Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 07 mei 1999
gepubliceerd op 21 mei 1999

Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 7 februari 1977 houdende bepaling van het aantal, de plaats van vestiging, de territoriale bevoegdheid en de regelen betreffende de organisatie van de examencentra

bron
ministerie van verkeer en infrastructuur
numac
1999000374
pub.
21/05/1999
prom.
07/05/1999
ELI
eli/besluit/1999/05/07/1999000374/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

7 MEI 1999. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 7 februari 1977 houdende bepaling van het aantal, de plaats van vestiging, de territoriale bevoegdheid en de regelen betreffende de organisatie van de examencentra


De Minister van Binnenlandse Zaken en de Staatssecretaris voor Veiligheid, Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, inzonderheid op artikel 23, vervangen bij de wet van 9 juli 1976 en gewijzigd bij de wetten van 29 februari 1984 en 18 juli 1990 en op de artikelen 26 en 47, gewijzigd bij de wet van 9 juli 1976;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs, inzonderheid op artikel 25;

Gelet op het ministerieel besluit van 7 februari 1977 houdende bepaling van het aantal, de plaats van vestiging, de territoriale bevoegdheid en de regelen betreffende de organisatie van de examencentra, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 5 december 1977, 1 februari 1978, 7 november 1978, 24 januari 1979, 13 juni 1979, 19 januari 1981, 23 juni 1981, 17 november 1982, 22 december 1982 en 16 december 1985;

Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de nieuwe reglementering betreffende het rijbewijs vanaf 1 april 1999 striktere normen vastlegt, meer bepaald voor de bedrijfsvoertuigen die bij het praktische examen met het oog op het bekomen van een rijbewijs worden aangeboden; dat de plaatsgesteldheid van sommige examencentra niet toelaat om voertuigen met een grote afmeting te aanvaarden of hen sommige manoeuvres te laten afleggen; dat de kandidaten zo vroeg mogelijk moeten op de hoogte gebracht worden van in welk examencentrum ze de theoretische en praktische examens moeten afleggen; dat als gevolg daarvan, het ministerieel besluit houdende bepaling van het aantal, de plaats van vestiging, de territoriale bevoegdheid en de regelen betreffende de organisatie van de examencentra zonder uitstel moet aangepast worden, Besluiten :

Artikel 1.Artikel 1 van het ministerieel besluit van 7 februari 1977 houdende bepaling van het aantal, de plaats en vestiging, de territoriale bevoegdheid en de regelen betreffende de organisatie van de examencentra, vervangen bij het ministerieel besluit van 22 december 1982 wordt vervangen als volgt : «

Artikel 1.§ 1. De theoretische en praktische examens bedoeld bij artikel 25 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs worden afgelegd in de examencentra opgesomd in bijlage 1. § 2. De kandidaten leggen het theoretische examen af in het examencentrum van hun keuze.

De kandidaten leggen het praktische examen af in het examencentrum dat, overeenkomstig de bepalingen van bijlage 2, bevoegd is voor de gemeente waarin ze hun gewone verblijfplaats hebben of voor de gemeente waarin de zetel gevestigd is van de erkende rijschool waar ze de scholing gevolgd hebben, wanneer ze zich aanbieden voor het examen met deze school. § 3. In afwijking van de bepalingen van § 2 : 1° leggen de kandidaten vermeld in artikel 32, § 3 van het in § 1 bedoelde koninklijk besluit het theoretische examen af in een examencentrum naar keuze, opgesomd in bijlage 4;2° leggen de kandidaten vermeld in artikel 4, 6° van het in § 1 bedoelde koninklijk besluit het praktische examen af in het examencentrum dat, overeenkomstig de bepalingen van bijlage 2, bevoegd is voor de gemeente waarin ze hun gewone verblijfplaats hebben of voor de gemeente waarin de politieschool gevestigd is waar ze de scholing voor het bekomen van een rijbewijs geldig voor de categorie A3 of A volgden;3° leggen de kandidaten voor het rijbewijs geldig voor de categorie B+E, C, C+E, D of D+E of voor de subcategorie C1, C1+E, D1 of D1+E het praktische examen af in het examencentrum van hun keuze dat overeenkomstig bijlage 3 bevoegd is voor deze categorieën of subcategorieën.In voorkomend geval duiden ze het examencentrum aan waar ze reeds examen aflegden; 4° leggen de gehandicapte en doofstomme kandidaten het praktische examen af in het examencentrum van hun keuze.».

Art. 2.In artikel 2 van hetzelfde besluit, wordt het eerste lid opgeheven.

Art. 3.Artikel 2bis, in hetzelfde besluit ingevoegd bij de ministeriële besluiten van 7 november 1978 en 24 januari 1979, wordt opgeheven.

Art. 4.Artikel 3 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het ministerieel besluit van 7 november 1978 wordt hersteld in de volgende lezing : «

Art. 3.De kandidaat die zich ten minste zes weken vóór het verstrijken van de geldigheid van het voorlopige rijbewijs of van de leervergunning waarvan hij houder is, heeft ingeschreven voor een praktisch examen, wordt ten minste één keer uitgenodigd voor het praktische examen tijdens de geldigheidstermijn van het document.

Indien de kandidaat voor een rijbewijs geldig voor de categorie A3, A of B zich inschrijft voor het praktische examen en daarvoor niet binnen de zes weken kan opgeroepen worden, kan hij aan het betrokken examencentrum vragen om naar een ander examencentrum van zijn keuze verwezen te worden. Dezelfde werkwijze is van toepassing indien het examencentrum niet in staat is zijn opdracht uit te voeren.

De kandidaat bedoeld in het tweede lid, legt bij het praktische examen een attest voor afgegeven door een ambtenaar vermeld in artikel 64 van het in artikel 1 bedoelde koninklijk besluit. ».

Art. 5.Bijlage 1 bij hetzelfde besluit, vervangen bij het ministerieel besluit van 5 december 1977 en gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 7 november 1978, 13 juni 1979, 19 januari 1981, 23 juni 1981, 17 november 1982 en 22 december 1982 wordt vervangen door bijlage 1 bij het huidige besluit.

Bijlage 2 bij hetzelfde besluit, vervangen bij het ministerieel besluit van 13 juni 1979 en gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 19 januari 1981, 23 juni 1981, 17 november 1982, 22 december 1982 en 16 december 1985 wordt vervangen door bijlage 2 bij het huidige besluit.

Art. 6.Hetzelfde besluit wordt aangevuld met een bijlage 3 en een bijlage 4, overeenkomstig de bijlagen 3 en 4 bij dit besluit.

Art. 7.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1999.

Brussel, 7 mei 1999.

De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE De Staatssecretaris voor Veiligheid, J. PEETERS

Bijlagen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^