Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 04 juni 2007
gepubliceerd op 27 juli 2007

Ministerieel besluit tot vaststelling van de administratieve en technische maatregelen om nooddiensten in staat te stellen kwaadwillige oproepen te bestrijden

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2007011394
pub.
27/07/2007
prom.
04/06/2007
ELI
eli/besluit/2007/06/04/2007011394/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

4 JUNI 2007. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de administratieve en technische maatregelen om nooddiensten in staat te stellen kwaadwillige oproepen te bestrijden


De Minister van Begroting en van Consumentenzaken, De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, Gelet op de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, inzonderheid op artikel 107, § 2, ingevoegd door de wet van 20 juli 2005;

Gelet op het advies van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, gegeven op 28 februari 2006;

Gelet op het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 26 juli 2006;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 17 oktober 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 20 oktober 2006;

Gelet op advies 42.847/4 van de Raad van State, gegeven op 21 mei 2007, Besluiten :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « Wet » : de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie;2° « Instituut » : het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie zoals bedoeld in artikel 13 van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector;3° « Nooddienst » : elke nooddienst zoals bedoeld in artikel 107, § 2, tweede lid, van de wet;4° « Kwaadwillige oproep » : een oproep, die niet noodzakelijk tot een gesprek leidt, die de normale en gebruikelijke bezigheden van de nooddienst verstoort, onmogelijk maakt of bemoeilijkt door de lijn van de nooddienst te bezetten of deze lastig te vallen.

Art. 2.Elke nooddienst deelt aan het Instituut naam, voornaam, beroepsadres en domicilie mee van de persoon binnen de dienst die verantwoordelijk is voor de toepassing van dit besluit, alsook van de personen die toegang hebben tot de gegevens inzake kwaadwillige oproepen waarover de nooddienst beschikt.

Elk jaar op 1 mei stuurt elke nooddienst een verslag naar het Instituut en de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer over toepassing van dit besluit. Het formaat van dit jaarverslag wordt door het Instituut goedgekeurd.

Art. 3.§ 1. Onverminderd het beroep op elk ander wettelijk middel om kwaadwillige oproepen te bestrijden, kunnen de nooddiensten automatische systemen instellen en gebruiken voor de behandeling van kwaadwillige oproepen, overeenkomstig de nadere regels die in dit besluit zijn vastgesteld.

Een automatisch systeem zoals bedoeld in het vorig lid, mag de ontvangen en opgeslagen telefoonnummers uitsluitend gebruiken met als doel het ontdekken en het behandelen van kwaadwillige oproepen.

Behoudens het geval waarin een nooddienst hiertoe op grond van andere wetgeving of regelgeving is gemachtigd, mag een automatisch systeem geen andere persoonsgegevens opslaan, weergeven of op enige andere manier verwerken dan de in dit lid bedoelde telefoonnummers.

Behoudens het geval waarin een nooddienst hiertoe op grond van andere wetgeving of regelgeving is gemachtigd of verplicht, neemt de nooddienst de nodige maatregelen dat het nummer van waaruit een kwaadwillige oproep wordt ontvangen en dat door een automatisch systeem wordt opgeslagen en gebruikt zoals bedoeld in het eerste lid, niet wordt meegedeeld aan derden. § 2. Voor de installatie en de ingebruikname van een automatisch systeem, stelt de nooddienst het Instituut in kennis van het type en de werking van het systeem met inbegrip van de door artikel 16, § 4, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens bedoelde technische en organisatorische maatregelen.

De nooddienst stelt, samen met de in het vorig lid bedoelde kennisgeving, de Commissie ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in kennis van het type en de werking van het systeem met inbegrip van de door artikel 16, § 4, van de wet van 8 december 1992 betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bedoelde technische en organisatorische maatregelen en de richtlijnen ten behoeve van het personeel, bedoeld in artikel 6 van dit besluit.

Binnen de 30 dagen bevestigt het Instituut de ontvangst van de kennisgeving.

In het geval het voorgestelde automatisch systeem en/of de door de nooddienst genomen maatregelen, niet in overeenstemming is of zijn met de vereisten van dit besluit, maant het Instituut, de nooddienst in de kennisgeving aan maatregelen te nemen opdat het automatisch systeem in overeenstemming met de vereisten van dit besluit wordt geïnstalleerd en gebruikt. Het automatisch systeem mag pas in gebruik worden genomen van zodra aan de opmerkingen van het Instituut nuttig gevolg werd gegeven door de nooddienst en het Instituut hiervan in kennis is gesteld.

Art. 4.Wanneer een nooddienst een kwaadwillige oproep ontvangt van een bepaald nummer, wordt dit nummer geregistreerd via het automatisch systeem bedoeld in artikel 3 van dit besluit.

Wanneer de nooddienst een nieuwe kwaadwillige oproep ontvangt van een geregistreerd nummer, stuurt de nooddienst een gesproken waarschuwingsbericht naar dit nummer. Het versturen van een waarschuwingsbericht wordt herhaald wanneer een nieuwe kwaadwillige oproep wordt ontvangen vanuit het betrokken nummer.

Dit waarschuwingsbericht vermeldt minstens de betrokken nooddienst en de kans, bij recidiveren, op het blokkeren van de toegang tot de betrokken nooddienst, en de eventuele strafmaatregelen.

Art. 5.Wanneer een nooddienst een nieuwe kwaadwillige oproep vaststelt van een nummer waarnaar in de 48 uur voorafgaand aan de nieuwe kwaadwillige oproep reeds twee waarschuwingsberichten werden gestuurd, kan de nooddienst de toegang van dit nummer tot de betrokken dienst blokkeren voor een periode die niet langer duurt dan 4 uur.

Voor elke nieuwe kwaadwillige oproep die wordt ontvangen van hetzelfde nummer binnen de 24 uur na het beëindigen van de blokkering van het nummer, kan de nooddienst de toegang van dit nummer tot de betrokken dienst blokkeren voor een periode die niet langer duurt dan 4 uur.

Voor elke nieuwe kwaadwillige oproep die wordt ontvangen van hetzelfde nummer binnen de 12 uur na het beëindigen van de blokkering van het nummer, kan de nooddienst de toegang van dit nummer tot de betrokken dienst blokkeren voor een periode die niet langer duurt dan 12 uur.

Art. 6.De nooddienst stelt ten behoeve van het personeel en de medewerkers van de nooddienst richtlijnen op over de toepassing van dit besluit. De Minister en het Instituut worden in kennis gesteld van deze richtlijnen.

Art. 7.De nooddiensten wissen het telefoonnummer van waaruit één of meer kwaadwillige oproepen werden ontvangen in het automatisch systeem, uiterlijk twee maanden na het laatste geval van kwaadwillige oproep vanaf dit nummer.

Art. 8.De Minister stelt na advies van het Instituut jaarlijks de lijst vast van de telefoonnummers die niet kunnen worden geblokkeerd overeenkomstig artikel 5 van dit besluit, waaronder de telefoonnummers van de openbare telefoons. Het Instituut stelt de nooddiensten hiervan onverwijld in kennis.

Brussel, 4 juni 2007.

De Minister van Consumentenzaken, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

^