Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 10 juni 2002
gepubliceerd op 15 augustus 2002

Ministerieel besluit betreffende de kwaliteitszorg in de vertrouwenscentra kindermishandeling

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2002036002
pub.
15/08/2002
prom.
10/06/2002
ELI
eli/besluit/2002/06/10/2002036002/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 JUNI 2002. - Ministerieel besluit betreffende de kwaliteitszorg in de vertrouwenscentra kindermishandeling


De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Gelet op het decreet van 29 mei 1984 houdende de oprichting van de instelling Kind en Gezin, inzonderheid op artikel 4bis , ingevoegd bij het decreet van 11 juni 1997;

Gelet op het decreet van 29 april 1997 inzake de kwaliteitszorg in de welzijnsvoorzieningen, gewijzigd bij het decreet van 22 december 1999;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 13 juli 2001 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 17 mei 2002 tot vaststelling van de voorwaarden van erkenning en de subsidiëring van de vertrouwenscentra kindermishandeling;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van Kind en Gezin, gegeven op 27 september 2000;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de vertrouwenscentra kindermishandeling, rekening houdend met het feit dat de voorziene overgangsperiode van drie jaar al loopt vanaf 1 januari 2002, onmiddellijk werk moeten kunnen maken van een kwaliteitsbeleid via het uitwerken van een kwaliteitsplanning en een kwaliteitssysteem, om hun werking te conformeren aan de bepalingen, opgenomen in het decreet van 29 april 1997 inzake de kwaliteitszorg in de welzijnsvoorzieningen, gewijzigd bij het decreet van 22 december 1999, Besluit : HOOFDSTUK I. - Kwaliteitsbeleid

Artikel 1.§ 1. Elk vertrouwenscentrum, hierna « centrum » te noemen, ontwikkelt een kwaliteitsbeleid dat uitgaat van zijn missie, de maatschappelijke waarden en de visie op het hulp- en dienstverleningsaanbod van de voorziening bij de aanpak van kindermishandeling. § 2. Het kwaliteitsbeleid is erop gericht om op een systematische wijze de kwaliteit van de aangeboden hulp- en dienstverlening alsook van de werking te bepalen, te plannen, te beheersen, te borgen en te verbeteren. § 3. Het centrum houdt bij het ontwikkelen van het kwaliteitsbeleid rekening met de mogelijkheden op het vlak van personeel, infrastructuur en financiële middelen om een goede werking van het centrum mogelijk te maken. § 4. Het centrum neemt de nodige maatregelen om het kwaliteitsbeleid bekend te maken en te integreren in zijn werking. § 5. Het kwaliteitsbeleid concretiseert de doelstellingen op het vlak van de kwaliteitszorg via het uitwerken van een kwaliteitsplanning en een kwaliteitssysteem die worden beschreven in het kwaliteitshandboek. HOOFDSTUK II. - Kwaliteitsplanning

Art. 2.§ 1. De kwaliteitsplanning is een periodisch proces waarbij het centrum jaarlijks de doelstellingen vastlegt die zullen worden nagestreefd op het vlak van de kwaliteitszorg. § 2. Het centrum beschrijft bij elke doelstelling de middelen die zullen worden ingezet voor het bereiken van de doelstelling. § 3. Het centrum beschrijft op welke wijze de doelstellingen zullen worden verwezenlijkt en met welke frequentie het realiseren van de doelstellingen zal worden gecontroleerd. Waar nodig corrigeert het centrum de implementatiewijze. HOOFDSTUK III. - Kwaliteitssysteem

Art. 3.§ 1. Het centrum ontwikkelt een kwaliteitssysteem dat aangeeft hoe de beschikbare middelen worden ingezet en hoe de hulp- en dienstverleningsprocessen worden georganiseerd, beheerst en geëvalueerd. § 2. Het centrum neemt de maatregelen die nodig zijn om het kwaliteitssysteem te implementeren, goed te doen functioneren en het aan te passen aan gewijzigde omstandigheden. § 3. Binnen het centrum wordt een verantwoordelijke aangewezen voor het kwaliteitsbeleid, en voor de uitvoering en het onderhoud van het kwaliteitssysteem.

Art. 4.Het centrum beschrijft de maatregelen die genomen worden voor het efficiënt en kwaliteitsgericht inzetten van de middelen. Daartoe beschrijft het centrum : 1° hoe het personeelsbeleid gestalte krijgt.Dat wordt onder meer geconcretiseerd in : a) hoe het centrum zijn medewerkers selecteert op basis van een profiel- en functieomschrijving met onder meer aandacht voor kennis en vaardigheden in communicatie en de juiste attitude in de hulp- en dienstverlening;b) hoe het centrum de multidisciplinaire teamwerking waarborgt en daarbij de medewerkers op de juiste plaats inzet;c) hoe het centrum zijn medewerkers opleiding biedt;d) hoe het centrum zijn medewerkers begeleidt, evalueert en ondersteunt;e) hoe het centrum de voorwaarden creëert voor een functioneel samenwerkingsklimaat en een goede communicatie tussen alle medewerkers;f) hoe het centrum inspraak biedt aan de medewerkers;g) hoe het centrum de telefonische bereikbaarheid garandeert dag en nacht;2° hoe de infrastructuur wordt afgestemd op de opdrachten van het centrum en met name de veiligheid en de privacy waarborgt;3° hoe het financiële beleid een continue doeltreffende hulp- en dienstverlening garandeert alsook een doelmatig gebruik van medewerkers, infrastructuur, uitrusting en goederen;4° hoe het systeem waarbij de documenten die voor de werking relevant zijn op een overzichtelijke wijze worden beheerd.Hiertoe : a) legt het centrum de bepalingen vast waarin staat dat persoonsgebonden documenten worden bijgehouden en bepaalde personen inzage krijgen in bepaalde documenten in overeenstemming met de geldende wetgeving inzake het beroepsgeheim;b) bundelt het centrum de documenten die uitgegeven worden door instanties, extern aan de voorziening, en die van rechtstreeks belang zijn voor het functioneren van de voorziening in een overzichtelijk te raadplegen systeem;c) bundelt het centrum de gebruikte standaarddocumenten in een overzichtelijk geheel waarbij het doel waarvoor de documenten gebruikt worden duidelijk is aangegeven;d) bundelt het centrum de documenten die eigen zijn aan het kwaliteitssysteem in een overzichtelijk en voor de medewerkers toegankelijk kwaliteitshandboek;5° hoe externe informatie wordt beheerd.

Art. 5.§ 1. Het centrum ontwikkelt een visie met betrekking tot de processen die een directe invloed uitoefenen op de kwaliteit van de hulp- en dienstverlening en de werking van het centrum. Het gaat hierbij minstens om de volgende processen : 1° de opvang van meldingen door professionelen en niet-professionelen van vermoedens van kindermishandeling;2° het diagnostisch proces in het belang van het kind.Dat proces verklaart : a) hoe explorerend wordt gewerkt;b) hoe de diverse beïnvloedende factoren van de problematiek worden onderzocht;c) hoe een eigen oordeel wordt gevormd;3° het proces van motiveren tot verandering en aanvaarding van hulp. Dat proces verklaart : a) hoe mishandeling wordt benoemd;b) hoe de aanklampende houding op het veranderingsproces wordt gerealiseerd;c) hoe de ouders worden geresponsabiliseerd en hun verantwoordelijkheid wordt uitgeput;4° het proces van begeleiden en doorverwijzen.Dat proces verklaart hoe rekening wordt gehouden met alle relevante betrokkenen en problemen; 5° het proces van ondersteuning en samenwerking met externe personen en instanties.Dat proces verklaart : a) hoe de specifieke deskundigheid van kindermishandeling uitgedragen wordt;b) hoe ondersteuning en advies kan worden geboden in individuele casussen en in alle fasen van het hulpverleningsproces;c) hoe vorming in verband met kindermishandeling wordt gerealiseerd;6° het proces van bijdragen tot de sensibilisering van het grote publiek.Dat proces verklaart : a) hoe bepaald wordt wie een relevante partner is;b) hoe samengewerkt wordt met de relevante partners;c) hoe de inhoudelijke deskundigheid wordt aangewend voor sensibiliseringsacties. § 2. Het centrum neemt de nodige maatregelen om de beschreven visie op een doeltreffende wijze te verwezenlijken.

Art. 6.De voorziening beschrijft de maatregelen die genomen worden voor het beheersen van het hulp- en dienstverleningsproces. Hiertoe beschrijft het centrum minstens hoe : 1° de toegankelijkheid voor de gebruiker wordt gegarandeerd;2° de eerste opvang van de melding wordt georganiseerd.Bij de opvang van meldingen door professionelen en niet-professionelen van vermoedens van kindermishandeling wordt beschreven hoe het centrum onmiddellijk het risico inschat en een daaraan aangepaste interventie opbouwt; 3° het de gebruikers informeert over de werking van het centrum;4° het afspraken maakt met de gebruikers over de hulp- of dienstverlening en hoe gemaakte afspraken voor en tijdens de hulp- en dienstverlening kunnen worden gewijzigd;5° de individuele hulp- en dienstverlening aan de gebruikers gepland, geëvalueerd en bijgestuurd wordt.Hierbij wordt onder meer beschreven hoe bepaald wordt welke de geschikte begeleidingsvormen zijn en hoe een samenwerking wordt aangegaan met geschikte partners; 6° het tijdens en na de hulp- en dienstverlening noodzakelijke informatie mee- of doorgeeft aan de gebruikers of aan de door hen aangewezen personen;7° het de afronding van de hulp- en dienstverlening regelt in afspraak met de gebruiker en hoe een eventuele doorverwijzing of overgang naar een andere hulp- of dienstverleningsvorm wordt begeleid, en opgevolgd indien noodzakelijk;8° het kan nagaan wat de stand van zaken van een dossier is.

Art. 7.§ 1. Het centrum beschrijft de maatregelen die genomen worden met betrekking tot het meten, analyseren en verbeteren van de hulp- en dienstverlening. Hiertoe beschrijft het centrum minstens hoe het : 1° jaarlijks de totale werking evalueert.Hiertoe gaat het centrum minstens na of de beschreven hulp- en dienstverleningsprocessen verlopen zoals vooropgesteld en of de kwaliteitsdoelstellingen zijn gerealiseerd; 2° op regelmatige basis de gehanteerde observatie- en gesprekstechnieken en het testmateriaal evalueert;3° klachten registreert, doeltreffend behandelt en beantwoordt aan de klager binnen een redelijke termijn;4° op regelmatige wijze de tevredenheid van de professionele gebruikers nagaat door middel van een geschikt instrument;5° op regelmatige wijze de tevredenheid van de medewerkers nagaat door middel van een geschikt instrument . § 2. Het centrum stuurt zijn werking en eventueel het kwaliteitsbeleid bij, op basis van een analyse van de resultaten van de onder § 1, 1° tot en met 5°, vermelde evaluaties. HOOFDSTUK IV. - Kwaliteitshandboek

Art. 8.§ 1. Het centrum bundelt in het kwaliteitshandboek alle relevante informatie over het kwaliteitsbeleid, zijn missie, waarden en visie omtrent het hulp- en dienstverleningsaanbod, zijn kwaliteitsplanning en zijn kwaliteitssysteem. § 2. Het centrum houdt bij het samenstellen van het kwaliteitshandboek rekening met de bepalingen die opgenomen zijn in artikelen 1 tot en met 8 van dit besluit.

Art. 9.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2002.

Brussel, 10 juni 2002.

M. VOGELS

^