Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 07 juli 2006
gepubliceerd op 13 oktober 2006

Ministerieel besluit betreffende de herzieningsaanvragen voor herziening van de bedrijfstoeslagrechten die aan de landbouwers voorlopig genotificeerd zijn ter uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2006203316
pub.
13/10/2006
prom.
07/07/2006
ELI
eli/besluit/2006/07/07/2006203316/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

7 JULI 2006. - Ministerieel besluit betreffende de herzieningsaanvragen voor herziening van de bedrijfstoeslagrechten die aan de landbouwers voorlopig genotificeerd zijn ter uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid


De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, laatst gewijzigd bij de bijzondere wet van 12 augustus 2003;

Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, inzonderheid op artikel 3, § 1, 1°, gewijzigd bij de wet van 29 december 1990;

Gelet op Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001, laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 319/2006 van de Commissie van 20 februari 2006;

Gelet op Verordening (EG) nr. 795/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2183/2005 van de Commissie van 22 december 2005;

Gelet op Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 489/2006 van de Commissie van 24 maart 2006;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2006 tot invoering van de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

Gelet op het samenwerkingsakkoord van 18 juni 2003 tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de uitoefening van de geregionaliseerde bevoegdheden op het gebied van landbouw en visserij;

Gelet op het samenwerkingsakkoord van 30 maart 2004 tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de uitoefening van de geregionaliseerde bevoegdheden op het gebied van landbouw en visserij;

Gelet op de notificatie door België d.d. 29 juli 2004 in hoofde van artikelen 58, § 1, en 64, § 1, en 70, § 1, punt a), 2e streepje, van Verordening (EG) nr. 1782/2003;

Gelet op het overleg van 24 april 2006 tussen de gewestregeringen en de federale overheid;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende de verplichting om zich onverwijld te schikken naar de in de aanhef bedoelde verordeningen van de Raad en de Commissie;

Gelet op de overdracht naar de Gewesten van de bevoegdheden inzake landbouw vanaf 1 januari 2002;

Overwegende dat de herzieningsvoorwaarden voor de aan de landbouwers voorlopig genotificeerde bedrijfstoeslagrechten moeten worden vastgesteld;

Overwegende dat om genoemde herzieningen te genieten, de aanvankelijke aanvragen van de landbouwers moeten worden ingediend uiterlijk op 31 maart 2005;

Overwegende dat een van de grondprincipes van de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) van 2003 is dat de toeslagrechten toegekend aan landbouwers die grond exploiteren tijdens een referentieperiode, onafhankelijk worden berekend buiten alle overwegingen i.v.t. het eigendomsrecht dat die landbouwers bezitten op de grond die ze exploiteren tijdens die referentieperiode en dat de hoedanigheid van eigenaar of huurder dus niet in aanmerking komt voor de toekenning van genoemde toeslagrechten;

Overwegende dat om de referentiebedragen vast te stellen voor de landbouwers die zich in een bijzondere situatie bevinden zoals bedoeld in artikel 42, paragraaf 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003, het volgende moet worden gewaarborgd : objectieve criteria voor toegang tot de nationale reserve, een gelijke behandeling van landbouwers en het vermijden van markt- en concurrentieverstoringen;

Overwegende dat teneinde de toekenningsvoorwaarden voor genoemde herzieningen efficiënt te controleren bij diverse situaties van bedrijfsoverdrachten, de werkelijkheid van die overdrachten moet worden gecontroleerd door het bestuur;

Overwegende dat met het oog op vereenvoudiging, de al ter beschikking van het bestuur gestelde gegevens moeten worden gebruikt;

Overwegende dat in het kader van de herzieningsaanvragen, het bewijs van het bestaan van een huurovereenkomst kan worden geleverd door alle wettelijke middelen, getuigen en vermoedens inbegrepen en dat derhalve het gebruik van de gronden zoals aangegeven door de overdragende landbouwers in hun oppervlakteaangifte, minstens twee jaar op de drie jaren voorafgaand aan een overdracht van het geheel of een gedeelte van de gronden van het bedrijf, een vermoeden vormt van het voorafgaande bezit van die gronden door de betrokken overdragende landbouwer;

Overwegende, enerzijds, dat de oppervlakteaangiften ter beschikking van het bestuur zijn gesteld; dat, anderzijds, in geval van grondoverdracht, de betrokkenen verklaren dat de betrokken grondpercelen stonden vermeld in de oppervlakteaangifte van de overdragende landbouwer tijdens ten minste twee jaar op de drie jaren voorafgaand aan die overdracht en dat derhalve die voorwaarde kan worden geverifieerd door het bestuur;

Overwegende dat er in boetes is voorzien bij slechte toepassing van de nieuwe rechtstreekse bedrijfstoeslagregeling of bij niet-naleving van de termijnen opgelegd bij de Europese regelgeving voor de instelling van dat stelsel, Besluit :

Artikel 1.De landbouwer die een herziening van zijn voorlopige rechten aanvraagt, overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2006 tot invoering van de regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, moet een aanvraag om herziening indienen d.m.v. het "standaardformulier van aanvraag om herziening van de voorlopige rechten", dat beschikbaar is bij het bestuur. Die aanvraag moet gegrond zijn op ten minste één van de in § 2 van genoemd artikel vermelde elementen.

Art. 2.Voor de toepassing van dit artikel verstaat men onder "productie-eenheidsnummer" het unieke nummer dat het bestuur gebruikt ter identificatie van een grondgebonden geheel van door de landbouwer aangewende productiemiddelen. De landbouwer die onderworpen is aan de bedrijfstoeslagregeling, beschikt over minstens één productie-eenheidsnummer.

Art. 3.Wanneer de aanvraag om herziening van de voorlopige rechten gegrond is op een vergissing in de berekening van de referentiebedragen en/of van het aantal hectaren die in aanmerking zijn genomen voor de voorlopige vaststelling van de rechten of op een verschil tussen de gegevens vermeld op het berekeningsblad en de verschillende afrekeningen voor de steunregelingen opgenomen in de bedrijfstoeslag tijdens de drie referentiejaren, moet de landbouwer een aanvraag om herziening van de berekening indienen d.m.v. het in artikel 1 bedoelde standaardformulier met vermelding van de reden van zijn aanvraag, vergezeld van een brief waarin de gronden van het bezwaar duidelijk en nauwkeurig staan vermeld.

Art. 4.Wanneer de herzieningsaanvraag m.b.t. de voorlopige rechten gegrond is op het feit dat de landbouwer met zijn landbouwactiviteit is begonnen tijdens de referentieperiode en dat daar geen rekening mee werd gehouden, kan de landbouwer een uitzondering op de algemene berekeningsregels aanvragen. Hij moet een met redenen omklede aanvraag indienen d.m.v. het in artikel 1 bedoelde standaardformulier met vermelding van de begindatum van zijn landbouwactiviteit.

In geval van herzieningsaanvraag wegens het opstarten van een landbouwactiviteit moeten de volgende voorwaarden worden vervuld : - de landbouwer die een landbouwactiviteit heeft gestart, moet voldoen aan de definitie van artikel 2, punt k), van Verordening (EG) nr. 795/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende bepalingen voor de uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling waarin is voorzien bij verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers; - in geval van groepering of van rechtspersonen moeten alle leden van de groepering of alle beheerders die voorwaarde vervullen; - het begin van de activiteit van de betrokken landbouwer moet op dezelfde datum overeenstemmen met de gegevenswijzigingen op het gebied van de identificatie van de landbouwers in het unieke registratiesysteem betreffende de identiteit van elke landbouwer bedoeld in artikel 18, § 1, punt f), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en opgenomen in het geïntegreerde beheers- en controlesysteem; - op de begindatum van zijn landbouwactiviteit mag de nieuwe landbouwer noch de referentiegegevens noch de rechten van een andere landbouwer verkrijgen; - de landbouwer moet het bestuur ertoe machtigen om de Federale Openbare Dienst Financiën te raadplegen over het bestaan van een eventuele landbouwactiviteit voorafgaand aan de vermelde begindatum van genoemde activiteit.

In geval van herzieningsaanvraag wegens het opstarten van de activiteit wordt de herziening berekend volgens de procedure bedoeld in artikel 37, § 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003, onverminderd de toepassing van artikel 13, § 4, van Verordening (EG) nr. 795/2004.

Art. 5.§ 1. Wanneer de herzieningsaanvraag gegrond is op een geval van overmacht of van buitengewone omstandigheid die zich heeft voorgedaan in 1999 of tijdens de referentieperiode, worden enkel de gevallen van overmacht of van buitengewone omstandigheden bedoeld in artikel 3, § 2, punt 6°, van het besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2006 erkend. § 2. In geval van overlijden wordt enkel het overlijden van de alleenstaande landbouwer-natuurlijke persoon of unieke beheerder van een rechtspersoon ofwel het overlijden van een lid van de betrokken groepering van natuurlijke personen, dat zich heeft voorgedaan in 1999 of tijdens de referentieperiode, in aanmerking genomen met uitzondering van elke andere persoon of periode.

In afwijking van het eerste lid kan het overlijden van de meewerkende echtgenoot ook in aanmerking worden genomen op voorwaarde dat de echtgenoot op het ogenblik van het overlijden meewerkend is of geacht wordt meewerkend te zijn overeenkomstig artikel 7bis van het koninklijk besluit van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen en voorzover de aanvankelijke landbouwer-aanvrager hetzij een alleenstaande natuurlijke persoon, hetzij een groepering van echtgenoten was. Bij wijze van uitzondering kan de echtgenoot die geacht is meewerkend echtgenoot te zijn van de enige beheerder van een rechtspersoon, in aanmerking worden genomen voorzover de beheerder de echtgenoot van de overleden persoon is en op voorwaarde dat de rechtspersoon voldoet aan de voorwaarden om de steun voor investeringen in landbouwbedrijven te genieten zoals voorzien bij het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 1997 betreffende de steun aan de landbouw.

In geval van overlijden wordt het jaar van de referentieperiode dat niet in aanmerking wordt genomen, gekozen door de landbouwer-overnemer door vererving. Dat jaar is hetzij dat van het overlijden, hetzij het daaropvolgende jaar.

De aanvraag om herziening van de berekening op grond van het ingeroepen overlijden mag enkel worden ingediend door één van de volgende landbouwers : - indien het overlijden betrekking heeft op de landbouwer zelf, de landbouwer die het bedrijf heeft overgenomen en geërfd; - indien het overlijden betrekking heeft op de beheerder van de vennootschap die de landbouwer was, de nieuwe beheerder van het bedrijf; - indien het overlijden betrekking heeft op één van de leden van de groepering van natuurlijke personen dat de landbouwer was, de andere natuurlijke persoon of personen van die groepering.

De betrokken landbouwer moet zijn herzieningsaanvraag indienen d.m.v. het in artikel 1 bedoelde standaardformulier met vermelding van de reden van zijn aanvraag, de identiteit van de overleden persoon en eventueel het jaar dat niet in aanmerking moet worden genomen. De landbouwer moet bij zijn aanvraag een bewijs van overlijden voegen en in geval van de meewerkende echtgenoot, een door de verzekeringskas afgeleverd attest waarbij wordt bewezen dat de echtgenoot of echtgenote meewerkend was.

In geval van herzieningsaanvraag wegens overlijden moeten de volgende voorwaarden worden vervuld : - wanneer het overlijden betrekking heeft op de landbouwer zelf of één van de leden van de betrokken groepering van natuurlijke personen, moet het overeenstemmen met een gepaste verandering op dezelfde datum op het gebied van de identificatie van de landbouwer in het unieke registratiesysteem betreffende de identiteit van elke landbouwer bedoeld in artikel 18, § 1, punt f), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en opgenomen in het geïntegreerde beheers- en controlesysteem; - in elk geval moet het totaalbedrag van de tijdens het betrokken jaar verleende steun, voor alle steunregelingen, berekend en aangepast overeenkomstig bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 1782/2003, gelijk of lager zijn dan 80 % van het gemiddelde van de totaalbedragen van de steun verleend tijdens de jaren die niet getroffen zijn door het overlijden, eveneens berekend en aangepast overeenkomstig bijlage VII bij genoemde Verordening. Die berekening wordt verricht na optelling van de gegevens betreffende de aanvankelijke landbouwer en de landbouwer-aanvrager. § 3. In geval van arbeidsongeschiktheid van de landbouwer wordt enkel de ongeschiktheid van de landbouwer, van de beheerder van de vennootschap of van een lid van de betrokken groepering van natuurlijke personen die zich heeft voorgedaan in 1999 of tijdens de referentieperiode, in aanmerking genomen met uitzondering van elke andere persoon of periode.

In geval van arbeidsongeschiktheid worden het jaar van de referentieperiode alsook het of de steunregeling(en) die niet in aanmerking worden genomen, gekozen door de landbouwer. Dat jaar is hetzij dat van de arbeidsongeschiktheid, hetzij het daaropvolgende jaar.

De aanvraag om herziening van de berekening op grond van de vermelde ongeschiktheid mag alleen worden ingediend door de landbouwer die arbeidsongeschikt was in 1999 of tijdens de referentieperiode, ongeacht of hij handelt als alleenstaande natuurlijke persoon, als beheerder van de betrokken vennootschap of als lid van de betrokken groepering van natuurlijke personen.

De betrokken landbouwer moet zijn herzieningsaanvraag wegens arbeidsongeschiktheid indienen d.m.v. het in artikel 1 bedoelde standaardformulier met vermelding van de reden van zijn aanvraag, het of de steunregelingen alsook eventueel het jaar van de referentieperiode die niet in aanmerking moeten worden genomen. De landbouwer moet het volgende document voegen bij zijn aanvraag : - hetzij een afschrift van het door een ziekenfonds erkende attest van arbeidsongeschiktheid; - hetzij een attest van een specialist, met uitzondering van die van een huisarts, hetzij een afschrift van de hospitalisatiefacturen waarbij de langdurige arbeidsongeschiktheid duidelijk wordt bewezen.

In geval van herzieningsaanvraag wegens arbeidsongeschiktheid moeten de volgende voorwaarden worden vervuld : - de ongeschiktheid heeft een aanzienlijke invloed gehad op de betaling van de steun tijdens de referentieperiode; - het totaalbedrag van de tijdens het jaar van ongeschiktheid of de daaropvolgende jaren verleende steun, berekend en aangepast overeenkomstig bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 1782/2003, moet gelijk of lager zijn dan 50 % van het gemiddelde van de totaalbedragen van de steun verleend tijdens de jaren die niet getroffen zijn door de arbeidsongeschiktheid, eveneens berekend en aangepast overeenkomstig bijlage VII bij genoemde Verordening; - als de landbouwer bovendien niet beschikt over een door de bevoegde instelling erkend attest van ongeschiktheid, moet de totale oppervlakte die aangegeven wordt tijdens het jaar van de ongeschiktheid of tijdens het daaropvolgende jaar, lager zijn dan 50 % van de gemiddelde totale oppervlakte die aangegeven werd tijdens de andere jaren of moet het aantal dieren dat aangegeven wordt voor de steun tijdens het jaar van de ongeschiktheid of het daaropvolgende jaar lager zijn dan 50 % van het gemiddelde aantal dieren dat aangegeven werd tijdens de jaren waarmee rekening werd gehouden. § 4. In geval van natuurramp wordt enkel een klimaatgebeurtenis erkend als natuurramp als die in 1999 of tijdens de referentieperiode plaats heeft gevonden en als die een belangrijke negatieve invloed heeft gehad op het verkrijgen van steun voor akkerbouwgewassen.

In dit geval wordt het jaar van de referentieperiode waarvoor steun voor akkerbouwgewassen niet in aanmerking wordt genomen, gekozen door de landbouwer. Dat jaar is hetzij dat van de natuurramp, hetzij het daaropvolgende jaar.

De betrokken landbouwer moet zijn herzieningsaanvraag indienen d.m.v. het in artikel 1 bedoelde standaardformulier met vermelding van de reden van zijn aanvraag en eventueel het jaar van de referentieperiode dat niet in aanmerking moet worden genomen. De landbouwer moet bij zijn aanvraag een attest van schade aan teelten (1e bezoek) voegen indien het bestaat of bij gebrek daaraan elk door het bestuur erkend bewijsstuk, o.a. de verwijzing naar een koninklijk besluit waarbij een buitengewone klimaatgebeurtenis die plaats heeft gevonden in het gebied waar het betrokken bedrijf gelegen is, zou worden beschouwd als natuurramp.

In geval van herzieningsaanvraag wegens natuurramp moeten de volgende voorwaarden worden vervuld : - de buitengewone klimaatgebeurtenis moet in 1999 of tijdens de referentieperiode plaatsgevonden hebben; - het bedrag van de tijdens het jaar van de natuurramp of tijdens het daaropvolgende jaar verleende steun voor akkerbouwgewassen, berekend en aangepast overeenkomstig bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 1782/2003, moet gelijk of lager zijn dan 50 % van het gemiddelde van de bedragen van dezelfde steun verleend tijdens de jaren die niet getroffen zijn door de arbeidsongeschiktheid, eveneens berekend en aangepast overeenkomstig bijlage VII bij genoemde Verordening; - de totale oppervlakte, weiden inbegrepen, die aangegeven is in de oppervlakteaangifte van het rampjaar of in de loop van het daaropvolgende jaar, kan niet lager zijn dan 80 % van het gemiddelde van de oppervlakten aangegeven in de loop van de jaren waarmee rekening werd gehouden. § 5. Elke gebeurtenis die in 1999 of tijdens de referentieperiode plaats heeft gevonden wordt erkend als toevallige vernietiging van een voor veehouderij bestemd gebouw van het bedrijf als die de vernietiging van een gebouw voor dierenverblijf van het betrokken bedrijf met zich heeft meegebracht, die een belangrijke negatieve invloed heeft gehad op het verkrijgen van de steun voor runderen en/of schapen tijdens de referentieperiode.

In dit geval wordt het jaar van de referentieperiode waarvoor steun voor runderen en/of schapen niet in aanmerking wordt genomen, gekozen door de landbouwer. Dat jaar is hetzij dat van de toevallige vernietiging van het gebouw, hetzij het daaropvolgende jaar.

De betrokken landbouwer moet zijn herzieningsaanvraag indienen d.m.v. het in artikel 1 bedoelde standaardformulier met vermelding van de reden van zijn aanvraag en eventueel het jaar van de referentieperiode waarvoor de steun voor runderen en/of schapen niet in aanmerking moet worden genomen. De landbouwer moet bij zijn aanvraag een verzekeringsattest of een attest van de brandweerdienst voegen waarbij die vernietiging wordt bewezen.

In geval van herzieningsaanvraag wegens toevallige vernietiging van een voor veehouderij bestemd gebouw van het bedrijf, moet de volgende voorwaarde vervuld worden : - het bedrag van de tijdens het jaar van de toevallige vernietiging van het gebouw of tijdens het daaropvolgende jaar verleende steun voor runderen en/of schapen, berekend en aangepast overeenkomstig bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 1782/2003, moet gelijk of lager zijn dan 50 % van het gemiddelde van de bedragen van dezelfde steun verleend tijdens de jaren die niet getroffen zijn door de toevallige vernietiging, eveneens berekend en aangepast overeenkomstig bijlage VII bij genoemde Verordening. § 6. De gevallen van epizoötie worden in aanmerking genomen als ze in 1999 of tijdens de referentieperiode hebben plaatsgevonden, als ze erkend zijn door de bevoegde overheid en indien ze een aanzienlijke negatieve invloed hebben gehad op het verkrijgen van de steun voor runderen en/of schapen.

In dit geval wordt het jaar van de referentieperiode waarvoor steun voor runderen en/of schapen niet in aanmerking wordt genomen, gekozen door de landbouwer. Dat jaar is hetzij dat van de epizoötie, hetzij het daaropvolgende jaar.

De betrokken landbouwer moet zijn herzieningsaanvraag indienen d.m.v. het in artikel 1 bedoelde standaardformulier met vermelding van de reden van zijn aanvraag en eventueel het jaar van de referentieperiode waarvoor de steun voor runderen en/of schapen niet in aanmerking moet worden genomen. Een afschrift van het slachtbevel moet worden gevoegd bij de aanvraag van de landbouwer.

In geval van herzieningsaanvraag wegens epizoötie moeten de volgende voorwaarden worden vervuld : - een geheel of gedeeltelijk slachtbevel moet gegeven zijn; - het slachtbevel moet gegeven zijn in 1999 of tijdens de referentieperiode; - in geval van gedeeltelijke slachting, moet het bedrag van de tijdens het slachtjaar of het daaropvolgende jaar verleende steun voor runderen en/of schapen, berekend en aangepast overeenkomstig bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 1782/2003, gelijk of lager zijn dan 50 % van het gemiddelde van de bedragen van dezelfde steun verleend tijdens de jaren die niet getroffen zijn door de epizoötie, eveneens berekend en aangepast overeenkomstig bijlage VII bij genoemde Verordening. § 7. De herzieningsaanvraag betreffende de voorlopige rechten kan eventueel gegrond zijn op verschillende gevallen van overmacht of van buitengewone omstandigheden die plaats hebben gevonden tijdens verschillende jaren bedoeld in § 1.

In geval van herzieningsaanvraag wegens overmacht of buitengewone omstandigheden wordt de herziening berekend volgens de bepalingen bedoeld in artikelen 40 en 42, § 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en in artikel 18 van Verordening (EG) nr. 795/2004, onverminderd de toepassing van artikel 13, § 4, van dezelfde Verordening (EG) nr. 795/2004.

Art. 6.Wanneer de herzieningsaanvraag gegrond is op een feitelijke vererving, een verwachte vererving of op een erfopvolging bij wege van huuroverdracht waarmee geen rekening werd gehouden bij de berekening, worden de volgende gevallen erkend : de gehele of gedeeltelijke bedrijfsovernamen tussen bloed- of aanverwanten in de eerste, tweede of derde graad of tussen echtgenoten, die plaats hebben gevonden tijdens de referentie- of de overgangsperiode zoals bedoeld in artikel 1, punten 10 en 11 van voornoemd besluit van de Waalse Regering van 23 februari 2006. Bovendien worden ook de andere gehele of gedeeltelijke bedrijfsovernamen door vererving of schenking in aanmerking genomen mits de in het tweede lid gepaste bewijsstukken worden geleverd.

Onder gehele bedrijfsovername verstaat men de gevallen waar alle productie-eenheidsnummers van de landbouwer-overdrager worden overgenomen door één enkele landbouwer-overnemer op een gegeven datum.

De betrokken landbouwer-overdrager moet zijn herzieningsaanvraag indienen d.m.v. het in artikel 1 bedoelde standaardformulier met vermelding van de reden van zijn aanvraag en de identificatie van de landbouwer-overdrager die eigenaar was van het bedrijf of bedrijfsgedeelte. De landbouwer moet het of de volgende documenten voegen bij zijn aanvraag : - in geval van overname tussen bloed- of aanverwanten in de eerste, tweede of derde graad of tussen echtgenoten, een bewijs van bloed- of aanverwantschap en het formulier "overeenkomst van gehele of gedeeltelijke overname", behoorlijk ingevuld en ondertekend door beide partijen (overdrager en overnemer). In geval van groeperingen of van rechtspersoon moet één van de leden van de groepering of de beheerder(s) die voorwaarde vervullen; - in de andere gevallen, hetzij een akte van bekendheid, hetzij het afschrift van de erfopvolgingsakte, hetzij een notariële akte ofwel een afschrift van de schenkingsakte, waarbij de overname wordt bewezen; - in alle gevallen van gedeeltelijke overname, de verdelingsovereenkomst, gevoegd bij het formulier "overeenkomst van gehele of gedeeltelijke overname", waarbij het bestuur er uitdrukkelijk toe gemachtigd wordt de rechten te berekenen die moeten worden toegekend aan de landbouwer(s)-overnemer(s), rekening houdend met het geheel of een gedeelte van de referentiegegevens van de overdrager.

In geval van herzieningsaanvraag wegens feitelijke vererving, verwachte vererving of erfopvolging bij wege van huuroverdracht moeten de volgende voorwaarden worden vervuld : - in het eventuele formulier "overeenkomst van gehele of gedeeltelijke overname" bedoeld in het tweede lid erkent de landbouwer-overdrager dat geen recht, zowel gewoon als braakrecht, hem persoonlijk zal worden toegekend wat betreft de referentiegegevens betrokken bij de herzieningsaanvraag, behalve voor het eventuele gehouden gedeelte; - in het eventuele formulier "overeenkomst van gehele of gedeeltelijke overname" bedoeld in het tweede lid, bevestigt de landbouwer-overdrager dat hij geen andere overeenkomst betreffende de referentiegegevens of de overdracht daarvan heeft ondertekend noch zal ondertekenen met een derde.

In geval van herzieningsaanvraag wegens erfopvolging bij wege van huuroverdracht zoals bedoeld in artikel 13, § 2, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 795/2004 maar voor gevallen waarin de vorige leden niet voorzien, kan de aanvraag in aanmerking worden genomen mits de door het bestuur specifiek vereiste gepaste bewijsstukken worden geleverd en voorzover de algemene voorwaarden voor erfopvolging bij wege van huuroverdracht worden vervuld.

In geval van herzieningsaanvraag wegens feitelijke vererving, verwachte vererving of erfopvolging bij wege van huuroverdracht, wordt de herziening berekend volgens de in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 795/2004 bedoelde procedure.

Art. 7.Wanneer de herzieningsaanvraag gegrond is op een wijziging van rechtsstatuut of van benaming en daar geen rekening mee is gehouden bij de berekening, komen enkel in aanmerking de gevallen die plaats hebben gevonden tijdens de referentie- of de overgangsperiode, voortvloeiend uit de overgang van een natuurlijke persoon naar een rechtspersoon of omgekeerd ofwel uit de overgang van een natuurlijke persoon naar een groepering van natuurlijke personen of omgekeerd.

De betrokken landbouwer moet zijn herzieningsaanvraag indienen d.m.v. het in artikel 1 bedoelde standaardformulier met vermelding van de reden van zijn aanvraag alsook, enerzijds, de identificatie van de landbouwer die aanvankelijk het bedrijf beheerde en, anderzijds, die van de landbouwer die er daarna voor zorgde.

In geval van herzieningsaanvraag wegens wijziging van rechtsstatuut of benaming moeten de volgende voorwaarden worden vervuld : - in geval van overgang van een natuurlijke persoon naar een groepering van natuurlijke personen of omgekeerd wordt het bedrijf beheerd na die wijziging door de landbouwer die de controle van het bedrijf aanvankelijk uitoefende of in voorkomend geval door één van de leden van de betrokken groepering; - de betrokken wijziging moet op dezelfde datum overeenstemmen met een identieke wijziging op het gebied van de identificatie van de landbouwer in het unieke registratiesysteem betreffende de identiteit van elke landbouwer bedoeld in artikel 18, § 1, punt f), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 opgenomen in het geïntegreerde beheers- en controlesysteem; - in geval van rechtspersoon moet op verzoek een afschrift van de statuten van de vennootschap of elke noodzakelijke informatie ter beschikking worden gesteld van het bestuur door de landbouwer.

In geval van herzieningsaanvraag wegens wijziging van rechtsstatuut of benaming wordt de herziening berekend volgens de procedure bedoeld in artikel 33, § 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 795/2004.

Art. 8.Wanneer de aanvraag om herziening van de voorlopige rechten gegrond is op de fusie van bedrijven, worden enkel de twee volgende gevallen die plaatsgevonden hebben tijdens de referentie- of overgangsperiode, in aanmerking genomen : - het bedrijf van een eerste landbouwer fusioneert met dat van een tweede landbouwer en wordt een nieuw bedrijf beheerd door een nieuwe landbouwer overeenstemmend met de groepering van de eerste en tweede aanvankelijke landbouwer of met een rechtspersoon beheerd door de twee aanvankelijke landbouwers ofwel overeenstemmend met een groepering samengesteld uit één van de twee aanvankelijke landbouwers en één of meerdere andere personen; - het bedrijf van een eerste landbouwer fusioneert met dat van een tweede landbouwer en wordt een nieuw bedrijf beheerd door een landbouwer die hetzij de eerste aanvankelijke landbouwer is, hetzij de tweede, hetzij een rechtspersoon waarvan de unieke beheerder hetzij de eerste aanvankelijke landbouwer is, hetzij de tweede. De landbouwer die geen overnemer is, mag noch de percelen noch de dieren houden die voortkomen uit het aanvankelijke bedrijf.

De landbouwer-beheerder van het bedrijf voortvloeiend uit de fusie moet de herzieningsaanvraag indienen d.m.v. het in artikel 1 bedoelde standaardformulier met vermelding van de reden van zijn aanvraag en met bijvoeging van een bij het bestuur beschikbaar formulier "overeenkomst in geval van fusie met overname", behoorlijk ingevuld en ondertekend door beide partijen.

In geval van herzieningsaanvraag wegens fusie van bedrijven moeten de volgende voorwaarden worden vervuld : - de betrokken fusie moet overeenstemmen met de wijzigingen op dezelfde datum op het gebied van de identificatie van de landbouwers in het unieke registratiesysteem betreffende de identiteit van elke landbouwer bedoeld in artikel 18, § 1, punt f), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en opgenomen in het geïntegreerde beheers- en controlesysteem; - in geval van rechtspersoon moet op verzoek een afschrift van de statuten van de vennootschap of elke noodzakelijke informatie ter beschikking worden gesteld van het bestuur door de landbouwer; - de bij de fusie betrokken oppervlakten hebben tijdens ten minste het jaar voorafgaand aan genoemde fusie het voorwerp uitgemaakt van de oppervlakteaangiften van beide aanvankelijke landbouwers-overdragers; - de bij de "overeenkomst in geval van fusie met overname" betrokken oppervlakten kunnen niet het voorwerp uitmaken van een overname door een andere landbouwer dan de in de herzieningsaanvraag bedoelde beheerder van het bedrijf voortkomend uit de fusie; - door middel van voornoemd formulier erkennen de aanvankelijke landbouwers-overdragers dat geen recht, zowel gewoon als braakrecht, hen persoonlijk zal worden toegekend behalve, in voorkomend geval, voor het gedeelte aangeschaft door de in de herzieningsaanvraag bedoelde landbouwer-beheerder van het bedrijf voortkomend uit de fusie; - de aanvankelijke landbouwers-overdragers mogen geen andere overeenkomst betreffende de betrokken rechten of de overdracht daarvan sluiten met een andere landbouwer dan de in de herzieningsaanvraag bedoelde beheerder van het bedrijf voortkomend uit de fusie.

In voorkomend geval wordt de door de landbouwer ingediende aanvraag om bedrijfsfusie gelijkgesteld met één van de andere gevallen bedoeld in hoofdstuk 3, sectie 2, van Verordening (EG) nr. 795/2004. Indien noodzakelijk worden de landbouwers erom verzocht om eventuele bijkomende bewijsstukken te leveren.

In geval van herzieningsaanvraag wegens fusie van bedrijven wordt de herziening berekend volgens de procedure bedoeld in artikel 33, § 3, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 795/2004 of in voorkomend geval in een ander artikel van hoofdstuk 3, sectie 2, van laatstgenoemde Verordening.

Art. 9.Wanneer de aanvraag om herziening van de voorlopige rechten gegrond is op de splitsing van bedrijven, worden enkel de twee volgende gevallen die plaatsgevonden hebben tijdens de referentie- of overgangsperiode, in aanmerking genomen : - de splitsing van een bedrijf in minstens twee nieuwe bedrijven die autonoom beheerd worden door twee nieuwe afzonderlijke landbouwers waaronder ten minste één van de natuurlijke personen die het bedrijf aanvankelijk beheerden; - de splitsing van een bedrijf in twee nieuwe bedrijven waarvan één beheerd wordt door een nieuwe landbouwer en het andere steeds beheerd wordt door de aanvankelijke landbouwer.

De landbouwers-beheerders van de nieuwe bedrijven voortvloeiend uit de splitsing moeten de herzieningsaanvraag indienen d.m.v. het in artikel 1 bedoelde standaardformulier met vermelding van de reden van hun aanvraag en met bijvoeging van een bij het bestuur beschikbaar formulier "overeenkomst in geval van splitsing", behoorlijk ingevuld en ondertekend door alle partijen. Die overeenkomst moet de verdeling van de referentiegegevens bepalen.

In geval van herzieningsaanvraag wegens splitsing van bedrijven moeten de volgende voorwaarden worden vervuld : - de betrokken splitsing moet overeenstemmen met de wijzigingen op dezelfde datum op het gebied van de identificatie van de landbouwers in het unieke registratiesysteem betreffende de identiteit van elke landbouwer bedoeld in artikel 18, § 1, punt f), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en opgenomen in het geïntegreerde beheers- en controlesysteem; - de twee landbouwers die de nieuwe bedrijven voortkomend uit de splitsing beheren, moeten hun herzieningsaanvragen hebben ingediend onder de vereiste voorwaarden en binnen de gestelde termijnen; - de oppervlakteaangiften die door de landbouwers ingediend zijn vóór en na de splitsing alsook de dierenlijsten moeten overeenstemmen met de splitsingsovereenkomst; - de bij de splitsing betrokken oppervlakten hebben tijdens tenminste het jaar voorafgaand aan genoemde splitsing het voorwerp uitgemaakt van de oppervlakteaangiften van de aanvankelijke landbouwer-overdrager; - de bij de "overeenkomst in geval van splitsing" betrokken oppervlakten maken niet het voorwerp uit van een overname door andere landbouwers dan de beheerders van de uit de splitsing voortkomende bedrijven; - door middel van voornoemd formulier erkent de aanvankelijke landbouwer-overdrager dat geen recht, zowel gewoon als braakrecht, hem persoonlijk zal worden toegekend behalve, in voorkomend geval, voor het gedeelte aangeschaft door de landbouwer-beheerder van één van de uit de splitsing voortkomende bedrijven; - de aanvankelijke landbouwer-overdrager mag geen andere overeenkomst betreffende de betrokken rechten of de overdracht daarvan aangaan met andere landbouwers dan de beheerders van de uit de splitsing voortkomende bedrijven.

In voorkomend geval wordt de door de landbouwer ingediende aanvraag om bedrijfssplitsing gelijkgesteld met één van de andere gevallen bedoeld in hoofdstuk 3, sectie 2, van Verordening (EG) nr. 795/2004. Indien noodzakelijk worden de landbouwers erom verzocht om eventuele bijkomende bewijsstukken te leveren.

In geval van herzieningsaanvraag wegens splitsing van bedrijven wordt de herziening berekend volgens de procedure bedoeld in artikel 33, § 3, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 795/2004 of in voorkomend geval in een ander artikel van hoofdstuk 3, sectie 2, van laatstgenoemde Verordening.

Art. 10.Wanneer de herzieningsaanvraag m.b.t. de voorlopige rechten gegrond is op een ernstige aantasting van de productie als gevolg van landbouwmilieuverbintenissen, erkent het bestuur als buitengewone omstandigheden enkel de situaties van landbouwers waarvan de productie ernstig aangetast is tijdens de referentieperiode doordat ze tijdens diezelfde periode onderworpen waren aan landbouwmilieuverbintenissen aangegaan vóór of tijdens de referentieperiode hetzij uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 2078/92 van de Raad van 30 juni 1992 betreffende landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming, hetzij van artikelen 22 tot 24 van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en opheffing van sommige verordeningen.

De betrokken landbouwer kan een herzieningsaanvraag indienen om de in het eerste lid bedoelde reden, uitsluitend door gebruik van een specifiek formulier dat hem door het bestuur ter beschikking wordt gesteld. Naast de reden van zijn verzoek moet hij er de nodige bewijselementen op vermelden en daar een kopie van de in het geding zijnde landbouwmilieuverbintenis bij voegen.

In geval van herzieningsaanvraag wegens ernstige aantasting van de productie als gevolg van landbouwmilieuverbintenissen moeten de volgende voorwaarden worden vervuld : - de landbouwer-aanvrager moet tijdens het geheel of een gedeelte van de referentieperiode met gras bezaaide perceelsranden hebben aangelegd in het kader van de maatregelen voor een milieuvriendelijke landbouw (MML); - de bij die maatregel betrokken percelen moeten aangegeven zijn in de "oppervlakteaangifte" van de landbouwer-aanvrager met een andere bestemmingscode dan code P. Ze mogen niet aangegeven zijn voor het verkrijgen van steun voor de dierensector; - de jaarlijkse steun voor akkerbouwgewassen die kon worden toegekend voor de oppervlakten begraasde perceelsranden, moet gelijk zijn aan minstens 30 % van de steun die in het betrokken jaar verleend is voor akkerbouwgewassen.

In geval van herzieningsaanvraag wegens ernstige aantasting van de productie als gevolg van landbouwmilieuverbintenissen wordt de herziening berekend volgens de procedure bedoeld in artikel 40, § 5, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 795/2004.

Art. 11.Wanneer de herzieningsaanvraag m.b.t. de voorlopige rechten gegrond is op een privaatrechtelijke contractuele clausule in geval van grondoverdracht, worden de gevallen van grondverkoop of huuroverdracht tijdens de referentie- of overgangsperiode erkend.

De betrokken landbouwer-overnemer moet zijn herzieningsaanvraag indienen d.m.v. het in artikel 1 bedoelde standaardformulier met vermelding van de reden van zijn aanvraag. Hij moet erom verzoeken dat de rechten die aanvankelijk voorzien waren op naam van de landbouwer die de grond hem heeft verkocht of verhuurd, op zijn naam worden vastgesteld. De landbouwer moet het of de volgende documenten voegen bij zijn aanvraag : - het formulier "privaatrechtelijke contractuele clausule bij grondoverdracht" dat hem ter beschikking wordt gesteld door het bestuur, behoorlijk ingevuld en ondertekend door beide partijen (overdrager en overnemer); - een lijst van de overgedragen percelen en de overeenstemmende orthofotoplannen met de precieze plaatsbepaling van de betrokken percelen.

In geval van herzieningsaanvraag wegens privaatrechtelijke contractuele clausule bij grondoverdracht moeten de volgende voorwaarden worden vervuld : - de bij de privaatrechtelijke contractuele clausule betrokken oppervlakten stonden vermeld in de oppervlakteaangifte van de landbouwer-overdrager tijdens minstens twee jaar op de drie jaar voorafgaand aan de overdracht; - de bij de privaatrechtelijke contractuele clausule betrokken oppervlakten worden niet overgenomen door andere landbouwers dan die betrokken bij de herzieningsaanvraag; - door middel van voornoemd formulier erkent de aanvankelijke landbouwer-overdrager dat geen recht, zowel gewoon als braakrecht, hem persoonlijk zal worden toegekend wat betreft de oppervlakte en de bij de privaatrechtelijke contractuele clausule betrokken rechten; - door middel van voornoemd formulier verbindt de landbouwer-overdrager zich ertoe om een aanvraag om vaststelling van de bedrijfstoeslagrechten (deelname aan de bedrijfstoeslagregeling), vergezeld van een afschrift van voornoemd formulier, behoorlijk ingevuld en ondertekend, in te dienen; - de aanvankelijke landbouwer mag geen andere overeenkomst betreffende de betrokken rechten of de overdracht daarvan aangaan met andere landbouwers dan die betrokken bij de herzieningsaanvraag.

In voorkomend geval wordt de door de landbouwer ingediende aanvraag om privaatrechtelijke contractuele clausule in geval van grondoverdracht gelijkgesteld met één van de andere gevallen bedoeld in hoofdstuk 3, sectie 2, van Verordening (EG) nr. 795/2004. Indien noodzakelijk worden de landbouwers erom verzocht om eventuele bijkomende bewijsstukken te leveren.

In geval van herzieningsaanvraag wegens privaatrechtelijke contractuele clausule bij grondoverdracht wordt de herziening berekend volgens de procedure bedoeld in artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en in artikel 17 van Verordening (EG) nr. 795/2004 of in voorkomend geval in een ander artikel van hoofdstuk 3, sectie 2, van laatstgenoemde Verordening.

Art. 12.Op straffe van verval of nietigheid moet elk beroep tegen een beslissing genomen ter uitvoering van dit besluit bij aangetekende brief ingediend worden bij het bestuur binnen de maand volgend op de kennisgeving van de beslissing.

Art. 13.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2005.

Namen, 7 juli 2006.

B. LUTGEN

^