Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 12 februari 2021
gepubliceerd op 22 maart 2021

Ministerieel besluit tot definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan Aat-Lessen-Edingen met het oog op de opneming, op het grondgebied van de gemeente Lessen, van een gebied van aanhorigheden van ontginningen voor de exploitatie van een porfierafzetting tussen de groeven Lenoir Frères en Emile Lenoir en Vandevelde, van een industrieel bedrijfsgebied voor de aanleg van een multimodaal platform voor het vervoer van de ontgonnen materialen en van een groengebied als planologische compensatie

bron
waalse overheidsdienst
numac
2021201194
pub.
22/03/2021
prom.
12/02/2021
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 FEBRUARI 2021. - Ministerieel besluit tot definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan Aat-Lessen-Edingen (blad 38/2)met het oog op de opneming, op het grondgebied van de gemeente Lessen, van een gebied van aanhorigheden van ontginningen voor de exploitatie van een porfierafzetting tussen de groeven Lenoir Frères en Emile Lenoir en Vandevelde, van een industrieel bedrijfsgebied voor de aanleg van een multimodaal platform voor het vervoer van de ontgonnen materialen en van een groengebied als planologische compensatie


De Minister, Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 2 oktober 2020 tot vaststelling van de verdeling van de ministeriële bevoegdheden en tot regeling van de ondertekening van haar akten;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 26 september 2019 tot regeling van de werking van de Waalse Regering;

Gelet op de gewestelijke beleidsverklaring 2019-2024 goedgekeurd door het Waals Parlement, tijdens zijn zitting van 13 september 2019;

Gelet op het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling (CoDT), artikel D.II. 50;

Gelet op het ruimtelijk ontwikkelingsplan, aangenomen door de Waalse Regering op 27 mei 1999;

Gelet op het gewestplan Aat-Lessen-Edingen opgesteld door het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 17 juli 1986 en de latere herzieningen ervan;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 15 januari 2015 tot herziening van het gewestplan Aat-Lessen-Edingen (blad 38/2) en tot aanneming van het voorontwerp van herziening met het oog op de opneming, op het grondgebied van de gemeente Lessen, van een ontginningsgebied voor de exploitatie van een porfierafzetting tussen de groeven Léon Frères en Emile Lenoir en Vandevelde, van een industrieel bedrijfsgebied voor de aanleg van een multimodaal platform voor het vervoer van de ontgonnen materialen, van een reserveringsomtrek voor het herstel van de wegverbinding Lessen - Lessenbos en van een groengebied als planologische compensatie;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 9 juli 2015 waarbij beslist wordt een effectenonderzoek te laten doorvoeren met betrekking tot het voorontwerp van herziening van bovenvermeld gewestplan Aat-Lessen-Edingen;

Gelet op de beraadslaging van de gemeenteraad van Lessen over de herziening van het gewestplan, op 27 augustus 2018;

Gelet op het ontvangstbericht van de door de firma "Carrières Unies de Porphyre" ingediende aanvraag om stedenbouwkundige vergunning voor de aanleg van een omleidingsweg tussen de rue de la Loge en de chaussée Gabrielle Richet, afgegeven door de gemachtigde ambtenaar, op 23 september 2019;

Gelet op de beraadslaging van de gemeenteraad van Lessen van 27 augustus 2020, overgemaakt aan de vennootschap "Carrières Unies de Porphyre", van 8 september 2020, waarbij toestemming wordt verleend voor de aanleg van een omleidingsweg tussen de rue de la Loge en de chaussée Gabrielle Richet en de verwijdering van het gedeelte van de rue de la Loge tussen de rue de Gages en de chemin d'Enghien wordt geweigerd, in toepassing van het decreet van 6 februari 2014 betreffende de gemeenteweg;

Gelet op het ministerieel besluit van 1 december 2020 op het beroep tegen voornoemde beraadslaging van de gemeenteraad en houdende aanvaarding van het verzoek tot opheffing en aanleg van de rijweg zoals aangeduid op de plannen (document A10, plannen: N° V-01, N° V-02A, N° V-02B, N° V-02C), opgesteld door Arcea scrl, van 25 juni 2019;

Gelet op de overeenkomst die op 19 december 2007 is gesloten tussen de stad Lessen, de naamloze vennootschap "Carrières Unies de Porphyre" en de naamloze vennootschap "Snow Games";

Gelet op de lijst van de eigendommen van de aanvrager, afgeleverd door de FOD Financiën, verklarend dat hij eigenaar is van de onroerende goederen ten kadaster gekend als sectie C n°27C2, 27B2, 27Z, 27Y, 28K, 28L, 260C, 63M, 65C, 70D, 70F en sectie B n° 1207C2, 1207D2, 1207 E2 en 1215Y waarop de aanleg van de ringweg is gepland, alsmede de schriftelijke verbintenis van 8 november 2019 waarbij de eigenaar van het perceel ten kadaster gekend als sectie nr. 28M ermee instemt dit over te dragen aan de naamloze vennootschap "Carrières Unies de Porphyre";

Opmaken van het milieueffectenrapport Overwegende dat de door het wetboek voorgeschreven effectbeoordeling, waartoe bij voornoemd besluit van de Waalse regering van 9 juli 2015 is besloten, is uitgevoerd door het adviesbureau ARIES Consultants, dat naar behoren is erkend overeenkomstig de wetgeving inzake ruimtelijke ordening en milieu;

Overwegende dat de inwerkingtreding, op 1 juni 2017, van het decreet van 20 juli 2016 tot opheffing van het decreet van 24 april 2014 tot opheffing van de artikelen 1 tot 128 en 129quater tot 184 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie en tot vorming van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling (CoDT) in werking is getreden terwijl de beoordeling - door het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling voortaan "milieueffectrapport" genoemd - aan de gang was, aangezien een voorlopige versie van het document op 19 december 2016 was neergelegd;

Overwegende dat overeenkomstig artikel D.II.65, lid 2, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling met betrekking tot het overgangsrecht dat van toepassing is op het gewestplan, de in het Wetboek bedoelde procedure wordt toegepast op de lopende procedures, met dien verstande dat : "2° het besluit van de Regering tot vaststelling van het voorontwerp van plan als beslissing tot herziening, voorlopige aanneming van het gewestplan, voorlopige aanneming van de compensaties en basisdossier in de zin van de artikelen D.II.44 en D.II.48, § 5, geldt; 4° het op de datum van inwerkingtreding van het Wetboek vigerende milieueffectenonderzoek verder behandeld wordt en bij de voltooiing ervan het verslag over de milieugevolgen vormt. Overwegende dat het voorontwerpplan dat bij besluit van de Waalse regering van 15 januari 2015 is vastgesteld, derhalve een ontwerpplan is en dat de milieueffectstudie het milieueffectrapport vormt krachtens de vigerende wetgeving;

Overwegende dat de "Commission régionale d'Aménagement du Territoire" (Gewestelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening) en haar opvolger, de Beleidsgroep "Ruimtelijke Ordening", regelmatig op de hoogte zijn gebracht van de voortgang van de voorlopige analyses en de opstelling van het milieueffectrapport, zoals bepaald in de artikelen D.II.49, § 1 en D.VIII.30 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling; dat zij op 27 april 2017, aan het einde van de eerste fase van de studie, en op 1 december 2017, aan het einde van de tweede fase van de studie, opmerkingen en suggesties hebben geformuleerd;

Overwegende dat het milieueffectrapport ook is voorgelegd aan de Beleidsgroep "Leefmilieu" en aan de gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening en mobiliteit van de stad Lessen;

Overwegende dat de Beleidsgroep "Leefmilieu" op 27 november 2017 zijn opmerkingen en suggesties heeft meegedeeld;

Overwegende dat de gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening en mobiliteit van de stad Lessen haar opmerkingen en suggesties op 29 november 2017 heeft meegedeeld;

Overwegende dat de opsteller van het milieueffectrapport alle opmerkingen en suggesties heeft verwerkt in zijn definitieve document, dat op 14 februari 2018 is ingediend;

Antwoord op de doelstellingen van het ontwerpplan Overwegende dat het milieueffectrapport het bestaan bevestigt van een exploiteerbare afzetting onder de eigendommen gelegen tussen de steengroeven "Lenoir Frères" en "Lenoir et Vandevelde", geregistreerd als industrieel bedrijfsgebied in het gewestplan over een oppervlakte van 13., 1 ha, en dat een totaal volume van ongeveer 46,8 miljoen ton porfier, zoals aangegeven in het ontwerpplan, zou kunnen worden vrijgemaakt door de afzetting onder de rue de la Loge te ontginnen, waardoor de twee huidige ontginningsputten zouden kunnen worden samengevoegd;

Overwegende dat de exploitatie van dit deel van de afzetting dient ter compensatie van de stopzetting op lange termijn waarin is voorzien in de tripartiete overeenkomst die op 19 december 2007 is gesloten tussen de stad Lessen, de naamloze vennootschap "Snow Games" en de naamloze vennootschap "Carrières Unies de Porphyre", van de exploitatie van een onroerend goed van 16 ha dat in het gewestplan is ingeschreven in het gebied van aanhorigheden van ontginningen tussen de steengroeve "Lenoir Frères" en de vroegere steengroeven van Cosyns, Notté en Willocq, waarvoor een project voor de aanleg van een overdekte skipiste en een fitnesscentrum is goedgekeurd, teneinde een voldoende grote isolatiezone tussen beide activiteiten in stand te houden; dat in het milieueffectrapport het resulterende verlies aan afzettingen op iets meer dan 34 miljoen ton wordt geraamd;

Overwegende dat de auteur van het milieueffectrapport, in tegenstelling tot het ontwerpplan waarin deze reserves op basis van geologische prospectie uit 2007 op ongeveer 40 jaar werden geraamd, op basis van een topografische verkenning uit 2015 de reserves van de gehele site Lessen des Carrières Unies de Porphyre opnieuw raamt op bijna 210 miljoen ton, dat wil zeggen honderd jaar exploitatie; dat hij tevens van mening is dat het beheer van de afgegraven aarde en het steriele gesteenten die verband houden met de exploitatie van dit volume van de afzetting, haalbaar is;

Overwegende dat in het milieueffectrapport wordt bevestigd dat de vraag naar porfiergranulaat van de civieltechnische werken en in de bouwsector ondanks technologische innovaties betrekkelijk stabiel blijft, gezien de specifieke technische kenmerken ervan, met name de slijtvastheid; dat de winning van porfier in België beperkt is tot de afzettingen in Lessen en Bierghes-Quenast, die ook het dichtst bij Noord-Frankrijk liggen, wat verklaart dat een deel van het porfier dat in Lessen door "Carrières Unies de Porphyre" wordt gewonnen, rechtstreeks wordt gebruikt voor de andere activiteiten van de Franse groep Eurovia, waartoe de onderneming behoort, en dat meer dan 50 % van de productie van de onderneming wordt uitgevoerd, hoofdzakelijk naar Frankrijk; dat aggregaten echter een markt vormen die sterk wordt beperkt door de vervoerskosten en waarvoor multimodaliteit, afgezien van de milieuaspecten, een belangrijke economische factor aan het worden is die toegang tot een grotere markt, zowel nationaal als grensoverschrijdend, mogelijk maakt;

Overwegende dat uit het milieueffectrapport ook blijkt dat de productie van porfier in België in de orde van grootte van 5 Mt per jaar ligt, waarvan ongeveer 30 % (iets meer dan 1,4 Mt) wordt geproduceerd op de site van Lessen "des Carrières Unies de Prophyre"; wat de werkgelegenheid betreft, merkt hij op dat de site van Lessen "des Carrières Unies de Porphyre" in 2014 95 directe banen heeft gegenereerd, met een geraamde indirecte werkgelegenheid van 285 eenheden, op basis van een vermenigvuldigingsfactor van 3; dat het personeelsbestand hoofdzakelijk lokaal is, en dat het overgrote deel van het personeel van de operationele site in de buurt van Lessen woont;

Overwegende dat de auteur van het milieueffectrapport concludeert dat het ontwerpplan gerechtvaardigd is uit het oogpunt van de economische behoeften;

Overwegende dat in het milieueffectrapport ook wordt gesteld dat het ontwerpplan een adequaat antwoord biedt op de door de regering vastgestelde mobiliteitsdoelstellingen, aangezien de voor de vestiging van het tri-modale platform geplande locatie het volgende mogelijk zou maken : - het gebruik van trajecten om de vrachtwagens van de "Carrières Unies de Porphyre" op de N42 in het centrum van Lessen en de daaruit voortvloeiende overlast te vermijden; het verkeer dat momenteel gebruik maakt van de N42 en de N57 ten westen van Lessen, d.w.z. ongeveer 90 % van het huidige verkeer van de "Carrières Unies de Porphyre", zou kunnen worden opgeheven, evenals het verkeer dat gebruik maakt van de weg Victor Lampe door het centrum van Ollignies; - het vervoer van 10 % van de producten (200.000 ton/jaar) via het waterwegennet, aangezien het verkeer per binnenschip technisch haalbaar is en uitsluitend naar het zuiden kan worden geleid, zodat het centrum van Lessen niet wordt verstoord; bovendien is het laden van binnenschepen mogelijk zonder het traject van de RAVeL te onderbreken; - het vervoer van 20 % van de productie (400.000 ton/jaar) per trein, waarbij het gebruik van lijn 87 voor het vervoer per trein ook technisch haalbaar is, aangezien met name blijkt dat er voldoende ruimte beschikbaar is op de laadplaats zonder dat de spoorwegovergang van "la Mouplière" moet worden gesloten, en dat het autoverkeer op de "chaussée Gabrielle Richet" geen hinder zal ondervinden, aangezien het treinverkeer beperkt is tot ongeveer drie bewegingen per dag;

Overwegende voorts dat zij niet de mogelijkheid ter discussie stelt om een deel van de rue de la Loge af te snijden om de exploitatie van de onderliggende afzetting mogelijk te maken, en geen alternatief voorstelt voor het tracé van de omleidingsweg dat in het ontwerpplan is aangehouden om de betrokken wegen weer in gebruik te nemen ook al wordt geconcludeerd dat het nieuwe tracé de reis naar het centrum van Lessen met 2,2 km zal verlengen voor de bewoners van een vijftigtal huizen in de rue de Gages, en met 0,95 km voor de bewoners van de rue de la Loge en Lessenbos;

Overwegende dat het milieueffectrapport het ontwerpplan ook steunt vanuit energie- en klimaatoogpunt, aangezien de reorganisatie van het productvervoer na de invoering van het tri-modale platform een vermindering van het jaarlijkse energieverbruik met 12 % en van de CO2-uitstoot met 13 % per ton vervoerd product mogelijk zal maken, d.w.z. een stijging van het energieverbruik beperkt tot 23 % en van de CO2-productie beperkt tot 22 % bij een productiestijging van 40 % ; binnen de site zal de vernieuwing van de verwerkingsinstallaties en de verplaatsing ervan gepaard gaan met een vermindering van het dieselverbruik met 10 % en van het elektriciteitsverbruik met 9 à 15 % ;

Overwegende dat in het milieueffectrapport niet wordt gesteld dat de opneming van zones met een economische bestemming en van een omleidingsweg milieueffecten zal hebben, zoals op de levenskwaliteit, de menselijke activiteiten, de bodem en ondergrond, het water of de biodiversiteit, die ertoe zouden leiden dat het ontwerpplan ter discussie wordt gesteld; dat geen enkel alternatief wordt gekozen dat qua ligging, afbakening of gebruik de voorkeur verdient; dat de voorgestelde mitigerende maatregelen gericht zijn op specifieke technische installaties en voorzieningen die deel uitmaken van de toetsing van vergunningsaanvragen na de definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan en de milieubeoordelingen waaraan zij zullen worden onderworpen;

Overwegende dat de in het ontwerpplan gemaakte keuze van de zone die moet worden toegekend als zone die niet voor bebouwing is bestemd, als planologische compensatie voor de opneming van een industriële bedrijfsruimte op onroerende goederen die in het gewestplan zijn opgenomen in landbouw- en groengebieden met een oppervlakte van 5,6 ha, door het verslag over de milieueffecten noch wat de ligging, noch wat het gebruik betreft, ter discussie wordt gesteld; dat hij, zoals ook is voorgesteld door de Beleidsgroepen "Ruimtelijke ordening" en "Leefmilieu", slechts voorstelt de omtrek van de zone aan te passen door deze hetzij ten oosten, hetzij ten noorden van de steengroeve Tacquenier uit te breiden, teneinde de bestaande reserve van explosieven in de industriële bedrijfsruimte te handhaven en het evenwicht van het te compenseren gebied strikt te eerbiedigen; dat hij bovendien aanbeveelt dat deze planologische compensatie de facto wordt uitgevoerd, maar niet eerder dan vijf jaar na de datum van de definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan, teneinde de volledige verwijdering van een porfierbestand en van de ter plaatse aanwezige spoorweginfrastructuur mogelijk te maken, waarbij de ontmanteling ervan in feite veronderstelt dat het multimodale platform operationeel wordt gemaakt;

Overwegende dat deze aanpassing van de omtrek niet van invloed is op de fundamentele mogelijkheden die het ontwerpplan voor planologische compensatie biedt; dat de fasering die de auteur van het milieueffectrapport voor deze compensatie voorstelt, er bovendien uitsluitend op gericht is de daadwerkelijke verwezenlijking van de in het gewestplan opgenomen nieuwe groenstrook uit te stellen, zonder dat dit gevolgen heeft voor de uitvoering van het ontwerpplan;

Overwegende dat de planologische compensatie juridisch volledig wordt verwezenlijkt door de opneming van een gebied dat niet voor bebouwing is bestemd in plaats van de opneming van een voor bebouwing bestemd gebied; dat het herziene gewestplan bijgevolg geldig is zodra de planologische compensatie is ingeschreven op het ogenblik van de definitieve vaststelling ervan, zonder dat het nodig is dat het op die datum van kracht wordt;

Overwegende dat het in artikel D.II.45, lid 3, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling bedoelde evenwicht tussen al dan niet voor bebouwing bestemde gebieden op het gebied van de ruimtelijke ordening veronderstelt dat gebied dat als compensatie dient, daadwerkelijk wordt uitgevoerd; dat deze uitvoering echter in de tijd kan worden uitgesteld door de opneming van een aanvullende bepaling betreffende de fasering van de ingebruikneming, in de zin van artikel D.II.21, § 3, 2°, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling; dat het voorstel van de auteur van het milieueffectrapport om de uitvoering van bepaalde delen van het niet voor bebouwing bestemde gebied uit te stellen dus geen gevolgen heeft voor de bewoning van het nieuwe voor bebouwing bestemde gebied en dus de doelstellingen van het ontwerpplan niet ter discussie stelt;

Overwegende dat naar aanleiding van de suggestie van de Beleidsgroep "Leefmilieu" van 27 november 2017 en de Beleidsgroep "Ruimtelijke ordening" van 1 december 2017, in het milieueffectrapport de opneming van een gebied van aanhorigheden van ontginningen, in de zin van artikel D.II.33 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, wordt overwogen, in plaats van een ontginningsgebied zoals bepaalt in artikel 32 van het "CWATUP"; dat de auteur van het milieueffectrapport geen aanmerkelijk andere effecten voorstelt dan de opneming van een ontginningsgebied en bovendien van oordeel is dat de bestemming in een gebied van aanhorigheden van ontginningen een geringer effect op naburige woongebieden zal hebben dan de bestemming in een industriële bedrijfsruimte in het gewestplan;

Overwegende dat het ontwerpplan niet ter discussie is gesteld door de Beleidspolen "Ruimtelijke ordening" en "Leefmilieu" en door de gemeentelijke adviescommissie Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit van de stad Lessen tijdens de informatiefase over de totstandkoming van het milieueffectrapport;

Overwegende dat, aangezien noch het rapport over de milieueffecten, noch de Beleidspolen en de gemeentelijke commissie het door de Regering op 15 januari 2015 vastgestelde ontwerpplan wezenlijk in vraag hebben gesteld, geen toepassing is gegeven aan de bepalingen van artikel D.II.49, § 2 en § 3, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, op grond waarvan het ontwerpplan en het rapport over de milieueffecten aan een aanvullend overleg kunnen worden onderworpen en na dit overleg eventueel een nieuw ontwerpplan kan worden vastgesteld;

Openbaar onderzoek - antwoorden op klachten Overwegende dat het ontwerp van herziening van het gewestplan Ath-Lessen-Edingen van 30 mei tot en met 13 juli 2018 aan een openbaar onderzoek is onderworpen, nadat het was bekendgemaakt volgens de door de artikelen D.VIII.7 en 9 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling voorgeschreven formulieren; dat de gemeenteraad van Lessen er op 27 augustus 2018 advies over heeft uitgebracht, evenals de adviezen van de beleidsgroepen "Leefmilieu" van 31 oktober 2018 en "Ruimtelijke Ordening" van 16 november 2018;

Overwegende dat het openbaar onderzoek aanleiding heeft gegeven tot zeven klachten, opmerkingen en vragen van personen en verenigingen betreffende : - het beheer van de door het ontwerpplan teweeggebrachte mobiliteit en de aanpassingen die aan het wegennet moeten worden aangebracht; - de planologische compensatie, in het bijzonder de afbakening ervan; - de overstromingsrisico's die worden veroorzaakt door het waterdicht maken van de onroerende goederen waarop het ontwerpplan betrekking heeft; - de door de activiteit veroorzaakte overlast en vervuiling; - het ontbreken van compensatie voor de bewoners van het ontwerpplan en het feit dat geen rekening is gehouden met de mogelijke devaluatie van hun woningen; - de herbestemming van een deel van het in het vigerende gewestplan opgenomen gebied van aanhorigheden van ontginningen (voormalig ontginningsgebied), waarvan de exploitatie thans niet meer wordt overwogen; - de herinrichting van de steengroeve na de exploitatie; die als volgt worden ingevuld: Mobiliteitsbeheer en aanpassing van het wegennet Overwegende dat, hoewel de bezwaarindieners toegeven dat de verwezenlijking van een multimodaal platform een positief aspect van het ontwerpplan is, zij niettemin van mening zijn dat het aandeel van het wegvervoer (70 %) te hoog blijft, te meer daar de totale belasting van het Chinese wegennet zal toenemen ten gevolge van de toegenomen productie van de "Carrières Unies de Porphyre";

Overwegende dat in het milieueffectrapport weliswaar wordt gesteld dat de overschakeling op een productie van 2 Mt/jaar in absolute cijfers ongeveer 400 treinen, 660 binnenschepen en 49.000 vrachtwagens per jaar zal vertegenwoordigen, maar dat, gezien de nieuwe verdeling van het vervoer die het toekomstige multimodale platform mogelijk zal maken (70 % weg, 20 % spoor en 10 % water), de relatieve toename van het aantal vrachtwagens (16 %) vrij gering zal zijn in vergelijking met de verwachte toename van het aantal treinen (148 %) en het aantal schepen (210 %);

Overwegende dat, ondanks deze toename, de overlast die het wegverkeer in verband met de steengroeve momenteel voor de Lessen-bevolking veroorzaakt, aanzienlijk zal afnemen dankzij de verplaatsing van de infrastructuur voor het wegvervoer die in het kader van het project "Lessen 2020" is gepland;

Overwegende dat de herconfiguratie van de routes die wordt overwogen na de voltooiing van het knooppunt tussen de N521 en de N56 (westelijke rondweg van Lessen) het mogelijk zal maken om vanaf de boulevard Branquart de nieuwe verbindingsweg met de A8 aan knooppunt 30 op te nemen, waardoor het huidige verkeer grotendeels beperkt blijft tot het knooppunt 29 van de A8 (ongeveer 90 % van het wegverkeer dat door de steengroeve wordt gegenereerd), dat de N42 en de N57 ten westen van Lessen neemt en, verder, de chaussée Victor Lampe wanneer deze het centrum van Ollignies doorkruist; dat de afstand die door de vrachtwagens zal worden afgelegd derhalve 1,5 km zal bedragen in plaats van de huidige 11 km; dat deze herschikking van het verkeer wordt verwacht ook al is de westelijke singel om Lessen nog niet voltooid;

Overwegende dat de nota's van de Beleidsgroepen "Leefmilieu " en " Ruimtelijke Ordening " benadrukken dat de verplaatsing van de porfiertransportinstallaties zal verhinderen dat het vrachtverkeer het centrum van Lessen doorkruist en dus de overlast die het veroorzaakt zal verminderen;

Overwegende dat het gebruik van alternatieven voor het wegvervoer - in dit geval het spoor en de binnenschepen - alleen mogelijk is wanneer het massavervoer kan worden georganiseerd onder aanvaardbare technische en economische voorwaarden, die verband houden met talrijke factoren: concentratie van de klanten, afgelegde afstand, aanwezigheid van werkplaatsen die verbonden zijn met het spoor of de waterwegen, exploitatie van de spoor- en rivierlogistiek (in dit geval sluizen en onderhoud van de waterweg), enz. hetgeen impliceert dat het wegvervoer vaak de meest gebruikte vervoerswijze is, gezien de flexibiliteit in ruimte en tijd; dat de modale verdeling van het verkeer dat door de activiteit van de "Carrières Unies de Porphyre" wordt gegenereerd, aan deze beperkingen onderhevig is.

Voorts overwegende dat het uitstel van de aanleg van het kanaal "Seine Nord", hoewel het geen beletsel vormt voor het vervoer per binnenschip in zuidelijke richting via het "Canal du Nord", dat thans in gebruik is maar een kleinere spoorwijdte heeft, waarschijnlijk zal leiden tot een beperking van de jaarlijks over water vervoerde tonnages, waarop de Carrières Unies de Porphyre geen vat hebben;

Overwegende dat wat de toekomstige toegang tot het multimodale platform betreft, sommigen zich afvragen of een nieuwe rotonde op de "boulevard Branquart" wel zin heeft, aangezien er al een rotonde op de "chaussée Gabrielle Richet" ligt; dat anderen een alternatieve manier voorstellen om vrachtwagens de multimodale zone te laten verlaten via de "chaussée Gabrielle Richet", zodat de aanleg van een extra rotonde op de "boulevard Branquart" en de kap van een twintigtal opmerkelijke bomen vermeden kunnen worden;

Overwegende dat uit het milieueffectrapport blijkt dat, om de volgende redenen, de toegang tot de toekomstige bedrijfsruimte die de installaties van het multimodale platform moet huisvesten, via de "boulevard Branquart" moet lopen en niet via de chaussée "Gabrielle Richet" : - de bestaande rotonde aan de chaussée Gabrielle Richet staat niet in verbinding met het toekomstige platform en biedt derhalve geen toegang tot dit laatste; - het uitrijden van vrachtwagens van het multimodale platform aan de ringweg van de stad (boulevard Branquart) beperkt de doorgang van vrachtwagens op kleinere gemeentelijke wegen die niet aan dergelijk verkeer zijn aangepast, zoals de chaussée Gabrielle Richet; - de veiligheid van de omwonenden in geval van een uitrit van het vrachtverkeer via de "chaussée Gabrielle Richet" zou meer in het geding zijn dan bij de voorgestelde uitrit aan de "boulevard Branquart", waar zich op deze plaats geen woningen bevinden;

Overwegende dat de aanleg van een rotonde voor het toekomstige platform op de "boulevard Branquart" de voorkeur geniet om een zo veilig mogelijke verbinding mogelijk te maken daar de weg op deze plaats stijgt en een goede zichtbaarheid voor het veilig invoegen van vrachtwagens verhindert; dat de verwezenlijking van deze infrastructuur het voorwerp heeft uitgemaakt van een principeakkoord van de Waalse Overheidsdienst Mobiliteit en Infrastructuur van 12 februari 2010; dat het kappen van opmerkelijke bomen zou kunnen worden gecompenseerd door een passende landschappelijke inplanting van deze rotonde; dat de precieze configuratie van deze infrastructuur buiten de schaal van het gewestplan valt en dat, met het oog op de meest geschikte aansluiting van de toekomstige installaties op de RN57, alternatieven voor de aanleg van een rotonde kunnen worden onderzocht in het kader van de procedure voor de afgifte van de voor de aanleg van het platform vereiste eenmalige vergunning; dat in het stadium van de herziening van het gewestplan alleen het bestaan van een mobiliteitsoplossing moet worden vastgesteld, en niet de precieze vorm die deze zal aannemen; dat dit wordt aangetoond door het milieueffectrapport;

Overwegende dat sommigen bezwaar maken tegen het feit dat de toegang tot de RN57 via de rotonde "Intermarché" niet is toegerust om het te verwachten verkeer te verwerken; dat anderen zich afvragen welke maatregelen zullen worden genomen om te voorkomen dat vrachtwagens die de steengroeve verlaten, de "chaussée Victor Lampe" gebruiken;

Overwegende dat na de voltooiing van de nieuwe toegangsweg tot de A8 vanuit het westen van Lessen de rotonde bekend als "Intermarché" de belangrijkste doorgangsplaats zal worden voor het vrachtverkeer van de "Carrières Unies de Porphyre" maar ook voor alle andere vrachtwagens die naar de zoning of naar de firma Baxter gaan; dat de Waalse autoriteiten eventueel kunnen overwegen deze rotonde aan te passen aan dit soort verkeer en dit verkeersvolume;

Overwegende dat de" chaussée Victor Lampe" momenteel veel wordt gebruikt door verkeer dat gebruik maakt van de A8; dat de nieuwe toegangsweg tot de A8 via het westen van Lessen in ieder geval het grootste deel van het wegverkeer van de "Carrières Unies de Porphyre" zal aantrekken, hetgeen alleen maar gunstige gevolgen kan hebben voor de bewoners van de "chaussée Victor Lampe"; dat de verplichting voor vrachtwagens om bepaalde routes te gebruiken een politiële maatregel is en geen bepaling van het gewestplan;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners erop aandringen dat de bescherming van fietsers op de door het project voorziene rotonde voor het uitrijden van vrachtwagens wordt gewaarborgd en dat de kwaliteit van het landschap wordt gewaarborgd; dat, zoals hierboven is aangegeven, de meest geschikte inrichting om de verbinding tussen het toekomstige platform en de RN57 te waarborgen, zal worden bestudeerd in het kader van de aanvraag voor een eenmalige vergunning en dat bij die gelegenheid overwegingen in verband met de veiligheid en de kwaliteit van het landschap zullen worden onderzocht;

Overwegende dat de gemeenteraad van Lessen in zijn advies van 27 augustus 2018 van mening is dat elke aanpassing of wijziging van de huidige configuratie op het gebied van mobiliteit vooraf het voorwerp moet uitmaken van een mobiliteitsstudie op basis van een actualisering van de gegevens, met name gezien de toename van het vrachtverkeer van de "Carrières Unies de Porphyre" ondanks de realisatie van het platform;

Overwegende dat een dergelijk verzoek valt onder de procedures met betrekking tot de afgifte van vergunningen na de huidige herziening van het gewestplan;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners zich verzetten tegen de geplande gedeeltelijke opheffing van de rue de la Loge, of zelfs tegen de herziening van het gewestplan dat in die opheffing voorziet, en tegen de vervanging ervan door een omleidingsweg, gezien de gevolgen daarvan voor de mobiliteit van de plaatselijke bevolking, met name voetgangers en fietsers, die langere afstanden zullen moeten afleggen, met name om de verbinding tussen Deux-Acren en Lessenbos tot stand te brengen; dat sommigen vraagtekens zetten bij de kwaliteit van het milieueffectrapport op dit punt, waarin bepaalde gevolgen van deze verwijdering zouden worden geminimaliseerd of weggelaten; dat zij, evenals de Beleidsgroep "Leefmilieu", van mening zijn dat in ieder geval moet worden voorzien in kwalitatief goede en veilige fietspaden;

Overwegende dat in het milieueffectrapport wordt gesteld dat de verwijdering van het gedeelte van de "rue de la Loge" tussen de "chemin de Mons à Gand" en de "rue de Gages" noodzakelijk is voor een volledige en rationele exploitatie van de afzetting die zich binnen het gebied van aanhorigheden van ontginningen bevindt, hetgeen de onderhavige herziening van het gewestplan rechtvaardigt;

Overwegende dat het gekozen tracé om de opgeheven weg weer in gebruik te nemen, het tracé is dat is vastgelegd in de overeenkomst van 19 december 2007 tussen de gemeente Lessen en de naamloze vennootschap "Carrières Unies de Porphyre"; dat het tracé aansluit op de chemin de la Mouplière en de zuidoostelijke grens van het gebied van aanhorigheden van ontginningen dat is opgenomen in het gewestplan om uit te komen op de weg van Bronchenne;

Overwegende dat in het milieueffectrapport wordt geconcludeerd dat dit het kortst mogelijke traject is tussen de "rue de la Loge" en de "chaussée Gabrielle Richet" en dus het traject dat de extra afstanden en reistijden voor de ritten die momenteel gebruik maken van het weggedeelte waarvan de opheffing wordt overwogen, zoveel mogelijk zal beperken; dat, overeenkomstig de suggestie van de Beleidsgroep "Leefmilieu" van 27 november 2017, de auteur van het milieueffectrapport de mogelijkheid van verbreding van de "Chemin de la Mouplière" heeft overwogen, maar deze heeft verworpen, gezien de lengte van de weg die volledig moet worden heringericht en de overlast in verband met het verkeer voor de bewoners die in de buurt van de weg wonen en de bewoners van de woonwijk van la "Basse-Cour"; dat in het milieueffectrapport rekening is gehouden met alle potentieel getroffen bewegingen en geen verkieslijk alternatief is aangegeven voor het in het ontwerpplan opgenomen tracé;

Overwegende dat de kwaliteit van het milieueffectrapport door de Beleidsgroepen "Leefmilieu" en "Ruimtelijke ordening" op dit punt niet in twijfel is getrokken en dat er derhalve geen reden is om aan te nemen dat de gevolgen van de schrapping van bovengenoemd onderdeel tot een minimum zijn beperkt;

Overwegende derhalve dat het vastgestelde mobiliteitsprobleem op correcte wijze wordt opgelost door het hierboven beschreven project voor een omleidingsweg;

Overwegende dat de overeenkomst van 19 december 2007, waarbij de Stad Lessen en de naamloze vennootschap "Carrières Unies de Porphyre" partij zijn, bepaalt dat de realisatie van de ringweg een voorafgaande voorwaarde is voor de buitengebruikstelling van het gedeelte van de "rue de la Loge" tussen de "chemin de Mons à Gand" en de" rue des Gages";

Overwegende dat zij zich er tevens toe verbindt de "Carrières Unies de Porphyre" financieel te belasten met de aanleg van de ringweg, die zal moeten worden aangelegd op onroerend goed dat haar toebehoort en dat gelegen is binnen de omtrek van het gebied van aanhorigheden van ontginningen dat in het gewestplan is opgenomen; dat zij tevens preciseert dat deze nieuwe tweebaansweg een structuur zal hebben die gelijkwaardig is aan die van de "rue de la Loge" en dat deze weg - en het bijbehorende grondbezit - na voltooiing voor de symbolische euro aan de stad zullen worden overgedragen en in het gemeentelijke wegennet zullen worden opgenomen;

Overwegende dat de naamloze vennootschap "Carrières Unies de Porphyre", zoals blijkt uit de documenten waarnaar in dit besluit wordt verwezen, reeds eigenaar is van bijna het gehele onroerend goed dat overeenkomt met het grondbezit van de omleidingsweg en in het bezit is van een schriftelijke verbintenis van de eigenaar om aan haar het perceel over te dragen dat ten kadaster gekend is als sectie C nr. 28M en dat het restant van het grondbezit vormt; dat door de vennootschap een aanvraag om stedenbouwkundige vergunning is ingediend voor de aanleg van de omleidingsweg, waarvoor op 23 september 2019 een ontvangstbewijs is afgegeven; dat de aanvraag voor de aanleg van deze weg, overeenkomstig het decreet van 6 februari 2014 betreffende de gemeentelijke wegen, is aanvaard bij ministerieel besluit van 1 december 2020, nadat beroep was ingesteld tegen de beslissing van de gemeenteraad van 27 augustus 2020;

Overwegende dat derhalve de verzekering wordt gegeven dat deze weg zal worden aangelegd, ingeval de operatie de verwijdering van een gedeelte van de "rue de la Loge" zou meebrengen;

Overwegende dat de bovengenoemde overeenkomst van 19 december 2007 ook een antwoord biedt aan de bezwaarindieners die menen dat de aanleg- en onderhoudskosten van de omleidingsweg op de "rue de la Loge" moeten worden gedragen door de "Carrières Unies de Porphyre" om geen extra kosten voor de gemeentefinanciën te vormen; dat deze kwestie losstaat van de huidige herziening van het gewestplan;

Overwegende bovendien dat de omleidingsweg tussen de rue de la Loge en de chaussée Gabrielle Richet, waarvan de aanleg is aanvaard bij ministerieel besluit van 1 december 2020, wel degelijk voorziet in een tweerichtingsfietspad;

Overwegende dat sommigen vragen om informatie over de frequentie van treinen die het station binnenkomen via de oude "ligne Dupuis" en wensen dat het laden van treinen en de toegangen tot het station worden beperkt tussen 8 en 20 uur;

Overwegende dat in het milieueffectrapport wordt geraamd dat 309 treinen nodig zullen zijn om de productie van de "Carrières Unies de Porphyre" te evacueren wanneer deze twee miljoen ton bereikt, wat overeenkomt met ongeveer 1,4 treinen per dag activiteit, d.w.z. ongeveer drie bewegingen per dag activiteit; dat de toegestane tijdstippen voor het treinverkeer zullen worden vastgesteld in de eenmalige vergunning die nodig is voor de uitvoering van het project "Lessen 2020";

Planologische compensatie Overwegende dat sommigen van oordeel zijn dat de reserve van explosieven niet kan worden gehandhaafd binnen de omtrek van het groengebied dat in het ontwerpplan is opgenomen als planologische compensatie en hun voorkeur uitspreken voor het alternatief dat in het milieueffectrapport wordt voorgesteld, zonder evenwel te preciseren welk alternatief dat is, het rapport stelt er twee voor; dat sommigen van oordeel zijn dat dit groengebied, althans gedeeltelijk, toegankelijk moet zijn voor de inwoners van de gemeente, voor educatieve en recreatieve doeleinden;

Overwegende dat in het op 15 januari 2015 vastgestelde ontwerpplan werd voorgesteld de opneming van de 5,6 ha nieuwe industriële bedrijfsruimte in plaats van landbouw- en groengebieden planologisch te compenseren door de wijziging in groengebieden van ongeveer 5,6 ha onroerend goed van de vennootschap "Carrières Unies de Porphyre" ten noorden en ten westen van de voormalige steengroeve Tacquenier, die in het gewestplan was opgenomen als industriële bedrijfsruimte;

Overwegende dat het milieueffectrapport in zijn op 19 december 2016 ingediende ontwerpversie bevestigde dat de onroerende goederen nog gedeeltelijk in beslag werden genomen door een porfiervoorraad die eerder als niet-recupereerbaar werd beschouwd, een particuliere spoorweg en de huidige treinlaadfaciliteiten van de "Carrières Unies de Porphyre"; dat de overbrenging van de industriële en logistieke installaties naar het zuiden, in het kader van het project "Lessen 2020", de instandhouding van deze installaties niet langer zal rechtvaardigen; dat er een markt bestaat voor de valorisatie van het porfierhoudend afvalgesteente, die de geleidelijke ontginning van deze afzetting mogelijk maakt en dat de particuliere spoorwegen zullen worden ontmanteld;

Overwegende dat het milieueffectrapport, gezien de ligging van de site, zijn insluiting en het ontbreken van toegang via de openbare weg, niet voorziet in de mogelijkheid van een nieuwe industriële bestemming en concludeert dat de handhaving van het huidige gebruik derhalve niet langer gerechtvaardigd is;

Overwegende dat de betrokken onroerende goederen grenzen aan een site die grenst aan de voormalige steengroeve Tacquenier, die in het gewestplan als natuurgebied is opgenomen en waarop een landschappelijk waardevol gebied is aangelegd; dat in het milieueffectrapport wordt geconcludeerd dat een herbestemming van de percelen die voor compensatie worden gebruikt in een groengebied het mogelijk zal maken dat deze percelen, na de ontmanteling van de spoorweginstallaties en de verwijdering van het porfierbestand, opnieuw door een natuurlijke vegetatie worden gekoloniseerd en dat een overgang wordt gecreëerd tussen de natuurgebied en het groengebied dat in het noordoosten is gelegen;

Overwegende dat de auteur van het milieueffectrapport geen relevanter algemeen locatiealternatief voor de door het ontwerpplan voorgestelde compensatie heeft aangegeven onder de bebouwingsgebieden op het grondgebied van Lessen en omgeving; dat hij niettemin de aanwezigheid van een explosievenreserve op het terrein heeft vastgesteld en heeft aanbevolen de omtrek van de door het ontwerpplan voorgestelde compensatie aan te passen om deze in de resterende industriële bedrijfsruimte te handhaven; dat de in deze eerste versie van het milieueffectrapport voorgestelde alternatieve afbakening de omtrek in oostelijke richting heeft opgerekt, in het verlengde van het natuurgebied grenzend aan de mijnput Tacquenier, met inbegrip van een parkeerterrein en een weg, en onroerend goed omvat dat in het gewestplan over een oppervlakte van 6,42 ha is toegewezen aan de industriële bedrijfsruimte;

Overwegende dat de Beleidsgroep "Leefmilieu" in zijn opmerkingen en suggesties over het milieueffectrapport van 27 november 2017 heeft overwogen dat dit alternatief met uitsluiting van de explosievenreserve adequater was dan het alternatief in het ontwerpplan;

Overwegende dat de gemeentelijke adviescommissie Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit van de stad Lessen van haar kant op 29 november 2017 de vaststelling heeft gedaan dat de locatie van het explosievendepot van de ""Carrières Unies de Porphyre op lange termijn de ontwikkeling van het gebied waarvan de inrichting door de gemeente onderworpen is aan een overleg zou kunnen beperken; dat de Commissie, tot besluit, wenst dat de locatie van het explosievendepot wordt gewijzigd wanneer de vergunning die dit depot toestaat, afloopt;

Overwegende dat de Beleidsgroep "Ruimtelijke Ordening" in zijn opmerkingen en suggesties van 1 december 2017 heeft overwogen dat, in tegenstelling tot de Beleidsgroep "leefmilieu", de door de auteur van het milieueffectrapport voorgestelde alternatieve configuratie beter moet worden gemotiveerd, of zelfs moet worden gewijzigd, gelet op de bijzondere vorm ervan en de gegenereerde "overcompensatie";

Overwegende dat de auteur van het milieueffectrapport in zijn eindrapport van januari 2018, ingediend op 14 februari 2018, constateert dat het explosievendepot sinds 1 januari 2018 niet meer het materieel bevat dat nodig is voor de mijnschoten uit de exploitatie en alleen nog schotresten en een kleine extra voorraad bevat; dat hij niettemin, rekening houdend met de constatering van de Beleidsgroep "Ruimtelijke ordening", een tweede afbakeningsvariant voorstelt voor planologische compensatie die voldoet aan de volgende criteria : - de reserve explosieven in de industriële bedrijfsruimte houden, buiten het compensatiegebied; - een aangepaste vorm voorstellen; - het compensatiegebied opnemen op onroerend goed dat exclusief toebehoort aan de" Carrières Unies de Porphyre"; - het groengebied ten noorden van het voorgestelde compensatiegebied en het natuurgebied ten zuiden ervan, grenzend aan de mijnput Tacquenier, met elkaar verbinden door in het gewestplan een nieuwe groengebied op te nemen; - de te compenseren oppervlakte niet overschrijden;

Overwegende dat dit tweede alternatieve voorstel voorziet in de opname in een groengebied van onroerende goederen met een oppervlakte van 5,6 ha die zich uitstrekt over de industriële bedrijfsruimte ten noorden van de voormalige mijnput Tacquenier (4,3 ha) alsmede over het gebied waarvan de inrichting door de gemeente onderworpen is aan een overleg (1,1 ha) en de gemengde bedrijfsruimte (0,2 ha) die daaraan grenst;

Overwegende dat de gemeenteraad van Lessen, tijdens zijn vergadering van 27 augustus 2018, van mening was dat een compensatiegebied dat het gebied waarvan de inrichting door de gemeente onderworpen is aan een overleg gedeeltelijk integreert, een hypotheek zou leggen op de verstedelijking en de herontwikkeling van een bebouwingsgebied, gelegen langs een uitgeruste rijweg en dicht bij het treinstation;

Overwegende dat hij voorstelt het door de auteur van het milieueffectrapport voorgestelde compensatiegebied uit te breiden in westelijke richting, op de industriële bedrijfsruimte, teneinde het potentieel van een bebouwingsgebied niet verloren te laten gaan, de verdichting van de habitatkernen in de buurt van het stadscentrum mogelijk te maken en het in het gewestplan opgenomen natuurgebied verder te beschermen door het contact ervan met het groengebied te vergroten;

Overwegende dat het op 27 mei 1999 goedgekeurde ruimtelijk ontwikkelingsplan tot doel heeft de stads- en dorpskernen rond de centrale kern te structureren in complementariteit met deze kern en de verstedelijking rond centrale plaatsen zoals stations te verdichten; dat de herbestemming van het gebied waarvan de inrichting door de gemeente onderworpen is aan een overleg langs de Chemin du Foubersart naar een niet voor bebouwing bestemd gebied, strijdig zou zijn met deze doelstellingen; dat het tweede alternatief dat door de auteur van het milieueffectrapport is voorgesteld voor de planologische compensatie van het ontwerpplan, derhalve moet worden verworpen;

Overwegende dat de gemeenteraad de afbakening van de onroerende goederen die in het toekomstige groengebied moeten worden opgenomen, niet preciseert; dat deze onroerende goederen de kadastrale percelen 584e, 581m, 506e2, 506b2, 498h2, 424z, 517n omvatten, die als industriële bedrijfsruimte in het vigerende gewestplan opgenomen zijn ten oosten van de voormalige steengroeve Tacquenier, en die de vennootschap "Carrières Unies de Porphyre" heeft toegezegd aan de stad te verkopen voor de symbolische euro in het kader van de voornoemde overeenkomst van 19 december 2007, na volledige ontmanteling van de installaties en het opvullen van de putten;

Overwegende dat deze onroerende goederen ook deel uitmaken van de uitbreiding van de bebouwde woonkern van de stad en dicht bij het stadscentrum en het spoorwegstation liggen; dat de identificatie van de goederen die voor bebouwing moeten worden bestemd en van die welke daarvoor zullen worden behoed om een overgang tussen het natuurgebied en de bebouwing te vormen, een lokale aangelegenheid is en dat het derhalve aan de gemeentebesturen, voor wie zij bestemd zijn, moet worden overgelaten om dit onderscheid in het kader van hun beheersplannen te maken; dat dit alternatief overigens niet in het milieueffectenrapport is gehandhaafd;

Overwegende dat de grenzen van het eerste alternatief of de afbakeningsvariante van de planologische compensatie van het ontwerpplan, die in het milieueffectenrapport, in de versie van 19 december 2016, is aangehouden, noch met perceelsgrenzen, noch met tastbare fysieke elementen overeenstemmen en niet op onbetwistbare wijze in het gewestplan kunnen worden weergegeven; dat deze omtrek installaties dekt waarvan in het milieueffectenrapport niet is aangegeven of zij zullen worden afgevoerd en de daadwerkelijke verwezenlijking van het groengebied mogelijk zal maken;

Overwegende dat derhalve noch de in het milieueffectenrapport gekozen alternatieven, noch het voorstel van de gemeenteraad als relevanter kunnen worden beschouwd dan het door het ontwerpplan gepresenteerde alternatief, en derhalve terzijde moeten worden geschoven;

Overwegende dat de voorraad explosieven die deel uitmaakt van de omtrek van de planologische compensatie van het ontwerpplan, bij een vergunning van 6 augustus 2015, voor een periode van 20 jaar is toegelaten; dat er op lange termijn zal moeten worden beslist over de ontmanteling ervan, zoals voorgesteld door de gemeentelijke adviescommissie voor ruimtelijke ordening en mobiliteit van de stad Lessen; dat deze voorraad momenteel alleen schietresten en een voorraad van geringe betekenis bevat;

Overwegende bovendien dat de onroerende goederen waarop hij is gevestigd niet toegankelijker voor het publiek zullen worden dan thans het geval is; dat de vennootschap "Carrières Unies de Porphyre" inderdaad niet voornemens is de onroerende goederen die de door het ontwerpplan voorgestelde planologische compensatie vormen, aan de stad over te dragen, noch deze voor het publiek toegankelijk te maken voor educatieve en recreatieve doeleinden, waarbij de overdracht van onroerende goederen aan de stad, zoals hierboven vermeld, slechts betrekking heeft op de percelen waarop de overeenkomst van 19 december 2007 van toepassing is;

Overwegende derhalve dat de opname van dit depot in het groengebied geen belemmering vormt voor het onderhoud ervan, noch voor de mogelijkheid om het groengebied te ontsluiten, gezien de geringe oppervlakte van het gebouw, waarvan de duurzaamheid bovendien niet wordt verkregen na de geldigheidsduur van de vergunning;

Overwegende dat het om alle bovengenoemde redenen noodzakelijk is de opneming als groengebied, als planologische compensatie, van de als zodanig in het ontwerpplan genoemde onroerende goederen te bevestigen;

Overstromingen Overwegende dat sommige bezwaarindieners vrezen dat de toename van ondoordringbare oppervlakken als gevolg van de herziening van het gewestplan en een wijziging van het tracé van de beek "de Ligne" in verband met de aanleg van een toegangsweg naar het platform via de nieuwe rotonde, zou kunnen leiden tot een verhoogd overstromingsrisico stroomopwaarts;

Overwegende dat uit het milieueffectenrapport blijkt dat de verwezenlijking van het project "Carrières Unies de Porphyre" inderdaad de omlegging van de beek "de Ligne" langs de "Boulevard Branquart" en de verbreding ervan impliceert; dat daarin wordt aanbevolen de pijpleiding die moet worden aangelegd aan te passen aan het nieuwe tracé van de beek (en de opening die onder de nieuwe toegangsweg naar de site moet worden gemaakt) om de honderdjarige overstromingen te beheren, teneinde elk risico van overstromingen te voorkomen;

Overwegende dat de technische kenmerken van deze inrichtingen in de vergunningsaanvraag nader zullen worden omschreven, in overleg met de bevoegde diensten van de provincie Henegouwen, aangezien de beek "de Ligne" in categorie 2 is ingedeeld;

Hinder en verontreinigingen Overwegende dat sommige bezwaarindieners belangstelling hebben voor het algemene probleem van de hinder die door de exploitatie zal worden veroorzaakt en zich vragen stellen over de gevolgen voor de gezondheid van het stof, het lawaai en de stoffen die bij de verwerking van de nieuwe productie worden gebruikt; dat zij wensen dat op deze gebieden de strengste normen worden toegepast en voorstellen doen om met name stof en lawaai te beperken;

Overwegede dat in het milieueffectenrapport wordt gesteld dat de verplaatsing van de steenverwerkingsinstallaties en het vervoer van de verwerkte materialen van hun huidige locatie, relatief dicht bij het centrum van Lessen naar de groeve Lenoir en het nieuwe multimodale platform, die meer perifeer gelegen zijn en in een minder verstedelijkte omgeving liggen, de totale impact wat betreft geluids- en stofemissies waarschijnlijk zal verminderen, vooral omdat de primaire breekinstallaties vijftien meter lager zullen worden geplaatst dan de bestaande breker; dat bij het ontwerp van deze nieuwe installaties de beste beschikbare technieken kunnen worden toegepast, zodat de geluids- en stofemissies tot een minimum kunnen worden beperkt en aan de meest recente geldende milieunormen kan worden voldaan; dat de productie van aggregaten uitsluitend plaatsvindt door middel van mechanische processen zonder gebruikmaking van "chemische stoffen" en derhalve geen gezondheidsproblemen voor de omwonenden zal veroorzaken;

Overwegende dat de beleidsgroepen "Leefmilieu" en "Ruimtelijke ordening" in hun adviezen van 31 oktober en 16 november 2018 instemmen met de conclusie van het milieueffectenrapport wat betreft de vermindering van de effecten door de verplaatsing en modernisering van de installaties;

Overwegende dat het milieueffectenrapport de maatregelen vaststelt die moeten worden genomen om de gevolgen van het project, met name wat lawaai en stof betreft, tot een minimum te beperken; dat deze maatregelen algemeen aanvaard zijn en hun deugdelijkheid hebben bewezen; dat zij kunnen worden onderzocht in het kader van het milieueffectenonderzoek dat de aanvraag voor een voor de uitvoering van het project noodzakelijke globale vergunning van klasse 1 zal vergezellen, en dat zij bij die vergunning kunnen worden opgelegd; dat in ieder geval de mogelijke hinder in verband met de exploitatie van het gebied van aanhorigheden van ontginningen in het gehucht "Le Cahô" is onderzocht in het kader van de procedure voor de ontginningsvergunning die op 7 mei 2002 aan de "Carrières Unie de Porphyre" is afgegeven, en dat deze niet onder de huidige herziening van het gewestplan valt;

Overwegende dat sommige bezwaarindieners de noodzaak benadrukken van de oprichting van een stuurcomité om de problemen aan te pakken die zouden kunnen voortvloeien uit het project "Lessines 2020"; dat de "Carrières Unies de Porphyre" reeds zijn onderworpen aan de verplichting om een stuurcomité op te richten in het kader van de activiteiten waarop de ontginningsvergunning van 2002 betrekking heeft; dat de uitvoering van het project "Lessines 2020" aan dit comité zal worden voorgelegd en dat de omwonenden op de hoogte zullen worden gehouden van het verloop van de desbetreffende procedures; dat, in voorkomend geval, de afgifte van de globale vergunning die nodig is voor de uitvoering van het project "Carrières Unies de Porphyre" de oprichting van een specifiek begeleidingscomité kan vereisen, overeenkomstig artikel D29-25 van boek I van het Milieuwetboek;

Overwegende dat met name de bewoners van de "chaussée Gabrielle Richet" vrezen voor lawaai, stof en trillingen die de activiteit ondanks de geplande merloenen en bekleding zou veroorzaken, gezien de ligging van hun woningen tussen de primaire en secundaire breekinstallaties, naast het vrachtverkeer en de voorraden;

Overwegende dat de huizen gelegen "chaussée Gabrielle Richet", ter hoogte van de "rue du Cahô" en de "chemin de Bronchenne", die het meest te lijden zullen hebben van de activiteit die op het toekomstige multimodale platform zal worden ontplooid en, binnen het gebied van aanhorigheden van ontginningen dat in het vigerende gewestplan is opgenomen, door de aanwezigheid van voorraden die wachten om op het spoor te worden geladen, zullen worden beschermd tegen de installaties aan weerszijden door de aanleg van merloenen en door een passende landschappelijke inrichtingen, waarvoor in het milieueffectenrapport aanbevelingen worden gedaan; dat in het milieueffectenrapport ook een aantal specifieke maatregelen voor deze omwonenden wordt aanbevolen om de geluidshinder die zij kunnen ondervinden, te verminderen; dat de in dit verband te nemen maatregelen niettemin onder de voor de aanleg van het multimodale platform vereiste globale vergunning vallen en bij die gelegenheid zullen worden vastgesteld;

Compensaties voor de omwonenden Overwegende dat de bewoners van de "chaussée Gabrielle Richet" het betreuren dat er geen compensatie voor de omwonenden is voorzien;

Overwegende dat de herziening van een gewestplan op zich geen gevolgen voor de omwonenden met zich meebrengt, die pas duidelijk worden wanneer het plan wordt uitgevoerd; dat het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling geen bepaling bevat inzake compensatie voor de hinder die de omwonenden kunnen ondervinden van de uitvoering van een ontwerp van inrichting dat aan de herziening van het gewestplan ten grondslag ligt; dat de opstelling van het milieueffectenrapport in het kader van de toetsingsprocedure van het gewestplan het mogelijk maakt de aard en de ernst te beoordelen van de gevolgen die redelijkerwijs kunnen worden teweeggebracht door de uitvoering van het ontwerpplan, en maatregelen vast te stellen om deze gevolgen te verzachten; dat deze maatregelen, wanneer zij noodzakelijk blijken, slechts kunnen leiden tot een aanpassing van het gewestplan binnen de grenzen van de verwijzingen die het krachtens het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling mag bevatten: afbakening van de zonering, opneming van een beschermingsomtrek, aanneming van bijkomende voorschriften; dat in het milieueffectenrapport niet wordt gewezen op de noodzaak van dergelijke maatregelen langs de "chaussée Gabrielle Richet": dat de andere noodzakelijke verzachtingsmaatregelen voor het overige kunnen worden opgelegd tijdens de volgende procedure voor de afgifte van de vergunning;

Waardedaling van de gebouwen Overwegende dat de bewoners van de "chaussée Gabrielle Richet" het betreuren dat er geen maatregelen worden overwogen om het risico van de waardedaling van hun woningen te dekken;

Overwegende dat, wat de risico's van waardedaling van gronden en onroerende goederen betreft, het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling geen andere bepalingen bevat dan die welke betrekking hebben op de schadeloosstelling wegens waardedaling in het kader van de stedenbouw die verband houdt met sommige bestemmingswijzigingen bepaald door het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, en waarvoor het in boek VI de voorwaarden en modaliteiten vaststelt;

Overwegende dat in casu de woningen van de "chaussée Gabrielle Richet" gelegen zijn in een gebied dat sinds de vaststelling van het gewestplan van Aat-Lessen-Edingen in 1986 is bestemd voor de exploitatie van steengroeven (ontginningsuitbreidingsgebied dat krachtens het decreet van 27 november 1997 ontginningsgebied is geworden en vervolgens gebied van aanhorigheden van ontginningen krachtens het decreet van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling lijden; dat zij zich bovendien bevinden binnen de ontginningsomtrek van de "Carrières Unies de Porphyre", dat is afgebakend bij de op 7 mei 2002 verleende vergunning; dat voorts de onroerende goederen waarop deze herziening van het gewestplan betrekking heeft en die het dichtst bij de woningen aan de "chaussée Gabrielle Richet" zijn gelegen, sinds de opstelling van het gewestplan zijn opgenomen als gebied bestemd voor activiteiten van industriële aard;

Gedeeltelijke herbestemming van de huidige steengroeve Overwegende dat bepaalde bezwaarindieners de herbestemming van het gedeelte van de huidige steengroeve waarvan de exploitatie niet langer wordt overwogen wegens de nabijheid van het project "Snow Games", met het oog op de teruggave ervan aan de natuur wensen;

Overwegende dat de bovengenoemde driedelige overeenkomst voorziet in de wijziging van het faseringsplan voor de exploitatie van porfier in de steengroeve Lenoir frères in het gedeelte dat grenst aan het terrein dat is uitgekozen voor het project "Snow Games", ten einde een bufferzone tussen beide activiteiten in stand te houden; dat de instandhouding van deze bufferzone geen actieve interventie van de "Carrières Unies de Porphyre" ten gunste van de teruggave aan de natuur impliceert; dat op basis van deze overeenkomst het ontwerpplan niet voorzag in een ontneming van de bestemming van dit deel van de in het vigerende gewestplan opgenomen gebied van aanhorigheden van ontginningen en in de wijziging ervan in een groengebied of natuurgebied;

Heraanleg na exploitatie Overwegende dat sommigen met het oog op de heraanleg van de "nieuwe" steengroeve aan het einde van de exploitatie vragen om een borgtocht en een begeleidingscomité;

Overwegende dat de voor de uitvoering van het exploitatieproject noodzakelijke globale vergunning zal worden onderworpen aan de bepalingen van het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 2003 tot vaststelling van sectorale voorwaarden betreffende steengroeven en hun aanhorigheden, met name de artikelen 26 en volgende betreffende de zekerheden of borgtochten, en dat, zoals hierboven vermeld, artikel D29-25 van boek I van het Miliewetboek, dat de oprichting van een steuncomité toestaat, eveneens op haar van toepassing kan zijn;

Verenigbaarheid met het ruimtelijk ontwikkelingsplan Overwegende dat, wat de steengroeven betreft, de door het ruimtelijk ontwikkelingsplan gekozen hoofdoptie gericht is op de bescherming en het duurzaam beheer van de ondergrondse hulpbronnen, met name door een spaarzame exploitatie en een adequate valorisatie van de afzettingen, waarbij de hinder van de aan de ontginning verbonden exploitaties wordt beperkt en het gebruik van alternatieven voor het wegvervoer wordt bevorderd;

Overwegende dat de exploitatie van de afzetting gelegen onder de industriële bedrijfsruimte van het vigerende gewestplan, tussen de twee ontginningsgebieden, beantwoordt aan de zorg om een spaarzaam gebruik van de ondergrondse hulpbronnen, verdedigd door het ruimtelijk ontwikkelingsplan van het grondgebied, te verzekeren; dat de exploitatie van de betrokken onroerende goederen niet in de eerste plaats tot doel heeft de bestaande ontginningsreserves van de vennootschap te vergroten, maar voortvloeit uit de voormelde overeenkomst van 19 december 2007 en een compensatie vormt voor de onttrekking op lange termijn van een deel van de afzetting van de steengroeve Lenoir Frères, waarvoor een globale vergunning van 7 mei 2002 evenwel is afgegeven; dat ze bovendien het resultaat is van milieuoverwegingen, zowel om de leefomgeving van een belangrijk deel van de bevolking te verbeteren door de installaties voor verwerking en overslag van materiaal te verplaatsen naar gebieden die niet bewoond zijn, als om een verspilling te voorkomen van ondergrondse hulpbronnen die nuttig zijn voor de economie van de regio; dat deze redenen rechtvaardigen dat wordt afgeweken van de optie van het ruimtelijke ontwikkelingsgebied in deel III, dat aan de uitvoering is gewijd, onder "VII.4. Bescherming en duurzaam beheer van de hulpbronnen - B. Planning van het beheer van de hulpbronnen van de bodem en de ondergrond", die voorziet in de opneming in het gewestplan van ontginningsgebieden die overeenkomen met de behoeften van de gemeenschap op 30 jaar;

Overwegende dat de opneming in het gewestplan van een industriële bedrijfsruimte die een tri-modaal platform moet huisvesten, met de optie van het ruimtelijke ontwikkelingsplan overeenstemt die gericht is op het beheer van de mobiliteit met het oog op een evenwicht tussen het voldoen aan de vraag naar vervoer en het behoud van de leefomgeving;

Naleving van artikel D.I.1.

Overwegende dat artikel D.I.1. van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling het volgende bepaalt : " § 1. Het grondgebied van Wallonië behoort tot het gemeenschappelijk erfgoed van zijn inwoners.

Het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling [...] beoogt een duurzame en aantrekkelijke ruimtelijke ontwikkeling.

Deze ontwikkeling voldoet aan en speelt op een evenwichtige manier in op de sociale, economische, demografische, energetische, patrimoniale, milieu- en mobiliteitsbehoeften van de gemeenschap, rekening houdend, zonder discriminatie, met de ruimtelijke dynamiek en specificiteit, alsook met de sociale cohesie. § 2. Het Gewest, de gemeenten en de andere overheidsorganen zijn, elk binnen zijn bevoegdheden en in coördinatie met het Gewest, de actoren, de beheerders en de vrijwaarders van deze ontwikkeling".

Overwegende dat uit de conclusies van het milieueffectenrapport, zoals hierboven samengevat, blijkt dat de herziening van het gewestplan er wel degelijk toe bijdraagt te voldoen aan de sociale, economische, energie- en mobiliteitsbehoeften van de gemeenschap, zonder grote schade te berokkenen aan het erfgoed en het milieu;

Overwegende dat het nieuwe exploitatieplan voor de steengroeve, dat aan de herziening van het gewestplan ten grondslag ligt, weliswaar in de eerste plaats tot doel heeft de ontwikkeling van de activiteiten van de vennootschap en het behoud van de werkgelegenheid te waarborgen, maar duidelijk beantwoordt aan de beginselen van duurzame ontwikkeling door de integratie van de zorg voor een betere milieukwaliteit, een verbetering van de leefomgeving van de plaatselijke bevolking en een duurzamere mobiliteit en duurzamer vervoer; dat dit plan het mogelijk zal maken de ontginningsactiviteit in Lessen en de lokale en regionale economische en sociale spin-offs daarvan te bestendigen, overeenkomstig de beginselen van duurzame ontwikkeling;

Overwegende dat de verwezenlijking van een multimodaal platform en de installatie van een nieuwe fabriek voor de verwerking van materialen, buiten het stedelijk centrum van Lessen, eveneens voldoen aan de bepalingen van artikel D.I.1, § 1, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling en de regionale opties, in die zin dat zij het mogelijk zullen maken om aan de economische behoeften van de gemeenschap te voldoen en tegelijkertijd een aanzienlijke vermindering van het gebruik van het wegvervoer voor producten, een beperking van de hinder die het wegvervoer voor omwonenden en weggebruikers met zich meebrengt, een relatieve vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en van het verbruik van niet-hernieuwbare fossiele brandstoffen, alsmede een vermindering van de milieueffecten voor omwonenden (lawaai, stof,....) te bevorderen;

Overwegende dat de herziening van het gewestplan derhalve voldoet aan de eisen van artikel D.I.1 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, zoals beoogd in het ontwerpplan, in die zin dat er een evenwicht wordt bereikt in het voldoen aan de behoeften van de gemeenschap om een duurzame en aantrekkelijke ontwikkeling van het grondgebied te waarborgen;

Overwegende dat de herziening van het gewestplan kadert in de lokale dynamiek en de benutting van de specifieke territoriale kenmerken, aangezien zij de valorisatie van een lokale hulpbron en de bestendiging van reeds lang ontwikkelde lokale activiteiten en vaardigheden mogelijk maakt;

Gevolgen van de inwerkingtreding van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling (niet-procedurele bepalingen) Opneming van een gebied van aanhorigheden van ontginningen in het gewestplan Overwegende dat in het ontwerp van herziening van het gewestplan Aat-Lessen-Edingen, vastgesteld bij besluit van de Waalse Regering van 15 januari 2015, de onroerende goederen opgenomen in het gewestplan als industriële bedrijfsruimte tussen de steengroeven "Lenoir en Vandevelde" en "Lenoir Frères", opgenomen waren als ontginningsgebied in de zin van artikel 32 van het toen vigerende Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, huisvesting, Erfgoed en energie (CWATUP);

Overwegende dat het decreet van 20 juli 2016 tot vaststelling van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, dat op 1 juni 2017 in werking is getreden, thans twee bestemmingen voorstelt die de ontginningsactiviteit mogelijk maken: het gebied van aanhorigheden van ontginningen, dat is ingedeeld als een bebouwingsgebied en is bedoeld in de artikelen D.II.28 en 33 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling en het niet voor bebouwing bestemde ontginningsgebied, bedoeld in artikel D.II.41 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling; dat de bepalingen van laatstgenoemd artikel, in tegenstelling tot die van artikel 32 van het CWATUP, die tot dan toe van toepassing waren, de aanwezigheid van andere dan voor de ontginning noodzakelijke aanhorigheden niet meer toestaan, en dit slechts voor een beperkte periode;

Overwegende dat de opneming in het gewestplan van een gebied van aanhorigheden van ontginningen in de zin van artikel D.II.33 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling dezelfde gebruiksmogelijkheden van de onroerende goederen waarborgt als de opneming van het ontginningsgebied in het ontwerpplan;

Overwegende dat het milieueffectenrapport is aangevuld naar aanleiding van de opmerkingen en suggesties van de beleidsgroepen, teneinde te voldoen aan de nieuwe bepalingen van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling; dat de ontwerper van het milieueffectenrapport aldus heeft overwogen een gebied van aanhorigheden van ontginningen in de zin van artikel D.II.33 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling in het gewestplan op te nemen, in plaats van een ontginningsgebied als omschreven in artikel 32 van het CWATUP en opgenomen in het ontwerpplan;

Overwegende dat de ontwerper van het milieueffectenrapport gekozen heeft voor een opneming van de betrokken onroerende goederen als gebied van aanhorigheden van ontginningen in het gewestplan, teneinde de bestemming van de hele site van de Carrières Unies de Porphyre te homogeniseren en geen belemmering te vormen voor het goede verloop van de exploitatie; dat, hoewel sommige van de thans op deze site aanwezige verwerkingsinstallaties zullen worden verplaatst naar de groeve van Lenoir Frères, voor sommige, en op de plaats van het toekomstige multimodale platform, voor andere, de operatie vereist dat het bestaande laboratorium en de werkplaats permanent op deze onroerende goederen worden gehandhaafd;

Overwegende dat het openbaar onderzoek en het advies van de gemeenteraad van de stad Lessen geen bezwaren van de ontwerper van het milieueffectenrapport tegen dit voorstel aan het licht hebben gebracht;

Overwegende dat uit de opmerkingen en suggesties die zij tijdens de procedure hebben gedaan, blijkt dat de beleidsgroepen "Ruimtelijke ordening" en "Leefmilieu" hebben gekozen voor een bestemming in het gewestplan als gebied van aanhorigheden van ontginningen; dat de beleidsgroep "Ruimtelijke ordening" van oordeel is dat "de opneming van een gebied van aanhorigheden van ontginningen in de noordelijke omtrek er ook toe zal leiden dat alle activiteiten in één blok worden gegroepeerd";

Overwegende dat artikel D.II.65, lid 1, tweede lid, de overgangsmaatregelen vaststelt wanneer de herziening van het gewestplan betrekking heeft op de opneming van een ontginningsgebied als bedoeld in artikel 32 van het CWATUP; dat de Regering de herziening definitief kan stopzetten via de opneming van een gebied van aanhorigheden van ontginningen als bedoeld in artikel D.II.33, van het CWATUP, op voorwaarde dat : 1° het aan een openbaar onderzoek onderworpen dossier betrekking had op de opneming van een gebied van aanhorigheden van ontginningen;2° een aanvullend milieueffectenrapport uitgevoerd is; 3° de Regering de compensaties bedoeld in artikel D.II.45, § 3 vaststelt;

Overwegende dat het voor het openbaar onderzoek ingediende dossier wel degelijk betrekking had op de opneming van een gebied van aanhorigheden van ontginningen, aangezien deze oplossing een van de in het effectenrapport voorgestelde alternatieven was;

Overwegende dat het milieueffectenrapport is aangevuld om rekening te houden met de ontwikkelingen op wetgevingsgebied die verband houden met de inwerkingtreding van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling;

Overwegende dat het gebied van aanhorigheden van ontginningen geldt voor onroerende goederen die reeds als bebouwingsgebied zijn bestemd; dat het derhalve niet nodig is aanvullende compensaties vast te stellen voor de opneming van dit gebied;

Overwegende dat als conclusie van het voorgaande en aangezien de voorwaarden van artikel D.II.65, § 1, tweede lid, vervuld zijn, dit besluit een gebied van aanhorigheden van ontginningen, met een oppervlakte van 13,1 ha, op het onroerend goed dat momenteel in het gewestplan als industriële bedrijfsruimte bestemd is, opneemt tussen de steengroeve "Lenoir Emile en Vandevelde", in het noorden, de "rue de Gages" in het oosten, de "rue de la Loge" in het zuiden en de "chemin de Mons à Gand" in het westen, teneinde de exploitatie van de porfierafzetting tussen de twee steengroeven en de aanwezigheid van aanhorigheden in verband met de exploitatie van het steengroevengebied mogelijk te maken;

Wegomlegging Overwegende dat het voornoemde ontwerp van herziening van het gewestplan bovendien voorzag in de opheffing van het baanvak van de "rue de la Loge" tussen het kruispunt van deze straat met de "chemin de Mons à Gand" en het kruispunt ervan met de "rue de Gages", teneinde de exploitatie van de onderliggende porfierafzetting mogelijk te maken; dat het ontwerp, om het herstel van de verbinding tussen het dorp Bois-de-Lessines en het centrum van Lessen mogelijk te maken, een reserveringsomtrek in de zin van de artikelen 40, § 1, 6° en 452/25 van het CWATUP in het gewestplan voorlopig opnam vanaf de "rue de la Loge" tot aan de "chaussée Gabrielle Richet", in eerste instantie parallel aan de "chemin de la Mouplière," en vervolgens aan de zuidelijke grens van het gebied van aanhorigheden van ontginning "Cahô" en aansluitend op de "chemin de Bronchenne";

Overwegende dat de in het ontwerpplan gekozen reserveringsomtrek de aanleg mogelijk maakte van de wegomlegging waarvan het tracé is vastgelegd in de overeenkomst van 19 december 2007 tussen de vennootschap Carrières Unies de Porphyre en de stad Lessen;

Overwegende dat volgens de in het kader van het milieueffectenrapport overwogen faseringsalternatieven, de samenvoeging van de twee putten in geval van verwezenlijking van het recreatieproject "Snow Games" niet vóór 2070 zou plaatsvinden, maar wel vóór 2040, in het tegenovergestelde geval; dat in het onderzoek niet is geconcludeerd dat een uit milieu- en mobiliteitsoogpunt verkieslijk geacht alternatief tracé in de plaats zou kunnen komen van het tracé dat in het ontwerpplan wordt voorgesteld;

Overwegende dat artikel D.II.21, § 1, 2°, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, dat op 1 juni 2017 in werking is getreden, niet langer toestaat dat in het gewestplan een reserveringsomtrek wordt opgenomen, behalve om de ruimten te reserveren die nodig zijn voor de aanleg van wegen die deel uitmaken van het netwerk van de belangrijkste communicatie-infrastructuren; dat de aan te leggen wegomlegging niet dat statuut heeft en dat het voorgestelde tracé en de bijbehorende reserveringsomtrek dus niet langer in het gewestplan kunnen worden opgenomen; dat het gewestplan krachtens het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling geen ontwikkelingsmaatregelen meer kan bevatten;

Overwegende dat de in dit besluit bedoelde volgende documenten het niettemin mogelijk maken te garanderen dat de wegomlegging zal worden uitgevoerd, in het geval dat de exploitatie van de afzetting zou impliceren dat het betrokken baanvak van de "rue de la Loge" zou moeten worden verwijderd : - de overeenkomst van 19 december 2007 tussen de onderneming Carrières Unies de Porphyre, de onderneming "Snow Games" en de stad Lessen, die de volgende verplichtingen en verbintenissen bevat: - de ontneming van bestemming door de gemeente van de plaatselijke weg van de "rue de la Loge", op het gedeelte van zijn tracé tussen de "Chemin de Mons à Gand" en zijn kruispunt met de "rue de Gages", na, achtereenvolgens: 1. definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan om de onroerende goederen gelegen op de grondinneming van de weg en ten noorden van deze weg als ontginningsgebied in het gewestplan op te nemen;2. aanleg van een zuidelijke ringweg, volgens het vastgestelde tracé; - de overname door de vennootschap Carrières Unies de Porphyre van de financiering van de aanleg van de ringweg met een afmeting van twee rijstroken en een structuur die gelijkwaardig is aan die van de "rue de la Loge"; - de aanleg van de ringweg op terreinen die eigendom zijn van Carrières Unies de Porphyre en die binnen het ontginningsgebied liggen; - de overdracht aan de stad Lessen voor de symbolische euro van de weg en de bijbehorende grondinneming en de opneming ervan in het gemeentelijke wegennet; - de ontvangstbevestiging van de door de vennootschap ingediende aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning voor de aanleg van de rijweg, afgegeven op 23 september 2019 en waarbij het dossier volledig is verklaard; - het ministerieel besluit van 1 december 2020 houdende beslissing op het beroep tegen voornoemde beraadslaging van de gemeenteraad en houdende inwilliging van het verzoek tot opheffing en aanleg van het wegennet zoals aangegeven in de plannen (document A10, plannen: nr.

V-01, nr. V-02A, nr. V-02B, nr. V-02C), opgesteld door het bureau "ARCEA SCRL" op 25 juni 2019; - de lijst van goederen van de aanvrager, verstrekt door de FOD Financiën, waaruit blijkt dat hij eigenaar is van de onroerende goederen ten kadaster gekend als sectie C nrs. 27C2, 27B2, 27Z, 27Y, 28K, 28L, 260C, 63M, 65C, 70D, 70F en sectie B nrs. 1207C2, 1207D2, 1207 E2 en 1215Y waarop de aanleg van de ringweg is gepland, alsmede de schriftelijke verbintenis van 8 november 2019 waarbij de eigenaar van het kadastrale perceel sectie nr. 28M ermee instemt dit over te dragen aan de naamloze vennootschap Carrières Unies de Porphyre;

Overwegende dat in dit besluit geen andere specifieke bepalingen hoeven te worden opgenomen waarbij de herziening van het gewestplan Aat-Lessen-Edingenn definitief wordt aangenomen;

Inachtneming van de beginselen, van toepassing op de gewestplanherziening (artikel D.II.45) Overwegende dat, overeenkomstig artikel D.II.45 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, de opneming in het gewestplan van nieuwe bebouwingsgebieden in plaats van niet-bebouwingsgebieden, in de zin van artikel D.II.23 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, in overeenstemming moet zijn met de beginselen van ruimtelijke ordening die gericht zijn op een verdichting van de bebouwing; dat, wanneer deze nieuwe gebieden aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben, de opneming ervan bovendien moet worden gecompenseerd door een gelijkwaardige wijziging van een bestaand bebouwingsgebied of van een gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is, in een niet-bebouwingsgebied, dan wel door een andere door de Regering vastgestelde compensatie, zowel uit operationeel oogpunt als uit milieu- of energieoogpunt en uit het oogpunt van mobiliteit, waarbij met name rekening wordt gehouden met de gevolgen van het voor bebouwing bestemde gebied op de buurt;

Overwegende dat de opneming in het gewestplan van het in dit besluit bedoelde gebied van aanhorigheden van ontginningen niet onderworpen is aan de beginselen die van toepassing zijn op de herziening als bedoeld in artikel D.II.45, § 1 tot en met 3, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, aangezien ze onroerende goederen betreft die bestemd zijn als industriële bedrijfsruimte en bijgevolg reeds voor bebouwing bestemd zijn in het vigerende gewestplan;

Overwegende dat deze beginselen evenmin van toepassing zijn op de omvorming van een in het gewestplan opgenomen deel van een gebied met een bedrijfskarakter waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is, tot een industriële bedrijfsruimte, die tevens wordt beschouwd als een voor bebouwing bestemd gebied, in de zin van artikel D.II.23 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling;

Overwegende dat zij anderzijds van toepassing zijn op de omvorming van in het vigerende gewestplan opgenomen landbouwgebieden en groengebieden tot industriële bedrijfsruimte; dat zij wordt opgenomen ter vervanging van niet-bebouwingsgebieden die in de zin van artikel D.II.23 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, en derhalve onderworpen is aan de naleving van de beginselen van aangrenzen aan een bestaande bebouwingsgebied, compactheid van de bebouwing en compensatie voor de opneming van een nieuw bebouwingsgebied, neergelegd in artikel D.II.45 van het Wetboek van Ruimtelijke Ordening;

Overwegende dat de opneming in het gewestplan van een industriële bedrijfsruimte evenwel kan afwijken van het beginsel van artikel D.II.45, § 1, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, volgens hetwelk de op te nemen nieuwe bebouwingsgebieden die volgen op niet-bebouwingsgebieden aan een bestaand bebouwingsgebied moeten grenzen; dat dit beginsel in het onderhavige geval niettemin wordt geëerbiedigd;

Overwegende dat de nieuwe industriële bedrijfsruimte een compacte configuratie heeft en zich niet lineair ontwikkelt langs een weg, zoals voorgeschreven door artikel D.II.45, § 2, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling;

Overwegende ten slotte, dat alleen het deel van de industriële bedrijfsruimte dat in het vigerende gewestplan opgenomen is op onroerende goederen bestemd als landbouwgebied, met een oppervlakte van ongeveer 4,6 ha, en als groengebied, met een oppervlakte van ongeveer 1 ha, moet worden gecompenseerd;

Overwegende dat, overeenkomstig de bepalingen van artikel D.II.45, lid 3, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, de compensatie wordt uitgevoerd door de wijziging in een groengebied van onroerende goederen met een oppervlakte van 5,6 ha die in het vigerende gewestplan bestemd zijn als industriële bedrijfsruimte, ten noorden van de voormalige steengroeve van Tacquenier, die eigendom is van de onderneming Carrières Unies de Porphyre;

Overwegende dat, zoals hierboven is aangegeven, de ontmanteling van de spoorwegen pas kan plaatsvinden wanneer de nieuwe spoorweginfrastructuur van het multimodale platform operationeel is, met het risico dat de voortzetting van de activiteiten tegen die tijd in gevaar komt; dat deze ontmanteling, evenals de voorafgaande evacuatie van de porfiervoorraad, volgens het ingediende exploitatieproject binnen vijf jaar na de definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan zou moeten plaatsvinden;

Overwegende dat de opneming in het gewestplan van het nieuwe groengebied derhalve, zoals door de ontwerper van het milieueffectenrapport wordt aanbevolen, vergezeld gaat van een bijkomend voorschrift met betrekking tot de fasering van de ingebruikname ervan, in de zin van artikel D.II.21, § 3, 2°, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, teneinde de doeltreffendheid van de tenuitvoerlegging ervan te waarborgen; dat deze aan de Carrières Unies de Porphyre opgelegde verplichting inderdaad een verbetering van de kwaliteit van de bodem, die thans grotendeels kunstmatig is, mogelijk zal maken, hetgeen op lange termijn het herstel van de natuurlijke omgeving en de vorming van het landschap ten goede zal komen; dat zij ook beantwoordt aan de suggestie van de beleidsgroep "Leefmiilieu" om in het planologische compensatiegebied ruimten te ontwikkelen die het mogelijk maken de in de zuidelijke perimeter aanwezige soorten te huisvesten;

Samenvatting Overwegende dat het door de vennootschap Carrières Unies de Porphyre ingediende project voor de reorganisatie van de exploitatie van de afzetting en de installaties voor de verwerking en verzending van de producten samenvattend de herziening van het gewestplan Aat-Lessen-Edingen vereist met het oog op de opneming in het gewestplan : - als gebied van aanhorigheden van ontginningen, van onroerende goederen met een oppervlakte van 13,1 ha, bestemd als industriële bedrijfsruimte in het vigerende gewestplan tussen de steengroeve "Lenoir Emile en Vandevelde", in het noorden, de "rue de Gages", in het oosten, de "rue de la Loge", in het zuiden, en de "chemin de Mons à Gand", in het westen; - als industriële bedrijfsruimte, van onroerende goederen met een oppervlakte van 17,3 ha, opgenomen als gebied met een industrieel karakter waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is, met een oppervlakte van 11,7 ha, als landbouwgebied over ongeveer 4,6 ha en als groengebied van meer dan 1 ha op het vigerende gewestplan, tussen de spoorlijn Lessen-Bassily, in het noorden, de "chaussée Gabrielle Richet", in het noordoosten, de "boulevard Branquart" (RN57), in het zuiden, de gekanaliseerde Dender, in het westen, en de boerderij Bronchenne, in het oosten; - als groengebied, als planologische compensatie voor de opneming van een nieuw bebouwingsgebied, van onroerende goederen met een oppervlakte van +/- 5,6 ha, opgenomen als industriële bedrijfsruimte in het vigerende gewestplan, ten noorden van de voormalige steengroeve van Tacquenier; - van een bijkomend voorschrift, gemerkt "*S.88" op het nieuwe groengebied, betreffende de fasering van de ingebruikname ervan, zodat de sanering van de onroerende goederen kan worden uitgesteld met het oog op de praktische uitvoering ervan;

Overwegende dat de overige aanbevelingen in het milieueffectenrapport betrekking hebben op de installatie van technische apparatuur en speciale voorzieningen om de milieueffecten van het exploitatieproject te verminderen; dat deze maatregelen, die de ontwerper van het milieueffectenrapport toereikend acht in het licht van de stand van de kennis van het exploitatieproject, evenwel niet onder het gewestplan vallen en zullen worden bestudeerd in het kader van de afgifte van vergunningen na de definitieve aanneming van het plan;

Overwegende dat het derhalve aan de bevoegde overheden zal zijn om de maatregelen ter vermindering van de milieueffecten van de uitvoering van het plan vast te stellen en die maatregelen te monitoren om na te gaan of zij volstaan om onvoorziene negatieve effecten te verminderen en om alle correctieve maatregelen te kunnen nemen die zij passend achten;

Overwegende dat de milieuverklaring waarin artikel D.VIII.36 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling voorziet, bij dit besluit gevoegd is;

Besluit :

Artikel 1.De herziening van het gewestplan Aat-Lessen-Edingen met betrekking tot de opneming in het gewestplan: - van een gebied van aanhorigheden van ontginningen; - van een industriële bedrijfsruimte; - van een groengebied, als planologische compensatie wordt definitief aangenomen overeenkomstig de bijgevoegde plattegrond.

Art. 2.Het bijkomend voorschrift, gemerkt "**S.88 op het plan, is van toepassing is in het groengebied opgenomen op het gewestplan bij dit besluit: "De evacuatie van de porfiervoorraad en de ontmanteling van de spoorwegen aanwezig in het gebied zullen binnen vijf jaar na de definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan uitgevoerd worden. Zij zullen worden vastgesteld door de gemachtigde ambtenaar.

In geval van nalatigheid zullen de werken worden uitgevoerd door het Gewest op kosten van de vennootschap Carrières Unies de Porphyre".

Art. 3.De milieuverklaring die ingevolge artikel D.VIII.36 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling is vereist, is bij dit besluit gevoegd en maakt er volledig deel van uit.

Namen, 12 februari 2021.

De Minister van Ruimtelijke Ordening, W. BORSUS

Bijlage 1 : Milieuverklaring Milieuverklaring voor de definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan Aat-Lessen-Edingen met het oog op de opneming, op het grondgebied van de gemeente Lessen, van een gebied van aanhorigheden van ontginningen voor de exploitatie van een porfierafzetting tussen de groeven Lenoir Frères en Emile Lenoir en Vandevelde, van een industrieel bedrijfsgebied voor de aanleg van een multimodaal platform voor het vervoer van de ontgonnen materialen en van een groengebied als planologische compensatie Inleiding Deze milieuverklaring is vereist wegens artikel D.VIII.36 van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling. De milieuverklaring hoort bij het ministerieel besluit voor de definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan Aat-Lessen-Edingen met het oog op de opneming, op het grondgebied van de gemeente Lessen, van een gebied van aanhorigheden van ontginningen voor de exploitatie van een porfierafzetting tussen de groeven Lenoir Frères en Emile Lenoir en Vandevelde, van een industrieel bedrijfsgebied voor de aanleg van een multimodaal platform voor het vervoer van de ontgonnen materialen en van een groengebied als planologische compensatie Ze wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt en is toegankelijk via de website van het Departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van de Waalse Overheidsdienst Gebiedsbeleid Wonen Erfgoed Energie. De milieuverklaring is een samenvatting van de manier waarop de milieuoverwegingen werden opgenomen in het plan en waarop het milieueffectenverslag, de adviezen, bezwaren en opmerkingen in overweging werden genomen alsook de redenen van het plan of van het ontwikkelingsplan zoals aangenomen rekening houdende met de andere geplande redelijke oplossingen. De bezwaren en opmerkingen te berde gebracht in het openbaar onderzoek worden in detail beantwoord in het ministerieel besluit tot definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan.

Voor meer leesbaarheid wordt deze milieuverklaring opgedeeld in vier hoofdstukken: het eerste hoofdstuk gaat over de inhoud van de gewestplanherziening, het tweede over de chronologische volgorde van deze herziening, het derde gaat in op de milieuoverwegingen en het laatste legt de keuze uit voor het aangenomen plan, gelet op de overige overwogen redelijke oplossingen.

I. Inhoud van de gewestplanherziening De herziening van het gewestplan heeft betrekking op de opneming van : . een gebied van aanhorigheden van ontginningen, 13,1 ha groot, op onroerende goederen heden opgenomen als industriële bedrijfsruimte op het vigerend gewestplan tussen de steengroeve "Lenoir Emile et Vandevelde" in het noorden, rue de Gages, in het oosten, rue de la Loge, in het zuiden en de steenweg Bergen-Gent, in het westen om de exploitatie van de porfierafzetting tussen beide groeves mogelijk te maken; . een industriële bedrijfsruimte, 17,3 ha groot, op onroerende goederen opgenomen als als gebied met een industrieel karakter waarvan de inrichting aan een gemeentelijk overleg onderworpen is over 11,7 ha, als landbouwgebied over om en bij de 4,6 ha en als groengebied over 1 ha tussen de spoorlijn Lessen-Bassilly, in het noorden, de chaussée Gabrielle Richet in het noordoosten, de boulevard Branquart (RN57), in het zuiden, de gekanaliseerde Dender, in het westen, en de hoeve Bronchenne, in het oosten, om er de verwerkingsinstallatie voor porfier te vestigen en er een multimodaal platform aan te leggen voor het vervoer van de ontgonnen producten via de waterweg, de spoorweg en over de weg; en, als planologische compensaties: . een groengebied op onroerende goederen, 5,6 ha groot, bestemd als industriële bedrijfsruimte in het noordwesten van de voormalige steengroeve Tacquenier;

Het bijkomend voorschrift, gemerkt « *S.88 », blijft van toepassing in het groengebied, om een ontmanteling na te streven van de bestaande installaties, evenals de afvoer van de huidige voorraden, op termijn, met oog op de ontsluiting van een groengebied in feite als in rechte.

De procedure voor de herziening van het gewestplan is conform de artikelen 42bis tot 44 van het Waals Wetboek va Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Erfgoed en Energie (CWATUP), en sinds de inwerkingtreding van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, op 1 juni 2017, de procedure opgedeeld bij de daarin vervatte artikelen D.II.48, D.II.49, D.II.50, D.VIII.7, D.VIII.9, D.VIII.14 en 15, D.VIII.17 à 20, D.VIII.30, D.VIII.35 en 36.

Het voorontwerp van plan, aangenomen bij besluit van de Waalse Regering van 15 januari 2015, is onderworpen aan de maatregelen inzake overgangsrecht bepaald bij artikel D.II.65, § 2, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, volgens welke het voorontwerp geldt als voorlopige aanneming van het gewestplan en de compensaties. In dezelfde bepaling wordt voor het overige bepaald dat het milieueffectenonderzoek dat zich in de opstelfase bevond op de datum van inwerkingtreding van het nieuwe Wetboek, na afloop geldt als milieueffectenverslag.

II. Chronologie van de gewestplanherziening Op 6 december 2010 richtte de firma Carrières Unies de Porphyre een aanvraag aan de Waalse Regering houdende de opneming van een ontginningsgebied en een industriële bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Lessen, overeenkomstig artikel 42bis van het Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Erfgoed en Energie (CWATUP), dat toen van toepassing was.

Voordat de aanvraag aan de Waalse Regering werd voorgelegd, werd hij samen met het dossier ter informatie aan het publiek voorgelegd, overeenkomstig de artikelen D.29-5 en D.29-6 van Boek 1 van het Wetboek van Leefmilieu. De publieke informatievergadering vond in Lessen plaats op 26 oktober 2010. Op 30 november 2010 bracht de gemeenteraad van Lessen een gunstig advies uit op de aanvraag tot herziening van het gewestplan.

Bij besluit van 15 januari 2015 besliste de Waalse Regering het gewestplan Aat-Lessen-Edingen (blad 38/2) aan een herziening te onderwerpen en heeft zij het voorontwerp van plan aangenomen met het oog op de opneming op het gewestplan, op het grondgebied van de gemeente Lessen, van een ontginningsgebied voor de exploitatie van de porfierafzetting tussen de steengroeves Lenoir Frères en Emile Lenoir et Vandevelde, van een industriële bedrijfsruimte voor de aanleg van een multimodaal platform voor het vervoer van de ontgonnen producten, een reserveringsomtrek voor het herstel van de wegverbinding Lessen - Bois-de-Lessines en een groengebied als planologische compensatie.

Bij besluit van 9 juli 2015 heeft de Waalse Regering beslist een effectenonderzoek te laten uitvoeren met betrekking tot het voorontwerp van plan.

Overeenkomstig artikel 42bis van het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Erfgoed en Energie dat toen van toepassing was, koos de aanvrager het ingenieurskantoor voor de uitvoering van het effectenonderzoek voor het voorontwerp van herziening van het gewestplan Aat-Lessen-Edingen. Er werd gekozen voor de firma ARIES, erkend overeenkomstig genoemd Wetboek en Boek I van het Milieuwetboek.

Het effectenonderzoek, nu sedert de inwerkingtreding van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling op 1 juni 2017 het milieueffectenverslag genoemd, werd van bemerkingen suggesties voorzien vanwege de beleidsgroep Ruimtelijke Ontwikkeling op 27 april en 1 december 2017, vanwege de beleidsgroep Leefmilieu op 27 november 2017 en vanwege de adviesverlenende gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening en mobiliteit van Lessen op 29 november 2017, in het kader van de uitwerking ervan overeenkomstig artikel D.VIII.30 van genoemd Wetboek.

Het voorontwerp van plan, nu ontwerp-plan geworden luidens de bepalingen van artikel D.II.65, § 2, 1°, van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling, werd aan een openbaar onderzoek onderworpen van 30 mei tot 13 juli 2018 in de gemeente Lessen. Het openbaar onderzoek gaf aanleiding tot 7 bezwaren, in detail opgenomen in het ministerieel besluit waaraan huidige milieuverklaring is bijgevoegd en waarin de wijze wordt omschreven waarop zij in overweging zijn genomen.

De gemeenteraad van Lessen bracht op 27 augustus 2018 een gunstig advies uit over de herziening van het plan, onder het voorbehoud dat de omtrek van het groengebied dat als planologische compensatie is opgenomen in de omgeving van de voormalige Tacquenier groeve, herzien zou worden.

Op 31 oktober 2018 bracht de beleidsgroep Leefmilieu een gunstig advies uit over de kans die het ontwerp-plan op milieugebied biedt, voor zover gevolg wordt gegeven aan de aanbevelingen door de auteur van het milieueffectenrapport en genoemde beleidsgroep. Genoemd advies heeft als referte ENV.18.109.AV. De beleidsgroep Ruimtelijke Ordening bracht op 16 november 2018 een gunstig advies uit over het ontwerp-plan. Genoemd advies heeft als referte AT.18.91.AV. III. Overwegingen inzake leefmilieu 1. Biologische diversiteit - Fauna en flora In het milieueffectenverslag wordt ervan uitgegaan dat de gevolgen van de gewestplanherziening op de biodiversiteit niet verwaarloosbaar zijn. De nieuwe industriële bedrijfsruimte vertoont een aanzienlijke ecologische waarde, met planten- en diersoorten die als beschermd zijn gelabeld op de rode lijst voor het Waalse Gewest.

De site speelt eveneens een rol in de plaatselijke ecologische vermazing daar het als doorgangsgebied geldt tussen de drie zeer waardevolle biologische sites in de buurt van de gewestplanherziening (steengroeve Cosyns (n° 1821), steengroeve Lenoir (n° 1822) en voormalige steengroeve "du Mouplon et des Sarts" (n° 2127)) en de Dender.

De gevolgen van de herziening betreffen bijgevolg het verlies van beschermde soorten en de oprichting van fysische barrières die dier- en plantensoorten beperken in hun verplaatsingen tussen verschillende natuurlijke milieus, met name de drie biologisch zeer waardevolle sites en de Dender. Er zal een aanvraag tot afwijking dienen te worden aanvaard voor de afschaffing van de waargenomen beschermde soorten, overeenkomstig de artikelen 5 en 5bis van de wet op natuurbehoud.

De maatregelen die in het milieueffectenverslag worden overwogen beogen een heraanleg van de natuurlijke milieus die identiek zijn aan de milieus die verloren gaan bij de landschappelijke inrichtingen die worden opgelegd in het kader van de vergunningen, door een gepaste soortenkeuze en een gevarieerde samenstelling. De inlandse soorten dienen eveneens de voorkeur te krijgen en de harsachtigen te worden uitgesloten bij de aanlegmaatregelen in de nabije omgeving van de infrastructuren.

De auteur van het milieueffectenverslag geeft ook de aanbeveling om een bebost lint te vrijwaren langs de Dender zodat een ecologische verbinding ontstaat. Die aanbeveling wordt ondersteund door de beleidsgroep Leefmilieu, die erop aandringt dat een maximum bestaande natuurlijke beplanting in en om de betrokken omtrekken behouden blijft, vooral langs de Dender.

Deze gezamenlijke overwogen maatregelen vallen onder de vergunning.

De auteur van het milieueffectenverslag wijst eveneens op de aanwezigheid van een twintigtal bomen die te boek staan als opmerkelijke bomen aan weerszijden van de 'boulevard Branquart', recht tegenover de toegang die voorzien wordt voor de toekomstige industriële bedrijfsruimte. De aanleg van een rotonde op die plek voor de aanleg van een wegverbinding tot het multimodaal platform houdt de rooiing in van sommige van deze opmerkelijke bomen.

Dit besluit tot definitieve aanneming van de gewestplanherziening gaat er evenwel van uit dat er eveneens andere oplossingen tegen het licht dienen te worden gehouden met betrekking tot deze toegangsweg via het verstrekken van de vergunning om de gewenste aansluiting te verkrijgen.

Het nieuwe gebied van aanhorigheden van ontginningen vertoont geen kwaliteitsvolle milieus.

Na afloop van de uitbating van de afzetting en de ontginning van de installaties kan evenwel verwacht worden dat de opvullingen en rotsachtige onderlagen in dat gebied opnieuw gekoloniseerd worden, wat kan evolueren naar een zeer hoge biologische kwaliteit.

De deelname van de Carrières de Porphyre in het project « Life in Quarries » zal door de ingevoerde maatregelen ook een waarborg kunnen vormen voor een permanente beschikbaarheid van milieus die de ontwikkeling van de populaties tijdens elke ontginningsfase begunstigen. De beleidsgroep Leefmilieu verstrekt de aanbeveling dat er een globaal beheersplan voor het ecologisch net wordt aangenomen.

De auteur van het milieueffectenverslag is eveneens voorstander van een samenwerkingsverband met de gemeente, de leden van Action Nature en het natuurpark Pays des Collines voor een actief beheer van de betrokken milieus.

De verplaatsing van aarde, besmet met invasieve soorten, namelijk Japanse duizendknoop, in de zuidelijke omtrek, en buddleia in de noordelijke omtrek, zou ervoor kunnen zorgen dat zij zich verspreiden naar andere milieus. De beleidsgroep Leefmilieu verstrekt de aanbeveling dat in het kader van de vergunning bijzondere maatregelen worden genomen om uitzaaiing te voorkomen.

Rekening houdend met zijn grondinneming vertoont het groengebied als planologische compensatie geen bijzonder belang op biologisch vlak.

Het bijkomend voorschrift voor dit gebied, bepaald bij dit besluit, strekt ertoe dit groengebied op termijn daadwerkelijk effectief te maken. De ontmanteling van de installaties en de afvoer van de voorraden, aanwezig op de site, zullen ervoor zorgen dat de bodemkwaliteit erop vooruit gaat en het natuurlijk milieu er beter op wordt.

Dit voorschrift is eveneens een antwoord op de suggestie van de beleidsgroep Leefmilieu, die wenste dat de ruimtes die het leven dienen te ontvangen van de soorten, aanwezig in de zuidelijke omtrek, zouden worden aangelegd in dit planologische compensatiegebied.

Als dit niet zonder gevolgen is voor de plaatselijke biodiversiteit, blijft gewestplanwijziging evenwel toch zonder impact op de Natura 2000 locatie BE21005 "Vallées de la Dendre et de la Marq" of op de natuurreservaten in Lessen. 2. Bevolking 2.1. Menselijke activiteiten, w.o. land- en bosbouw De ruimtes vallend onder de gewestplanherziening zijn niet in een ruilverkavelingsomtrek gelegen.

Het milieueffectenverslag besluit dat de gewestplanherziening niet zonder gevolgen zal blijven voor de bosbouw, die afwezig is van de gebieden waar de bestemmingswijziging vastligt, en dat de effecten op de landbouw betekenisloos zullen zijn voor zover deze bestemmingswijzigingen van generlei impact zullen zijn door de ontneming aan hun bestemming van slechts 5 ha landbouwgebied met een zeer middelmatige pedologische kwaliteit en die eigendom zijn van Carrières Unies de Porphyre, heden niet meer bewerkt, of zij het ter bede.

Wat betreft de overige activiteiten, gaat het milieueffectenverslag ervan uit dat er geen enkel effect te verwachten valt op de toeristische, sportieve en sociaal-culturele uitrustingen, daar het gebied onderworpen aan dit industrieel project op een aannemelijke afstand daarvan gelegen is. Het rechtsstatuut van de trage RAVeL-verbinding is normalerwijze een vrijwaring voor iedere inneming of belemmering van de voortbeweging. 2.2. Leefkwaliteit en menselijke gezondheid 2.2.1. Geluidshinder Wat de geluidshinder betreft, legt het milieueffectenverslag de nadruk op het te verwachten kwaliteitsverlies in de geluidsomgeving in de nabijheid van de omtrek die het nieuwe tri-modale platform zal ontvangen en van de nieuwe verwerkingsinstallaties voor de ontgonnen gesteenten, wegens het ontstaan van nieuwe geluidsbronnen in deze omtrek en de noordelijke verlenging daarvan: het inladen van treinen en aken, vrachtverkeer op de N57, transportband over de Chaussée Gabrielle Richet en het industrieel proces voor de verwerking van het eigenlijk gesteente. Bijzonder getroffen zullen worden, de plaatsen "Chaussée Gabrielle Richet" en de RAVeL-weg langs de Dender, in de nabijheid van het nieuwe platform, evenals de onroerende goederen in de nabijheid van de put Lenoir, war de primaire verbrijzelaar zal worden verankerd.

Aanbevolen wordt, dat de nieuwe uitrustingen en installaties zo opgevat worden dat de akoestische hinder zoals ondervonden door de omwonenden, in het bijzonder de bewoners van de Chaussée Gabrielle Richet, gereduceerd wordt. De vestiging van de technische uitrustingen en de nodige inrichtingen valt evenwel niet onder planologie; dit is een materie voor toekomstige vergunningen en wordt behandeld in het kader van de daarvoor uitgevoerde effectenonderzoeken.

Het milieueffectenverslag voorziet evenwel in een gevoelige verbetering van de geluidsomgeving in de nabijheid van het nieuwe gebied van aanhorigheden van ontginningen en van het gebied voor planologische compensatie die in de nabijheid liggen van de verstedelijkte omgeving van Lessen daar het industrieel project van de Carrières Unies de Porphyre beoogt de huidige bronnen van geluidshinder weg te halen, namelijk de gesteente verwerkende installaties, de transportband voor de toevoer aan de huidige treinlaadplaats, de primaire verbrijzelaar en de voorraden en de daarmee verbonden vervoersbewegingen te verplaatsen.

Het milieueffectenverslag besluit dat de geluidseffecten, gelet op de herlokalisering van de installaties zoals beoogd in het ontwerp, verder van Lessen weg zullen komen te liggen, in een minder verstedelijkte omgeving. In deze conclusies wordt hij bijgetreden door de beleidsgroepen Leefmilieu en Ruimtelijke Ontwikkeling.

Wat nu de geluidshinder door vervoer van de productie betreft, besluit het milieueffectenverslag dat het opnieuw lokaliseren van de verwerkingsinstallaties ervoor zal zorgen dat reiswegen zullen worden gebruikt waarbij het Lessense stadscentrum en de Chaussée Victor Lampe ontweken zullen worden. 2.2.2. Lucht Hier geldt als hoofdzakelijk effect het risico dat stof door de uitbating zich verder verspreidt. De conclusies uit het geluidshinderonderzoek zijn ter zake ook van toepassing, daar stofbronnen (verwerkingsinstallaties verbrijzelaars, zeefinstallaties enz.) verhuisd worden naar een minder verstedelijkte omgeving.

De zuiver ontginningsgerelateerde activiteiten die in het nieuwe gebied van aanhorigheden van ontginningen gevestigd zullen worden kunnen in het kader van de toekomstige vergunning onderworpen worden aan maatregelen ter verdringing van stofverspreiding (boringen van mijngaten en mijnschoten, zware afgraaftuigen, storten van gesteenten in vrachtwagenbakken enz). Dergelijke maatregelen, aanbevolen in het milieueffectenverslag, worden in het algemeen aangenomen en hebben hun nut bewezen.

Wat nu stofemissies door rijdend vrachtverkeer voor productievervoer betreft, komt het milieueffectenverslag tot dezelfde conclusies als die, welke werden geuit voor geluidshinder. 2.2.3. Trillingen Luidens het milieueffectenverslag wordt de hinder die omwonenden ondervinden van de uitbating van de groeve bij het houden van mijnschoten beperkt daar deze mijnschoten voorzien zullen zijn op een bepaald uur, één of twee keer per week. In de toekomstige vergunningen zullen de voorwaarden worden vastgesteld waaraan de mijnschoten zullen moeten voldoen om de ontstane hinder te beperken. 2.3. Mobiliteit Wat de personenmobiliteit betreft, besluit het milieueffectenverslag dat de afschaffing van een straatdeel in de rue de la Loge en de aanleg van een ringweg tussen deze straat en de Chaussée Gabrielle Richet voor de bewoners van de rue de Gages (een vijftigtal woningen) en in mindere mate voor de bewoners van Bois-de-Lessines en de rue de la Loge een wegomleiding zal inhouden om zich naar het Lessens stadscentrum te begeven die onvermijdelijk zullen zorgen voor langere verplaatsingen en reistijden, wat in het bijzonder nadelig is voor trage verplaatsers als fietsers en voetgangers.

De effecten voor de verplaatsingen over langere afstand of doorreizen, die meestal met de personenwagen gebeuren, zullen dan weer veel beperkter zijn.

Dit besluit gaat ervan uit dat een bepaald aantal akten die los staan van de definitieve aanneming van de gewestplanherziening voldoende waarborgen zullen inhouden voor de daadwerkelijke uitvoering, op kosten van de Carrières Unies de Porphyre, van deze omleiding, in het geval dat de uitbating van de afzetting de afschaffing van dit baanvak van de rue de la Loge zou inhouden en dat er in het kader van de herzieningsprocedure geen enkele andere bijkomende bepaling hoeft genomen ter garantie van de daadwerkelijke omzetting. Het betreft volgende elementen : - de overeenkomst van 19 december 2007, verleden tussen de firma Carrières Unies de Porphyre, de firma "Snow Games" en de stad Lessen, bevattende volgende verplichtingen en verbintenissen: * ontneming aan zijn bestemming, door de gemeente, van de buurtweg rue de la Loge, over het deel van zijn tracé tussen de steenweg Bergen-Gent en zijn kruising met de rue de Gages na achtereenvolgens: 1. de definitieve aanneming van de herziening van het gewestplan tot opneming van de onroerende goederen gelegen op de weginneming en benoorden ervan als ontginningsgebied;2. de aanleg van een omleiding via het zuiden, volgens vastgesteld tracé; * de overname van de financiering door de firma Carrières Unies de Porphyre van de aanleg van de omleiding met een breedteprofiel berekend op twee rijbanen en structuur evenwaardig aan die van de rue de la Loge; * de aanleg van de omleiding op gronden die eigendom zijn van de firma Carrières Unies de Porphyre en gelegen in de ontginningsomtrek; * de afstand aan de stad Lessen, voor een symbolische euro, van de weg en de dienovereenkomstige grondinneming en de opneming ervan in het gemeentelijk wegennet; - de ontvangstbevestiging van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning ingediend door de firma voor de wegaanleg, verstrekt op 23 september 2019, en waarin het dossier wordt verklaard volledig te zijn; - het ministerieel besluit van 1 december 2020 tot beslissing op beroep tegen de beraadslaging en het besluit van voornoemde gemeenteraad en tot aanvaarding van de aanvraag tot afschaffing en aanleg van de weg zoals kenbaar gemaakt op de plannen (Document A10, plannen : N° V-01, N° V-02A, N° V-02B, N° V-02C) opgemaakt door ingenieurskantoor ARCEA SCRL, d.d. 25 juni 2019; - de lijst van de goeden van de aanvrager, verstrekt door FOD Financiën, waaruit blijkt dat hij eigenaar is van de onroerende goederen bij het kadaster gekend sectie C nr.27C2, 27B2, 27Z, 27Y,28K, 28L, 260C, 63M, 65C, 70D, 70F en sectie B nr. 1207C2, 1207D2, 1207 E2 en 1215Y, waarop de aanleg voorzien is van de omleiding, evenals de schriftelijke verbintenis van 8 november 2019 waarbij de eigenaar van het perceel bij het kadaster gekend sectie nr. 28M ermee instemt dit af te staan aan de naamloze vennootschap Carrières Unies de Porphyre;

Het milieueffectenverslag legt eveneens de nadruk op de duidelijk in de tijd afgebakende onderbreking van het verkeer op de Chaussée Gabrielle Richet bij de afvoer van de productie van de Carrières Unies de Porphyre via het spoor; rekening houdend met het aantal voorziene treinbewegingen wordt de sluiting van de spoorovergang evenwel maar drie keer per dag activiteit voorzien.

Er wordt verwezen naar het ministerieel besluit voor de gedetailleerde antwoorden op de bezwaren te berde gebracht bij het openbaar onderzoek, en betreffende infrastructuur en mobiliteit. 3. Materiële goeden - bebouwd kader a.Trillingen Het milieueffectenverslag erkent dat de trillingen die zullen ontstaan bij mijnschoten te verrichten in het nieuwe gebied van aanhorigheden van ontginningen dreigen de stabiliteit van de meest nabij gelegen gebouwen aan te tasten, in het bijzonder bij naderen van het houwfront. Daarbij wordt evenwel aangestipt dat deze gevolgen hoofdzakelijk afhangen van de hoeveelheid afgehouwen gesteente en de hoeveelheid gebruikte explosieven, dat aanbevolen wordt deze te minderen naar gelang de mijnschoten dichter bij de bewoners komen. Er wordt eveneens aanbevolen, systematisch in de meting van de trillingen te voorzien in het gebouw dat het dichtst bij de uitbating ligt. In de toekomstige vergunningen zullen de voorwaarden moeten worden vastgelegd waaraan de mijnschoten zullen moeten voldoen om het risico op aantasting van de gebouwen die het dichtst bij de uitbating gelegen zijn, te beperken. b. Waardeverlies vastgoed Sommige bewoners van de Chaussée Gabrielle Richet opperen dat hun goeden mogelijks waardeverlies zullen lijden, waarbij ze betreuren dat geen enkele maatregel dit komt in te dekken. Aangestipt dient te worden dat het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling geen andere bepalingen inhoudt dan die, met betrekking tot het schadeloos stellen van minderwaarde in de stedenbouw wegens sommige, welomschreven, bestemmingswijzigingen, en met bepaling van de nadere regels; dat in deze de woningen in de rue Richet, sinds de opmaak van het gewestplan Aat-Lessen-Edingen in 1986, gelegen zijn in een gebied bestemd voor groeve-ontginningen en bijgevolg geen minderwaarde lijden in de zin van genoemd Wetboek en dat zij voor het overige reeds binnen in de omtrek van de uitbating van de Carrières Unies de Porphyre, vastgesteld bij de vergunning verstrekt op 6 mei 2002, gelegen zijn.

Daarenboven dient vastgesteld dat de gronden vallend onder huidige gewestplanherziening die het dichtst bij de woningen van de rue Richet gelegen zijn, sinds de opmaak van het gewestplan, opgenomen zijn als gebied voor activiteiten met een industrieel karakter, wat de risico's voor een waardedaling van de omgevingsgoederen wegens de gewestplanherziening aanzienlijk relativeert. 4. Cultureel erfgoed 4.1. Architecturaal cultureel erfgoed Een kapelletje, opgenomen in de inventaris van het Belgisch monumentaal erfgoed, is aanwezig binnen de omtrek van de toekomstige industriële bedrijfsruimte bestemd voor de oprichting van het multimodale platform. Het project dat aan de basis ligt van deze herziening van het gewestplan maakt het echter mogelijk het te bewaren.

Het voorontwerp heeft geen gevolgen voor de hoeve van Bronchenne, die grenst aan de zuidelijke omtrek en is opgenomen in de inventaris van het Waals monumentaal erfgoed.

De beschermde goederen, de uitzonderlijke goederen en andere goederen die zijn opgenomen in de inventaris van het monumentale erfgoed, die zijn geïdentificeerd buiten de omtrekken waarop de herziening van het gewestplan betrekking heeft, bevinden zich op enkele honderden meters van deze omtrekken en zijn er visueel van gescheiden zodat de herziening geen gevolgen heeft voor deze goederen. 4.2. Archeologisch erfgoed In de inventaris van de Waalse archeologische sites wordt melding gemaakt van een hoeve binnen de omtrek van de industriële bedrijfsruimte die bij dit ministerieel besluit is opgenomen, maar de ligging ervan is niet precies bekend. Het advies van de Regering zal vereist zijn tijdens de procedure voor het verstrekken van de vergunning, overeenkomstig de bepalingen van het Erfgoedwetboek en het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling. 5. Landschap Volgens het milieueffectenrapport wordt het nieuw gebied van aanhorigheden van een ontginning op lange en middellange afstand over het algemeen weinig waargenomen.Indien de bestaande beboste gebieden binnen en in de nabije omgeving goed worden bewaard, zoals voorzien in het project van de Carrières Unies de Porphyre, zal de site weinig zichtbaar blijven, vooral omdat de bestaande hoge elementen (zevenfabriek) zullen verdwijnen. Het belangrijkst zichtbare element zal de merloen langs de steenweg Bergen-Gent zijn, die echter kan bijdragen tot de omvorming van het bestaande industriële landschap tot een groener landschap. Het landschap van het noordelijk deel van die omtrek zal weinig gewijzigd worden, aangezien de in dit gebied aanwezige elementen bewaard zullen blijven.

De toekomstige industriële bedrijfsruimte is daarentegen zichtbaar, zowel op korte als op lange afstand. Aan de kant van de Dender en de steenweg Gabrielle Richet zal de merloen die rond het gebied voorzien is de visuele impact van de nieuwe installaties en voorraden verminderen, waarvan de hoogte het belangrijkste impactbepalende element op landschappelijk vlak zal zijn. De laadinstallaties voor duwbakken in het westen en de luchttransportband in het oosten, die zich buiten de omtrek van de merloen bevinden, zullen bijzonder zichtbaar blijven. Een kwalitatieve behandeling van die elementen, zoals aanbevolen in het milieueffectenrapport, zal de integratie ervan in het landschap verbeteren.

De verwijdering van opmerkelijke bomenrijen langs de boulevard Branquart om de aanleg van een rotonde voor de toegang tot de site mogelijk te maken, zou een heel aanzienlijke landschappelijke impact hebben. In dit besluit wordt aanbevolen om te streven naar een veilige maar minder belastende verbindingsweg, in het kader van de procedure voor het verstrekken van vergunningen volgend op de herziening.

De omleidingsweg maakt deel uit van een open landschap. Het zal een breuk in het bestaande landschap doen ontstaan, vooral als het vergezeld gaat van een verlichtingssysteem. Deze perceptie zal afnemen naarmate het gebied van aanhorigheden van een ontginning, waarvoor reeds een vergunning is afgegeven in 2006, geleidelijk ten uitvoer wordt gelegd. De rijweg zal dan verschijnen op het grensvlak tussen de merloen van dit gebied bestemd voor ontginning en het open akkerlandschap. Het profiel van de rijweg en de inrichtingen die daarbij moeten worden aangebracht, vallen onder de vergunningen en niet onder deze herziening.

De omtrekken met een landschappelijke waarde en de uitzonderlijke vergezichten, die zowel in het gewestplan zijn opgenomen als door ADESA zijn geregistreerd, worden door de herziening van het gewestplan niet getroffen. 6. Bodems De bodems van de noordelijke omtrek, waar het nieuwe gebied van aanhorigheden van ontginningen gevestigd zal worden, en de bodems van het groengebied opgenomen als planologische compensatie zijn volledig verhard en onbruikbaar, in hun huidige staat, voor landbouw. De bodems in de zuidelijke omtrek, waar het multimodaal platform zal komen te liggen, bestaan deels uit opgevulde of herschikte bodems met een kwaliteit die volledig afhangt van de aangebrachte materialen. De natuurlijke bodems in deze omtrek hebben een globaal middelmatige agronomische waarde en zijn geschikter voor beweiding dan voor bewerking. De bodems van het zuidelijke derde van het gebied lijden onder watertoevloed en zijn ongeschikt voor landbouw. De beste bodems bevinden zich in de noordelijke 2/3 van de omtrek maar hebben voor de regio standaardwaarden.

De smalle strook die voorheen als groengebied was bestemd aan de Denderrand zijn bodems onderhevig aan menselijk ingrijpen met een slechts middelmatige geschiktheid voor landbouw.

De effecten van de gewestplanherziening op de bodems zullen bijgevolg bestaan uit: - het wegschrapen van de bodem in het gebied van aanhorigheden van ontginningen waarvan de onderliggende afzetting uitgebaat zal worden.

Het betreft een niet reduceerbaar resteffect; - de gedeeltelijke verharding van de bodems in de nieuwe industriële bedrijfsruimte wegens de vestiging van verscheidene materiaalverwerkings- en -laadinstallaties en de aanwezigheid van steenhopen.

Er dient ook bemerkt, dat de wijziging van het gewestplan uit zichzelf maar een gering verlies aan landbouwgronden tot gevolg zal hebben, daar de beste gronden op het initieel, op 17 juli 1986 aangenomen, gewestplan reeds bestemd werden als na overleg tot stand gekomen inrichtingsgebied terwijl de voorheen als landbouwgebied opgenomen percelen werden opgevuld of ongeschikt zijn voor landbouw. - de verbetering van de bodemkwaliteit in het compensatiegebied na afvoer van de voorraden en wegname van de sporen.

De omleiding die wegens de gewestplanherziening tot stand zal komen wordt uitgevoerd op arealen waarvan de agronomische waarde tussen middelmatig en goed schommelt. Naar de maatstaf van de regio zijn het gewone gronden, op het gewestplan reeds opgenomen als gebied van aanhorigheden van ontginningen en dus reeds landbouwonwaardig.

Voor het overige zijn alle gebieden die onderworpen zijn aan de gewestplanherziening blootgesteld aan een hoog risico op bodemerosie door waterinwerking, waarbij eventueel modderstromen kunnen ontstaan wegens de afgeschraapte bodems of afgevlakte gronden. Daar waar de grond blootligt kan er tevens, in droge periodes, een risico op winderosie bestaan. De auteur van het milieueffectenverslag stelt uitbatingsmaatregelen voor.

Er worden door de voor het onderzoek aangewezen instantie eveneens aanbevelingen gedaan voor de sanitaire kwaliteit van de grond en de materialen gebruikt voor de omleiding en de aanleg van de industriële bedrijfsruimte, evenals om te voorkomen dat potentieel bodemverontreinigende producten accidenteel over de grondoppervlakte terechtkomen. 7. Water a.Grondwater Volgens het milieueffectenverslag zullen het afgraven en ontginnen in de omtrek, heden opgenomen als industriële bedrijfsruimte op het vigerend gewestplan, een verlaging veroorzaken in de bovenlaag van het grondwater, met beperkte gevolgen wegens het gering belang van deze grondwatervolumes.

De dichtstbij gelegen put, gelegen op om en bij de 250 m ten westen van het afgegraven talud zou geen gevolgen moeten ondervinden van de afkalving wegens de ontginningsactiviteit.

Voor de auteur van het milieueffectenverslag gaat de uitvoering van het gewestplan het bestaand hydrogeologisch stelsel niet wijzigen of de volumes opgepompt water niet gevoelig verhogen. Hij stelt voor om het opgepompt water zoveel mogelijk te hergebruiken en de accidentele vervuilingen van de grondwaterlaag te voorkomen. De desbetreffende maatregelen vallen niet onder de gewestplanherziening.

De belangrijkste verharding van de delen van de toekomstige industriële bedrijfsruimte, heden opgenomen als landbouwgebied en groengebied op het vigerend gewestplan, zou een impact kunnen inhouden op de bevoorrading van de bovenlaag van het grondwater. Het milieueffectenverslag gaat er evenwel van uit dat de betrokken oppervlakte klein is en dat de inrichtingsmaatregelen voor de drainering van de gronden in het kader van de vergunning genomen kunnen worden.

Het gebied van planologische compensatie door omvorming tot groengebied zal er dan weer voor kunnen zorgen dat het water via natuurlijke infiltratie in de bovenlaag van het grondwater insijpelt. b. Oppervlaktewater Het milieueffectenverslag gaat ervan uit dat het omleggen van de beek 'de Ligne' dat nodig is voor de aanleg van de toegang tot het multimodaal platform als gevolg van de gewestplanherziening tegelijk het overstromingsrisico in de nieuwe industriële bedrijfsruimte zal opheffen. Uit het openbaar onderzoek blijkt dat sommige bezwaarindieners vrezen dat de toename van de verharde bodems, samen met een wijziging in het tracé van de beek 'de Ligne' stroomopwaarts een hoger overstromingsrisico inhoudt. In het milieueffectenverslag wordt aanbevolen om de kanalisering voor het nieuwe tracé van de beek (en de doorboring onder de nieuwe toegangsweg tot de site) in dimensie af te stemmen op hoogwater met een terugkeerrisico van eens in de 100 jaar om ieder overstromingsrisico te voorkomen. Deze technische inrichtingen dienen in het kader van de vergunning te worden overwogen.

Ter hoogte van het nieuwe gebied van aanhorigheden van ontginningen zal het afvloeiend hemelwater voor een groter deel in de ontginningsput terechtkomen. Het milieueffectenverslag wijst erop dat dit water dan gedurende de uitbatingsperiode opgepompt zal worden en afgevoerd worden naar het net van waterlopen om het watervlak, na afloop van de uitbating, te bevoorraden. 8. Klimaatfactoren Volgens ramingen in het milieueffectenverslag zorgen de ingebruikname van het multimodaal platform, overwogen bij deze herziening, en de daardoor mogelijk gemaakte omslag naar vervoer via spoor en waterweg een verlaging van de CO2-productie met 13 % per ton vervoerde producten daar de CO2-emissies toe te schrijven aan het vervoer via spoor en waterweg aanzienlijk lager zijn dan bij het vervoer via wegverkeer. Desalniettemin verhoogt de CO2-productie, rekening houdend met een verhoging van de productie naar 2 miljoen ton, zoals overwogen in het exploitatieproject, met 22 % vergeleken bij wat nu het geval is.

Daarbij dient eveneens bemerkt dat de brandstof die in de binnenscheepvaart wordt gebruikt meer zwaveldioxide uitstoot.

De modernisering van de verwerkingsinstallaties zou dan weer gepaard moeten gaan met een gevoelige vermindering van gasolie, wat een vermindering van de CO2-emissies inhoudt. 9. Interacties tussen de verschillende factoren Het milieueffectenverslag wijst erop dat de effecten in verband met de ontginningsactiviteit cumulatief zijn en een rechtstreeks effect sorteren op de nabije leefomgeving, zowel door de ontginning van het gesteente en de verwerking ervan als door het zwaar vrachtverkeer voor het vervoer. De nadruk wordt daarin evenwel niet gelegd op bijzondere interacties tussen de effecten die in de huidige milieuverklaring worden vernoemd.

In huidig geval zal de uitvoering van het gewestplan, zoals gewijzigd, als gevolg hebben, een herlokalisering van de installaties voor de verwerking van het ontgonnen gesteente, van de uitrustingen voor het vervoer van deze grondstoffen en de vervoersbewegingen voortvloeiend uit de activiteit van de Carrières Unies de Porphyre waarvan de groei overwogen wordt met als gevolg een verplaatsting van de milieueffecten.

Het milieueffectenverslag legt aldus de nadruk op de verwachte achteruitgang van het leefmilieu in de nabije omgeving van de omtrek waar het nieuwe trimodaal platform zal komen te liggen en waar de nieuwe verwerkingsinstallaties voor het ontgonnen gesteente gevestigd zullen worden, onder aanduiding van een bepaald aantal maatregelen die onder de toekomstige vergunningen zullen vallen om de resteffecten van de gewestplanherziening sterk in te perken.

Er wordt aan de andere kant ook gewezen op een gevoelige verbetering van het leefmilieu in de nabijheid van het nieuwe gebied van aanhorigheden van ontginningen en van het gebied voor planologische compensatie die dichtbij het Lessens stadsweefsel gelegen zijn. Het bijkomend voorschrift, toegepast op het grondgebied dat bij dit besluit is opgenomen als planologische compensatie zal in het bijzonder ervoor zorgen dat de omschakeling op middellange termijn daadwerkelijk wordt.

Uit voorgaande elementen, voortvloeiende uit de conclusies van het milieueffectenverslag, blijkt dat de gewestplanherziening een poistieve balans op leefmilieugebied oplevert wat betreft de lokale effecten, daar deze zich verplaatsen van het Lessens stadscentrum naar een minder verstedelijkte omgeving.

IV. Andere overwogen redelijke oplossingen Het milieueffectenverslag heeft geconcludeerd dat er geen enkel ander alternatief inzake lokalisering of afbakening de voorkeur verdiende ten opzichte van de gebieden waarvoor gekozen is in het ontwerp-plan op 15 januari 2015 aangenomen door de Waalse Regering voor de aanleg van een multimodaal platform dat met een nieuwe ligging een hertekening van de reiswegen en de omslag naar andere transportmodi mogelijk maakt en voor de uitbating van de afzetting waarvan het bestaan op deze plaats bevestigd is.

De opheffing zoals voorzien van een baanvak van de rue de la Loge is ook niet in vraag gesteld, noch is een alternatief tracé voorgesteld voor de omleiding die in de plaats van deze opheffing komt.

Er werden daarentegen twee afbakeningsalternatieven voorgesteld voor het groengebied dat als altenatieve compensatie in aanmerking is gekomen in de nabije omgeving van de voormalige steengroeve Tacquenier, onder overwogen uitsluiting van een explosievenvoorraad uit de omtrek voorgesteld door huidig plan.

Deze alternatieven en de adviezen en bezwaren waarvan ze het voorwerp waren werden in dit besluit ruimschoots omschreven.

Samenvattend werd met volgende elementen rekening gehouden: - Het eerste alternatief als voorgesteld kreeg een ongunstig advies van de beleidsgroep Ruimtelijke Ordening, rekening houdend met zijn configuratie en zijn excessief geachte oppervlakte.

Dit besluit is er voor het overige van uitgegaan dat de configuratie van genoemd alternatief, dat op geen enkele tastbare grens steunt, op het gewestplan geen enkele onbetwistbare voorstelling mogelijk maakte en dat de uitvoering op termijn van een werkelijk groengebied dat zowel in feite als in rechte een compensatie vormt niet gegarandeerd was daar de ontmanteling van de daarin vervatte installaties niet te overwegen valt; - het tweede alternatief, dat gedeeltelijk een gemeentelijk overleggebied inhoudt, wordt door de gemeenteraad van Lessen niet gewenst daar hij acht dat die ruimte bij het stadscentrum en het station, aan de kant van een uitgeruste weg, goed gelegen is voor bewoningsdoeleinden. Dit besluit is het met dat advies eens ten overstaan van de principes verwoord inzake structurering van het grondgebied via het op 27 mei 1999 aangenomen ruimtelijk ontwikkelingsplan; - het bestaan van een klein gebouw voor de opslag van explosieven vorm geen bijzondere dwingende factor voor de opneming van een groengebied op de betrokken onroerende goederen; - het is vergund tot in 2035, via een vergunning verstrekt op 6 juni 2015 en de gemeentelijke adviescommissie inzake ruimtelijke ordening heeft de wens uitgedrukt dat het elders wordt gevestigd na afloop van de vergunning gelet op de nabijheid met gebieden bestemd voor bewoning; - het bevat enkel nog resten van schoten en een kleine voorraad; - de onroerende goederen waarop het gevestigd is blijven de eigendom van Carrières Unies de Porphyre en zijn niet toegankelijk voor het publiek; - de extreem kleine oppervlakte ervan vormt geen gevaar voor de daadwerkelijke uitvoering van het toekomstig groengebied;

Bijgevolg beperkt dit besluit zich tot de afbakening van het gebied voorgesteld door het ontwerp-plan, bij dit besluit bevestigd in het kader van de definitieve aanneming van de gewestplanherziening.

In het besluit wordt niettemin rekening gehouden met de aanbeveling gedaan door de auteur van het milieueffectenverslag en wordt een bijkomend voorschrift overwogen waarbij de daadwerkelijke uitvoering van het groengebied met vijf jaar kan worden uitgesteld te rekenen van de definitieve aanneming van de gewestplanherziening, om ervoor te zorgen dat de installaties ter plaatse kunnen blijven voortbestaan totdat de vervangende installaties in verband met het multimodale platform operationeel zijn.

Namen, 12 februari 2021.

W. BORSUS, De Minister van Ruimtelijke Ordening

^