Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 11 juni 1999
gepubliceerd op 10 september 1999

Ministerieel besluit genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 7 december 1998 tot uitvoering van de artikelen 138 en 140 van de wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen en tot bepaling van de toepassingsmodaliteiten van de overname door de Rijksdienst voor Pensioenen van het beheer van de renten bedoeld in hoofdstuk 1 van de wet van 28 mei 1971 tot verwezenlijking van de eenmaking en de harmonisering van de kapitalisatiestelsels ingericht in het raam van de wetten betreffende de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegtijdige dood

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
1999022635
pub.
10/09/1999
prom.
11/06/1999
ELI
eli/besluit/1999/06/11/1999022635/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

11 JUNI 1999. - Ministerieel besluit genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 7 december 1998 tot uitvoering van de artikelen 138 en 140 van de wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen en tot bepaling van de toepassingsmodaliteiten van de overname door de Rijksdienst voor Pensioenen van het beheer van de renten bedoeld in hoofdstuk 1 van de wet van 28 mei 1971 tot verwezenlijking van de eenmaking en de harmonisering van de kapitalisatiestelsels ingericht in het raam van de wetten betreffende de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegtijdige dood


De Minister van Pensioenen, Veiligheid, Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu, Gelet op de wet van 29 april 1966 houdende sociale bepalingen, inzonderheid op artikelen 138, 139 en 140;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers.

Gelet op de wet van 28 mei 1971 tot verwezenlijking van de eenmaking en harmonisering van de kapitalisatiestelsels ingericht in het raam van de wetten betreffende de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegtijdige dood.

Gelet op het koninlijk besluit van 7 december 1998 tot uitvoering van de artikelen 138 en 140 van de wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen, inzonderheid artikel 3;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd door de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat voor de toepassing van het artikel 138 van de wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen, dat in werking treedt op 1 januari 1999, de nodige maatregelen moeten worden genomen inzake de overdracht van de wiskundige reserves van het Nationaal Pensioenfonds voor Mijnwerkers aan de Rijksdienst voor Pensioenen;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat de wiskundige reserves van het Nationaal Pensioenfonds voor Mijnwerkers en hun tegenwaarden met een gelijkaardig bedrag op 1 januari 1999 aan de Rijksdienst voor Pensioenen werden overgedragen, dat deze o.m. bestaan uit de hypothecaire leningen toegestaan door het Nationaal Pensioenfonds voor Mijnwerkers, dat onverwijld de nodige schikkingen moeten worden getroffen om deze overdracht tegenstelbaar te maken aan derden;

Gelet op het feit dat de leefbaarheid op lange termijn van het wettelijk kapitalisatiestelsel het verkrijgen van betrouwbare en correct geraamde activa vereist, Besluit :

Artikel 1.De tegenwaarden van de wiskundige reserves van het Nationaal Pensioenfonds voor Mijnwerkers, vastgesteld op 31 december 1998 en aangelegd krachtens artikel 2 van de wet van 28 mei 1971 tot verwezenlijking van de eenmaking en de harmonisering van de kapitalisatiestelsels ingericht in het kader van de wetten tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en vroegtijdige dood, bestaan uit contanten en de hypothecaire leningen toegestaan door het Nationaal Pensioenfonds voor Mijnwerkers.

Art. 2.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1999.

Brussel, 11 juni 1999.

J. PEETERS

^