn van de Raad van de Europese Unie betreffende de door de UNICE, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid (richtlijn 97/81/EG van 15 december 1997). Deze bepalingen moeten een eerste zo spoedig mogelijke voorlopige betaling toelaten, op grond van gegevens die de ziekenhuizen moeten opleveren voor 31 juli 2001, op basis van de instructies die hen moeten medegedeeld worden in de loop van de maand juni 2001;

Gelet op het advies nr. 31.868/3 van de Raad van State, gegeven op 26 juni 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluit :

Artikel 1.Het ministerieel besluit van 17 april 2001 houdende wijziging van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 houdende bepaling van de voorwaarden en regelen voor de vaststelling van de verpleegdagprijs, van het budget en de onderscheidene bestanddelen ervan, alsmede van de regelen voor de vergelijking van de kosten en voor de vaststelling van het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten wordt ingetrokken.

Art. 2.De bepaling van artikel 6, 2), f), van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 houdende bepaling van de voorwaarden en regelen voor de vaststelling van de verpleegdagprijs, van het budget en de onderscheidene bestanddelen ervan, alsmede van de regelen voor de vergelijking van de kosten en voor de vaststelling van het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten wordt vervangen door volgende bepaling : « onderdeel B6 : de kosten voortvloeiend uit de bijkomende voordelen voorzien in de sectoriële akkoorden van 4 juli 1991, 22 november 1991, 1 maart 2000 en 28 november 2000, die toegekend worden aan het ziekenhuispersoneel waarvan de financiering geheel of gedeeltelijk ten laste van de honoraria is en die veroorzaakt worden door de verstrekkingen zoals bedoeld onder artikel 95, 2° van de wet op de ziekenhuizen. »

Art. 3.In artikel 12ter van hetzelfde besluit, wordt er aan punt 2), een punt zbis) toegevoegd, luidend als volgt : « zbis) de financiële tegemoetkoming ter compensatie van de genomen vrijstellingen van arbeidsprestaties in het kader van de eindeloopbaanproblematiek. »

Art. 4.De bepaling van artikel 12quinquies van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepaling : « Onderdeel B6 dekt de kosten voortvloeiend uit de bijkomende voordelen voorzien in de sectoriële akkoorden van 4 juli 1991, 22 november 1991, 1 maart 2000 en 28 november 2000, die toegekend worden aan het ziekenhuispersoneel waarvan de financiering geheel of gedeeltelijk ten laste van de honoraria is en die veroorzaakt worden door de verstrekkingen zoals bedoeld onder artikel 95, 2° van de wet op de ziekenhuizen. »

Art. 5.In artikel 48 van hetzelfde besluit worden §§ 29 en 30 toegevoegd, luidend als volgt : « § 29. Private en openbare ziekenhuizen waarvan het protocolakkoord hetzelfde regime voorziet als de private sector. 1° Definitie Voor de toepassing van huidige paragraaf dient verstaan te worden onder : « het sociaal akkoord » : het sociaal akkoord van 1 maart 2000 afgesloten tussen de federale regering en de representatieve organisaties van de private non-profit sector en het protocol nr. 120/2 van 28 november 2000 van het Gemeenschappelijk Comité voor het geheel van de openbare diensten. « de sociale akkoorden » : de collectieve arbeids-overeenkomst, afgesloten in het bevoegde paritaire comité of de protocolakkoorden afgesloten in de bevoegde onderhandelingscomités, voorzien door de wet van 19 december 1974, tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. « eindeloopbaanmaatregelen » : de maatregelen genomen in de sociale akkoorden, zijnde de toekenning van een voordeel vanaf 45 jaar, 50 jaar en 55 jaar, toegekend onder vorm van een vrijstelling van arbeidsprestaties van respectievelijk 2 uur vanaf 45 jaar, 4 uur vanaf 50 jaar en 6 uur vanaf 55 jaar of onder vorm van een bijkomend voordeel equivalent aan de financiering van de toepasbare vrijstelling van arbeidsprestaties voor de personen die opteren voor het voortzetten van hun arbeidstijd. « personeelsleden » : het verplegend en verzorgend personeel dat effectief verplegende en verzorgende taken uitoefent, evenals het verplegend en verzorgend personeel dat hen omkadert en het gelijkgesteld personeel. Onder gelijkgesteld personeel dient te worden verstaan, de werknemers die elke maand, en dit gedurende de referentieperiode van 12 maanden voorafgaand aan de maand tijdens dewelke de aanvraag is ingediend, 2 van de 5 onregelmatige prestaties (zondag, zaterdag, feestdag, nachtdienst of onderbroken diensten) verrichten, waarbij de ziekte- of vakantieperiode geneutraliseerd worden.

Deze drie personeelscategorieën dienen te werken in het ziekenhuis.

Het personeel dat tewerkgesteld is in de diensten die beschouwd worden als niet-ziekenhuisactiviteiten, vallen buiten beschouwing. « arbeidsduur » : de wekelijkse arbeidsduur zoals overeengekomen in het arbeidscontract of zoals het van toepassing is op het personeelslid van een openbaar ziekenhuis. 2° Financieringsregels a) Teneinde de eindeloopbaanmaatregelen te financieren, wordt aan de ziekenhuizen een forfaitair bedrag (BEF) toegekend, vastgesteld volgens de hierna vastgestelde regelen en voor zover de principes van het sociaal akkoord ten laatste op 30 juni 2001 omgezet werden in een collectieve arbeids-overeenkomst, afgesloten in het bevoegde paritaire comité of in een protocolakkoord afgesloten in de bevoegde onderhandelingscomités, voorzien in de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. Het forfaitair bedrag zal toegekend worden binnen de beperking van de voorwaarden van de collectieve arbeidsoverenkomst of het protocolakkoord hierboven beschreven.

Het forfaitair bedrag wordt als volgt berekend : F = F1 + F2 Waar : F1 = het verschuldigd bedrag voor het personeelslid dat voor de wekelijkse vrijstelling van arbeidsprestaties opteert en wordt als volgt berekend : F1 = A x H/38 x X/12 x T/S Waar : A = EUR 34.134,94 (index per 1 juni 2001) verhoogd met 1 % vanaf 1 oktober 2001 H : aantal uren van vrijstelling van arbeidsprestaties waarop een voltijdse werknemer recht heeft S : wekelijks arbeidsregime toegepast in het ziekenhuis X : het aantal maanden in de periode vermeld onder c), 1., 2., 3., 4., in de vereiste leeftijd, gedurende dewelke de maatregel van de eindeloopbaan vastgesteld onder 1°, van toepassing is op het personeel T : aantal te presteren uren per week zoals blijkt uit het arbeidscontract of de individuele benoemingsakte En waar : F2 = het verschuldigd bedrag voor het personeelslid dat opteert voor de premie, wordt als volgt berekend : F2 = A x H/38 x X/12 x T/S Waar : A = EUR 40.456,22 (index per 1 juni 2001) verhoogd met 1 % vanaf 1 oktober 2001 H = equivalent aantal uren van vrijstelling van arbeidsprestaties in het kader van de toekenning van een premie voor een voltijdse werknemer En S, T en X hebben dezelfde betekenis als in de formule F1. b) Inlichtingen te verstrekken door de ziekenhuisinstelling 1) de naam en voornaam van het personeelslid, 2) zijn geboortedatum, 3) zijn functie, 4) de gekozen optie tussen de vrijstelling van arbeidsprestaties en de premie, 5) de kostenplaats, zoals bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 14 augustus 1987 tot bepaling van de minimumindeling van het algemeen rekeningstelsel van de ziekenhuizen waar de lasten in rekening gebracht worden, 6) het aantal uren van vrijstelling van arbeidsprestaties dat hij kan verkrijgen ten opzichte van zijn leeftijd, 7) het wekelijks uurregime van kracht in het ziekenhuis, 8) aantal maanden in de vereiste leeftijd tussen de eerste van de maand waarin de verjaardag valt en het einde van de periode waarvan vermelding onder c), 1., 2., 3. en 4., 9) het aantal door het personeelslid te presteren uren zoals blijkt uit het arbeidscontract of de individuele benoemingsakte Deze inlichtingen dienen medegedeeld worden naargelang de instructies die, indien mogelijk, aan de ziekenhuizen tegen 30 juni 2001 zullen verstuurd worden.c) Toekenningsmodaliteiten 1.Periode van 1 augustus 2001 tot 30 november 2002 Voor de periode van 1 augustus 2001 tot 30 november 2002 wordt een voorlopig bedrag F toegekend, op basis van de inlichtingen medegedeeld tegen ten laatste 31 juli 2001.

Eens de periode verstreken, zal worden overgegaan tot de definitieve berekening van F op basis van de inlichtingen, opgesteld op 30 november 2002, en medegedeeld tegen ten laatste 28 februari 2003.

Het verschil tussen de definitieve F en de voorlopige F zal via onderdeel C2 van het budget van financiële middelen vereffend worden. 2. Periode van 1 december 2002 van 30 november 2003 Voor de periode van 1 december 2002 tot 30 november 2003 wordt een voorlopig bedrag F toegekend, op basis van de inlichtingen medegedeeld tegen ten laatste 31 oktober 2002. Eens de periode verstreken, zal worden overgegaan tot de definitieve berekening van F op basis van de inlichtingen, opgesteld op 30 november 2003, en medegedeeld tegen ten laatste 28 februari 2004.

Het verschil tussen de definitieve F en de voorlopige F zal via onderdeel C2 van het budget van financiële middelen vereffend worden. 3. Periode van 1 december 2003 tot 31 december 2004 Voor de periode van 1 december 2003 tot 31 december 2004 wordt een voorlopig bedrag F toegekend, op basis van de inlichtingen medegedeeld tegen ten laatste 31 oktober 2003. Eens de periode verstreken, zal worden overgegaan tot de definitieve berekening van F op basis van de inlichtingen, opgesteld op 30 december 2004, en medegedeeld tegen ten laatste 31 maart 2005.

Het verschil tussen de definitieve F en de voorlopige F zal via onderdeel C2 van het budget van financiële middelen vereffend worden. 4. Vanaf 2005 Het voorlopig berekend bedrag bij toepassing van punt 3. vermenigvuldigd met 12/13 vormt de provisie die van toepassing blijft vanaf 1 januari 2005.

Het definitieve bedrag voor de periode van 1 januari 2005 tot 31 december 2005 zal vastgesteld worden op basis van de inlichtingen medegedeeld tegen ten laatste 1 mei 2006 en zal het voorlopige budget dat gestort werd voor de beschouwde periode vervangen.

Telkens een definitief bedrag zal berekend zijn, zal dit bedrag de provisie vormen geldig voor het boekjaar dat volgt op de vaststelling van dit definitief bedrag.

Voor elk van de volgende burgerjaren, zal het definitief bedrag vastgesteld worden op basis van de inlichtingen die tegen 1 mei van het jaar dat volgt op het beschouwde boekjaar medegedeeld worden en zal het voorlopige budget dat gestort werd voor de beschouwde periode vervangen.

Het verschil tussen de definitieve F en de voorlopige F zal via onderdeel C2 van het budget van financiële middelen vereffend worden. d) Bijkomende bepalingen Voor de personeelsleden die geopteerd hebben voor de wekelijkse vrijstelling van arbeidsprestaties, dient de beheerder het bewijs te leveren dat de vrijgemaakte arbeidstijd gecompenseerd werd door nieuwe aanwervingen of door een verhoging van de wekelijkse arbeidsduur van andere personeelsleden.De werknemers die aangeworven zijn onder het regime van de Sociale Maribel of het interdepartementaal begrotingsfonds worden niet in aanmerking genomen.

De gerecupereerde arbeidstijd per sector dient gecompenseerd te worden in dezelfde sector, hetzij : - de diensten waar het personeel gedekt wordt door het onderdeel B2 van het budget van financiële middelen, - de gemeenschappelijke diensten waarvan sprake in artikel 11, § 1, van huidig besluit - en de medisch-technische diensten, de consultaties en de apotheek.

Daarom dient de beheerder, tezelfdertijd als de inlichtingen die dienen voor de definitieve berekening, een lijst met volgende inlichtingen over te maken : - Naam en voornaam van het aangeworven personeelslid of van het personeelslid dat het voorwerp uitmaakt van een vermeerdering van zijn arbeidstijd, - kostenplaats voor verrekening, - bijkomende VTE, - aanvangsdatum van het contract, - einddatum van het contract.

Een kopie van het arbeidscontract of van de individuele benoemingsakte dient bij deze lijst gevoegd te worden. e) Sancties Indien de beheerder niet binnen de vereiste termijn de inlichtingen betreffende de uitwerking van de definitieve budgetten mededeelt, zullen de voorlopige bedragen zoals bedoeld onder de punten c), 1., 2., 3. en 4., teruggevorderd worden. § 30. Andere openbare ziekenhuizen dan deze uit § 29. 1° Definitie Voor de toepassing van huidige paragraaf dient verstaan te worden onder : « protocol nr.120/2 » : het protocol nr. 120/2 van 28 november 2000 afgesloten tussen het Gemeenschappelijk Comité voor het geheel van de openbare diensten. « de sociale akkoorden » : de protocolakkoorden afgesloten in de bevoegde onderhandelingscomités, voorzien in de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. « eindeloopbaanmaatregelen » : de maatregelen genomen in de sociale akkoorden, zijnde de toekenning van een voordeel vanaf 45 jaar, 50 jaar en 55 jaar, toegekend onder vorm van een vrijstelling van prestaties van respectievelijk 2 uur vanaf 45 jaar, 4 uur vanaf 50 jaar en 6 uur vanaf 55 jaar of onder vorm van een bijkomend voordeel equivalent aan de financiering van de toepasbare vrijstelling van arbeidsprestaties voor de personen die opteren voor het voortzetten van hun arbeidstijd. « personeelsleden » : het verplegend en verzorgend personeel dat effectief verplegende en verzorgende taken uitoefent, evenals het verplegend en verzorgend personeel dat hen omkadert en het gelijkgesteld personeel. Onder gelijkgesteld personeel dient te worden verstaan, het personeel zoals vastgesteld in de verschillende sociale akkoorden, echter beperkt tot de definitie onder § 29, 1°.

Deze drie personeelscategorieën dienen te werken in het ziekenhuis.

Het personeel dat tewerkgesteld is in de diensten die beschouwd worden als niet-ziekenhuisactiviteiten, vallen buiten beschouwing. « arbeidsduur » : de wekelijkse arbeidsduur zoals deze toepasbaar is op het personeelslid van een openbaar ziekenhuis. 2° Financieringsregels a) Teneinde de eindeloopbaan maatregelen te financieren, wordt aan de ziekenhuizen een forfaitair bedrag (F) toegekend, vastgesteld volgens de hierna vastgestelde regelen en voor zover de principes van het protocol nr.120/2 ten laatste op 30 juni 2001 omgezet werden in een protocolakkoord afgesloten in de bevoegde onderhandelingscomités, voorzien door in wet van 19 december 1974, tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.

Het forfaitair bedrag zal toegekend worden binnen de beperking van de voorwaarden van de collectieve arbeids-overeenkomst of het protocolakkoord hierboven beschreven.

Het forfaitair bedrag wordt als volgt berekend : F = F1 + F2 Waar : F1 = het verschuldigd bedrag voor het personeelslid dat voor de wekelijkse vrijstelling van arbeidsprestaties opteert en wordt als volgt berekend : F1 = A x H/38 x X/12 x T/S Waar : A = EUR 34.134,94 (index per 1 juni 2001) verhoogd met 1 % vanaf 1 oktober 2001 H : aantal uren van vrijstelling van arbeidsprestaties waarop een voltijdse werknemer recht heeft S : wekelijks arbeidsregime toegepast in het ziekenhuis T : aantal te presteren uren per week zoals blijkt uit de individuele benoemingsakte of het arbeidscontract X : het aantal maanden in de periode vermeld onder c), 1., 2., 3., 4., in de vereiste leeftijd, gedurende dewelke de maatregel van de eindeloopbaan vastgesteld onder 1°, van toepassing is op het personeel En waar : F2 = het verschuldigd bedrag voor het personeelslid dat opteert voor de premie, wordt als volgt berekend : F2 = A x H/38 x X/12 x T/S Waar : A = EUR 40.456,22 (index per 1 juni 2001) verhoogd met 1 % vanaf 1 oktober 2001 H = equivalent aantal uren van vrijstelling van arbeidsprestaties in het kader van de toekenning van een premie voor een voltijdse werknemer En S, T en X hebben dezelfde betekenis als in de formule F1. b) Inlichtingen te verstrekken door de ziekenhuisinstelling 1) de naam en voornaam van het personeelslid, 2) zijn geboortedatum, 3) zijn functie, 4) de gekozen optie tussen de vrijstelling van arbeidsprestaties en de premie, 5) de kostenplaats, zoals bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 14 augustus 1987 tot bepaling van de minimumindeling van het algemeen rekeningstelsel van de ziekenhuizen waar de lasten in rekening gebracht worden, 6) het aantal uren van vrijstelling van arbeidsprestaties dat hij kan verkrijgen, naargelang zijn leeftijd, 7) het wekelijks uurregime van kracht in het ziekenhuis, 8) aantal maanden in de vereiste leeftijd tussen de eerste van de maand waarin de verjaardag valt en het einde van de periode waarvan vermelding onder c), 1., 2., 3. en 4., 9) het aantal door het personeelslid te presteren uren zoals blijkt uit het arbeidscontract of de individuele benoemingsakte Deze inlichtingen dienen medegedeeld te worden overeenkomstig de instructies die, indien mogelijk, aan de ziekenhuizen tegen 30 juni 2001 zullen verstuurd worden.c) Toekenningsmodaliteiten 1.Periode van 1 juli 2001 tot 30 juni 2002 Voor de periode van 1 juli 2001 tot 30 juni 2002 wordt een voorlopig bedrag F toegekend, op basis van de inlichtingen medegedeeld tegen ten laatste 31 juli 2001.

Eens de periode verstreken, zal worden overgegaan tot de definitieve berekening van F op basis van de inlichtingen, opgesteld op 30 juni 2002, en medegedeeld tegen ten laatste 30 september 2002.

Het verschil tussen de definitieve F en de voorlopige F zal via onderdeel C2 van het budget van financiële middelen vereffend worden.

Zowel voor de voorlopige berekening als voor de definitieve, indien blijkt dat het totale bedrag van de tussenkomst voor het personeel dat onder een vastgesteld protocolakkoord valt, groter is dan het budget zoals bedoeld onder punt 5., zal een lineaire verminderingscoëfficiënt toegepast worden overeenkomstig punt 6. 2. Periode van 1 juli 2002 van 30 juni 2003 Voor de periode van 1 juli 2002 tot 30 juni 2003 wordt een voorlopig bedrag F toegekend, op basis van de inlichtingen medegedeeld tegen ten laatste 31 mei 2002. Eens de periode verstreken, zal worden overgegaan tot de definitieve berekening van F op basis van de inlichtingen, opgesteld op 30 juin 2003, en medegedeeld tegen ten laatste 30 september 2003.

Het verschil tussen de definitieve F en de voorlopige F zal via onderdeel C2 van het budget van financiële middelen vereffend worden.

Zowel voor de voorlopige berekening als voor de definitieve, indien blijkt dat het totale bedrag van de tussenkomst voor het personeel dat onder een vastgesteld protocolakkoord valt, groter is dan het budget zoals bedoeld onder punt 5, zal een lineaire verminderingscoëfficiënt toegepast worden overeenkomstig punt 6. 3. Periode van 1 juli 2003 tot 30 juni 2004 Voor de periode van 1 juli 2003 tot 30 juni 2004 wordt een voorlopig bedrag F toegekend, op basis van de inlichtingen medegedeeld tegen ten laatste 31 mei 2003. Eens de periode verstreken, zal worden overgegaan tot de definitieve berekening van F op basis van de inlichtingen, opgesteld op 30 juni 2004, en medegedeeld tegen ten laatste 30 september 2004.

Het verschil tussen de definitieve F en de voorlopige F zal via onderdeel C2 van het budget van financiële middelen vereffend worden.

Zowel voor de voorlopige berekening als voor de definitieve, indien blijkt dat het totale bedrag van de tussenkomst voor het personeel dat onder een vastgesteld protocolakkoord valt, groter is dan het budget zoals bedoeld onder punt 5, zal een lineaire verminderingscoëfficiënt toegepast worden overeenkomstig punt 6. 4. Vanaf 2004 Het voorlopig berekend bedrag bij toepassing van punt 3.vormt de provisie die van toepassing blijft vanaf 1 juli 2004.

Het definitieve bedrag voor de periode van 1 januari 2004 tot 31 december 2004 zal vastgesteld worden op basis van de inlichtingen medegedeeld tegen ten laatste 1 mei 2005 en zal het voorlopige budget dat gestort werd voor de beschouwde periode vervangen.

Telkens een definitief bedrag zal berekend zijn, zal dit bedrag de provisie vormen geldig voor het boekjaar dat volgt op de vaststelling van dit definitief bedrag.

Voor elk van de volgende burgerjaren, zal het definitief bedrag vastgesteld worden op basis van de inlichtingen die tegen 1 mei van het jaar dat volgt op het beschouwde boekjaar medegedeeld worden en zal het voorlopige budget dat gestort werd voor de beschouwde periode vervangen.

Het verschil tussen de definitieve F en de voorlopige F zal via onderdeel C2 van het budget van financiële middelen vereffend worden. 5. Het budget waarvan sprake onder de punten 1., 2. en 3., wordt als volgt per protocolakkoord vastgesteld : 1° het protocol van akkoord gesloten in het Onderhandelingscomité C voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, onderafdeling Vlaamse Gewest en Vlaamse Gemeenschap : - voor 2001 : 2.330.942,81 EUR - voor 2002 : 4.684.939,72 EUR - voor 2003 : 6.633.134,94 EUR 2° het protocol van akkoord gesloten in het Onderhandelingscomité C voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, onderafdeling Waals Gewest en Franse Gemeenschap : - voor 2001 : 3.545.868,98 EUR - voor 2002 : 7.126.690,94 EUR - voor 2003 : 10.091.249,61 EUR 3° het protocol van akkoord gesloten in het Onderhandelingscomité C voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, onderafdeling Brussels Hoofdstedelijk Gewest - voor 2001 : 919.932,87 EUR - voor 2002 : 1.849.285,69 EUR - voor 2003 : 2.618.499,30 EUR 4° het protocol van akkoord gesloten in het Comité van de sector XVIII voor het universitair ziekenhuis van Gent en voor de de psychiatrische ziekenhuizen van Rekem en Geel - voor 2001 : 1.267.231,70 EUR - voor 2002 : 2.547.105,97 EUR - voor 2003 : 3.604.123,96 EUR 5° protocol van akkoord gesloten in het Comité van de sector IX, onderwijs van de Franse Gemeenschap, voor het universitair ziekenhuis Sart-Tilman in Luik : - voor 2001 : 642.292,12 EUR - voor 2002 : 1.291.277,37 EUR - voor 2003 : 1.826.975, EUR 6° protocol van akkoord gesloten in het Comité van de sector XVI voor de psychiatrische ziekenhuizen van Doornik en Bergen - voor 2001 : 373.575,54 EUR - voor 2002 : 751.117,38 EUR - voor 2003 : 1.062.719,54 EUR De lineaire verminderingscoëfficiënt waarvan sprake in de punten 1., 2. en 3., wordt op volgende manier vastgesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Waar : C = verminderingscoëfficiënt toe te passen per protocolakkoord zoals bedoeld onder punt 5.

B = het budget waarvan sprake onder punt 5. voor het betreffende protocolakkoord F = het forfaitair bedrag zoals bedoeld onder punt 2°, a), d) Bijkomende bepalingen Voor de personeelsleden die geopteerd hebben voor de wekelijkse vrijstelling van arbeidsprestaties, dient de beheerder het bewijs te leveren dat de vrijgemaakte arbeidstijd gecompenseerd werd door nieuwe aanwervingen of door een verhoging van de wekelijkse arbeidsduur door andere personeelsleden.De werknemers die aangeworven zijn onder het regime van de Sociale Maribel of onder dat van het inderdepartementaal begrotingsfonds.

De gerecupereerde arbeidstijd per sector dient gecompenseerd te worden in dezelfde sector, hetzij : - de diensten waar het personeel gedekt wordt door het onderdeel B2 van het budget van financiële middelen, - de gemeenschappelijke diensten waarvan sprake in artikel 11, § 1, van huidig besluit - en de medisch-technische diensten, de consultaties en de apotheek.

Daarom dient de beheerder, tezelfdertijd als de inlichtingen die dienen voor de definitieve berekening, een lijst met volgende inlichtingen over te maken : - Naam en voornaam van het aangeworven personeelslid en van het personeelslid dat het voorwerp uitmaakt van een vermeerdering van zijn arbeidstijd, - kostenplaats voor verrekening, - bijkomende VTE, - aanvangsdatum van het contract, - einddatum van het contract.

Een kopie van het arbeidscontract of van de individuele benoemingsakte dient bij deze lijst gevoegd te worden. e) Sancties Indien de beheerder niet binnen de vereiste termijn de inlichtingen betreffende de uitwerking van de definitieve budgetten mededeelt, zullen de voorlopige bedragen zoals bedoeld onder de punten c), 1., 2., 3. en 4., teruggevorderd worden.

Overgangsbepaling

Art. 6.Voor de periode van 1 juli tot 31 december 2001, is het bedrag ten belope van 1.377.000 BEF van toepassing in plaats van het bedrag van 34.134,94 EUR, het bedrag ten belope van 1.632.000 BEF van toepassing in plaats van het bedrag van 40.456,22 EUR, het bedrag ten belope van 94.030.000 BEF van toepassing in plaats van het bedrag van 2.330.942,81 EUR, het bedrag ten belope van 143.040.000 BEF van toepassing in plaats van het bedrag van 3.545.868,98 EUR, het bedrag ten belope van 37.110.000 BEF van toepassing in plaats van het bedrag van 919.932,87 EUR, het bedrag ten belope van 51.120.000 BEF van toepassing in plaats van het bedrag van 1.267.231,70 EUR, het bedrag ten belope van 25.910.000 BEF van toepassing in plaats van het bedrag van 642.292,12 EUR en het bedrag ten belope van 15.070.000 BEF van toepassing in plaats van het bedrag van 373.575,54 EUR. Slotbepalingen

Art. 7.Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Het forfaitair bedrag waarvan sprake in artikel 48, § 29, 2°, a), van het voornoemde ministerieel besluit van 2 augustus 1986, ingevoegd door artikel 4 van huidig besluit, is slechts verschuldigd vanaf 1 augustus 2001 en het forfaitair bedrag waarvan sprake in artikel 48, § 30, 2°, a), van het voornoemde ministerieel besluit van 2 augustus 1986, ingevoegd door artikel 4 van huidig besluit, is slechts verschuldigd vanaf 1 juli 2001 Gegeven te Brussel op 4 juli 2001.

F. VANDENBROUCKE

^