Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 08 juni 2001
gepubliceerd op 07 augustus 2001

Ministerieel besluit tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van vogels, met uitzondering van pluimvee, alsmede van quarantainevoorschriften

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
2001016204
pub.
07/08/2001
prom.
08/06/2001
ELI
eli/besluit/2001/06/08/2001016204/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 JUNI 2001. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van vogels, met uitzondering van pluimvee, alsmede van quarantainevoorschriften


De Minister van Landbouw en Middenstand, Gelet op de Dierengezondheidswet van 24 maart 1987, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990, 20 juli 1991, 6 augustus 1993, 21 december 1994, 20 december 1995, 23 maart 1998 en 5 februari 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 september 1883 houdende reglement van algemeen bestuur van de diergeneeskundige politie, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 december 1952, 16 juni 1967, 16 mei 1989 en 11 juli 1991, inzonderheid artikel 47;

Gelet op het koninklijk besluit van 12 juni 1970 betreffende de bestrijding van de besmettelijke ziekten van pluimvee en andere neerhofdieren, alsook het in de handel brengen van broedeieren, ééndagskuikens en fokpluimvee, gewijzigd bij koninklijke besluiten van 17 juli 1992 en 6 juli 1997;

Gelet op het koninklijk besluit van 31 december 1992 betreffende de veterinaire controles voor dieren en bepaalde producten van dierlijke oorsprong, ingevoerd uit derde landen;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 november 1994 houdende de veterinairrechtelijke maatregelen betreffende de aviaire influenza en de ziekte van Newcastle;

Gelet op het koninklijk besluit van 24 september 1998 betreffende de veterinaire certificering voor levende dieren, bepaalde producten van dierlijke oorsprong en bepaalde producten van plantaardige oorsprong;

Gelet op het koninklijk besluit van 9 juli 1999 betreffende de erkenningsvoorwaarden van veevoeders, handelaars, stopplaatsen en verzamelcentra gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 december 2000;

Gelet op het ministerieel besluit van 31 augustus 1993 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer van dieren, sperma, eicellen en embryo's van soorten waarvoor, ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke reglementering is opgesteld, als bedoeld in bijlage III, A, bij het koninklijk besluit van 31 december 1992 betreffende de veterinaire en zoötechnische controles die van toepassing zijn op het handelsverkeer van sommige levende dieren en producten, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 25 juli 1995;

Gelet op de Beschikking 2000/666/EG van de Commissie van 16 oktober 2000 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van vogels, met uitzondering van pluimvee, alsmede van quarantainevoorschriften;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoordineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de hoogdringendheid;

Overwegende dat de veterinairrechtelijke voorschriften, de voorschriften inzake veterinaire certificering bij de invoer alsmede de quarantainevoorschriften onverwijld dienen herzien te worden om ze in overeenstemming te brengen met die uit Beschikking 2000/666/CE van de Commissie en tegen de daarin vastgelegde datum, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Erkend quarantainecentrum : een inrichting erkend door de Dienst en bestaande uit een of meer functioneel en materieel van elkaar afgescheiden quarantaine-eenheden, en dat zich, rekening houdende met de epidemiologie van Newcastle disease en aviaire influenza inzake verspreiding door de lucht, op een afstand bevindt bepaald door het Diensthoofd, van pluimveebedrijven of van andere voorzieningen waar vogels worden gehouden;2° Quarantaine-eenheid : een lokaal dat uitsluitend ingevoerde vogels bevat die tot dezelfde partij behoren en dezelfde gezondheidsstatus hebben en daardoor als epidemiologische eenheid te beschouwen zijn en waar de quarantaine van ingevoerde vogels verloopt volgens het « all in all out »-beginsel;3° Vogels : levende dieren van de klasse vogels, met uitsluiting van pluimvee zoals omschreven in het koninklijk besluit van 12 juni 1970 betreffende de bestrijding van de besmettelijke ziekten van pluimvee en andere neerhofdieren, alsook het in de handel brengen van broedeieren, ééndagskuikens en fokpluimvee;4° Verklikkerkuikens : kuikens die op een blijvende wijze geïdentificeerd zijn, minstens drie weken oud zijn en gebruikt worden voor diagnosedoeleinden gedurende de quarantaine, die tegen geen enkele ziekte ingeënt zijn, en die ten vroegste veertien en ten laatste zeven dagen vóór het begin van de quarantaineperiode seronegatief moeten zijn bevonden voor Newcastle disease en aviaire influenza;5° quarantainedierenarts : de aangenomen dierenarts met wie de verantwoordelijke van het erkende quarantainecentrum een geschreven overeenkomst heeft afgesloten voor de diergeneeskundige opvolging van zijn inrichting. Zijn eveneens van toepassing, de definities van artikel 1. 2°, 3°, 5°, 6°, 7°, 11°, 15° en 17° van het koninklijk besluit van 31 december 1992 betreffende de veterinaire controles voor dieren en bepaalde producten van dierlijke oorsprong, ingevoerd uit derde landen alsook de definitie van artikel 1, 1°, van het koninklijk besluit van 12 juni 1970 betreffende de bestrijding van de besmettelijke ziekten van pluimvee en andere neerhofdieren, alsook het in de handel brengen van broedeieren, ééndagskuikens en fokpluimvee.

Art. 2.De invoer van vogels is onderworpen aan een voorafgaande invoermachtiging afgeleverd door de Veterinaire Dienst en wordt slechts toegestaan uit landen die lid zijn van de « Office international des Epizooties (OIE) » en alleen op voorwaarde dat : 1° de vogels afkomstig zijn uit bedrijven die door de veterinaire dienst van het uitvoerende land geregistreerd zijn;2° de vogels vergezeld zijn van een diergezondheidscertificaat volgens het model in bijlage I;3° de vogels vervoerd worden in containers die individueel zijn gemerkt met een identificatienummer dat overeenstemt met het identificatienummer vermeld op het diergezondheidscertificaat;4° bij aankomst aan de grensinspectiepost de invoerder het bewijs kan leveren dat een erkend quarantainecentrum de vogels zal opnemen.Het schriftelijke bewijs, uitgereikt door een door de bevoegde overheid aangestelde ambtenaar vermeldt de naam en het adres van het erkende centrum.

Art. 3.De voorwaarden inzake de erkenning van quarantainecentra zijn vastgelegd in bijlage II.

Art. 4.§ 1. Na inspectie worden de containers of het vervoermiddel door de controledierenarts van de grensinspectiepost zo verzegeld dat vervanging van de inhoud tijdens het vervoer naar het erkende quarantainecentrum onmogelijk is. § 2. De vogels worden rechtstreeks van de grensinspectiepost naar het erkende quarantainecentrum vervoerd en zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 9 juli 1999 betreffende de erkenningsvoorwaarden van vervoeders, handelaars, stopplaatsen en verzamelcentra. § 3. De vogels worden gedurende minstens dertig dagen in een erkend quarantainecentrum in quarantaine gehouden. § 4. Bij aankomst in het erkende quarantainecentrum worden de zegels op de containers of het vervoermiddel verwijderd door de quarantainedierenarts. § 5. Papegaaiachtigen worden individueel en blijvend gemerkt bij aankomst in de quarantaine, onder controle van de quarantainedierenarts en overeenkomstig hoofdstuk 2, punt B, van bijlage II. De identificatienummers worden opgetekend in de overeenkomstig artikel 9 bijgehouden registers. § 6. Bij aankomst van de ingevoerde vogels verwittigt de verantwoordelijke van het erkende quarantainecentrum de inspecteur dierenarts. § 7. Minstens bij het begin en op het einde van de quarantaineperiode van elke zending inspecteert de Dienst de quarantainevoorwaarden waarbij hij de gegevens in de bedrijfsregister nagaat en een klinisch onderzoek uitvoert van de vogels in elke quarantaine-eenheid. Indien de dierengezondheidstoestand dit vereist gaat de quarantainedierenarts of de Dienst over tot meerdere inspecties.

Art. 5.§ 1. Nadat de vogels in quarantaine zijn geplaatst, wordt de in bijlage III beschreven bemonstering en onderzoek van de vogels en/of van de verklikkerkuikens uitgevoerd. § 2. Indien verklikkerkuikens worden gebruikt mogen deze maar één keer gebruikt worden. De verklikkerkuikens moeten, in de quarantaine-eenheid zijn ondergebracht vóór de aankomst van de vogels.

Ze moeten in de quarantaine-eenheid zo dicht mogelijk bij de vogels worden geplaatst om contact met de vogels en met de uitwerpselen van de vogels te verzekeren. Per quarantaine-eenheid moeten ten minste vier verklikkerkuikens worden gebruikt.

Art. 6.§ 1. Indien tijdens de quarantaineperiode wordt vermoed dat één of meer vogels met aviaire influenza of Newcastle disease besmet zijn, worden de vogels in de verdachte quarantaine-eenheid bemonsterd voor virologisch onderzoek overeenkomstig bijlage III, punt 2, en worden deze monsters dienovereenkomstig onderzocht. § 2. Indien tijdens de quarantaineperiode wordt vastgesteld dat één of meer vogels of verklikkerkuikens met aviaire influenza of Newcastle disease besmet zijn, worden de volgende maatregelen toegepast : 1° alle vogels van de besmette partij worden gedood en vernietigd alsmede alle afval (door verbranding of autoclavering);2° de betrokken quarantaine-eenheden worden gereinigd en ontsmet;3° in het erkende quarantainecentrum worden ten vroegste eenentwintig dagen na de definitieve reiniging en ontsmetting de verklikkerkuikens in de andere quarantaine-eenheden bemonsterd voor serologisch onderzoek;of 4° als geen verklikkerkuikens in het erkende quarantainecentrum worden gebruikt, worden tussen de zevende en de vijftiende dag na de definitieve reiniging en ontsmetting de vogels in de andere quarantaine-eenheden volgens de modaliteiten zoals voorzien in bijlage III van dit besluit bemonsterd voor virologisch onderzoek;5° geen enkele vogel mag het erkende quarantainecentrum verlaten vooraleer uit de resultaten van de in vorige punten bedoelde tests een negatief resultaat blijkt;6° tot eenentwintig dagen na de volledige reiniging en ontsmetting mogen geen vogels in het voorheen besmette erkende quarantainecentrum of -eenheid worden binnengebracht. § 3. Indien de epidemiologische situatie dit vereist kan de Dienst beslissen de maatregelen bedoeld in het koninklijke besluit van 28 december 1994 houdende veterinairrechtelijke maatregelen betref-fende de aviaire influenza en de ziekte van Newcastle, in en rond het besmette erkende quarantainecentrum toe te passen. § 4. In afwijking van het bepaalde in § 2 kan de Dienst beslissen dat, na een positieve uitslag voor Newcastle disease van één of meer vogels of verklikkerkuikens, de betrokken vogels niet moeten afgemaakt worden wanneer een bemonstering uitgevoerd overeenkomstig punt 1. B) van bijlage III bij dit besluit (de aldaar vermelde termijn buiten beschouwing gelaten) ten minste dertig dagen nadat het laatste zieke dier is gestorven of klinische genezen, een negatief resultaat geeft.

De vogels mogen het erkende quarantainecentrum slechts verlaten ten vroegste zestig dagen nadat de klinisch symptomen van Newcastle disease zijn verdwenen. Alle materiaal en afval dat mogelijk besmet is en al het gedurende de periode van zestig dagen geproduceerd afval, moet op dusdanige wijze worden vernietigd dat het eventueel aanwezige Newcastle disease-virus met zekerheid vernietigd is.

Art. 7.Indien, tijdens de in artikel 4, § 3, bedoelde quarantaineperiode, bij papegaaiachtigen besmetting met Chlamydia psittaci wordt vermoed of vastgesteld, worden alle vogels van deze partij behandeld volgens een door de Dienst goedgekeurde methode en wordt de quarantaineperiode verlengd met ten minste twee maanden, te rekenen vanaf het laatst vastgestelde geval.

Art. 8.Vogels kunnen het erkende quarantainecentrum slechts verlaten mits de schriftelijke toestemming van de inspecteur-dierenarts.

Art. 9.De beheersvoorschriften van het erkende quarantainecentrum, inzonderheid die betreffende de verwijdering van afval, en het bijhouden van de registers moeten aan de in bijlage II, hoofdstuk 2, A, gestelde eisen voldoen.

Art. 10.Alle, uit de toepassing van dit besluit voortvloeiende kosten zijn voor rekening van de invoerder.

Art. 11.§ 1. De Dienst kan de erkenning van een erkend quarantainecentrum waar inbreuken op de voorschriften van dit besluit werden vastgesteld voor een termijn van één tot drie maand opschorten. § 2. De Dienst kan ten allen tijde de erkenning van een erkend quarantainecentrum waar herhaalde inbreuken werden vastgesteld of dat niet meer beantwoordt aan de in dit besluit vastgelegde voorwaarden, of dat geen maatregelen heeft getroffen om de inbreuken te verhelpen die aanleiding gaven tot de schorsing van de erkenning overeenkomstig § 1 ontrekken.

Art. 12.Dit besluit is niet van toepassing op : 1° vogels die hun eigenaar vergezellen bij een verhuis of op reis, voor demonstraties, tentoonstellingen, voorstellingen of sportdoeleinden of voor valkerijdoeleinden;2° vogels die worden ingevoerd in beperkt aantal met niet-commercieele doeleinden en dit ten behoeve van een, door de Dienst erkend kweekprogramma, instandhoudingsprogramma of enig ander veraantwoord gebruik;3° vogels die worden ingevoerd door een erkend laboratorium voor dierproeven. In deze gevallen bepaalt het Diensthoofd de invoervoorwaarden overeenkomstig artikel 19 van het ministerieel besluit van 31 augustus 1993 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer van dieren, sperma, eicellen en embryo's van soorten waarvoor, ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke reglementering is opgesteld, als bedoeld in bijlage III, A, bij het koninklijk besluit van 31 december 1992 betreffende de veterinaire en zoötechnische controles die van toepassing zijn op het handelsverkeer van sommige levende dieren en producten.

Art. 13.De bepalingen van artikel 2 punt m) en van de artikelen 76 tot 86 van het ministerieel besluit van 28 juli 1971 betreffende de invoer, de uitvoer, de doorvoer en het verkeer tussen de Beneluxlanden van levende dieren en van bepaalde producten van dierlijke en plantaardige oorsprong, alsmede bijlage XXIV van dat besluit, worden opgeheven.

Art. 14.Het ministerieel besluit van 17 januari 1955 houdende verbod van invoer van papegaaiachtigen herkomstig uit Australië en het ministerieel besluit van 3 oktober 1959 houdende verbod van invoer van papegaaiachtigen herkomstig uit Nigeria en Paraguay worden opgeheven.

Art. 15.§ 1. De artikelen 16, 17 en 18 1° en 4° van voornoemd ministerieel besluit van 31 augustus 1993 zijn niet meer van toepassing op vogels.

Art. 16.Dit besluit treedt in werking op 1 november 2001.

Brussel, 8 juni 2001.

J. GABRIELS

Bijlage I bij ministeriele besluit van 8 juni 2001 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van vogels, met uitzondering van pluimvee, alsmede van quarantainevoorschriften Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Bijlage II bij ministeriele besluit van 8 juni 2001 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van vogels, met uitzondering van pluimvee, alsmede van quarantainevoorschriften MINIMUMEISEN WAARAAN QUARANTAINECENTRA VOOR VOGELS MOETEN VOLDOEN HOOFDSTUK 1 GEBOUW EN UITRUSTING 1. Het quarantainecentrum moet zich, de epidemiologie van Newcastle disease en aviaire influenza inzake verspreiding door de lucht in aanmerking genomen, op redelijke afstand bevinden van pluimveebedrijven of van andere voorzieningen waar vogels worden gehouden.De toegangsdeuren zijn afsluitbaar en voorzien van borden met de tekst « QUARANTAINE Geen toegang voor onbevoegden ». 2. De lucht mag niet van de ene quarantaine-eenheid naar de andere kunnen stromen.3. Het quarantainecentrum moet vrij zijn van vogels, vliegen en ongedierte en moet luchtdicht kunnen worden afgesloten om te kunnen worden gefumigeerd.4. Elke afzonderlijke quarantaine-eenheid moet beschikken over voorzieningen voor het wassen van de handen.5. Alle toegangsdeuren van elke quarantaine-eenheid moeten van het sluistype zijn.6. Alle in- en uitgangen van elke quarantaine-eenheid moeten uitgerust zijn met een hygiënebarrière.7. Alle installaties moeten zo zijn gebouwd dat ze kunnen worden gereinigd en ontsmet.8. De voorraadruimte voor het voeder moet vrij zijn van vogels en knaagdieren, en tegen insecten zijn beschermd.9. Er moet een afvalcontainer aanwezig zijn die moet kunnen worden afgesloten voor vogels en knaagdieren.10. Er moet een koel- en vriesinrichting aanwezig zijn voor het opslaan van dode dieren. HOOFDSTUK 2 A. BEHEERSVOORSCHRIFTEN 1. Quarantainecentra moeten : - beschikken over een efficiënt systeem om op passende wijze toezicht te houden op de dieren; - onder toezicht en gezag van de officiële dierenarts staan; - worden gereinigd en ontsmet volgens een programma dat door de bevoegde autoriteit is goedgekeurd; na de reiniging en ontsmetting dient een passende periode van leegstand in acht te worden genomen; de ontsmettingsmiddelen moeten door de bevoegde autoriteit goedgekeurd zijn. 2. Voor elke afzonderlijke quarantaine-eenheid wordt het « all in all out »-beginsel toegepast.3. De nodige voorzorgsmaatregelen worden genomen om kruisbesmetting van inkomende en uitgaande zendingen te voorkomen.4. Onbevoegden hebben geen toegang tot het quarantainecentrum.5. Alle personen die het quarantainecentrum betreden, moeten beschermende kleding, inclusief beschermend schoeisel, dragen.6. Tussen de quarantaine-eenheden moeten alle vormen van contact via personen waardoor verontreiniging kan worden overgebracht, worden vermeden.7. Er moet adequaat reinigings- en ontsmettingsmateraal voorhanden zijn.8. De voor het vervoer gebruikte kooien en kratten worden in het quarantainecentrum gereinigd en ontsmet, tenzij ze worden vernietigd. Voor hergebruik bestemde kooien en kratten moeten vervaardigd zijn van materiaal dat effectief kan worden gereinigd en ontsmet. De kooien en kratten moeten zo worden vernietigd dat ziekteverwekkers zich niet kunnen verspreiden. 9. Afval wordt regelmatig verzameld, opgeslagen in de afvalcontainer en vervolgens zo behandeld dat ziekteverwekkers zich niet kunnen verspreiden.10. Vogelkadavers worden onderzocht in een officieel, door de bevoegde autoriteit aangewezen laboratorium.11. De nodige analyses en behandelingen worden uitgevoerd in overleg met en onder toezicht van de officiële dierenarts.12. De officiële dierenarts wordt ervan in kennis gesteld wanneer vogels en/of verklikkerkuikens tijdens de quarantaineperiode door een besmettelijke ziekte zijn getroffen of sterven.13. De voor de voorziening of het quarantainecentrum verantwoordelijke persoon moet een register bijhouden in hetwelke volgende gegevens voorkomen : a) voor elke zending : de datum van aankomst en vertrek van de vogels, het aantal en de soort;b) een afschrift van de gezondheids- en andere certificaten die de vogels bij invoer vergezellen;c) de individuele identificatienummers van papegaaiachtigen;d) per dag, relevante informatie zoals gevallen van ziekte en sterftecijfers;e) datums waarop tests zijn verricht en resultaten;datums waarop behandelingen hebben plaatsgevonden en type behandeling; f) de identiteit van personen die toegang hebben gehad tot het quarantainecentrum. Dit register dient gedurende ten minste één jaar te worden bewaard.

B. IDENTIFICATIE VAN PAPEGAAIACHTIGEN Papegaaiachtigen worden bij aankomst in het quarantainecentrum individueel geïdentificeerd door middel van een pootring of een microchip. 1. De pootring moet fraudebestendig zijn en een diameter hebben die aangepast is aan de soort.2. De pootring moet minimaal de volgende informatie bevatten : a) de ISO-code van de lidstaat die de identificatie verricht, en b) een uniek volgnummer.3. Als de identificatie gebeurt met behulp van een microchip moet deze aan de ISO-normen beantwoorden en moet er permanent een aangepast leestoestel aanwezig zijn in het quarantainecentrum. Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 8 juni 2001 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van vogels, met uitzondering van pluimvee, alsmede van quarantainevoorschriften.

De Minister van Landbouw en Middenstand, J. GABRIELS

Bijlage III bij ministeriele besluit van 8 juni 2001 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van vogels, met uitzondering van pluimvee, alsmede van quarantainevoorschriften VOORSCHRIFTEN VOOR HET ONDERZOEK OP EN BEMONSTERINGS- EN TESTPROCEDURES VOOR NEWCASTLE DISEASE EN AVIAIRE INFLUENZA 1. Tijdens de quarantaineperiode moeten ofwel de verklikkerkuikens, ofwel, wanneer geen verklikkerkuikens worden gebruikt, de ingevoerde vogels aan de volgende procedures onderworpen worden : A) Bij gebruik van verklikkerkuikens : (i) Bij alle verklikkerkuikens worden na de 21e dag van de quarantaineperiode van de ingevoerde vogels en ten minste drie dagen vóór het einde daarvan, bloedmonsters genomen voor serologisch onderzoek. (ii) Wanneer het serologisch onderzoek van de verklikkerkuikens een positief resultaat te zien geeft of twijfelachtig is, dient bij de ingevoerde vogels virologisch onderzoek te worden verricht. Er worden cloacaswabs (of faeces) genomen van alle vogels van de ingevoerde partij indien deze minder dan 60 dieren telt of van 60 vogels bij grotere partij.

B) Wanneer geen verklikkerkuikens worden gebruikt : De ingevoerde vogels worden aan een virologisch onderzoek onderworpen (serologisch onderzoek is niet relevant). Tussen de 7e en de 15e dag van de quarantaineperiode worden cloacaswabs (of faeces) genomen van alle vogels van de zending indien deze minder dan 60 dieren telt of van 60 vogels bij grotere zendingen. 2. In aanvulling op punt 1, A of B, moeten de volgende monsters voor virologisch onderzoek genomen worden : (i) cloacaswabs (of faeces) en tracheaswabs (indien mogelijk) bij klinisch zieke vogels of verklikkerkuikens; (ii) monsters van de maag- en darminhoud, de hersenen, de luchtpijp, de longen, de lever, de milt en andere duidelijk aangetaste organen, en dit zo snel mogelijk na de dood van : - ofwel de verklikerkuikens en alle ingevoerde vogels die dood zijn bij aankomst of tijdens de quarantaineperiode sterven, - ofwel ten minste 10 % van de dode vogels bij hoge sterfte van kleine vogels van grote zendingen. 3. Alle virologische en serologische onderzoeken gedurende de quarantaineperiode genomen monsters worden in officiële, door de bevoegde overheid aangewezen laboratoria uitgevoerd volgens de diagnostische procedures van bijlage III bij Richtlijn 92/66/EEG van de Raad en bijlage III bij Richtlijn 92/40/EEG van de Raad.Voor virologisch onderzoek mogen mengmonsters worden gevormd van monsters afkomstig van maximaal 5 dieren. Faeces mag niet tezamen met andere orgaan- en weefselmonsters in één verzamelmonster worden opgenomen. 4. Virusisolaten moeten worden bezorgd aan CODA. Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 8 juni 2001 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van vogels, met uitzondering van pluimvee, alsmede van quarantainevoorschriften.

De Minister van Landbouw en Middenstand, J. GABRIELS

^