Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 12 april 1999
gepubliceerd op 03 augustus 2000

Ministerieel besluit betreffende de toekenning van sommige vergoedingen aan sommige leden van de Inspectie van financiën

bron
ministerie van financien
numac
2000003423
pub.
03/08/2000
prom.
12/04/1999
ELI
eli/besluit/1999/04/12/2000003423/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 APRIL 1999. - Ministerieel besluit betreffende de toekenning van sommige vergoedingen aan sommige leden van de Inspectie van financiën


Interfederaal Korps van de Inspectie van financiën

De Minister van Begroting, Gelet op het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten aan de leden van het personeel der ministeries, inzonderheid op de artikelen 5 en 10;

Gelet op het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene reglementering inzake reiskosten, inzonderheid op artikelen 9 en 17;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen en toelagen van alle aard toegekend aan het personeel der ministeries, inzonderheid op artikelen 2 en 7;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 april 1998 tot organisatie van het Interfederaal Korps van de Inspectie van financiën, inzonderheid op artikelen 6 en 15;

Gelet op het advies van de Inspectie van financiën, gegeven op 16 december 1998;

Gelet op het akkoord van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 29 maart 1999;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1 gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de noodzaak het statuut van de inspecteurs van financiën zo snel mogelijk éénvormig te maken, ingevolge de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 28 april 1998 tot organisatie van het Interfederaal Korps van de Inspectie van financiën, inzonderheid op artikel 15 en dit voor het begrotingsjaar 1999;

Overwegende dat de inwerkingtreding van het Interfederaal Korps van de Inspectie van financiën voorzien in artikel 51 van de bijzonder wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten eist dat alle bedragen van de financiële lasten verbonden aan de zendingen van de inspecteurs van financiën op uniforme wijze bepaald worden;

Overwegende dat de bijzondere positie van de inspecteurs van financiën aangeduid bij een Minister of Staatssecretaris van de federale Regering en dat het waarborgen van hun onafhankelijkheid in de oefening van hun opdracht of taak een forfaitarisering van hun onkostenvergoedingen rechtvaardigen;

Overwegende dat om hun taak van administratieve en begrotingscontrole uit te voeren de inspecteurs van financiën dikwijls verplaatsingen moeten doen en aan vergaderingen moeten deelnemen buiten hun administratieve standplaats en die een aanwezigheid buiten de normale werkuren kunnen vereisen wat onder andere verplaatsing- en verblijfkosten meebrengt;

Overwegende dat de inspecteurs van financiën hun adviezen binnen gebiedende termijnen moeten overhandigen wat werken buiten de normale werkuren en vaak thuis vereist en dus financiële lasten meebrengt, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de leden van de Inspectie van financiën geaccrediteerd bij een Minister of Staatssecretaris van de federale Regering.

Art. 2.Aan de in artikel 1 bedoelde personeelsleden wordt een jaarlijkse forfaitaire vergoeding van 57 056 BEF toegekend wegens verblijf- en representatiekosten.

Art. 3.Aan de in artikel 1 bedoelde personeelsleden wordt een jaarlijkse forfaitaire vergoeding van 71 280 BEF toegekend wegens reiskosten.

Art. 4.Aan de in artikel 1 bedoelde personeelsleden wordt een jaarlijkse vergoeding van 49 400 BEF wegens bureel-, telefoon- en documentatiekosten.

Art. 5.Het genot van deze vergoedingen sluit de uitkering uit van elke andere vergoeding wegens kosten of terugbetaling van kosten voor gebruik van gemeenschappelijk openbaar vervoer, met uitzondering van de tussenkomst van de werkgever voorzien bij toepassing van het koninklijk besluit van 18 november 1991 tot regeling van de tegemoetkoming van de Staat en van sommige instellingen van openbaar nut in de vervoerkosten van de personeelsleden en van de kosten wegens zending in het buitenland.

Art. 6.De hierboven vermelde vergoedingen worden ten laste genomen van de kredieten van de Inspectie van financiën, ingeschreven in de algemene uitgavenbegroting.

Ze worden vereffend op het einde van elke maand. De vergoedingen van december worden in januari van het volgende jaar betaald. Ze worden opgeschort wanneer de gecumuleerde afwezigheid voor andere redenen dan vakantieverlof vijftien werkdagen overschrijdt. Ze worden proportioneel verminderd met de duur van de afwezigheid.

Art. 7.In geval van gedeeltelijke prestaties of deeltijdse accreditatie worden de maandelijkse hierboven vergoedingen proportioneel verminderd.

Art. 8.Wanneer een inspecteur van financiën niet geaccrediteerd is bij een Minister of Staatssecretaris kan, op advies van de Raad van de Inspectie van financiën, het geheel of gedeelte van de hierboven vermelde vergoedingen hem toegestaan worden door de Minister van Begroting naargelang de hem toevertrouwde activiteiten.

Art. 9.Ieder jaar stelt de inspecteur van financiën een activiteitenverslag over het voorbije jaar op. Dat verslag wordt geëist volgens de modaliteiten bepaald door de Minister van Begroting.

Art. 10.Ingeval het activiteitenverslag van de inspecteur van financiën geen voldoende activiteit rechtvaardigt volgens de door de Minister van Begroting vastgestelde criteria wordt, na advies van de Raad, het forfaitair karakter van de in artikelen 2 en 3 vermelde vergoedingen afgeschaft vanaf de tweede maand na de indiening van het activiteitenverslag.

Art. 11.De in artikelen 2, 3 en 4 bedoelde vergoedingen zijn gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de modaliteiten vastgesteld door de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van het stelsel tot koppeling aan het indexcijfer van de consumptieprijzen; te dien einde worden ze gekoppeld aan het indexcijfer 138.01.

Art. 12.Dit besluit treedt in werking op 1 april 1999.

Brussel, 12 april 1999.

H. VAN ROMPUY

^