Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 20 november 2006
gepubliceerd op 23 november 2006

Ministerieel besluit tot vaststelling van de functiebeschrijving en de daaruit voortvloeiende profielvereisten van de commissaris-generaal van de federale politie

bron
federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2006000904
pub.
23/11/2006
prom.
20/11/2006
ELI
eli/besluit/2006/11/20/2006000904/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 NOVEMBER 2006. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de functiebeschrijving en de daaruit voortvloeiende profielvereisten van de commissaris-generaal van de federale politie


De Minister van Justitie, De Minister van Binnenlandse Zaken, Gelet op de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten, inzonderheid op artikel 68;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, inzonderheid op artikel VII.III.10;

Gelet op het advies van de commissaris-generaal van de federale politie, gegeven op 21 september 2006 en op 2 oktober 2006;

Gelet op het advies van de inspecteur-generaal van de federale politie en van de lokale politie, gegeven op 19 september 2006;

Gelet op het protocol nr. 193/1 van 20 oktober 2006 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten;

Gelet op de hoogdringendheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat voor de goede werking van de dienst is vereist dat de hervorming van de federale politie, gewild door de wetgever bij de wet van 20 juni 2006 tot wijziging van bepaalde teksten betreffende de geïntegreerde politie, zo vlug mogelijk wordt geïmplementeerd. Daartoe bepaalt het koninklijk besluit van 14 november 2006 betreffende de organisatie en de bevoegdheden van de federale politie de datum van inwerkingtreding op 1 maart 2007; dat op die datum alle essentiële mandaathouders reeds in plaats moeten zijn gesteld, omdat zij die nieuwe structuur moeten implementeren en onder meer de migratie van personeelsleden moeten organiseren en begeleiden en dit terwijl de dienstverlening niet wordt onderbroken; dat deze mandaathouders moeten geselecteerd en aangewezen worden. De inhoud van het mandaat van de commissaris-generaal is dermate gewijzigd dat het mandaat van de huidige titularis niet kan hernieuwd worden; dat de oproep tot kandidaten het functieprofiel dient te bevatten, dat zelf gebaseerd moet zijn op voormeld koninklijk besluit van 14 november 2006 en op het voorliggend besluit. De procedure tot selectie en aanwijzing omvat voornamelijk volgende fases en termijnen : de vacantverklaring en de oproep tot kandidaten, de samenstelling van de selectiecommissie, de termijn van kandidaatstelling die niet minder mag bedragen dan 30 dagen (art. VII.III.33, eerste lid, 2°, RPPol), het onderzoek door de selectiecommissie, het onderzoek van de bezwaren van de kandidaten die over 15 dagen beschikken om hun bezwaar in te dienen, het inwinnen van adviezen en de vergelijking van titels en verdiensten;

Gelet op het advies nr. 41.573/2 van de Raad van State, gegeven op 6 november 2006 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluiten :

Artikel 1.De functiebeschrijving en de daaruit voortvloeiende profielvereisten van de commissaris-generaal van de federale politie worden vastgesteld in de bijlage bij dit besluit.

Art. 2.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Brussel, 20 november 2006.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

Bijlage bij het ministerieel besluit van 20 november 2006 1. Functiebeschrijving van de commissaris-generaal van de federale politie 1.1. Wettelijk en reglementair kader Krachtens artikel 99 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus « staat de federale politie onder de leiding van de commissaris-generaal. Hij is verantwoordelijk voor de uitvoering, door de federale politie, van het politiebeleid dat is bepaald door de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie, en, meer in het bijzonder, voor de uitvoering van het nationaal veiligheidsplan wat de federale politie betreft.

Hij heeft de leiding over en verzekert de coördinatie tussen de algemene directies, ziet erop toe dat de nodige steun aan de operaties wordt verleend en is verantwoordelijk voor de dagelijkse werking van de federale politie. Hij staat borg voor de geïntegreerde uitvoering van de opdrachten van de federale politie en ziet er in het bijzonder op toe dat de bestuurlijke directeur-coördinator en de gerechtelijke directeur hun activiteiten coördineren. ».

Artikel 99, tweede lid, en artikel 100 van dezelfde wet bepalen de verhouding tussen de commissaris-generaal en de directeurs-generaal van een algemene directie van de federale politie. Krachtens deze bepalingen is hij verantwoordelijk voor de dagelijkse werking van de federale politie en leidt en coördineert hij de algemene directies.

Zonder zich te kunnen inmengen in de uitvoering van opsporings- of gerechtelijke onderzoeken, herroept de commissaris-generaal de beslissingen van een directeur-generaal die het nationaal veiligheidsplan schenden of die afbreuk doen aan de werking van andere algemene directies of aan de coherente werking van de federale politie. Deze beslissing kan op haar beurt worden herroepen door de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie. Indien de beslissing van de commissaris-generaal een weerslag heeft op een opsporings- of gerechtelijk onderzoek, wordt het voorafgaand advies ingewonnen van de federale procureur.

Artikel 100bis van dezelfde wet luidt als volgt : « De commissaris-generaal waakt over de doelmatige en doeltreffende werking van de federale politie en de toepassing van de beginselen van specialiteit en subsidiariteit.

Hij draagt bij tot een optimale geïntegreerde werking van de twee politiecomponenten, in het bijzonder door toe te zien op de uitvoering van de steunopdrachten door zijn eigen directies en diensten en door de algemene directies. Daartoe pleegt hij regelmatig overleg met de vertegenwoordigers van de lokale politie.

In dat raam verzekert het commissariaat-generaal inzonderheid de volgende opdrachten : 1° de vergaring en de exploitatie van de operationele politionele informatie;2° het definiëren en het opvolgen van het beleid inzake internationale politiesamenwerking;3° het beheer van de relaties met de lokale politie;4° het organiseren van speciale eenheden ten bate van alle politiediensten.» Deze opdrachten worden nader uitgewerkt in de artikelen 7 en 18, eerste lid van het koninklijk besluit van 14 november 2006 betreffende de organisatie en bevoegdheden van de federale politie. 1.2. Inhoud van de functie 1.2.1. Algemeen De commissaris-generaal staat in voor de hoge leiding van de federale politie. Alle algemene directies, directies en diensten van de federale politie ressorteren onder hem. Hij draagt op essentiële wijze bij tot de geïntegreerde werking van de twee politieniveaus en ziet erop toe dat de verschillende componenten van de federale politie niet alleen met elkaar optimaal samenwerken, maar dat die samenwerking ook optimaal is met de lokale politie.

Hij draagt rechtstreekse verantwoordelijkheid inzake beheer van de operationele politie-informatie, internationale politiesamenwerking, betrekkingen met de lokale politie en organisatie van de speciale eenheden.

Hij ziet erop toe dat het personeel en de middelen van de federale politie worden aangewend om de strategische en operationele doelstellingen van de federale politie te verwezenlijken in het kader van de geïntegreerde politiewerking en de uitvoering van het nationaal veiligheidsplan. Hij adviseert en steunt de lokale en federale politieoverheden. Hij geeft rekenschap van zijn daden bij de overheid en organiseert een gestructureerd en regelmatig overleg met de directeurs-generaal en/of de lokale politie. 1.2.2. Uitwerking van een strategie Een strategisch planningsproces uitbouwen en ontwikkelen.

Dit proces voeden door de permanente opvolging van de evolutie in de maatschappij en in de wetgeving die een impact kan hebben op de opdrachten van de federale politie.

Een strategie ontwikkelen die in het nationaal veiligheidsplan kadert en in het door de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie bepaald algemeen beleid. Deze strategie moet de optimale geïntegreerde werking van beide politieniveaus bevorderen, zowel in de uitoefening van gespecialiseerde en supralokale opdrachten als in de ondersteuning op lokaal niveau.

Deze strategie door zijn directies en diensten en door de algemene directies laten omzetten in operationele doelstellingen en actieplannen die kaderen binnen de context van een meerjarenplanning. 1.2.3. Aanwending van de strategie Zich inschrijven in een groepsstrategie en deze aanmoedigen binnen de federale politie en in overleg met de lokale politie.

Zijn middelen en zijn personeel optimaal inzetten met inachtneming van eenieders bekwaamheden. 1.2.4. Werkorganisatie De overlegfora en werkgroepen rationaliseren in overleg met de bevoegde overheden.

Soepele en efficiënte werkingsprocessen uitwerken.

De taakuitvoering door zijn directies en diensten aansturen, coördineren en evalueren.

De verwezenlijking van de verbeterprojecten inzake werking van de federale politie op stapel zetten, ondersteunen en waarborgen.

Het personeel motiveren, evalueren en zijn bekwaamheden stimuleren. 1.2.5. Cultuur Zijn handelingen inschrijven in een natuurlijk partnerschip met de directeurs-generaal, enerzijds, en met de lokale politie, anderzijds.

Een moderne politiecultuur promoten, waarbij bijzondere aandacht uitgaat naar meer transparantie en wederzijds vertrouwen.

Spontaan of op verzoek rekenschap afleggen aan de politieoverheden. 2. Functieprofiel van de commissaris-generaal van de federale politie 2.1. Algemene kennis o Grondige kennis van de wettelijke bepalingen met betrekking tot het politiewezen. o Grondige kennis van de organisatie, de werking, de structuren en de verschillende bevoegdheden van de twee niveaus van de geïntegreerde politiedienst. o Kennis van het Belgisch concept van de gemeenschapsgerichte politiezorg. o Vertrouwd zijn met het concept van de informatiegestuurde politiezorg. o Kennis van algemeen organisatiemanagement en van projectmanagement in een overheidscontext. o Kennis van federaal en lokaal politiebeleid. o Inzicht in processen rond financiën en begroting en de relatie met managementinformatie. o Inzicht hebben in besluitvormingsprocessen in de overheidscontext. o Functionele kennis van de tweede landstaal. 2.2. Vaardigheden o De bekwaamheid om, met de ter beschikking gestelde middelen, taken en verantwoordelijkheden binnen de organisatiestructuur dusdanig te verdelen dat de opdrachten van de federale politie doeltreffend en doelmatig worden uitgevoerd en elk niveau hierbij een toegevoegde waarde heeft. o De bekwaamheid tot plannen van de werkzaamheden van de dienst : op efficiënte wijze prioriteiten bepalen en aangeven welke acties nodig zijn om de gestelde doelen op korte en lange termijn te realiseren. o Overeenkomstig de strategie van de organisatie, een opvolging van de doelstellingen evenals een beheer van de performante middelen uitbouwen en implementeren. o Bekwaamheid tot omgaan met potentiële risico's : kunnen anticiperen op potentiële problemen en risico's en ze in een ruimer perspectief kunnen plaatsen. o Inzicht hebben in strategisch denken (en in de impact van maatschappelijke geledingen) en in ontwikkelingen die relevant zijn voor de politiefunctie. o Kunnen aansturen, ontwikkelen en motiveren van medewerkers zodat ze hun doelstellingen en die van de organisatie op een correcte manier realiseren, zowel individueel als in teamverband. o De leiding van de algemene directies kunnen waarnemen en hun activiteiten coördineren met inachtneming van hun eigen bevoegdheden. o Betrokkenheid kunnen creëren en de eigenwaarde van de medewerkers verhogen door taken en verantwoordelijkheden door te geven, rekening houdend met de interesse, de ambitie, het ontwikkelingsplan en de competentie van medewerkers, en de gedelegeerde taken opvolgen. o Het vermogen samen te werken en met de collega's een gemeenschappelijk doel te bereiken door coördinatie van hun activiteiten en aanwending van de daartoe nodige processen en procedures. o Besluitvaardig zijn : zich eenduidig uitspreken en zelfstandig beslissingen nemen zonder problemen voor zich uit of in de schoenen van anderen te schuiven. o Het vermogen tot onderhandelen. o Initiatieven durven nemen. o De bekwaamheid om zich mondeling uit te drukken op een vlotte en gestructureerde manier, alsook over zeer goede redactionele eigenschappen beschikken en hierbij getuigen van analyse- en synthesegeest. o In staat zijn om de Belgische politiediensten internationaal te vertegenwoordigen. 2.3. Attitudes o Zich inschrijven in de filosofie van de geïntegreerde werking van de politieorganisatie en de complementariteit van beide componenten en permanent aandacht hebben voor de kritieke succesfactoren. o Een correcte perceptie hebben van zijn verantwoordelijkheden, zowel ten aanzien van de federale als de lokale politie. o Een correcte perceptie hebben van de bijzondere rol die hij moet spelen op het internationale niveau, onder meer in het raam van de internationale politiesamenwerking. o Voortdurend verbeteren van het eigen functioneren en van de werking van de organisatie, door bereid te zijn om te leren en mee te groeien met veranderingen, en door te anticiperen, via structurele maatregelen, op toekomstige uitdagingen, probleemstellingen of tendensen. o Innovatief denken : bestaande concepten en werkmethoden, tradities en gewoontes ter discussie durven stellen, permanent streven naar nieuwe mogelijkheden en vernieuwende oplossingen. o Permanent streven naar partnerschap en oog hebben voor klantgerichtheid en klantentevredenheid. o Over het nodige gezag beschikken : niet alleen een voldoende dominante persoonlijkheid zijn om mensen en situaties te beheersen en te leiden, maar dit gezag ook weten uit te stralen zodat men vanzelfsprekend als leider wordt aanvaard. o Openstaan voor discussies, rekening kunnen houden met kritische, opbouwende standpunten van anderen en bereid zijn om zijn eigen mening te herzien. o Openstaan voor de problemen van alle personeelsleden en ze discreet kunnen behandelen. o Openstaan voor de verzoeken van de overheid. o Er zorg voor dragen dat in volkomen transparantie rekenschap wordt afgelegd aan de overheid. o De voorrang geven aan de rationele werkingsmiddelen die rechtstreeks zijn afgestemd op het volbrengen van de doelstellingen; procedures verbannen die leiden tot een steriele bureaucratie of daarop gebaseerd zijn. o De administratieve vereenvoudiging aanmoedigen. o Regelmatig contact houden met de vertegenwoordigers van het personeel. o Regelmatig overleg plegen met de inspecteur-generaal van de federale en van de lokale politie. 2.4. Persoonlijke eigenschappen o Stressbestendig zijn : getuigen van koelbloedigheid in crisissituaties en bekwaam zijn om onder druk te werken. o Over een grote integriteit beschikken : respect voor anderen, noch favoritisme noch discriminatie. o Hoge frustratietolerantie en hoog incasseringsvermogen. o Sociaal engagement : het vermogen empatisch en sociaal voelend het maatschappelijke probleemveld aan te pakken vanuit een politioneel vaktechnische achtergrond. o Een duidelijke en transparante communicatie. 2.5. Ervaring o Ervaring in de toepassing van moderne managementtechnieken. o Praktische ervaring in het leidinggeven.

Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 20 november 2006 tot vaststelling van de functiebeschrijving en de daaruit voortvloeiende profielvereisten van de commissaris-generaal van de federale politie.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

^