Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 20 juli 1998
gepubliceerd op 20 augustus 1998

Ministerieel besluit betreffende de voortgezette vorming van de hoofdofficieren van het actief kader van de krijgsmacht

bron
ministerie van landsverdediging
numac
1998007150
pub.
20/08/1998
prom.
20/07/1998
ELI
eli/besluit/1998/07/20/1998007150/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 JULI 1998. - Ministerieel besluit betreffende de voortgezette vorming van de hoofdofficieren van het actief kader van de krijgsmacht


De Minister van Landsverdediging, Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 1998 betreffende de voortgezette vorming van de hoofdofficieren van het actief kader van de krijgsmacht, inzonderheid op de artikelen 7, § 1, 8, § 1, 13, § 2, en 16, § 2;

Gelet op het ministerieel besluit van 20 november 1978 houdende inrichting van het koninklijk hoger instituut voor defensie, inzonderheid op de artikelen 3bis, ingevoegd door het ministerieel besluit van 3 juni 1985, en 4;

Gelet op het ministerieel besluit van 8 september 1993 tot vaststelling van het niveau van de cursussen onderwezen in bepaalde scholen van opleiding en voortgezette opleiding van officieren, inzonderheid op de artikelen 1, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 16 februari 1994, 2 en 3;

Gelet op de protocollen van het onderhandelingscomité, afgesloten op 19 maart 1997 en 19 april 1998;

Gelet op de dwingende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat, met het oog op het verzekeren van het voortbestaan van de goede werking van de krijgsmacht alsook van haar paraatstelling, de continuïteit van de vorming van de hogere kaders alsook het verlenen van het hogere stafbrevet en van het hogere brevet van militair administrateur aan de officieren die bestemd zijn om zekere bevelvoerende of staffuncties uit te oefenen, diende verzekerd te worden door nieuwe cursussen die het ontworpen besluit als reglementaire basis hebben. Dat het bijgevolg van belang is dat het inrichten van de eindexamens die leiden tot het verlenen van voormelde brevetten kan gebeuren in een onbetwistbaar reglementair kader;

Gelet op het advies van de Raad van State gegeven op 29 juni 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit : 1° wordt, telkens als een graad wordt vermeld, ook de gelijkwaardige graad bedoeld;2° wordt de medische dienst als een « krijgsmachtdeel » beschouwd. Voor de toepassing van dit besluit moet verstaan worden onder : 1° « het koninklijk besluit » : het koninklijk besluit van 20 juli 1998 betreffende de voortgezette vorming van de hoofdofficieren van het actief kader van de krijgsmacht;2° « examencommissie SBH » of « examencommissie MAB » : de respectieve examencommissie bedoeld in artikel 3;3° « instituut » : het koninklijk hoger instituut voor defensie;4° « persoonlijk werk » : het persoonlijk werk bedoeld in artikel 13, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit;5° « promotor » : de officier die belast is met het begeleiden van de officier-stagiair bij het opstellen van zijn persoonlijk werk;6° « ondervrager » : de persoon die belast is met het ondervragen van de officier-stagiair over de verschillende materies die vervat zijn in de proef bedoeld in artikel 16, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit.

Art. 2.De stafchef van het krijgsmachtdeel is de militaire overheid bedoeld in de artikelen 7, § 1, en 8, § 1, van het koninklijk besluit.

Art. 3.Er wordt een examencommissie ingericht die belast is met de aanwijzing van de officieren-stagiairs die met succes de hogere stafcursus gevolgd hebben en een examencommissie die belast is met de aanwijzing van de officieren-stagiairs die met succes de hogere cursus voor militair administrateur gevolgd hebben.

Art. 4.§ 1. Elke examencommissie is samengesteld uit permanente leden, waaronder de voorzitter. De examencommissie SBH omvat evenwel eveneens niet-permanente leden.

Alle leden hebben een plaatsvervanger die volgens dezelfde regels aangewezen wordt.

Alle leden hebben stemrecht. § 2. De voorzitter is een opperofficier of een kolonel aangewezen door de chef van de generale staf, met uitsluiting van de officieren en de professoren van het instituut.

De leden moeten bekleed zijn met een graad die hoger is dan die van de officier-stagiair-examinandus, of moeten meer anciënniteit hebben in dezelfde graad. § 3. De examencommissie wordt bijgestaan door een officier-secretaris, lid van het instituut. De secretaris heeft geen stemrecht.

Art. 5.§ 1. De permanente leden van de examencommissie SBH zijn : 1° de voorzitter;2° een hoofdofficier-stafbrevethouder aangewezen door de commandant van het instituut. De niet-permanente leden van de examencommissie SBH zijn : 1° een hoofdofficier aangewezen door de stafchef van het krijgsmachtdeel, die zetelt voor alle officieren-stagiairs van het betrokken krijgsmachtdeel;2° twee hoofdofficieren aangewezen door de comandant van het instituut. § 2. Op aanvraag van de examencommissie SBH staat de promotor, zonder stemrecht, deze examencommissie bij.

Art. 6.§ 1. De permanente leden van de examencommissie MAB zijn : 1° de voorzitter;2° een hoofdofficier met brevet van militair administrateur, aangewezen door de commandant van het instituut;3° één hoofdofficier van elk krijgsmachtdeel, aangewezen door de stafchef van het krijgsmachtdeel, voor zover één of meer officieren-stagiairs-examinandi van het betrokken krijgsmachtdeel deel uitmaken. § 2. De examencommissie MAB wordt bijgestaan door een of meer ondervragers aangewezen door de commandant van het instituut onder de militaire- of de burgerprofessoren van het instituut.

Deze ondervragers nemen deel aan de globale beoordeling die gemaakt wordt door de examencommissie, zonder stemrecht.

Art. 7.In het opschrift van het ministerieel besluit van 8 september 1993 tot vaststelling van het niveau van de cursussen onderwezen in bepaalde scholen voor opleiding en voortgezette opleiding van officieren worden de woorden « opleiding en voortgezette opleiding van » vervangen door de woorden « vorming en voortgezette vorming van de ».

Art. 8.In artikel 1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 16 februari 1994, worden de woorden « opleiding en voortgezette opleiding van » vervangende door de woorden « vorming en voortgezette vorming van de ».

Art. 9.In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° onderdeel 2°, a) wordt aangevuld als volgt : « en hogere cursus voor militair administrateur;»; 2° onderdeel 3° wordt geschrapt.

Art. 10.In artikel 3, 2°, van hetzelfde besluit worden de woorden « de School der Militaire Administrateurs » vervangen door de woorden « het koninklijk hoger instituut voor defensie ».

Art. 11.Hoofdstuk II, dat de artikelen 3bis en 4 bevat, van het ministerieel besluit van 20 november 1978 houdende inrichting van het koninklijk hoger instituut voor defensie, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 3 juni 1985, wordt opgeheven.

Art. 12.Telkens als er in dit besluit melding gemaakt wordt van het stafbrevet, wordt het hogere stafbrevet eveneens in aanmerking genomen.

Telkens als er in dit besluit melding gemaakt wordt van het brevet van militair administrateur, wordt het hogere brevet van militair administrateur in aanmerking genomen.

Brussel, 20 juli 1998.

J.-P. PONCELET

^