Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 14 mei 1998
gepubliceerd op 25 juli 1998

Ministerieel besluit betreffende de toepassingsvoorwaarden van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14 mei 1998 betreffende de toekenning van toelagen aan verenigingen of groeperingen van verenigingen die een programma uitvoeren op het vlak van geïntegreerde stadsrenovatie

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
1998031282
pub.
25/07/1998
prom.
14/05/1998
ELI
eli/besluit/1998/05/14/1998031282/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 MEI 1998. - Ministerieel besluit betreffende de toepassingsvoorwaarden van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14 mei 1998 betreffende de toekenning van toelagen aan verenigingen of groeperingen van verenigingen die een programma uitvoeren op het vlak van geïntegreerde stadsrenovatie


De Minister belast met de Ruimtelijke Ordening, Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14 mei 1998 betreffende de toekenning van toelagen aan verenigingen of groeperingen van verenigingen die een programma uitvoeren op het vlak van geïntegreerde stadsrenovatie, inzonderheid de artikelen 1, 2, 4, 7, 12 en 16;

Gelet op de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op de hoogdringendheid verantwoord door de noodzakelijkheid het ministerieel besluit goed te keuren samen met het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14 mei 1998, waarvan hierboven sprake en dat in voege treedt, Besluit : HOOFDSTUK 1. - De erkenning De aanvraag

Artikel 1.§ 1. De erkenningsaanvraag wordt door een vereniging ingediend onder de vorm van een aan de Minister gerichte brief. Deze zal de historiek van de vereniging schetsen, de sinds de stichting gevoerde projecten beschrijven, de financieringsbronnen aangeven die de uitvoering der projecten mogelijk maakten. Ze zal tevens een gedetailleerde beschrijving geven van het project waarvoor de vereniging de ministeriële erkenning vraagt en dat dient te beantwoorden aan een of meerdere doelstellingen vervat in het artikel 3 van het Regeringsbesluit alsmede aan de erkenningsvoorwaarden waarvan sprake in de artikelen 5 en 9 van hetzelfde besluit.

Deze brief dient tevens de inlichtingen te omvatten voorzien in het artikel 4 van het Regeringsbesluit. § 2. De erkenningsvraag van een groepering van verenigingen wordt ingediend onder de vorm van een brief aan de Minister. Deze zet de redenen uiteen waarom de verenigingen die elk afzonderlijk, sinds minstens twee jaar, over een gewestelijke erkenning beschikken, hetzij in toepassing van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 17 december 1992 opgeheven door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14 mei 1998, hetzij in toepassing van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14 mei 1998, hetzij in het kader van een wijkcontrakt, hetzij in toepassing van het besluit van de Executieve van 16 juli 1992 betreffende de verenigingen die zich inzetten voor de integratie via de huisvesting, zich wensen te groeperen. Tevens zullen de vooropgestelde structuur en de gemeenschappelijke projecten nader omschreven worden.

De enige tot op heden erkende groepering van verenigingen is het Netwerk Wonen.

De verenigingen die tot deze groepering wensen toe te treden moeten aan de hierboven gestelde voorwaarden beantwoorden, een stagejaar doorlopen in het kader van het Netwerk Wonen en de gemeenschapelijke projecten onderschrijven.

Kennisgeving van de erkenning

Art. 2.Zowel de afzonderlijke vereniging als een groepering van verenigingen wordt door de Minister in kennis gesteld van haar erkenning onder de vorm van een overeenkomst afgesloten tussen hemzelf en de vereniging of de groepering van verenigingen. Deze overeenkomst bepaalt de activiteit of activiteiten, het project of de projecten waarvoor de erkenning wordt verleend alsmede de duur van de verbintenis die de vijf jaar niet mag overschrijden. HOOFDSTUK II. - De toelage De aanvraag

Art. 3.§ 1. De toelage-aanvraag wordt voor een vereniging door de verantwoordelijke per brief ingediend bij de Minister onder verwijzing naar de bekomen erkenning en met opgave van de inlichtingen vervat in artikel 10 van het Regeringsbesluit. § 2. De toelage-aanvraag wordt voor een groepering van verenigingen voor het geheel van de groepering door de coördinator per brief ingediend bij de Minister onder verwijzing naar de bekomen erkenning en met opgave van de inlichtingen vervat in artikel 10 van het Regeringsbesluit.

De aanvraag is gesteund op het jaarprogramma (het geheel der jaarprojecten geklasseerd volgens de doelstellingen) uitgewerkt in de Cel voor stadsontwikkeling en dat kadert in het meerjaren programma zoals in de overeenkomst is vastgelegd.

De kennisgeving

Art. 4.De kennisgeving gebeurt jaarlijks onder de vorm van een regeringsbesluit dat een toelage verleent waarvan het bedrag door de Minister is vastgelegd, ten gunste van een individuele vereniging of een groepering van verenigingen die actief zijn in een programma, ten laste van de basistoewijzing 16.12.33.20 van de uitgavenbegroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor het betrokken jaar.

De Cel voor stadsontwikkeling (C.S.O.)

Art. 5.Elke groepering van verenigingen werkt binnen de C.S.O. jaar - en meerjaren programmas uit. De C.S.O. is samengesteld uit : 1 of 2 vertegenwoordigers van de Administratie; 1 vertegenwoordiger van de Gewestelijke interministeriële afvaardiging voor stedelijke solidariteit (GIASS) 1 coördinator van de groepering of zijn plaatsvervanger (gewestelijke operator); 2 of 3 vertegenwoordigers aangewezen onder de verenigingen die de groepering uitmaken.

De C.S.O. zal minstens 6 maal per jaar bijeenkomen en zal haar werkwijze in een reglement van inwendige orde vastleggen. De coördinator staat in voor het secretariaat in nauwe samenwerking met de GIASS die voorzit.

Deze raadgevende werkgroep zal de opvolging der projecten in uitvoering verzekeren, nadenken over de te volgen werkwijze en de toekomstige mogelijkheden analyseren. HOOFDSTUK III. - De Beoordeling Het Begeleidingscomité

Art. 6.Een geëigend begeleidingscomité wordt samengesteld door de Minister om te waken over de goede uitvoering en de beoordeling van de projecten waarvoor de vereniging of groepering van verenigingen betoelaagd wordt, rekening houdend met de vooropgestelde doelstellingen die in de erkenningsovereenkomst werden vastgelegd.

Het Begeleidingscomité wordt voorgezeten door de minister of zijn plaatsvervanger; maken er ook deel van uit : 1° de Directeur-generaal van het Bestuur voor Ruimtelijke Ordening en Huisvesting (BROH) of zijn plaatsvervanger;2° de Afvaardigde van de minister bij de GIASS, zo het een groepering van verenigingen betreft.Voor de individuele verenigingen of eenmalige projecten zal het een of meer experts betreffen gekozen door de Minister, hetzij binnen de Administratie, hetzij binnen de GIASS, hetzij binnen een andere vereniging dan deze die beoordeeld dient te worden; 3° een vertegenwoordiger van de te beoordelen vereniging ten raadgevende titel.In het geval van een groepering van verenigingen twee vertegenwoordigers, ten raadgevende titel, waaronder minstens de coördinator of zijn plaatsvervanger; 4° In het geval dat het project een akkoord met een Gemeente of O.C.M.W. vereist, een vertegenwoordiger van de betrokken instantie.

De werking van het Begeleidingscomité

Art. 7.Het Begeleidingscomité werkt volgens volgend reglement : § 1. De opdracht van het Begeleidingscomité in ruime zin bestaat in : - het organiseren van de voorlichting en het overleg tussen de erin vertegenwoordigde partners; - het waken over de goede uitvoering van de overeenkomst; - het waken over de beoordeling van de projecten rekening houdend met de in het meerjaren programma gestelde doelstellingen.

Vergaderingen - frequentie en aanwezigheid : § 2. Het BC komt ten minste 2 maal per jaar bijeen, hetzij op initiatief van de Voorzitter, hetzij op verzoek van twee der leden.

Het BC kan, bij tussenkomst van de Voorzitter, experten uitnodigen ten einde deze te horen over gans of een deel van de dagorde.

Dagorde der vergaderingen § 3. Het BC legt de dagorde van zijn vergaderingen vast. Het voorstel van dagorde moet meer bepaald alle door de leden schriftelijk aangevraagde punten omvatten.

De documenten betreffende de dagorde en de uitnodiging zullen door de Voorzitter overgemaakt worden aan de leden van het BC binnen de 10 werkdagen voor de vergadering.

De verslagen zullen ten laatste binnen de 10 werkdagen na de vergadering van de werkgroep overgemaakt worden.

Bij hoogdringendheid kan de Voorzitter door het BC punten laten onderzoeken die niet op de dagorde zijn vermeld : in dit geval moeten de erop betrekking hebbende documenten en inlichtingen op de zitting zelf medegedeeld worden en beschikken de leden over 10 werkdagen, na ontvangst van het verslag, om hun oordeel schriftelijk over te maken.

In dit geval worden de beslissingen genomen met eenstemmigheid van alle op de vergadering aanwezige leden. Niet antwoorden geldt als een positief advies.

Beslissingen § 4. De beslissingen van het BC worden in principe met eenstemmigheid van alle effectief annwezige leden, of hun vertegenwoordigers genomen.

Bij gebrek aan eenstemmigheid, haalt de eenvoudige meerderheid het. Op uitdrukkelijke vraag van een lid, zullen de minderheidsadviezen, in bijlage, aan het verslag worden toegevoegd.

In de periode tussen twee vergaderingen kan de Voorzitter het initatief nemen om schriftelijk de leden van het BC te raadplegen die binnen een termijn van 15 werkdagen zullen antwoorden. De aan de vergadering deelnemende personen zijn gehouden door een strikte vertrouwelijkheid der debatten, feiten, inlichtingen, wetenswaadigheden, documenten en andere elementen waarvan zij, in dit verband, kennis zouden hebben gekregen en zijn tevens gehouden die vertrouwelijkheid door hun medewerkers te doen naleven Beheer van het Begeleidingscomité § 5. Het BC wordt bijgestaan door een secretariaat waarvan het beheer, voor een groepering van verenigingen, is toevertrouwd aan de GIASS; voor een individuele vereniging aan de door de Minister gekozen expert (artikel 6, 2°).

Het secretariaat is dus verantwoordelijk voor het klaarmaken van de documentatie, de rapporten, de dagorde, de verslagen van de vergaderingen en elk ander erop betrekking hebbend stuk.

Onderhavig reglement van inwendige orde kan op voorstel van de Minister gewijzigd worden, of op dit van minstens twee leden van genoemd comité.

Specifieke taak van de GIASS

Art. 8.De Afvaardiging is lid van het Begeleidingscomité in het geval van een groepering van verenigingen (zie art. 6, 2°) in toepassing van haar mandaat vastgesteld door het besluit van de Executieve van 24 december 1992.

Zij zal waken over de integratie van het meerjaren programma van de groepering van verenigingen, uit de bekommernis om het onderling verband tussen de gewestelijke programma's ter bestrijding van de sociale uitsluiting.

Zij is belast met het uitbrengen van een advies over de nagestreefde doelstellingen die door de groepering van verenigingen geleidelijk worden bereikt, het verklaren van de eventuele afwijkingen en het voorafgaandelijk en toekomstgericht inschatten van de resultaten van de lopende actie, het beoordelen van de nuttigheid van de door de groepering weerhouden doelstellingen in het kader van de erkenningsovereenkomst HOOFDSTUK IV. - De uitbetaling der toelagen De uitbetalingstelling

Art. 9.§ 1. Voor de jaarlijkse projecten die zich al of niet inschrijven in een meerjaren programma gebeurt de uitbetaling in schijven : - een eerste storting van 40 % bij de betekening van het betoelagingsbesluit; - een tweede storting van 30 % in juli; - een derde storting van 30 % in het eerste trimester van het volgend jaar. § 2. Voor de eenmalige projecten gebeurt de uitbetaling in schijven : - een eerste storting van 40 % bij de betekening van het betoelagingsbesluit; - een tweede storting van 30 % bij het neerleggen van het tussentijds rapport - een derde storting van 30 % bij het neerleggen van het eindrapport.

Over te maken documenten

Art. 10.Al naargelang de vrij te maken schijf, naargelang het type van project - eenmalig of jaarlijks - van een individuele vereniging of van een project kaderend in een meerjaren programma voor een groepering van verenigingen, zal het overmaken van zekere documenten het vrijmaken der schijven beïnvloeden.

Eenmalig project van een individuele vereniging § 1. Volgende documenten dienen in drievoud overgemaakt te worden : - 1° voor de 1ste schijf : - de schuldvordering waarvan een model in bijlage aan onderhavig besluit; - de copie van de erkenningsovereenkomst; - de copie van het betoelagingsbesluit; - de copie van het lastenboek. 2° voor de 2de schijf : - de schuldvordering; - de copies van de bijeenroepingen en de verslagen van het Begeleidingscomité van de zittingen gehouden sinds het tussentijds rapport; - de copie van het eindrapport. 3° voor de 3de schijf : - de schuldvordering; - de copies van de bijeenroepingen en de verslagen van het Begeleidingscomité van de zittingen gehouden sinds het tussentijds rapport; - de copie van het eindrapport.

Jaarproject van een individuele vereniging. § 2. De in drievoud over te maken documenten zijn : 1° voor de 1ste schijf : - de schuldvordering waarvan een model in bijlage aan onderhavig besluit; - de copie van de erkenningsovereenkomst; - de copie van het betoelagingsbesluit; - de copie van het lastenboek. 2° voor de 2de schijf : - de schuldvordering; - de copie van de bijeenroepingen en de verslagen van het Begeleidingscomité (1ste semester); - het financieel verslag over het 1ste semester; - de copie van het tussentijds verslag over de vordering van het project. 3° voor de 3de schijf : - de schuldvordering; - de copies van het Begeleidingscomité (2de semester); - het financieel verslag over het 2de semester; - het eindrapport over de gevoerde actie.

Opmerking : voor een vereniging werkzaam in andere sectoren dan dit wat het voorwerp van de betoelaging uitmaakt en/of beschikt over andere financieringsbronnen, dient ook het financieel en activiteitenverslag voor het geheel van de vereniging, na goedkeurig door de Algemene Vergadering van de vereniging, overgemaakt en dit enkel te informelen titel.

Project van een groepering van verenigingen § 3. De in drievoud over te maken documenten zijn : 1° voor de 1ste schijf : - de schuldvordering waarvan een model in bijlage bij onderhavig besluit; - de copie van de erkenningsovereenkomst; - de copie van de betoelagingsbesluit; - de copie van de verdelingstabel der toelagen volgens de per locale vereniging en voor de gewestelijke coördinator weerhouden projecten; - De copie van de technische fiches der projecten 2° voor de 2de schijf : - de schuldvordering; - de copies van de bijeenroepingen en de verslagen van de Cel voor stadsontwikkeling; - de copie van de bijeenroepingen en de verslagen van het Begeleidingdcomité; - het financieel verslag voor het 1ste semester; - een tussentijdse beoordeling van de gevoerde acties. 3° voor de 3de schijf : - de schuldvordering; - de copies van de bijeenroepingen en de verslagen van de Cel voor stadsontwikkeling voor het 2de semester; - de copies van de bijeenroepingen en de verslagen van het Begeleidingscomité voor het 2de semester; - het financieel rapport voor het 2de semester; - de eindbeoordeling van de gevoerde acties verzegeld van de ex ante evaluatie van de GIASS over het verlopen jaar.

Opmerking : voor de verenigingen die lid zijn van de groepering en die werkzaam zijn in andere projecten dan deze betoelaagd in het kader van de groepering en/of over andere financieringsbronnen beschikken, dient ook het financieel en activiteitsverslag voor het geheel van de vereniging, na goedkeuring door de Algemene Vergadering van de vereniging, overgemaakt en dit enkel te informelen titel.

Overdracht van de documenten en beperkingen Overdracht

Art. 11.§ 1. De schuldvorderingen en de bijlagen moeten uitsluitend gericht worden aan het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Bestuur voor Ruimtelijke Ordening en Huisvesting (BROH), CCN, Vooruitgangstraat 80 te 1030 Brussel.

Beperkingen § 2. 1° de storting van de toelage ten belope van de bedragen voorzien in artikel 10, § 1, 1° en 2°, § 2, 1° en 2° en § 3, 1° en 2°, heeft niet tot gevolg dat in hoofde van de genietende vereniging of van de groepering van verenigingen een onvoorwaardelijk recht op de toekenning van de toelage ontstaat, elke storting wordt beschouwd als zijnde de betaling van een voorschot; 2° Zo het totaal bedrag der verantwoordingsstukken over het jaar niet het bedrag van de toelage bereikt zal, het verschil aan het Gewest worden teruggestort of zal het nog verschuldigde saldo overeenkomstig verminderd worden.3° In het geval dat de vereniging of de groepering van verenigingen haar verplichtingen niet zou nakomen, bij vaststelling door het Begeleidingscomité, kan de hulp van het Gewest onmiddellijk worden opgeschort. Brussel, 14 mei 1998.

De Minister belast met Ruimtelijke Ordening, Verkeer en Openbaar Vervoer, H. HASQUIN

^