Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 10 september 2009
gepubliceerd op 12 oktober 2009

Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2009014248
pub.
12/10/2009
prom.
10/09/2009
ELI
eli/besluit/2009/09/10/2009014248/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 SEPTEMBER 2009. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald


De Eerste Minister en de Staatssecretaris voor Mobiliteit, Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, inzonderheid op artikel 1, eerste lid;

Gelet op artikel 60.2 van het koninklijk besluit van 1 december 1975, houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg;

Gelet op het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald;

Gelet op de omstandigheid dat de Gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op advies 46.943/4 van de Raad van State, gegeven op 13 juli 2009 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, Besluit :

Artikel 1.Artikel 9.4 van het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 19 december 1991, wordt vervangen door volgende bepaling : « 9.4 Verkeersborden C21 tot C29 1° De verkeersborden C21, C22, C23, C24a, C24b, C24c, C25, C27 en C29 moeten worden geplaatst op plaatsen waar de weggebruiker nog een alternatieve reisweg kan kiezen.Indien er op de plaats waar de voornoemde verkeersborden de toegang voor de betrokken voertuigen verbieden, geen andere reisweg meer mogelijk is, dan moet er een gelijkaardig verkeersbord, voorzien van een onderbord van het model Ia zoals omschreven in bijlage 2 bij dit besluit, waarop de afstand tot het eigenlijke verbodsteken is vermeld, op de plaats waar er wel nog een andere reisweg mogelijk is, worden geplaatst. 2° Een onderbord van het type VIIa van bijlage 2 tot dit besluit, aangebracht onder het verkeersbord C23, beperkt het verbod tot de bestuurders van voertuigen waarvan de massa in beladen toestand hoger is dan het aangeduide.3° Een onderbord, zoals omschreven in bijlage 9 van onderhavig besluit, aangebracht onder het verkeersbord C24a, beperkt het verbod tot bestuurders van voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren en waarvoor de toegang tot tunnels van de categorieën B, C, D of E verboden is.4° Enkel doorgangen waarvan de doorrijhoogte minder bedraagt dan 4,30 m moeten door het verkeersbord C29 worden aangeduid.De te vermelden doorrijhoogte is gelijk aan de vrije doorrijhoogte verminderd met 0,30 m.

Voor doorgangen waarvan de doorrijhoogte minder bedraagt dan 2,50 m, is de te vermelden hoogte gelijk aan de doorrijhoogte verminderd met 0,15 m.

Wanneer de vrije doorrijhoogte over de lengte of de breedte van de doorgang verschilt, dan moet de laagste doorrijhoogte worden vermeld.

Hetzelfde geldt ook wanneer de doorrijhoogte verschillend is naargelang de rijstrook. In dit geval zal er gebruik worden gemaakt van de verkeersborden F89 en F91.

Indien nodig kan de doorrijhoogte die op deze manier werd geregeld, bij de ingang van de doorgang worden aangeduid met borden zoals bepaald in bijlage 8 van onderhavig besluit. »

Art. 2.In artikel 10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij ministerieel besluit van 11 maart 1997, wordt er een nieuw artikel 10.2/1. ingevoegd, dat luidt als volgt : « 10.2/1. Verkeersbord D4. Verplichting voor de voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren om de door de pijl aangeduide richting te volgen. 1° Dit gebodsteken verplicht de voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren een reisweg te volgen, die aan hun bijzondere aard is aangepast.2° De minimale afmetingen voor deze verkeersborden zijn 0,60 m x 0,90 m.3° Een onderbord, zoals omschreven in bijlage 9 van onderhavig besluit met de vermelding van de letter B, C, D of E, wordt aangebracht onder het verkeersbord D4, wanneer de toegang tot tunnels van respectievelijk de categorie B, C, D of E verboden is.»

Art. 3.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2010.

Brussel, 10 september 2009.

De Eerste Minister, H. VAN ROMPUY De Staatssecretaris voor Mobiliteit, E. SCHOUPPE

Bijlage bij het ministerieel besluit van 10 september 2009 tot wijziging van het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 houdende de minimum afmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Goedgekeurd om als bijlage bij het ministerieel besluit van 10 september 2009 tot wijziging van het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald, te worden gevoegd.

Brussel, 10 september 2009.

De Eerste Minister, H. VAN ROMPUY De Staatssecretaris voor Mobiliteit, E. SCHOUPPE

^