Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 17 oktober 2001
gepubliceerd op 15 november 2001

Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald

bron
ministerie van verkeer en infrastructuur
numac
2001014209
pub.
15/11/2001
prom.
17/10/2001
ELI
eli/besluit/2001/10/17/2001014209/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 OKTOBER 2001. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald


De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de wetten van 21 juni 1985 en 20 juli 1991;

Gelet op het koninklijk besluit van 1 december 1975, houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, inzonderheid op artikel 60.2.;

Gelet op het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 8 december 1977, 23 juni 1978, 14 december 1979, 25 november 1980, 11 april 1983, 1 juni 1984, 17 september 1988, 20 juli 1990, 1 februari 1991, 11 maart 1991, 27 juni 1991, 19 december 1991, 11 maart 1997, 16 juli 1997 en 9 oktober 1998;

Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op advies 31.503/2/V van de Raad van State, gegeven op 28 augustus 2001, Besluit :

Artikel 1.In artikel 3.2. van het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden worden bepaald, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° artikel 3.2, eerste lid, wordt aangevuld als volgt : « Het lichtdoorlatend gedeelte van de herhalingslichten aangebracht zoals voorzien in artikel 61.4.3. van het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, heeft een diameter van maximum 0,10 m. »; 2° het artikel 3.2. wordt aangevuld met het volgende lid : « Wanneer deze lichten worden gebruikt om de toerit tot een autosnelweg te doseren, mag de tijd gedurende dewelke het oranjegele licht brandt, teruggebracht worden op een tot twee seconden. »

Art. 2.In hetzelfde besluit wordt een artikel 3.2.bis ingevoegd, luidende : « Art. 3.2.bis. Wanneer verkeerslichten worden aangebracht conform artikel 61.3.2., tweede lid, van het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, mogen oversteekplaatsen voor voetgangers slechts gemarkeerd worden wanneer de intensiteiten van het voetgangersverkeer dit rechtvaardigen. In dit geval moeten de voetgangerslichten worden geplaatst om het verkeer op de oversteekplaats voor voetgangers te regelen. »

Art. 3.Artikel 3.3, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « De pijlen boven de rijstroken komen voor op een matte zwarte cirkelvormige oppervlakte met een diameter van tenminste 0,25 m. »

Art. 4.In artikel 3.3.1. van hetzelfde besluit wordt het derde lid aangevuld met de zinsnede luidende : « , behalve voor de regeling van het linksafslaand verkeer. »

Art. 5.In artikel 3.4. van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 20 juli 1990, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt aangevuld als volgt : « Wanneer deze lichten worden aangebracht op ooghoogte van de bestuurder mag de cirkelvormige oppervlakte een diameter hebben van 0,10 m tot 0,12 m.»; 2° het tweede lid, wordt aangevuld als volgt : « , of waar een weg voorbehouden is voor voetgangers, fietsers en ruiters door de verkeerstekens F99 tot F101b.»

Art. 6.Artikel 4.1., van hetzelfde besluit, wordt aangevuld met volgend lid : « De voetgangerslichten moeten geplaatst worden wanneer de voorwaarde voorzien in artikel 3.2.bis is vervuld. »

Art. 7.In het artikel 12.8., van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 1 februari 1991 en 19 december 1991 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° artikel 12.8, 1°, b), wordt vervangen als volgt : « Het wegnummer of de wegnummers worden ingeschreven in de overeenstemmende pijl.

Indien de weg een ring is, wordt het R-nummer niet vermeld maar worden de wegnummers naast de overeenstemmende bestemmingen vermeld. »; 2° artikel 12.8, 2°, c), wordt vervangen als volgt : « c) In elk gedeelte : - wordt, indien de weg één enkel nummer heeft, dat nummer ingeschreven aan de tegenovergestelde kant van deze die aan de pijl is voorbehouden; - worden, indien de weg meerdere nummers heeft, deze nummers ingeschreven naast de overeenstemmende bestemmingen, aan de tegenovergestelde kant van deze die aan de pijl is voorbehouden; - wordt, indien de weg een ring is, het R-nummer niet vermeld, maar worden de andere wegnummers ingeschreven naast de overeenstemmende bestemmingen, aan de tegenovergestelde kant van deze die aan de pijl is voorbehouden. »; 3° in artikel 12.8, 3°, wordt de tweede zin vervangen als volgt : « Voor elke richting is het aantal opschriften beperkt tot drie; deze opschriften volgen elkaar op van boven naar beneden, in dalende orde van afstand, waarbij eveneens rekening gehouden wordt met de bestemmingen die niet op de gevolgde weg zelf liggen maar via deze weg kunnen bereikt worden. »; 4° artikel 12.8, 6°, eerste lid, wordt vervangen door de volgende leden : « 6° Wanneer de organisatie van het verkeer het rechtvaardigt, mogen deze borden aangevuld worden met de aanduidingen voorzien bij het verkeersbord F33a tot F35.

Een recreatie -of pretpark, een merkwaardig landschap of een geheel van voorzieningen van toeristische aard gelegen in een uitgestrekt gebied, mogen slechts aangeduid worden voor zover het aantal bezoekers meer dan 75 000 per jaar bedraagt of dat zij erkend zijn door de gewestregeringen als site van grote omvang of belang. »

Art. 8.In artikel 12.9.1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 1 februari 1991 en 19 december 1991 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het opschrift van het artikel wordt vervangen als volgt : « Verkeersborden F29, F31, F33a, F33b en F33c. Wegwijzers. »; 2° artikel 12.9.1, 3°, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « 3° Deze verkeersborden worden samengebracht per richting. Voor elke richting mogen er niet meer dan vijf zijn. In principe worden de verkeersborden per richting naast elkaar geplaatst; het is bovendien verboden meer dan vijf verkeersborden boven elkaar te plaatsen, wanneer zij verschillende richtingen aangeven. »; 3° in artikel 12.9.1, 5°, eerste lid, worden de woorden « en F33b » vervangen als volgt « , F33b en F33c »; 4° artikel 12.9.1, 6°, wordt vervangen als volgt : « 6° Indien de betrokken weg één of meerdere nummers heeft, mogen de verkeersborden F23a, F23b, F23c of F23d geplaatst worden boven het centraal gedeelte van de groep wegwijzers.

Indien de weg een ring is, worden de andere wegnummers op elk van de wegwijzers F29 geplaatst op de tegenovergestelde kant van de pijlpunt.

In dit geval wordt op de wegwijzers F29 geen kilometeraanduiding gegeven. »; 5° het artikel 12.9.1, 10°, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 10° Op de verkeersborden F33a worden de aanduidingen gegeven in het zwart op een witte achtergrond, met uitzondering van het symbool van het verkeersbord F53 dat wit is op een blauwe achtergrond.

Deze verkeersborden worden gebruikt voor de aanduiding op afstand van : - belangrijke luchthavens, universitaire centra, klinieken en ziekenhuizen, beurs- of tentoonstellingshallen, havens, wijken of ringen.

De reisroutes die er naar toe leiden, worden aangegeven vanop de autosnelwegen of de belangrijke wegen voor doorgaand verkeer, rekening houdend met het belang van de bestemming en haar invloed op de organisatie van het verkeer; - alleenstaande bedrijven gelegen buiten de bebouwde kom, belangrijke industrieparken en commerciële centra.

Alleen de industrieparken, commerciële centra en bedrijven die veel verkeer met zich meebrengen en waarvoor de signalisatie noodzakelijk is om de meest geschikte reisroute aan te duiden, mogen gesignaleerd worden.

Per industriepark, commercieel centrum of bedrijf worden slechts maximaal twee volledige reisroutes aangegeven vanaf een autosnelweg of een belangrijke weg voor doorgaand verkeer en dit vanop een afstand van maximum vijf kilometer.

Wanneer deze bestemmingen voorkomen op de verkeersborden F25 en F27 geplaatst op autosnelwegen of op belangrijke wegen voor doorgaand verkeer gelegen buiten de bebouwde kom, wordt het verkeersbord F33a gebruikt over het volledige traject. Het verkeersbord F34a wordt niet gebruikt.

Wanneer het verkeersbord F33a gebruikt wordt voor de signalisatie op afstand van industrieparken of commerciële centra mag het geen namen van bedrijven of winkels vermelden.

Voor de luchthavens, klinieken, ziekenhuizen, beurs- of tentoonstellingshallen, havens, bedrijven en industrieparken of commerciële centra van minder belang, wordt evenwel gebruik gemaakt van de verkeersborden van het type F34a evenals voor de aanduiding van de naam van de bedrijven of winkels binnen deze parken en centra, evenals voor de alleenstaande bedrijven binnen de bebouwde kommen, afgebakend door de verkeersborden F1 en F3. »; 6° het artikel 12.9.1, 11°, dat artikel 12.9.1, 12°, wordt, wordt vervangen als volgt : « 11° Op de verkeersborden F33a, F33b en F33c worden de symbolen geplaatst aan de tegenovergestelde zijde van de pijlpunt. »; 7° het artikel 12.9.1, wordt aangevuld met een artikel 12.9.1, 13°, luidende : « 13° Op de verkeersborden F33c worden de aanduidingen gegeven in het wit op bruine achtergrond, en de symbolen in het zwart op witte achtergrond.

Deze verkeersborden mogen alleen geplaatst worden voor de bewegwijzering naar een cultureel -of een recreatiepark, een merkwaardig landschap of een geheel van voorzieningen van toeristische aard gelegen in een uitgestrekt gebied, voor zover het aantal bezoekers meer dan 75 000 per jaar bedraagt of dat zij erkend zijn door de gewestregeringen als site van grote omvang of belang.

Behoudens bijzondere omstandigheden, worden maximum twee volledige reisroutes aangegeven in een straal van 10 km van op de autosnelwegen of belangrijke wegen van doorgaand verkeer.

Wanneer deze bestemmingen voorkomen op verkeersborden F25 of F27 geplaatst op autosnelwegen of op belangrijke wegen voor doorgaand verkeer gelegen buiten de bebouwde kom, wordt het verkeersbord F33c gebruikt over het volledige traject. Het verkeersbord F35 wordt niet gebruikt. »

Art. 9.In artikel 12.9.2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 1 februari 1991 en 1 december 1991 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Artikel 12.9.2, 2°, wordt vervangen als volgt : « 2° De verkeersborden F34a, F35 en F37 zijn rechthoekig, met de volgende afmetingen : a) op de wegen waar de maximale toegelaten snelheid hoger ligt dan of gelijk is aan 70 km/h : - maximale lengte : 1,30 m; - maximale hoogte : 0,18 m; deze hoogte mag op 0,30 m worden gebracht wanneer de vermeldingen tweetalig zijn of te lang zijn in verhouding tot de maximale toegelaten lengte van het bord; - hoogte van de letters en symbolen : 0,12 m; b) op de wegen waar de maximum toegelaten snelheid lager is dan 70 km/h : - maximale lengte : 1,20 m; - maximale hoogte : 0,15 m; deze hoogte mag op 0,25 m worden gebracht wanneer de vermeldingen tweetalig zijn of te lang zijn in verhouding tot de maximale toegelaten lengte van het bord; - hoogte van de letters en symbolen : 0,10 m.

Evenwel, wanneer de bijzondere plaatsgesteldheid voor gevolg heeft dat de borden op grote afstand van het gezichtsveld van de bestuurder worden geplaatst mogen de afmetingen voorzien onder a) worden toegepast.

De hoogte moet worden aangepast in verhouding tot de maximale hoogte toegelaten in artikel 12.8.4°, wanneer bepaalde vermeldingen op de borden F34a en F35 geïntegreerd zijn in verkeersborden van het type F25 en F27.

Voor de richtingen naar links wordt de pijl links op het bord geplaatst.

Voor de richtingen naar rechts en rechtdoor wordt de pijl rechts op het bord geplaatst.

Evenwel, wanneer in een systeem van parkeergeleiding op het verkeersbord F34a bijkomende informatie gegeven wordt zoals de elektronische weergave van beschikbare plaatsen of voor identificatie van de parkings, mogen de pijlen links onder elkaar worden geplaatst. »; 2° in artikel 12.9.2, 3°, eerste lid, worden de woorden « en F33b » vervangen door de woorden « , F33b en F33c »; 3° in artikel 12.9.2, 3°, derde lid, worden de woorden « of 0,30 m » ingevoegd tussen het getal « 0,25m » en het woord « is »; 4° in artikel 12.9.2, 4°, worden de woorden « en F33b » vervangen door de woorden « , F33b en F33c » en in het tweede lid, de aanduiding « F33b » door de aanduiding « F33c »; 5° artikel 12.9.2, 7°, wordt vervangen als volgt : « a) op de verkeersborden F34a zijn de opschriften in het zwart op een witte achtergrond; b) er mogen maximum twee reisroutes aangegeven worden vanaf een weg voor doorgaand verkeer en dit vanop een afstand van maximum 2 km;c) de verkeersborden F34a worden gebruikt voor de signalisatie van : - de luchthavens, klinieken, ziekenhuizen, beurs -en tentoonstellingshallen, havens, alle van minder belang; - op voorwaarde dat de signalisatie noodzakelijk is om de meest geschikte reisroute aan te duiden : de industrieparken, de commerciële centra en de alleenstaande bedrijven gelegen buiten de bebouwde kom, alle van minder belang en de alleen staande bedrijven gelegen in de bebouwde kom; - de inrichtingen en etablissementen, die openbaar zijn of van algemeen belang, en die niet vermeld werden in artikel 71.2. van het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer. In dit geval wordt op het verkeersbord F34a ofwel het type van de inrichting of het etablissement aangebracht (bv. : Kazerne) ofwel het type en de naam (bv. : Regie van Nijvel), ofwel de naam (bv. : NATO); in dit geval wordt geen gebruik gemaakt van symbolen; - om specifieke voorzieningen aan te duiden binnen de luchthavens, universitaire centra, beurs- en tentoonstellingshallen, havens, industrieparken en commerciële centra.

In dit geval worden meerdere steunpalen geplaatst met daarop maximum acht verkeersborden en dit naar rata van de te signaleren voorzieningen en wordt geen gebruik gemaakt van symbolen.

De steunpalen worden op één meter van elkaar geplaatst en de lengte van de borden wordt teruggebracht op 0,90m.

In deze gevallen wordt het verkeersbord F33a niet gebruikt; d) er mag gebruik gemaakt worden van een symbool alleen en desgevallend van meerder symbolen indien zich diverse activiteiten op dezelfde plaats bevinden.Het aantal mag evenwel niet hoger zijn dan 5. »; 6° in artikel 12.9.2, 8°, worden het eerste en tweede lid vervangen als volgt : « De aanduidingen op de verkeersborden F35 zijn in het wit op een bruine achtergrond. Het symbool is zwart op witte achtergrond en is aangebracht aan de andere kant van de pijl.

Dit verkeersbord wordt onder meer gebruikt voor de signalisatie van een cultureel park, een recreatie- of pretpark, een merkwaardig landschap of een geheel van voorzieningen van toeristische aard gelegen in een uitgestrekt gebied die niet conform het artikel 12.9.1, 13°, kunnen worden gesignaleerd.

Slechts twee reisroutes mogen aangegeven worden vanaf een weg voor doorgaand verkeer en dit van op een afstand van maximum 2 km. »; 7° in artikel 12.9.2, 11°, a), wordt tussen de eerste en tweede zin, de volgende zin ingevoegd : « Het symbool is zwart op witte achtergrond en is aangebracht aan de andere kant van de pijl. »

Art. 10.In artikel 12.9.3, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de eerste zin van het opschrift wordt vervangen als volgt : « Verkeersbord F34b1, F34b2, F34c1 en F34c2.Wegwijzer : voor bepaalde categorieën van weggebruikers aanbevolen reisweg. »; 2° het 2° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° De verkeersborden F34b1 en F34c1 zijn rechthoekig met een maximale hoogte van 0,15 m en een maximale lengte van 1,20 m. De verkeersborden F34b2 en F34c2 zijn rechthoekig met een minimale hoogte van 0,45 m en een minimale lengte van 0,30 m.

Op deze verkeersborden hebben de letters en de symbolen een maximale hoogte van 0,10 m.

Op de verkeersborden F34b1 en b2 zijn de aanduidingen wit op blauwe achtergrond, op de verkeersborden F34c1 en c2 zijn de aanduidingen wit op bruine achtergrond.

De symbolen zijn zwart op witte achtergrond.

Op de verkeersborden F34b2 en F34c2 zijn de vermelding van de bestemming en de pijl facultatief.

De afstand in km mag vermeld worden en, wanneer het reiswegen voor voetgangers betreft, in frakties van km, afgerond tot de honderdtallen in meters. »; 3° het 3° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 3° De verkeersborden F34b1 en b2 mogen worden gebruikt voor de aanduiding van de aangeraden reisroute naar plaatsen en instellingen van algemeen belang. De verkeersborden F34c1 en c2 mogen worden gebruikt voor de aanduiding van de aangeraden reisroute naar plaatsen van toeristische aard.

Het symbool van de categorieën van betrokken weggebruikers wordt steeds aangeduid.

Op de verkeersborden F34c1 en c2 mogen de symbolen voorzien voor het verkeersteken F35 niet worden gebruikt. »; 4° artikel 12.9.3, 4°, wordt geschrapt; 5° artikel 12.9.3, 5°, wordt het nieuwe artikel 12.9.3, 4° en de woorden « en c » worden ingevoegd na « F34b ».

Art. 11.Het artikel 18.1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 20 juli 1990, wordt aangevuld met het volgende lid : « Wanneer verkeerslichten zijn aangebracht boven de rijstroken conform artikel 61.4.2, van het algemeen verkeersreglement, dan wordt de stopstreep gemarkeerd op tenminste 5 meter voor de lichten. »

Art. 12.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2002.

Gegeven te Brussel, 17 oktober 2001.

Mevr. I. DURANT

^