Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 11 januari 2006
gepubliceerd op 26 januari 2006

Ministerieel besluit tot vaststelling van de functiebeschrijving en de daaruit voortvloeiende profielvereisten van een korpschef

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2005000293
pub.
26/01/2006
prom.
11/01/2006
ELI
eli/besluit/2006/01/11/2005000293/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

11 JANUARI 2006. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de functiebeschrijving en de daaruit voortvloeiende profielvereisten van een korpschef


De Minister van Binnenlandse Zaken, Gelet op de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten, inzonderheid op artikel 68;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, inzonderheid op artikel VII.III.9;

Gelet op het advies van de vaste commissie van de lokale politie van 11 juni 2004;

Gelet op het advies van de Adviesraad van Burgemeesters, gegeven op 1 december 2004;

Gelet op het protocol nr. 168/2 van 26 oktober 2005 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten;

Gelet op het advies 39.081/2 van de Raad van State, gegeven op 6 oktober 2005, Besluit :

Artikel 1.De functiebeschrijving en de daaruit voortvloeiende profielvereisten van een korpschef worden vastgesteld in de bijlage bij dit besluit.

Art. 2.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Brussel, 11 januari 2006.

P. DEWAEL

Bijlage Functiebeschrijving en de daaruit voortvloeiende profielvereisten van een korpschef I. Aanwijzing De korpschef van de lokale politie wordt door de Koning in zijn functie aangewezen op gemotiveerde voordracht van de gemeenteraad of van de politieraad en na gemotiveerd advies van de procureur-generaal bij het hof van beroep en van de gouverneur, uit de door een selectiecommissie geschikt bevonden kandidaten.

II. Plaats in de organisatie De korpschef van de lokale politie staat in voor de leiding van het lokale politiekorps en dit onder het gezag van de burgemeester of van het politiecollege.

III. Algemene functieomschrijving - De korpschef is lid van de zonale veiligheidsraad die in elke politiezone wordt opgericht, en waarbinnen een systematisch overleg wordt georganiseerd tussen de burgemeester(s), de procureur des Konings, de korpschef van de lokale politie en de bestuurlijke directeur-coördinator van de federale politie of zijn afgevaardigde. - De korpschef is, onder het gezag van de burgemeester of van het politiecollege, verantwoordelijk voor de uitvoering van het lokale politiebeleid, en meer bepaald, voor de uitvoering van het zonaal veiligheidsplan. - De korpschef staat in voor de leiding, de organisatie en de verdeling van de taken binnen het lokale politiekorps en de uitvoering van het beheer van dit korps. - De korpschef is verantwoordelijk voor de uitvoering door het politiekorps van de lokale opdrachten, van de richtlijnen met betrekking tot de opdrachten met een federaal karakter en van de opvorderingen evenals van de toepassing van de organisatie- en uitrustingsnormen zoals bepaald in de artikelen 141 en 142 WGP. - Voor de uitoefening van zijn functie kan de korpschef de in artikel 104, 1°, van de WGP, bedoelde hulp inroepen. - Met het oog op een goed beheer van het politiekorps, licht de korpschef zo spoedig mogelijk de burgemeester of het politiecollege in over alles wat het lokale politiekorps en de uitvoering van zijn opdrachten aangaat. Hij licht hem ook in over de initiatieven die de lokale politie overweegt te nemen en die betrekking hebben op het zonale veiligheidsbeleid. - Hij moet elke maand verslag uitbrengen aan de burgemeester of aan het politiecollege over de werking van het korps en hem op de hoogte brengen van de klachten van buitenaf aangaande de werking van het korps of het optreden van zijn personeel. - Toezicht op en de uitvoering van de wettelijke taken zoals omschreven in de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt en in de titels II en IV van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus. - Toezicht op en uitoefenen van de bevoegdheid gekoppeld aan de hoedanigheid van officier van bestuurlijke politie. - Toezicht op en uitoefenen van de bevoegdheid gekoppeld aan de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings. - Eindverantwoordelijke m.b.t. het intern toezicht. - Het onderhoud van externe relaties. - Het voeren van functionerings- en evaluatiegesprekken.

IV. Algemene voorwaarden De aanwijzingen gebeuren uitsluitend op vrijwillige basis.

Voor de aanwijzing voor een mandaat komt uitsluitend in aanmerking het personeelslid dat: - deel uitmaakt van het operationeel kader, - beantwoordt aan de profielvereisten van een korpschef van de lokale politie, - geen evaluatie met eindvermelding « onvoldoende » verkreeg in de loop van de 5 jaar die de indiening van de kandidatuur voorafgaan, - zich bevindt in een administratieve stand waar het zijn aanspraken op bevordering en baremische loopbaan kan doen gelden, - geen zware tuchtstraf heeft opgelopen die nog niet is uitgewist, -minimum 30 jaar oud is of 5 jaar in een graad van officier heeft of in één van de graden die in aanmerking komen om zich kandidaat te stellen, - de leeftijd van zestig jaar niet heeft bereikt.

Deze voorwaarden moeten vervuld zijn uiterlijk op de datum van de indiening van de kandidaatstelling.

V. Specifieke voorwaarden A. Kennis - Grondige kennis van de wettelijke bepalingen m.b.t. het politiewezen. - Grondige kennis van de organisatie, structuren en de verschillende bevoegdheden van de twee niveaus van de geïntegreerde politiedienst. - Beschikken over een elementaire kennis van de bevoegdheden van de toezichtsorganen en voogdijoverheden. - Beschikken over een elementaire kennis van het financieel en middelenbeheer van een politiezone. - Beschikken over een elementaire kennis van de HR technieken. - Beschikken over een grondige kennis van de tuchtwetgeving en de daaraan gekoppelde procedures. - Beschikken over een grondige kennis van de deontologische code en de toepassing ervan. - Kennis van algemeen organisatiemanagement. - Kennis van projectmanagement. - Grondige kennis van alle aspecten van basispolitiezorg en inzicht hebben in criminaliteitsfenomenen en -problemen.

B. Vaardigheden - Leidinggevende vaardigheden: op een transparante wijze doelstellingen kunnen formuleren effectief kunnen organiseren helder en open kunnen communiceren wederzijdse betrokkenheid en vertrouwen creëren samen evolueren en verder leren. - De bekwaamheid tot het ontwikkelen van een missie, visie en waarden voor zijn politieorganisatie, en het vervullen van een voorbeeldrol. - Persoonlijke betrokkenheid bij het verzekeren dat het managementsysteem van de organisatie ontwikkeld, geïmplementeerd en voortdurend verbeterd wordt. - Persoonlijke betrokkenheid bij klanten, partners en vertegenwoordigers van de gemeenschap. - De bekwaamheid om de bij wet bepaalde en door de overheden opgelegde opdrachten uit te voeren. - De bekwaamheid om de verschillende opdrachten van de diverse opdrachtgevers op een coherente wijze tot een goed einde te brengen, en dit met de ter beschikking gestelde werkvormen en middelen. - De bekwaamheid tot organiseren: de bekwaamheid een organisatiestructuur te ontwikkelen voor de efficiënte en effectieve uitvoering van de opdrachten van de lokale politie. - De bekwaamheid tot delegeren: eigen beslissingsbevoegdheden en verantwoordelijkheden op efficiënte wijze aan collega's/medewerkers toebedelen. - De bekwaamheid om de principes van het human resources management toe te passen binnen de organisatie. - De bekwaamheid om de medewerkers te motiveren. - Inzetten van de juiste medewerker op de juiste plaats. - De bekwaamheid tot plannen van de werkzaamheden van de dienst: op effectieve wijze prioriteiten bepalen en aangeven welke acties nodig zijn om de gestelde doelen op korte en lange termijn te realiseren. - De bekwaamheid tot relativeren. - Politiezone-overschrijdend kunnen denken. - Zelfstandige beslissingen kunnen nemen: beslissingen kunnen nemen zonder problemen voor zich uit of in de schoenen van anderen te schuiven. - Initiatief durven nemen. - Bekwaamheid tot onderhandelen. - Bekwaamheid tot samenwerken: samen met de medewerkers bijdragen tot een gezamenlijk resultaat. - Een realistisch zicht hebben op de verhoudingen politieke beleidsvoering - korpswerking. - Over goede mondelinge en schriftelijke communicatieve vaardigheden beschikken. - Probleemoplossend ingesteld zijn: efficiënt zijn in het opsporen van mogelijke oorzaken van problemen alsook bijdragen tot het zoeken naar oplossingen. - Contactvaardig zijn. - In staat zijn een beleid inzake integriteit te ontwikkelen.

C. Attitudes - Dynamisch en creatief zijn: met de nodige verbeeldingskracht langs onbetreden paden een doel nastreven en de bereidheid om het risico te nemen om met onzekerheden om te gaan, de capaciteit en bereidheid om nieuwe of alternatieve doelstellingen te formuleren die een breuk zijn met tradities en oude vertrouwde gewoontes. - Over een grote integriteit beschikken: respect voor anderen, noch favoritisme noch discriminatie. - Over het nodige gezag beschikken: niet alleen een voldoende dominante persoonlijkheid hebben om mensen en situaties te beheersen en te leiden, maar ook dit gezag weten uit te stralen zodat men als vanzelfsprekend als leider wordt aanvaard. - Duidelijkheid, transparantie: geen mysterieuze of wisselvallige figuur van wie men zelden weet wat hij bedoelt of waar hij naar toe wil; wel iemand die zich helder, duidelijk en vatbaar weet uit te drukken zodat de boodschap exact begrepen kan worden. - Hoge frustratietolerantie en incasseringsvermogen. - Stressbestendig zijn. - Openstaan voor de problemen van alle personeelsleden en deze discreet kunnen behandelen. - Innovatief en creatief denken. - In alle omstandigheden blijk geven van een correcte ingesteldheid en van een voorbeeldfunctie. - Aanpassingsbereid zijn.

D. Specifieke vereisten - Cognitief engagement: de wil en het vermogen om zich steeds verder te vervolmaken in de uitoefening van zijn functie, ook via schriftelijke documentatiebronnen, het bijwonen van colloquia, vormingssessies, symposia, etc. - Sociaal engagement: het vermogen empatisch en sociaal voelend het maatschappelijke probleemveld aan te pakken vanuit een politioneel vaktechnische achtergrond. - Ervaring in de toepassing van moderne managementtechnieken. - In staat zijn om in contact te treden met de bevolking en om in te spelen op de behoeften van de bevolking. - Het kunnen inschatten van de te vragen materiële en menselijke ondersteuning aan het federale niveau voor de uitvoering van de eigen lokale opdrachten. - Het kunnen inschatten van de te leveren materiële en menselijke ondersteuning aan het federale niveau, en dit in functie van het verzekeren van de continuïteit in de lokale basispolitiezorg. - Beschikken over de vereiste visie op de ontwikkeling van de nodige bilaterale akkoorden met de andere lokale zones om een volwaardige politieorganisatie te kunnen garanderen binnen het arrondissement. - Beschikken over de vereiste vaardigheden en over de ingesteldheid om in dialoog te treden met de politieke overheden (federale en lokale).

Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 11 januari 2006 tot vaststelling van de functiebeschrijving en de daaruit voortvloeiende profielvereisten van een korpschef.

P. DEWAEL

^