Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 06 april 2004
gepubliceerd op 23 juni 2004

Ministerieel besluit houdende sommige uitvoeringsbepalingen betreffende de "kwaliteitszorg" en de "survey surface agricoles" van het besluit van de Waalse Regering van 10 oktober 2002 betreffende het duurzame beheer van stikstof in de landbouw

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2004201891
pub.
23/06/2004
prom.
06/04/2004
ELI
eli/besluit/2004/04/06/2004201891/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

6 APRIL 2004. - Ministerieel besluit houdende sommige uitvoeringsbepalingen betreffende de "kwaliteitszorg" en de "survey surface agricoles" van het besluit van de Waalse Regering van 10 oktober 2002 betreffende het duurzame beheer van stikstof in de landbouw


De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, Gelet op het decreet van 7 oktober 1985 inzake de bescherming van het oppervlaktewater tegen vervuiling;

Gelet op het decreet van 30 april 1990 op de bescherming en de exploitatie van het grondwater en het tot drinkwater verwerkbaar water;

Gelet op het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 10 oktober 2002 betreffende het duurzame beheer van stikstof in de landbouw, inzonderheid op de artikelen 30 tot 35 en 43 en inzonderheid de artikelen 33, § 2, derde lid, 33, § 3, derde en vierde lid, 33, § 4, tweede lid en 43, 2°;

Gelet op de Europese richtlijn 91/676/EEG van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen, Besluit : HOOFDSTUK I. - Begripsbepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : 1° "kwaliteitszorg" : verbintenis van een landbouwer of van een groep landbouwers om het milieurisico van de landbouwbedrijvigheid te beheren wat betreft de nitraatverontreiniging van het water, overeenkomstig de artikelen 30 tot 35 van het besluit van de Waalse Regering van 10 oktober 2002 betreffende het duurzame beheer van stikstof in de landbouw;2° "nitratenbesluit" : het besluit van de Waalse Regering van 10 oktober 2002 betreffende het duurzame beheer van stikstof in de landbouw;3° "Minister" : de Minister van het Waalse Gewest bevoegd voor het waterbeleid;4° "potentieel uitspoelbare stikstof" of "PUS" : hoeveelheid nitraatstikstof die de bodem bevat tijdens de herfst, die in de winter uit de wortelzone kan worden gespoeld;5° "begeleidingsstructuur" : de instellingen waaraan, ter uitvoering van artikel 39 van het nitratenbesluit, coördinatie- en begeleidingsopdrachten opgedragen zijn bij overeenkomst;6° "nitraat vasthoudend gewas" of "nitraat vasthoudend tussengewas" of "NVT" : bodembedekkende beplanting zonder peulgewassen bestemd om, door absorptie door het wortelstelsel, de uitspoeling van nitraat naar de ondergrond te beperken tijdens het herfst- en het winterseizoen op het akkerland waarop de lentegewassen aangebracht zullen worden. Bedoelde bodembedekkende beplanting wordt zo spoedig mogelijk na de voorafgaande oogst aangebracht en bedekt de bodem op voldoende wijze (minstens 75 % bodembedekking op een bepaald tijdstip in de groei, behalve in uitzonderlijke weersomstandigheden); 7° "perceelfiches" : fiches die bijgehouden worden door de in het kwaliteitszorgproces gestapte landbouwer en die perceel per perceel inlichtingen bevatten die noodzakelijk zijn voor het vaststellen van de desbetreffende stikstofbewegingen alsook degene die noodzakelijk zijn voor de opvolging van en de controle op de naleving van de verplichtingen van de landbouwer in het kader van het kwaliteitszorgproces;8° "perceel" of "landbouwperceel" : elke akker- of weideoppervlakte die op homogene wijze beheerd wordt in de loop van een teeltcyclus;9° "akkerland" : de teeltbare landen, met uitzondering van weiden;10° "land" : de weiden en het akkerland;11° "bestuur" het bestuur van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu. HOOFDSTUK II. - "Survey Surfaces Agricoles", stikstofprofielen en potentieel uitspoelbare stikstof in bedrijven die in het kwaliteitszorgproces zijn gestapt

Art. 2.§ 1. In de herfst van elk jaar, worden grondmonsters genomen uit percelen van het bedrijf van de landbouwer die in het kwaliteitszorgproces gestapt is om stikstofprofielen op te maken en om de voldoende en duurzame aard van de PUS vast te leggen. § 2. Het geheel van de bemonsterde percelen wordt jaarlijks vastgelegd door de begeleidingsstructuur overeenkomstig artikel 3. § 3. De grondmonsters worden genomen en verpakt overeenkomstig artikel 4 door een erkend laboratorium of door een derde die door laatstgenoemde gemandateerd is, onder de verantwoordelijkheid van genoemd laboratorium. § 4. De stikstofprofielen worden opgemaakt overeenkomstig artikel 5 door een erkend laboratorium. § 5. De laboratoriums worden erkend overeenkomstig artikel 6. § 6. De landbouwer kiest een erkend laboratorium voor de uitvoering van de in dit besluit beschreven verrichtingen. Hij brengt de begeleidingsstructuur op de hoogte daarvan wanneer hij stapt in het kwaliteitszorgproces of wanneer hij van erkend laboratorium verandert. § 7. De voldoende en duurzame aard van de PUS wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 7, door die te vergelijken met de referentiewaarden die vastgesteld zijn overeenkomstig artikel 8.

Art. 3.§ 1. De percelen worden verdeeld in vier klassen (C1, C2, C3 voor akkerland en uitsluitend gemaaide weiden en P voor begraasde weiden). De onderscheidingen tussen klassen worden verricht overeenkomstig bijlage I, volgens de hoeveelheden potentieel uitspoelbare stikstoffen die hen a priori of volgens hun gebruik kunnen worden toevertrouwd.

Op grond van de ontwikkeling van de wetenschappelijke, technische en landbouwkundige kennis en in het bijzonder op basis van de werken van de begeleidingsstructuur, kan de Minister bijlage I wijzigen. § 2. In de herfst van elk jaar, worden monsters genomen uit een aantal percelen van elk bedrijf dat in het kwaliteitszorgproces is gestapt.

De gewogen toevallige selectie van de bemonsterde percelen, wordt uitvoerig verklaard in bijlage II. Op aanvraag van de landbouwer die in een kwaliteitszorgproces is gestapt, kunnen monsters worden genomen uit een groter aantal percelen dan hetgeen dat voorzien is in bijlage II. De aanvraag moet uiterlijk 31 augustus worden ingediend bij de begeleidingsstructuur. Die aanvraag bevat het aantal bijkomende percelen die moeten worden bemonsterd in de verschillende klassen van akkerland en weiden van zijn bedrijf. § 3. De ter uitvoering van § 2 te bemonsteren percelen worden jaarlijks gekozen door de begeleidingsstructuur.

Voor elk perceel dat gekozen is ter uitvoering van het eerste lid, kan de begeleidingsstructuur, indien noodzakelijk, een vervangingsperceel kiezen volgens bovenbedoelde selectiemethode. § 4. Bovenbedoelde selectiemethode wordt uitgevoerd door de begeleidingsstructuur op grond van de noodzakelijke inlichtingen die uiterlijk 31 augustus overgemaakt zijn door voornoemde landbouwer. De begeleidingsstructuur kan ook gebruik maken van elke andere beschikbare informatiebron om de percelen te selecteren.

Bij gebrek aan de noodzakelijke informatie binnen de gestelde termijn, kan de begeleidingsstructuur een andere selectiemethode toepassen om dit besluit zo goed mogelijk uit te voeren. § 6. Het resultaat van de selectie wordt door de begeleidingsstructuur overgemaakt aan de door de landbouwer gekozen erkend laboratorium uiterlijk op 30 september van elk jaar.

Art. 4.§ 1. Minstens 10, 15 en 20 monsternemingen worden respectievelijk uitgevoerd op elk perceel akkerland of uitsluitend gemaaide weide, geselecteerd ter uitvoering van artikel 3 of in het kader van de "Survey Surfaces Agricoles", dat respectievelijk toebehoort aan de klassen C1, C2 en C3.

Minstens 3 monsternemingen worden uitgevoerd op alle percelen begraasde weide die geselecteerd zijn ter uitvoering van artikel 3 of in het kader van de "Survey Surfaces Agricoles".

De monsterneming dekt het geheel van een perceel op homogene wijze, met uitzondering van de onmiddellijke omgeving, de drinkplaatsen, voedingsplaatsen, opslagplaatsen of elke andere oppervlakte die aan een verschillende verwerking dan de rest van het perceel onderworpen is.

Indien, op een geselecteerd perceel, twee of meer verschillende beheersmethoden worden toegepast, worden enkel monsters genomen uit de zone waarvan het beheer het best overeenkomt met hetgene dat in aanmerking werd genomen bij de voorafgaande keuze van de percelen. § 2. Elke monsterneming op een perceel akkerland of uitsluitend gemaaide weide wordt onderverdeeld in drie lagen, een eerste laag van 0 tot 30 cm diepte, een tweede van 30 tot 60 cm diepte en een derde van 60 tot 90 cm diepte voor zover de gronddiepte het mogelijk maakt.

Die monsternemingen worden uitgevoerd d.m.v. een sonde met een zodanige diameter dat de aardemassa genomen uit elk bedrijf dat in een kwaliteitszorgproces is gestapt, ten minste gelijk is aan 300 gr per laag en per bemonsterd perceel.

Indien een laag niet kan worden gesondeerd op een representatieve wijze (monsterneming van minstens 2/3 van de hoeveelheid aarde die voor de laag voorzien is) op een gegeven perceel, wordt die niet in aanmerking genomen voor de interpretatie van de resultaten. § 3. Elke monsterneming in een perceel begraasde weide wordt uitgevoerd op een unieke laag van 30 cm diep of met een lagere diepte die overeenstemt met de dikte van de losse grond, indien de diepte van 30 cm niet kan worden bereikt.

Die monsternemingen worden verricht d.m.v. een sonde met een zodanige diameter dat de aardemassa genomen uit elk bedrijf dat in een kwaliteitszorgproces is gestapt, ten minste gelijk is aan 300 gr per bemonsterd perceel. § 4. Voor elke monsterneming moet de sonde uniform opgevuld zijn met aarde. § 5. Op het ogenblik van de monsterneming, moet de verkoudheidsgraad van de grond voldoende zijn om de risico van bezoedeling van een laag door de andere ("lekkage") te voorkomen en opdat de latere verwerkingen kunnen worden uitgevoerd in goede omstandigheden (zeving, homogenisering van het monster). § 6. Indien monsternemingen niet kunnen worden uitgevoerd op een gegeven perceel, overeenkomstig §§ 1 tot 5, wordt zijn eventuele vervangingsperceel bemonsterd. § 7. Grondmonsters worden genomen tussen 15 oktober en 30 november.

Die monsternemingen worden uitgevoerd met behulp van motorinstrumenten of met de hand. Ze kunnen niet worden uitgevoerd met motorinstrumenten indien zo'n procédé schadelijk is voor de teelt ter plaatse of op de grond.

Het monsternemingsmaterieel vertoont zulke kenmerken dat er geen storingsgevaar is voor de grondlagen en dat het gehalte aan minerale stikstof van de monsters niet wordt verhoogd. Het gaat hetzij om een buisvormige sonde van de soort "beitel", gesloten of halfmaanvormig, hetzij om een spiraalboor. § 8. Voor elk bemonsterd perceel, wordt de genomen aard verpakt in evenveel afzonderlijke zakjes als er lagen zijn. Na afloop van de bemonstering, worden de zakjes hermetisch gesloten en genummerd op onuitwisbare en eenzinnige wijze. Ze worden dan onmiddellijk geplaatst in een thermisch geïsoleerde en hermetisch gesloten container. § 9. De monsters worden op de dag van de monsterneming in voornoemde container vervoerd naar het erkende laboratorium belast met de analyse. § 10. Het door de landbouwer gekozen laboratorium informeert eerstgenoemde minstens twee dagen vóór de monsternemingsdatum. Na afloop van de monsterneming, wordt een proces-verbaal behoorlijk ingevuld, gedateerd en ondertekend door de monsternemer of door de landbouwer of zijn vertegenwoordiger, ter goedkeuring. Het wordt in twee exemplaren opgemaakt, één voor de landbouwer en de andere voor het erkende laboratorium. Het bevat ten minste de volgende informatie : - de benaming en adres van de landbouwer; - de benaming en adres van het erkende laboratorium belast met de monsterneming en de analyse; - de naam van de monsternemer; - de administratieve verwijsnummers van de bemonsterde percelen, de laatste geoogste teelt, de teelt of de al aanwezige of gezaaide plantbedekking en de aanbrengen (type, hoeveelheid, datum) van organische stoffen die na de laatste geoogste teelt uitgevoerd zijn; - de verwijsnummers van de aardezakjes; - nuttige informatie betreffende de monsterneming (datum, type sonde, methode, aantal, diepte, problemen betreffende de uitvoering van dit artikel, eventuele commentaren). § 11. Het erkende laboratorium bewaart de processen-verbaal van monsterneming tijdens minstens vier maanden en stelt die o.a. ter beschikking van de begeleidingsstructuur. Bij belangrijk probleem betreffende de naleving van dit artikel, verwittigt het erkende laboratorium er de begeleidingsstructuur van binnen de kortste termijnen. § 12. De begeleidingsstructuur en/of het erkende laboratorium nemen de noodzakelijke bepalingen om dit besluit zo goed mogelijk toe te passen ondanks de ontmoette monsternemingsproblemen.

Art. 5.§ 1. De monsters worden onmiddellijk na ontvangst geanalyseerd door het erkende laboratorium of, bij gebrek, opgeslagen in een koude kamer op een temperatuur begrepen tussen 1°C en 4°C tijdens een maximumduur van 5 dagen vóór analyse. § 2. Het erkende laboratorium voert een analyse van de residuen van nitraatstikstof (NO3) per ontvangen zakje uit. § 3. Vóór de analyse wordt de inhoud van elk zakje zorgvuldig gehomogeniseerd d.m.v. een zeef met mazen van 8 mm. Indien er zeefrest bestaat, wordt het steengehalte van het monster vastgesteld op 10 % .

Bij gebrek aan zeefrest, wordt het vastgesteld op 0 %. § 4. Onmiddellijk na de zeving, wordt de nitraatextractie uitgevoerd op de niet-gedroogde bruto stof van een aliquot van minstens 30 gram monster per oplossing KCl 0,1N. De extractieverhouding (aardegewicht/volume van extractieoplossing) bedraagt 1/5. § 5. De flesjes bestemd voor de extractie worden gekurkt en onderworpen aan de actie van een roterend schudapparaat tijdens 30 minuten. De oplossing staat daarna stil tijdens 30 minuut voor de bezinking. § 6. Het doseren van nitraat wordt uitgevoerd op het supernatant dat, volgens de doseringsmethode, al dan niet vooraf wordt gefiltreerd. § 7. Indien het doseren niet binnen drie uur na de extractie wordt verricht, worden de extracten opgeslagen in een koude kamer op een maximumtemperatuur van 4°C, beschut tegen het licht tijdens een maximumduur van 48 uur of worden bevroren. § 8. Het doseren van nitraat wordt uitgevoerd door het erkende laboratorium volgens een standaardmethode, zoals : - de colorimetrische methode van rechtstreekse dosering van nitraat door chromotropisch zuur (West & Lyles, 1960); - de colorimetrische methode van rechtstreekse dosering van nitraat door brucine (Baker, 1967); - de titrimetrische methode van vermindering van nitraat in ammonium door het Devarda-alliage, na distillatie met stripgas; - de colorimetrische methode van vermindering van nitraat in nitriet (met name d.m.v. cadmium of hydrazine) met dosering door de gewijzigde reactie van Griess-Ilosvay (Bremner, 1965; Guiot 1975). § 9. Het verkregen resultaat wordt uitgedrukt in kg N-NO3/ha. Deze eenheid is afgeleid van een werkelijk gedoseerde concentratie in mg N-NO3/l ter uitvoering van § 8.

De overgang van een eenheid naar de andere gebeurt d.m.v. de integratie van parameters zoals de dikte van de grondlaag, het percentage droge stof, de verhouding keien/aarde en de zichtbare densiteit in droge toestand. De volgende standaardwaarden van zichtbaar specifiek gewicht op droge grond per laag worden daartoe toegepast : 1,35 t/m3 voor de hogere laag (0-30 cm), 1,5 t/m3 voor de andere lagen (30-60 cm en 60-90 cm) in akkerland en 1,3 t/m3 in weide. § 10. In geval van belangrijk probleem voor de toepassing van dit artikel, verwittigt het erkende laboratorium er de begeleidingsstructuur van binnen de kortste termijn. § 11. De begeleidingsstructuur en/of het erkende laboratorium neemt/nemen de noodzakelijke bepalingen om dit besluit zo goed mogelijk toe te passen ondanks de analyseproblemen.

Art. 6.§ 1. In afwachting van een erkenningsprocedure, worden de laboratoriums van de "Chaîne Nitrate" van het Réquasud-netwerk en elk ander laboratorium dat het geheel van de desbetreffende voorschriften van dit besluit naleeft, beschouwd als erkend tot het vaststellen van genoemde procedure. § 2. Bij niet-naleving van de desbetreffende voorschriften van dit besluit, kan het bestuur, met name op voorstel van de begeleidingsstructuur, het voordeel van § 1 weigeren aan het laboratorium.

Art. 7.§ 1. Elk jaar, in elk bedrijf dat in het kwaliteitszorgproces is gestapt, wordt een cijfer "perceelsgewijs beheer van stikstof" berekend voor elk bemonsterd perceel door de begeleidingsstructuur overeenkomstig bijlage III. Overeenkomstig artikel 34, § 1, van het "nitratenbesluit", worden de waarden van de cijfers "perceelsgewijs beheer van stikstof" die verkregen zijn voor de afgelopen campagne, duidelijk vastgesteld in de balans van die campagne. § 2. Elk jaar, in elk bedrijf dat in het kwaliteitszorgproces is gestapt, wordt een cijfer "jaarlijks globaal beheer van stikstof" berekend door de begeleidingsstructuur. Dat cijfer is gelijk aan het gemiddelde van de cijfers "perceelsgewijs beheer van stikstof" van het jaar.

Elk jaar, in elk bedrijf dat in het kwaliteitszorgproces is gestapt, wordt een cijfer "potentieel risico verbonden met de wisselbouw" berekend door de begeleidingsstructuur. Dat cijfer wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage IV. Overeenkomstig artikel 34, § 1, van het "nitratenbesluit", worden de waarden van de cijfers "jaarlijks globaal beheer van stikstof" en "potentieel risico verbonden met de wisselbouw" die verkregen zijn voor de afgelopen campagne, duidelijk vastgesteld in de balans van die campagne. § 3. Na afloop van de eerste vier jaren in het kwaliteitszorgproces, worden de PUS-resultaten van het bedrijf beschouwd als voldoende en duurzaam indien het cijfer "jaarlijks globaal beheer van stikstof" van het 4de jaar (of het gemiddelde van de laatste drie cijfers) hoger is dan of gelijk is aan nul en indien het cijfer "potentieel risico verbonden met de wisselbouw" van het 4de jaar (of het gemiddelde van de laatste drie cijfers) hoger is dan of gelijk is aan nul.

Na afloop van de volgende vier jaren in het kwaliteitszorgproces, worden de PUS-resultaten van het bedrijf beschouwd als voldoende en duurzaam indien het gemiddelde van de vier cijfers "jaarlijks globaal beheer van stikstof" en het gemiddelde van de vier cijfers "potentieel risico verbonden met de wisselbouw" hoger zijn dan of gelijk zijn aan nul.

Art. 8.§ 1. Een protocol voor de uitvoering van de "Survey Surfaces Agricoles" wordt opgemaakt en eventueel gewijzigd door de begeleidingsstructuur overeenkomstig artikel 43 van het "nitraten"-besluit. Voor het opmaken en de eventuele wijzigingen van dit protocol, zoekt de begeleidingsstructuur een optimale uitvoering van dit besluit en van het "nitraten"-besluit, met het oog op de rechtvaardigheid voor landbouwers, op de haalbaarheid en rekening houdend met de kennis die o.a. door de "survey nitrates" verworven zijn alsook met de landbouwkundige, technische en wetenschappelijke ontwikkelingen.

Het opmaken en de eventuele wijzigingen van genoemd protocol zijn o.a. gebaseerd op de weersomstandigheden van het afgelopen jaar, de teeltsoort; de geografische plaats en de pedologische omstandigheden.

De begeleidingsstructuur onderwerpt het protocol ter goedkeuring van de Minister uiterlijk één jaar na bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad en daarna bij elke belangrijke wijziging en minstens één keer om de vier jaar.

Vanaf de eerste goedkeuring door de Minister, is zo'n protocol pas rechtsgeldig van toepassing als het door de Minister goedgekeurd is. § 2. De overeenkomstig § 1 opgemaakte of gewijzigde "Survey Surfaces Agricoles" wordt door de begeleidingsstructuur uitgevoerd. Daarmee kunnen de PUS-referentiewaarden (a genoteerd) noodzakelijk voor de vaststelling van de cijfers "perceelsgewijs beheer van stikstof", met name jaarlijks worden bepaald overeenkomstig bijlage III. Elk jaar worden de PUS-referentiewaarden, uitgedrukt in kg N-NO3/ha, vastgelegd door de begeleidingsstructuur en overgemaakt aan de Minister ter goedkeuring uiterlijk op 31 januari op grond van de "Survey Surfaces Agricoles" van de vorige herfst.

Vanaf de eerste goedkeuring door de Minister, zijn de PUS-referentiewaarden enkel rechtsgeldig van toepassing indien ze goedgekeurd zijn door de Minister.

De PUS-referentiewaarden worden opgemaakt om een optimaal beheer van stikstof voor het betrokken jaar en voor elke klas van bijlage I weer te geven. § 3. In het kader van de "Survey Surfaces Agricoles" worden grondmonsters genomen en verpakt overeenkomstig artikel 4, onder de verantwoordelijkheid van een erkend laboratorium, door laatstgenoemde of door een derde dat door laatstgenoemde gemandateerd is.

De stikstofprofielen worden opgemaakt door een erkend laboratorium overeenkomstig de artikelen 5 en 6. HOOFDSTUK III. - Systemische stikstofbalansen in de bedrijven die in het kwaliteitszorgproces zijn gestapt

Art. 9.§ 1. Overeenkomstig artikel 33, § 3, van het "nitraten"-besluit, worden de systemische stikstofbalansen opgemaakt volgens de in artikel 10 beschreven berekeningsmethode. § 2. De referentiewaarden, de voorwaarden die moeten worden nageleefd en het peil dat moet worden bereikt om de systemische bedrijfs- en wisselbouwbalansen als voldoende en duurzaam te beschouwen, worden bepaald in de artikelen 11 en 12.

Art. 10.§ 1. Overeenkomstig artikel 1, 30°, van het "nitraten"-besluit, wordt het balanssaldo berekend d.m.v. de volgende algemene formule, waar de termen worden uitgedrukt in kilo's stikstof per hectare en per jaar : Saldo = Input - Output = Verliezen + Variatie van de humusvoorraad § 2. De parameters die in aanmerking worden genomen in de berekening van de input, output en saldo van de bedrijfs- en wisselbouwbalansen worden opgenomen in bijlage VI. Deze parameters geven een betere definitie van die welke in artikel 1, 30°, van het "nitraten"-besluit staan vermeld. § 3. De berekeningsmethode van de bedrijfs- en wisselbouwbalansen wordt vastgesteld en eventueel gewijzigd door de begeleidingsstructuur; die methode maakt op duidelijke en eenduidige wijze ten minste gebruik van de in bijlage VI opgenomen parameters voorzien van een asterisk.

De begeleidingsstructuur onderwerpt die berekeningsmethode ter goedkeuring van de Minister uiterlijk één maand na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad en daarna bij elke belangrijke wijziging en ten minste één keer om de vier jaar.

Voor het opmaken en de eventuele wijzigingen van deze berekeningsmethode, zoekt de begeleidingsstructuur een optimale uitvoering van dit besluit en van het "nitraten"-besluit, met het oog op de rechtvaardigheid voor landbouwers, op de haalbaarheid en rekening houdend met de verworven kennis alsook met de landbouwkundige, technische en wetenschappelijke ontwikkelingen.

Vanaf de eerste goedkeuring door de Minister, is de berekeningsmethode van de bedrijfs- en wisselbouwbalansen enkel rechtsgeldig van toepassing indien ze goedgekeurd is door de Minister. § 4. De stikstofhoeveelheden en -gehalten die worden meegerekend in de berekening van de balansen zijn eerst die welke verkregen zijn voor de betrokken boerderij op grond van analysen, gegevens of stukken eigen aan het bedrijf. Bij gebrek daarvan wordt gebruik gemaakt van gegevens uit plaatselijke of gewestelijke gemiddelden of normen. Bij gebrek daarvan wordt gebruik gemaakt van waarden uit de literatuur of uit federale of Europese gemiddelden en normen. In alle gevallen zijn de bronnen duidelijk vermeld.

Art. 11.§ 1. De voldoende en duurzame aard van de systemische bedrijfsbalans wordt vastgesteld in vergelijking met het Potentiële Landbouwkundige Saldo (PLS). Het PLS staat voor de geoptimaliseerde theoretische bedrijfsbalans.

Het PLS wordt berekend overeenkomstig bijlage VII; het wordt uitgedrukt in kilo's stikstof per hectare en per jaar.

Overeenkomstig artikel 34, § 1, van het "nitraten"-besluit, worden de voor de afgelopen campagne verkregen waarden van het saldo van de bedrijfsbalans en van het PLS, duidelijk vastgesteld door de balans van genoemde campagne. § 2. De voldoende en duurzame aard van de systemische wisselbalans wordt vastgesteld in vergelijking met het Ecologisch Verantwoorde Saldo (EVS). Het EVS staat voor de geoptimaliseerde theoretische wisselbouwbalans.

Het EVS wordt berekend overeenkomstig bijlage VIII; het wordt uitgedrukt in kilo's stikstof per hectare en per jaar.

Overeenkomstig artikel 34, § 1, van het "nitraten"-besluit, worden de voor de afgelopen campagne verkregen waarden van het saldo van de wisselbouwbalans en van het EVS, duidelijk vastgesteld door de balans van genoemde campagne.

Art. 12.§ 1. Na afloop van de eerste vier jaar in het kwaliteitszorgproces, worden de jaarlijkse systemische stikstofbalansen beschouwd als voldoende en duurzaam indien de som van de jaarlijkse verschillen tussen de bedrijfsbalans en het PLS en de som van de jaarlijkse verschillen tussen de wisselbouwbalans en het EVS hoogstens gelijk zijn aan nul over de laatste twee jaar in het kwaliteitszorgproces. § 2. Na afloop van de volgende vier jaar in het kwaliteitszorgproces, worden de jaarlijkse systemische stikstofbalansen beschouwd als voldoende en duurzaam indien de som van de jaarlijkse verschillen tussen de bedrijfsbalans en het PLS en de som van de jaarlijkse verschillen tussen de wisselbouwbalans en het EVS hoogstens gelijk zijn aan nul over de vier jaar in het kwaliteitszorgproces. HOOFDSTUK IV. - Landbouwkundige maatregelen, praktijken en beheerswijzen die de verbetering van het stikstofbeheer begunstigen waarbij de prioritaire verbetering van de PUS-resultaten alsook van de resultaten van stikstofbalansen wordt beoogd in het kader van het kwaliteitszorgproces

Art. 13.§ 1. Overeenkomstig artikel 33, § 4, van het "nitraten"-besluit, worden de landbouwkundige maatregelen, praktijken en beheerswijzen die de verbetering van het stikstofbeheer begunstigen alsook hun als referentie gebruikte toepassingsniveaus vastgesteld overeenkomstig de artikelen 14 en 15 van dit besluit.

De voorschriften van artikel 14 moeten van ambtswege in acht worden genomen na afloop van de eerste jaren in het kwaliteitszorgproces en jaarlijks bij elke verlenging van het kwaliteitszorgproces.

De voorschriften van artikel 15 zijn van toepassing al naar gelang het geval met het oog op de prioritaire verbetering van de PUS-resultaten alsook van die van de stikstofbalansen. § 2. De begeleidingsstructuur verleent de landbouwer bijstand bij de planning en uitvoering van die maatregelen, praktijken en beheerswijzen. § 3. Overeenkomstig artikel 34, § 1, van het "nitraten"-besluit, bepaalt het vooruitzichtsplan van de komende campagne duidelijk de als referentie gebruikte toepassingsniveaus die moeten worden bereikt wat betreft de landbouwkundige maatregelen, praktijken en beheerswijzen, inzonderheid wat betreft de cijfers "perceelsgewijs beheer van stikstof", "jaarlijks globaal beheer van stikstof" en "potentieel risico verbonden met de wisselbouw" die verkregen zijn overeenkomstig artikel 7 en volgens de verschillen tussen enerzijds het PLS en het saldo van de bedrijfsbalans en anderzijds tussen het EVS en het saldo van de wisselbouwbalans die verkregen zijn overeenkomstig artikel 11. § 4. Overeenkomstig artikel 34, § 1, van het "nitraten"-besluit, bepaalt de balans van de afgelopen campagne in welke mate voornoemde toepassingsniveaus bereikt zijn.

Art. 14.Op elk perceel begraasde weide, mag de graasdichtheid van 150 GVE.dagen per hectare tussen 15 september en 31 december niet worden overschreden.

De GVE's worden berekend d.m.v. de waarden van bijlage V. Onder dag verstaat men 24 uur begrazing. § 2. Elk omzetten van een grasbedekking die sinds meer dan twee jaar aangeplant is, moet worden gevolgd, binnen vijftien dagen, door de aanplanting van een nieuwe grasbedekking, een gewas of een NVT. § 3. Nitraat houdende gewassen moeten worden aangeplant op ten minste 50 % van de oppervlakten die met zulke gewassen kunnen worden beplant.

Voor de toepassing van deze paragraaf zijn die oppervlakten degene waarop een gewas geoogst is tot 15 september en waarop een lentegewas moet worden aangeplant na 31 januari.

Om te worden meegerekend overeenkomstig deze paragraaf, moeten de NVT's overeenstemmen met de in artikel 1 bedoelde algemene definitie en vernietigd worden na 30 november.

Om te worden meegerekend overeenkomstig deze paragraf, moeten de NVT's die vanaf 15 september gezaaid zijn, uitsluitend bestaan uit grasgewassen. § 4. Elke maïs-, aardappel-, groen- en peulteelt moet de principes van de redelijke bemesting in acht nemen.

Voor de toepassing van deze paragraaf, bestaat de redelijke bemesting, op grond van een jaarlijks bemestingsplan, erin de toevoer van bemestingsmiddelen te optimaliseren en de verliezen te minimaliseren door de bemesting af te stemmen op de totale behoeften van de gewassen, na aftrek van de beschikbare minerale stikstof en van de nuttige minimalisering.

Vor de toepassing van deze paragraaf, kan de redelijke bemesting eenvoudig uitgevoerd worden, inzonderheid op grond van plaatselijke of gewestelijke gegevens en op basis van de in de gespecialiseerde pres bekendgemaakte adviezen, zonder noodzakelijkerwijs beroep te doen op bijzondere technieken noch op grondanalysen.

De begeleidingsstructuur helpt de landbouwer bij de planning en de uitvoering van de redelijke bemesting.

Art. 15.§ 1. De landbouwkundige maatregelen, praktijken en beheerswijzen die al naargelang het geval toepasselijk zijn, met het oog op de prioritaire verbetering van de PUS-resultaten en van die van stikstofbalansen, zijn de volgende : - De voeding van herkauwers optimaliseren door de regelmatige berekening van de porties en de regelmatige voederanalyse. - Een voedingswijze van varkens en gevogelte toepassen die de vermindering van het stikstofgehalte in uitwerpselen begunstigt. - De redelijke stikstofbemesting toepassen en bemestingsplannen opmaken. - Waterlopen beschermen tegen eutrofiëring en nitraatverontreiniging. - Regelmatig gebruik maken van een alternatieve beheerswijze van organische bemestingsmiddelen (compostering, ...) - Regelmatig gebruik maken van een efficiënte verstrooiingswijze van mest (injectie, zodebemester, inverse ketsplaat). - Dierlijke mest regelmatig analyseren en de verstrooide hoeveelheden nauwkeurig evalueren. - Tijdelijke weiden (met een maximumduur van 3 jaar) integreren in de gewasrotatie, inzonderheid ter vervanging van andere voeder. - De door NVT's bedekte oppervlakte verhogen. - Vergelijkende bemestingsproeven uitvoeren en deelnemen aan een door Nitrawal begeleide werk- en studiegroep. - Maïs oogsten voor 15 september, gevolgd door de aanplanting van een NVT, een wintergewas of een weide. - Organische meststoffen met snelle werking eerder in de lente (van januari tot maart) verstrooien dan in de herfst. - Op 50 % van de ingezaaide oppervlakten van een als C3 ingedeeld gewas dat na 15 september geoogst is, een winterharde grasbedekking aanplanten die niet mag worden vernietigd voor 15 februari - Een begrazingsschema uitvoeren om de begrazingsdrukken zo goed mogelijk te verdelen gelet op de productie en het leefmilieu. - Gebruik maken van geavanceerde werktuigen voor het sturen op stikstof. - De oppervlakte van begraasde weiden verhogen. - Organische meststoffen verspreiden op de jaarlijkse gewassen in periode van snelle groei. - De stikstofinvoer verminderen.

Andere bijkomende landbouwkundige maatregelen, praktijken en beheerswijzen kunnen per geval worden toegepast met het oog op de prioritaire verbetering van de PUS-resultaten alsook van die van stikstofbalansen, in overleg met de begeleidingsstructuur en overeenkomstig artikel 34, § 1, van het "nitraten"-besluit. § 2. Overeenkomstig artikel 33, § 4, van het "nitraten"-besluit, wordt de uitvoering van voornoemde landbouwkundige maatregelen, praktijken en beheerswijzen en hun als referentie gebruikte toepassingsniveaus stapsgewijs vastgesteld met een constant oog voor verbetering. § 3. De standaarden die de in § 1 bedoelde landbouwkundige maatregelen, praktijken en beheerswijzen het best omschrijven, worden door de begeleidingsstructuur vastgesteld of gewijzigd.

De Minister kan die standaarden of wijzigingen daaraan aannemen.

Daarna zijn enkel die standaarden rechtsgeldig van toepassing met verwijzing naar dit artikel. HOOFDSTUK V. - Toezicht en evaluatie

Art. 16.Indien de landbouwer de krachtens dit besluit hem opgedragen verplichtingen niet naleeft, verwittigt de begeleidingstructuur het bestuur daarvan en is artikel 33, § 6, van het "nitraten"-besluit van toepassing.

Art. 17.§ 1. Overeenkomstig artikel 34, § 2, van het "nitraten"-besluit, bepaalt de eindbalans duidelijk in welke mate de volgende verplichtingen zijn nageleefd : 1. de basistermen voor de samenwerking met de begeleidingsstructuur overeenkomstig artikel 33, § 1, en artikel 34, § 1, van het "nitraten"-besluit 2.de voldoende en duurzame aard van de PUS overeenkomstig artikel 33, § 2, van het "nitraten"-besluit 3. de voldoende en duurzame aard van de systemische stikstofbalansen overeenkomstig artikel 33, § 3, van het "nitraten"-besluit 4.de naleving van artikel 14 (landbouwkundige maatregelen, praktijken en beheerswijzen en hun als referentie gebruikte toepassingsniveaus die van ambtswege toepasselijk zijn) overeenkomstig artikel 33, § 4, van het "nitraten"-besluit 5. de naleving van artikel 15 (landbouwkundige maatregelen, praktijken en beheerswijzen en hun als referentie gebruikte toepassingsniveaus die al naar gelang het geval toepasselijk zijn) overeenkomstig artikel 33, § 4, van het "nitraten"-besluit. De eindbalans bevat een synthesenota met enerzijds een positieve of negatieve beoordeling voor elk van de hierboven vermelde punten, en anderzijds een positieve of negatieve globale beoordeling van het kwaliteitszorgproces. Overeenkomstig artikel 34, § 2, tweede lid, van het "nitraten"-besluit, kan die synthesenota worden opgemaakt door de begeleidingsstructuur zonder de overeenstemming van de landbouwer.

Elk kwaliteitszorgproces eindigt met een balans die overeenkomt met deze paragraaf, na vier jaar of wanneer het onderbroken is, ongeacht de reden. § 2. Overeenkomstig artikel 34, § 2, van het "nitraten"-besluit en onverminderd artikel 44 van hetzelfde besluit : - de eindbalans van een exploitatie die eindigt met een negatieve conclusie over verplichting 1 van § 1, wordt geacht afgekeurd te zijn. - de eindbalans van een exploitatie die eindigt met een negatieve conclusie over verplichting 4 van § 1, wordt geacht afgekeurd te zijn. § 3. Overeenkomstig artikel 34, § 2, van het "nitraten"-besluit en onverminderd artikel 44 van hetzelfde besluit, wordt de eindbalans van een exploitatie die eindigt met een negatieve conclusie over verplichtingen 2 en 5 van § 1, geacht afgekeurd te zijn. § 4. Overeenkomstig artikel 34, § 2, van het "nitraten"-besluit en onverminderd § 2 van dit artikel en artikel 44 van genoemd besluit : - wordt de eindbalans van een exploitatie die eindigt met een positieve conclusie over verplichting 5 van § 1, geacht goedgekeurd te zijn. - wordt de eindbalans van een exploitatie die eindigt met een positieve conclusie over verplichtingen 2 en 3 van § 1, geacht goedgekeurd te zijn. § 5. In afwijking van §§ 2, 3 en 4 en onverminderd artikel 44 van het "nitraten"-besluit, wordt de eindbalans van een exploitatie die eindigt met een positieve conclusie over het kwaliteitszorgproces in zijn geheel, geacht goedgekeurd te zijn.

In afwijking van §§ 2, 3 en 4 en onverminderd artikel 44 van het "nitraten"-besluit, wordt de eindbalans van een exploitatie die eindigt met een negatieve conclusie over het kwaliteitszorgproces in zijn geheel, geacht afgekeurd te zijn. § 6. Bijlage IX illustreert §§ 3, 4 en 5. § 7. Voor de toepassing van § 5 of van de door §§ 2, 3 en 4 niet-gedekte gevallen, wordt een overleg over de goedkeuring van de eindbalans gevoerd indien een aanvraag wordt ingediend door de landbouwer, de begeleidingsstructuur of het bestuur. Bij het overleg moeten minstens de landbouwer, een vertegenwoordiger van de begeleidingsstructuur en een vertegenwoordiger van het bestuur betrokken zijn. De deelnemers worden door het bestuur opgeroepen. HOOFDSTUK VI. - Andere algemene bepalingen

Art. 18.§ 1. De begeleidingsstructuur ontwikkelt of wijzigt didactische en operationele werktuigen ter verbetering van het begrip en van de autonomie van landbouwers en andere personen betrokken bij de uitvoering van dit besluit.

De Minister kan die werktuigen of wijzigingen daaraan aannemen. Daarna zijn enkel die werktuigen van toepassing met verwijzing naar dit artikel. § 2. De begeleidingsstructuur verwittigt de landbouwer van zijn verplichtingen krachtens dit besluit en het "nitraten"-besluit.

In de loop van het kwaliteitszorgproces verwittigt de begeleidingsstructuur de landbouwer van zijn prestaties en van de inzet met het oog op een optimale planning van dat proces.

Art. 19.De landbouwer, de begeleidingsstructuur en het erkende laboratorium alsook elke andere persoon betrokken bij dit besluit stellen alles in het werk opdat de in dit besluit beschreven verrichtingen zouden worden uitgevoerd in de zo goed mogelijke omstandigheden. Ze zorgen o.a. voor de goede verspreiding van de informatie en voor de naleving van de termijnen. Ze werken in alle onafhankelijkheid, zonder andere convergentie van belangen dan de goede uitvoering van dit besluit.

Namen, 6 april 2004.

M. FORET

BIJLAGE I Verdelingstabel van akkerland en weiden volgens de hoeveelheden potentieel uitspoelbare stikstof die hen a priori kunnen worden toegekend en volgens hun gebruik Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De in bovenstaande tabel niet-opgenomen teeltroutes kunnen worden gelijkgesteld met de bestaande klassen door de begeleidingsstructuur.

Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit houdende sommige uitvoeringsbepalingen betreffende de "kwaliteitszorg" en de "Survey Surface Agricoles" van het besluit van de Waalse Regering van 10 oktober 2002 betreffende het duurzame beheer van stikstof in de landbouw.

M. FORET

BIJLAGE II Gewogen random selectiemethode voor percelen Eerste stap : Alle percelen akkerland en weiden van een bedrijf dat in een kwaliteitszorgproces is gestapt, worden geïnventariseerd en verdeeld in 4 klassen, overeenkomstig artikel 3, § 1 en bijlage I bij het besluit.

De percelen die niet gedekt worden met één van de in bijlage I vermelde gewassen, kunnen hetzij worden genegeerd, hetzij worden geïntegreerd in de bestaande klassen door de begeleidingsstructuur.

Tweede stap : Het aantal te bemonsteren percelen en de uitsplitsing ervan (akkerland of uitsluitend gemaaide weide/begraasde weide) wordt vastgesteld overeenkomstig onderstaande tabel volgens de verhouding van de met begraasde weiden gedekte oppervlakte Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Derde stap : De klassen (C1, C2, C3) die moeten worden bemonsterd onder het akkerland of de uitsluitend gemaaide weiden, worden verdeeld als volgt : Wanneer vier percelen akkerland of uitsluitend gemaaide weide moeten worden bemonsterd overeenkomstig de tweede stap hierboven, wordt een perceel gekozen in elke klas en wordt het vierde perceel gekozen in de klasse met de grootste oppervlakte.

Wanneer drie percelen akkerland of uitsluitend gemaaide weide moeten worden bemonsterd overeenkomstig de tweede stap hierboven, wordt een perceel gekozen in elke klas. - Wanneer minder dan 3 percelen akkerland of uitsluitend gemaaide weide moeten worden bemonsterd overeenkomstig de tweede stap hierboven, wordt een perceel gekozen in klas C3. Voor de keuze van het eventuele andere perceel, wordt geen onderscheiding gemaakt tussen klasse C1 en C2 en worden alle percelen akkerland of uitsluitend gemaaide weide van klasse C1 en C2 verzameld in een unieke klas Cx. - Wanneer 3 of meer percelen akkerland of uitsluitend gemaaide weide moeten worden bemonsterd overeenkomstig de tweede stap hierboven en twee klassen akkerland of uitsluitend gemaaide weide niet vertegenwoordigd worden, worden percelen bemonsterd in de enige vertegenwoordigde klasse. - Wanneer 3 of meer percelen akkerland of uitsluitend gemaaide weide moeten worden bemonsterd overeenkomstig de tweede stap hierboven en een klasse akkerland of uitsluitend gemaaide weide niet vertegenwoordigd wordt binnen het bedrijf, wordt de bemonstering van de percelen die niet kunnen worden bemonsterd in de ontbrekende klasse, uitgevoerd in de eerstvolgende hogere klasse. - Wanneer 3 of meer percelen akkerland of uitsluitend gemaaide weide moeten worden bemonsterd overeenkomstig de tweede stap hierboven en klasse C3 niet vertegenwoordigd wordt binnen het bedrijf, wordt de bemonstering van de percelen die niet kunnen worden bemonsterd in klasse C3, uitgevoerd in klasse C2.

Vierde stap : Binnen elke klasse wordt elk perceel voorzien van een incassocoëfficiënt volgens de volgende formule : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit houdende sommige uitvoeringsbepalingen betreffende de "kwaliteitszorg" en de "Survey Surface Agricoles" van het besluit van de Waalse Regering van 10 oktober 2002 betreffende het duurzame beheer van stikstof in de landbouw M. FORET

BIJLAGE III Cijfer "perceelsgewijs beheer van stikstof" voor percelen akkerland en percelen weiden Het cijfer "perceelsgewijs beheer van stikstof" wordt berekend overeenkomstig tabel 1.

Tabel 1 : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit houdende sommige uitvoeringsbepalingen betreffende de "kwaliteitszorg" en de "Survey Surface Agricoles" van het besluit van de Waalse Regering van 10 oktober 2002 betreffende het duurzame beheer van stikstof in de landbouw.

BIJLAGE IV Cijfer "potentieel risico verbonden met de wisselbouw" Dit cijfer wordt berekend overeenkomstig volgende vergelijking : Cijfer = (25 x cijfer "beheer van stikstof C3") + 50 - (% SAU in C3) Waar : - het cijfer "beheer van stikstof C3" gelijk is aan het gemiddelde van de cijfers "perceelsgewijs stikstofbeheer" die berekend zijn overeenkomstig artikel 7, § 1, in de als C3 ingedeelde percelen. - " % SAU in C3" staat voor de oppervlakte van de als C3 ingedeelde percelen gedeeld door de landoppervlakte van het bedrijf (totaal akkerland en weiden).

Indien, tijdens een campagne, geen perceel wordt ingedeeld als C3, wordt het cijfer "stikstofbeheer in C3" vastgesteld op +1.

Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit houdende sommige uitvoeringsbepalingen betreffende de "kwaliteitszorg" en de "Survey Surface Agricoles" van het besluit van de Waalse Regering van 10 oktober 2002 betreffende het duurzame beheer van stikstof in de landbouw.

M. FORET

BIJLAGE V 1.1. Omzettingstabel tussen dierlijke categorieën en GVE's Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit houdende sommige uitvoeringsbepalingen betreffende de "kwaliteitszorg" en de "Survey Surface Agricoles" van het besluit van de Waalse Regering van 10 oktober 2002 betreffende het duurzame beheer van stikstof in de landbouw.

M. FORET

BIJLAGE VI Parameters die in acht zijn genomen voor de berekening van de balansen bij de exploitatie en de wisselbouw Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Het geheel van de percelen opgenomen in bovenstaande tabel hebben een positieve of nulle waarde, met uitzondering van de jaarlijkse variatie van het humusgehalte van de grond die een negatieve, positieve of nulle waarde kan hebben.

Het geheel van de parameters opgenomen in bovenstaande tabel worden teruggebracht in één van volgende eenheden : - Kilo's stikstof per hectare en per jaar - Kilo's stikstof per bedrijf en per jaar Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit houdende sommige uitvoeringsbepalingen betreffende de "kwaliteitszorg" en de "Survey Surface Agricoles" van het besluit van de Waalse Regering van 10 oktober 2002 betreffende het duurzame beheer van stikstof in de landbouw.

M. FORET

BIJLAGE VII Berekeningsmethode voor het Potentiële Landbouwkundige Saldo (PLS) 1. Vaststelling van de hoeveelheid stikstof die de "verkochte plantaardige producten" en de "geconserveerde plantaardige producten" bevatten, overeenkomstig artikel 10.De betrokken totale hoeveelheid stikstof is "A" genoemd. 2. Vaststelling van de hoeveelheid stikstof die de "dierlijke producten en dieren die verkocht of verwijderd zijn per soort veestapel" en de "verhogingen van de levende inventaris per soort veestapel" bevatten, overeenkomstig artikel 10.De te onderscheiden veebeslagen zijn dezelfde als die vermeld in bijlage VII. De betrokken totale hoeveelheid stikstof is "B" genoemd. Deze hoeveelheid is gelijk aan de som van de overeenstemmende hoeveelheden per soort veebeslag (die hoeveelheden per soort veebeslag zijn "Bi" genoteerd", d.w.z. "B1", "B2", enz.). 3. Vaststelling van de theoretische hoeveelheid stikstof in de vorm van voedingsmiddel voor dierenproducten.De betrokken totale hoeveelheid stikstof is "C" genoemd. Deze hoeveelheid wordt vastgesteld door elke "Bi" te delen door de "stikstofretentiecoëfficiënt" van de overeenstemmende soort veebeslag en door de aldus verkregen waarden op te tellen voor de verschillende soorten veebeslag die in het bedrijf aanwezig zijn. Deze coëfficiënten per soort veebeslag zijn de volgende : - Fokkerij melkkoeien : 0,2, d.w.z. 20 % - Fokkerij zoogkoeien : 0,09, d.w.z. 9 % - Fokkerij mestrunderen : 0,19, d.w.z. 19 % - Varkensfokkerij zeugen + biggen tot het spenen : 0,17, d.w.z. 17 % - Fokkerij mestvarkens : 0,3, d.w.z. 30 % - Slachtpluimvee : 0,5, d.w.z. 50 % - Legpluimvee : 0,35, d.w.z. 35 % - Konijnen : 0,3, d.w.z. 30 % - Andere : per geval te bepalen door de begeleidingsstructuur 4. Vaststelling van de hoeveelheid stikstof die de "gekochte voedingsmiddelen" en de "gekochte geconcentreerde voedingsmiddelen" bevatten, overeenkomstig artikel 10.De betrokken totale hoeveelheid stikstof is "D" genoemd. 5. Vaststelling van de theoretische hoeveelheid stikstof bevat in de meststoffen die noodzakelijk zijn voor de plantaardige producten van het bedrijf met het oog op de productie van de niet-gekochte bijvoedingsmiddelen voor dieren.De betrokken totale hoeveelheid stikstof is "E" genoemd. Deze hoeveelheid wordt berekend volgens de volgende formule : E = (A + C - D)/0,7 Waar de noemer overeenkomt met de stikstofretentiecoëfficiënt voor planten, ongeacht de soort of variëteit en waar "A", "C" en "D" worden berekend overeenkomstig punten 1 tot 4 hierboven. 6. Vaststelling van de maximale theoretische hoeveelheid organische stikstof-verspreidbaar product.De betrokken totale hoeveelheid stikstof is "I" genoemd. Deze hoeveelheid wordt berekend volgens de volgende formule : I = S1 (ha) X 250 (kgNorg./ha) + S2 (ha) X 350 (kgNorg./ha) + S3 (ha) X 130 (kgNorg./ha) + S4 (ha) X 250 (kgNorg./ha) Waar : - S1 = weidenoppervlakte van het bedrijf gelegen buiten GBMO's - S2 = weidenoppervlakte van het bedrijf gelegen binnen GBMO's - S3 = akkerlandoppervlakte van het bedrijf gelegen buiten GBMO's - S4 = akkerlandoppervlakte van het bedrijf gelegen binnen GBMO's - GBMO = gebied dat aan bijzondere milieudrukte onderhevig is, in de zin van het "nitraten"-besluit 7. Vaststelling van de hoeveelheid geproduceerde organische stikstof. De betrokken totale hoeveelheid stikstof is "F" genoemd. Deze hoeveelheid is gelijk aan "de geproduceerde organische stikstof" zoals bedoeld in het "nitraten"-besluit en berekend voor het betrokken bedrijf. 8. Vaststelling van de theoretische hoeveelheid geproduceerde stikstof die de plantaardige producties bemest.De betrokken totale hoeveelheid stikstof is "G" genoemd. De waarde van "G" wordt vastgesteld als volgt : - Indien F <= I, dan G = (F1 x ce1) + (F2 x ce2) - Indien F > I, dan G = (I1 x ce1) + (I2 x ce2) Waar : - "ce" staat voor de gelijkwaardigheidscoëfficiënt voor mest. "ce1" is gelijk aan 0,5 (of 50 % ) voor organische meststoffen met snelle werking en "ce2" aan 0,25 (of 25 % ) voor organische meststoffen met trage werking. Het onderscheid tussen organische meststoffen met trage werking en die met snelle werking is conform met het "nitraten"-besluit. - "F1" staat voor het gedeelte van "F" dat bestaat uit organische meststoffen met snelle werking. - "F2" staat voor het gedeelte van "F" dat bestaat uit organische meststoffen met trage werking. - "F1" + "F2" = "F". - "I1" staat voor het gedeelte van "I" dat bestaat uit organische meststoffen met snelle werking. - "I2" staat voor het gedeelte van "I" dat bestaat uit organische meststoffen met trage werking. - "I1" + "I2" = "I". - "I1" en "I2" het nauwst overeenstemmen met de verhoudingen organische meststoffen met snelle en trage werking die effectief verspreid zijn. - "F" en "I" worden berekend overeenkomstig bovenstaande punten 6 en 7. 9. Vaststelling van het Potentiële Landbouwkundige Saldo (PLS).De waarde van het PLS wordt berekend als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit houdende sommige uitvoeringsbepalingen betreffende de "kwaliteitszorg" en de "Survey Surface Agricoles" van het besluit van de Waalse Regering van 10 oktober 2002 betreffende het duurzame beheer van stikstof in de landbouw M. FORET

BIJLAGE VIII Berekeningsmethode voor het Ecologisch Verantwoorde Saldo (EVS) Het jaarlijkse EVS is gelijk aan de som van de geschatte jaarlijkse variaties van het humusgehalte van de grond en van de verantwoorde jaarlijkse verliezen op het gebied van de wisselbouw, verhoogd met 10 % van de waarde van deze som (indien zij hoger is dan 100 kg N/ha) of met 10 kg N/ha (indien de waarde van deze som hoogstens gelijk is aan 100 kg N/ha).

De verschillende parameters die in aanmerking zijn genomen alsook hun drempels staan vermeld in onderstaande tabel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit houdende sommige uitvoeringsbepalingen betreffende de "kwaliteitszorg" en de "Survey Surface Agricoles" van het besluit van de Waalse Regering van 10 oktober 2002 betreffende het duurzame beheer van stikstof in de landbouw M. FORET

BIJLAGE IX Gevallen waarvoor de eindbalans wordt geacht goed- of afgekeurd te zijn 1. Indien de verplichtingen 1 of 4 van artikel 17, § 1, niet worden nageleefd, dan wordt de eindbalans geacht afgekeurd te zijn.2. Indien de verplichtingen 1 en 4 van artikel 17, § 1, worden nageleefd, dan is onderstaande tabel van toepassing. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld X = nageleefde verplichting; / = niet-nageleefde verplichting; O = de als goedgekeurd beschouwde eindbalans; N = de als afgekeurd beschouwde eindbalans; C = mogelijk overleg overeenkomstig § 7 van artikel 17. 3. In afwijking van punten 1 en 2 hierboven, wordt een eindbalans geacht goed/afgekeurd te zijn indien de synthesenota positief/negatief eindigt over het kwaliteitszorgproces in zijn geheel. Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit houdende sommige uitvoeringsbepalingen betreffende de "kwaliteitszorg" en de "Survey Surface Agricoles" van het besluit van de Waalse Regering van 10 oktober 2002 betreffende het duurzame beheer van stikstof in de landbouw M. FORET

^