Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 12 juli 2004
gepubliceerd op 16 november 2004

Ministerieel besluit betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004036572
pub.
16/11/2004
prom.
12/07/2004
ELI
eli/besluit/2004/07/12/2004036572/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 JULI 2004. - Ministerieel besluit betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector


De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op artikel 55 tot en met 58;

Gelet op het decreet van 3 maart 2004 inzake de subsidiëring van meer duurzame landbouwproductiemethoden en de erkenning van centra voor meer duurzame landbouw, inzonderheid op artikel 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 14;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2003 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse Regering, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 29 augustus 2003, 24 oktober 2003 en 18 februari 2004;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 4 juni 2004 betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 1 juni 2004, Besluit :

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° het besluit : het besluit van de Vlaamse Regering van 4 juni 2004 betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector;2° de afdeling : de afdeling Duurzame Landbouw van de administratie Land- en Tuinbouw.

Art. 2.De personen, bedoeld in artikel 2, § 1, 1°, 2° en 3°, van het besluit, bewijzen hun beroepsactiviteit door het BTW-nummer te vermelden van het bedrijf waarin zij hun landbouwactiviteit uitoefenen.

Voor de personen, bedoeld in artikel 2, § 1, 4°, van het besluit, volstaat een verklaring van de werkgever.

De personen, bedoeld in artikel 2, § 1, 6°, van het besluit, moeten minstens een actief bijenvolk bezitten.

Art. 3.Starterscursussen type A als bedoeld in artikel 4, 1°, a), van het besluit moeten minstens het programma omvatten dat als bijlage I bij dit ministerieel besluit gevoegd is.

Art. 4.Starterscursussen type B als bedoeld in artikel 4, 1°, b), van het besluit moeten minstens het programma omvatten dat als bijlage II bij dit ministerieel besluit gevoegd is.

Art. 5.Bij de keuze van het stagebedrijf mag het algemeen centrum geen bedrijf voorstellen waar de stagiair reeds landbouwactiviteiten uitoefent of uitgeoefend heeft als bedrijfsleider, medewerkend gezinslid, zelfstandig helper, werknemer of zaakvoerder.

Art. 6.Enkel een algemeen of gewestelijk centrum mogen opleidingen organiseren over de volgende onderwerpen : 1° bewaring en verwerking van land- en tuinbouwproducten;2° economische, fiscale en juridische thema's;3° de landbouw in andere landen.

Art. 7.Bij de berekening van de subsidie van cursussen kunnen afwezigheden wegens ziekte beschouwd worden als een aanwezigheid, mits een doktersattest wordt voorgelegd en de deelnemer minstens 75 % van de uren effectief aanwezig geweest is.

Art. 8.Het minimaal vereiste aantal deelnemers, bedoeld in artikel 14 van het besluit, wordt teruggebracht tot zes voor opleidingen die bestemd zijn voor de sector van de biologische landbouw.

Art. 9.Om het jaarprogramma in te dienen, bedoeld in artikel 34 van het besluit, maken de centra gebruik van het formulier dat als bijlage III bij dit ministerieel besluit gevoegd is.

Art. 10.De centra moeten voor de melding van de naschoolse vormingsactiviteiten, bedoeld in artikel 4 van het besluit, met uitzondering van de stages, gebruikmaken van het aanvraagformulier dat als bijlage IV bij dit ministerieel besluit gevoegd is.

Voor de melding van de stages moet gebruikgemaakt worden van het aanvraagformulier dat als bijlage V bij dit ministerieel besluit gevoegd is.

De voornoemde aanvraagformulieren moeten minstens tien werkdagen voor de aanvangsdatum van de vormingsactiviteit bij de afdeling toekomen.

De postdatum of de afgiftedatum bij de afdeling geldt als bewijs.

De afdeling beslist over het al of niet principieel goedkeuren van de vormingsactiviteit overeenkomstig de voorwaarden van dit ministerieel besluit.

Tegen een negatieve beslissing kan op straffe van onontvankelijkheid binnen een termijn van tien werkdagen die volgen op de datum van de betekening met een aangetekende brief beroep worden ingesteld bij de minister.

Art. 11.Wijzigingen van gemelde vormingsactiviteiten zijn alleen toegestaan als ze tijdig bij de afdeling meegedeeld worden, degelijk gemotiveerd worden en de organisatie van controles ter plaatse niet bemoeilijken. Als door onvoorziene omstandigheden een activiteit verplaatst wordt, dan moeten ter plaatse de nodige aanwijzingen worden aangebracht om het de controleur van de afdeling mogelijk te maken de nieuwe locatie te vinden.

Art. 12.Binnen vier maanden na afloop van de naschoolse vormingsactiviteiten, bedoeld in artikel 4 van het besluit, en uiterlijk op 31 oktober van het werkjaar dat volgt op de aanvang van de vormingsactiviteit, dient het centrum een schuldvordering in bij de afdeling.

Hiertoe moeten de centra voor de naschoolse vormingsactiviteiten, bedoeld in artikel 4 van het besluit, met uitzondering van de stage, gebruikmaken van het formulier dat als bijlage VI bij dit ministerieel besluit gevoegd is.

Voor de stage moet gebruikgemaakt worden van het formulier dat als bijlage VII bij dit ministerieel besluit gevoegd is.

Art. 13.Van elke cursus houdt het centrum een administratieve map bij die bestaat uit een aantekenlijst van de lesgevers, een deelnemerslijst en een aanwezigheidslijst. Hierbij moet gebruikgemaakt worden van de formulieren die als bijlage VIII bij dit ministerieel besluit gevoegd zijn.

Tijdens de lestijden moet de administratieve map in het leslokaal aanwezig zijn.

De aanwezigheidslijst wordt voor het einde van het eerste lesuur ingevuld.

Het centrum stuurt deze formulieren samen met de schuldvordering naar de afdeling.

Art. 14.Bij de inrichting van cursussen moeten de deelnemers ter plaatse in het bezit gesteld worden van geschikte documentatie over het te behandelen onderwerp.

Art. 15.Na afloop van de naschoolse vormingsactiviteiten, bedoeld in artikel 4 van het besluit, met uitzondering van de stage, stuurt het centrum, samen met de schuldvordering, een door de lesgever ondertekend verslag met verzoek om uitbetaling naar de afdeling.

Hierbij moet gebruikgemaakt worden van het formulier dat als bijlage IX bij dit ministerieel besluit gevoegd is.

Art. 16.Na afloop van de stage stuurt het centrum, samen met de schuldvordering, een aantekenlijst van de stagiair en de evaluatieformulieren van de stagiair, de stagemeester en de bedrijfsleider, naar de afdeling. Hierbij moet gebruikgemaakt worden van de formulieren die als bijlage X bij dit ministerieel besluit gevoegd zijn.

Tijdens de volledige duur van de stages moet de aantekenlijst van de stagiair op het stagebedrijf aanwezig zijn. De stagiair moet de aantekenlijst bij aankomst en vertrek invullen en ondertekenen.

Art. 17.Voor formulieren die ingediend worden via de informaticatoepassing van de afdeling, vervangen de door de toepassing gegenereerde documenten de documenten, bedoeld in artikel 10, 12 en 14. De indieningtermijn, bedoeld in artikel 10, bedraagt in dit geval vijf werkdagen.De door de toepassing gegenereerde datum geldt als indieningdatum.

Art. 18.Tijdens elke vormingsactiviteit moet een algemene verantwoordelijke op het ogenblik van de activiteit ter plaatse zijn of telefonisch te bereiken zijn.

Art. 19.De getuigschriften, bedoeld in artikel 20 van het besluit, moeten worden opgesteld overeenkomstig de modellen die als bijlage XI, XII en XIII bij dit ministerieel besluit gevoegd zijn.

Art. 20.Om te mogen deelnemen aan de installatieproeven, bedoeld in artikel 20 van het besluit, moeten de cursisten, afhankelijk van het al behaalde opleidingsniveau, de naschoolse vormingsactiviteiten volgen, zoals aangegeven in bijlage XIV bij dit ministerieel besluit.

De cursisten moeten zich aanbieden voor een gemeenschappelijk examen van de verschillende centra per provincie. Dit examen is een gemeenschappelijk openboekexamen over de algemene starterscursus, in aanwezigheid van een jury, gevolgd door een socio-economische voorstelling van een bedrijf voor dezelfde jury. De afdeling bepaalt de plaats en het tijdstip van het examen. Het examen wordt georganiseerd per provincie, afhankelijk van de behoeften.

De cursisten die alleen een starterscursus type A als bijscholing hoeven te volgen, hoeven alleen het gemeenschappelijke openboekexamen over de starterscursus type A af te leggen, in aanwezigheid van een jury. De cursisten die geslaagd zijn voor het openboekexamen, zijn hiervan vrijgesteld bij een eventuele herkansing.

Art. 21.Een vereniging die een erkenning als centrum wil aanvragen, stuurt een aanvraag tot erkenning naar de afdeling. De aanvrager moet hiervoor gebruikmaken van het formulier dat als bijlage XV bij dit ministerieel besluit gevoegd is.

Bij de aanvraag moet een kopie van de statuten van de vereniging worden gevoegd, evenals alle andere stukken die aantonen dat de vereniging aan de erkenningsvoorwaarden voldoet.

Art. 22.De lesgever die zich bij de afdeling wil laten registreren, moet aan de afdeling het inlichtingenblad bezorgen dat als bijlage XVI bij dit ministerieel besluit gevoegd is.

Art. 23.De aanvragen voor de vergoeding voor sociale promotie, bedoeld in artikel 40 van het besluit, worden ingediend met het formulier dat als bijlage XVII bij dit ministerieel besluit gevoegd is. De rechthebbenden voegen bij hun aanvraag een kopie van de getuigschriften van de gevolgde opleidingen waarvoor zij de premie vragen.

Art. 24.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2004.

Brussel, 12 juli 2004.

J. TAVERNIER

Bijlage I Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 12 juli 2004 betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector.

Brussel, 12 juli 2004.

De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, J. TAVERNIER

Bijlage II Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 12 juli 2004 betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector.

Brussel, 12 juli 2004.

De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, J. TAVERNIER

Bijlage III Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 12 juli 2004 betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector.

Brussel, 12 juli 2004.

De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, J. TAVERNIER

Bijlage IV Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 12 juli 2004 betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector.

Brussel, 12 juli 2004.

De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, J. TAVERNIER

Bijlage V Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 12 juli 2004 betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector.

Brussel, 12 juli 2004.

De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, J. TAVERNIER

Bijlage VI Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 12 juli 2004 betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector.

Brussel, 12 juli 2004.

De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, J. TAVERNIER

Bijlage VII Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 12 juli 2004 betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector.

Brussel, 12 juli 2004.

De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, J. TAVERNIER

Bijlage VIII Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 12 juli 2004 betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector.

Brussel, 12 juli 2004.

De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, J. TAVERNIER

Bijlage IX Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 12 juli 2004 betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector.

Brussel, 12 juli 2004.

De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, J. TAVERNIER

Bijlage X Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 12 juli 2004 betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector.

Brussel, 12 juli 2004.

De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, J. TAVERNIER

Bijlage XI Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 12 juli 2004 betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector.

Brussel, 12 juli 2004.

De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, J. TAVERNIER

Bijlage XII Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 12 juli 2004 betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector.

Brussel, 12 juli 2004.

De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, J. TAVERNIER

Bijlage XIII Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 12 juli 2004 betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector.

Brussel, 12 juli 2004.

De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, J. TAVERNIER

Bijlage XIV Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 12 juli 2004 betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector.

Brussel, 12 juli 2004.

De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, J. TAVERNIER

Bijlage XV Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 12 juli 2004 betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector.

Brussel, 12 juli 2004.

De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, J. TAVERNIER

Bijlage XVI Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 12 juli 2004 betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector.

Brussel, 12 juli 2004.

De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, J. TAVERNIER

Bijlage XVII Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 12 juli 2004 betreffende de toekenning van subsidies voor naschoolse opleidingsinitiatieven in de landbouwsector.

Brussel, 12 juli 2004.

De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, J. TAVERNIER

^