Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 21 december 2001
gepubliceerd op 06 maart 2002

Ministerieel besluit tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement voor de productie van pootaardappelen

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
2002016003
pub.
06/03/2002
prom.
21/12/2001
ELI
eli/besluit/2001/12/21/2002016003/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 DECEMBER 2001. - Ministerieel besluit tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement voor de productie van pootaardappelen


De Minister belast met Landbouw, Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 mei 2001 houdende reglementering van de handel in en de keuring van pootaardappelen, inzonderheid op artikel 22;

Gelet op de richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het noodzakelijk is een keuringsreglement voor de productie van pootaardappelen vast te stellen, Besluit :

Artikel 1.Het keuringsreglement voor de productie van pootaardappelen, zoals bedoeld in artikel 22 van het koninklijk besluit van 2 mei 2001 houdende reglementering van de handel in en de keuring van pootaardappelen, wordt in bijlage vastgesteld.

Art. 2.Dit besluit treedt in werking de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

De Minister belast met Landbouw, Mevr. A.-M. NEYTS-UYTTEBROECK

BIJLAGE Inleiding De controle wordt uitgevoerd in alle stadia van de productie tot het gebruik. Elke inbreuk op de beschikkingen van onderhavig reglement laat toe een productieveld of een partij te declasseren of te weigeren, en, gebeurlijk, de plantenpaspoorten, de certificaten of vignetten terug te nemen. HOOFDSTUK 1. - Definities en algemeenheden 1.0. De Dienst : De Dienst Teeltmateriaal van het Bestuur voor de Kwaliteit van de Grondstoffen en de Plantaardige sector (DG4) van het Ministerie van Middenstand en Landbouw. 1.1. Categorieën en klassen 1.1.1. Kwekersmateriaal Niet gecertificeerd materiaal voortgebracht door genealogische selectie en behorende tot een generatie die aan het prebasispootgoed voorafgaat. 1.1.2. Prebasispootgoed Pootgoed bekomen uit kwekersmateriaal en bestemd om basispootgoed voort te brengen.

Wanneer het prebasispootgoed bekomen werd uit materiaal dat in vitro geproduceerd werd, wordt de categorie aangeduid als prebasispootgoed-CT. 1.1.3. Basispootgoed Pootgoed geproduceerd uit prebasispootgoed of uit kwekersmateriaal en voornamelijk bestemd om, door één of meerdere vermeerderingen, gecertificeerd pootgoed voort te brengen.

De categorie basispootgoed is onderverdeeld in klassen : - Basispootgoed S - Basispootgoed SE - Basispootgoed E Naast deze klassen kunnen de communautaire klassen "EEG1", "EEG2" en "EEG3" toegekend worden indien aan de eisen van richtlijn EEG 93/17 van 30.03.93 is voldaan. 1.1.4. Gecertificeerd pootgoed Pootgoed geproduceerd uit basispootgoed of pootgoed van een voorafgaande generatie en normaal bestemd voor een andere productie dan die van pootaardappelen.

De categorie van het gecertificeerd pootgoed is volgens de hoedanigheidskenmerken van het pootgoed onderverdeeld in twee klassen : - Gecertificeerd pootgoed A - Gecertificeerd pootgoed B 1.2. Bevoegde personen 1.2.1. Kweker (van een ras) Elke natuurlijke of rechtspersoon waarvan een ras : - ingeschreven is op de nationale rassencatalogus voor landbouwgewassen; - ingeschreven is op de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen; - deelneemt aan de nodige proeven om opgenomen te worden op één van deze catalogi. 1.2.2. Instandhouder Natuurlijke of rechtspersoon verantwoordelijk voor de instandhouding van een ras.

Voor beschermde rassen dient hij aangeduid te zijn door de kweker.

Het bewijs van de toegekende opdracht dient aan de Dienst overgelegd. 1.2.3. Mandataris Elke natuurlijke of rechtspersoon aangeduid door de kweker om in zijn naam te handelen op Belgisch grondgebied.

Het bewijs van de toegekende opdracht dient aan de Dienst overgelegd. 1.2.4. Producent van pootgoed Natuurlijke of rechtspersoon geregistreerd met het oog op de productie van niet-bereide pootaardappelen. 1.2.5. Bereider van pootgoed Natuurlijke of rechtspersoon erkend om pootgoed te bereiden met het oog op de certificering. 1.2.6. Verpakker van pootgoed in kleine verpakkingen Natuurlijke of rechtspersoon erkend om gecertificeerd pootgoed onder te brengen in kleinere verpakkingen met het oog op de verkoop en niet bestemd voor het voortbrengen van pootgoed. 1.3. Vermeerderingsperceel Niet onderverdeeld stuk land dat een teelt draagt, bestemd om pootgoed voort te brengen van een welbepaalde klasse en gescheiden van elke aangrenzende teelt overeenkomstig de beschikkingen van dit reglement.

Het perceel moet in België gelegen zijn of behoren tot een bedrijf met aaneengesloten percelen die door de landsgrens doorsneden worden. In dit geval moet de keuringsdienst van het betrokken land zijn toestemming geven om het perceel dat in dat land gelegen is, door de Belgische keuringsdienst te laten keuren. 1.4. Partij Hoeveelheid aardappelpootgoed, klaar voor de handel, van eenzelfde ras, categorie, klasse, kaliber en oorsprong en met éénzelfde referentienummer.

De partij moet homogeen zijn t.t.z. éénvormig in samenstelling en in uitzicht. 1.5. Registratie en erkenning 1.5.1. De instandhouders, de mandatarissen en de producenten van pootgoed worden bij de Dienst geregistreerd. 1.5.2. De bereiders van pootgoed worden erkend indien zij onderstaande voorwaarden vervullen : - beschikken over een stockerings- en een bewerkingsinrichting in verhouding tot de omvang van hun productie; - beschikken over zuivere, droge, goed verluchte lokalen die gedurende de bewerkings- en bewaringsperiode van pootgoed uitsluitend voorbehouden zijn voor pootgoed of zaaizaad; deze lokalen zijn geïsoleerd tegen de vorst en voorzien van een voldoende luchtverversingssysteem; de temperatuur in de lokalen moet kunnen geregeld worden; - tijdens de triage beschikken over apparatuur die minstens moet bestaan uit een trieur-kalibreur en een leestafel; - een lokaal dat beantwoordt aan de voorschriften van het Algemeen Reglement op de Arbeidsveiligheid (ARAB) ter beschikking stellen van de keurmeester van de Dienst, hem voorbehouden tijdens de duur van de triagewerkzaamheden. Het lokaal dient goed verlucht en verlicht te zijn, bemeubeld, verwarmd en onderhouden; - een leestafel van gepaste hoogte en goed verlicht ter beschikking van de keurmeester stellen; - bekwaam zijn om de sanitaire controle uit te oefenen of in de mogelijkheid verkeren deze te doen uitoefenen; - er zich toe verbinden slechts plantgoed ter certificering aan te bieden dat beantwoordt aan de van kracht zijnde normen inzake identiteit en raszuiverheid, afstamming, technologische en gezondheidsnormen; - een boekhouding bijhouden aangaande het binnenkomend en uitgaand pootgoed tijdens de verschillende stadia vanaf het oogsten of het verwerven tot aan de definitieve bereiding en deze boekhouding ter beschikking van de Dienst houden. 1.5.3. De onderbrengers in kleine verpakkingen kunnen erkend worden indien ze er zich toe verbinden : 1) de Dienst op de hoogte te stellen van de aanvang en het beëindigen van hun werkzaamheden;2) omtrent alle partijen pootgoed een boekhouding bij te houden, waarvan de modaliteiten zijn vastgesteld door de Dienst en ze gedurende drie jaar ter beschikking te houden van de Dienst;3) de keuringsdocumenten die de te splitsen verpakkingen van het pootgoed dekten gedurende twee jaar ter beschikking te houden van de Dienst;4) de maatregelen vervat in hoofdstuk 6 van de voorliggende reglementering strikt toe te passen;5) de Dienst elk jaar op de hoogte te brengen van het begin en het einde van het onderbrengen in kleine verpakkingen. 1.5.4. De erkenningen lopen van jaar tot jaar en zijn geldig van 1 juli tot 30 juni van het jaar daarop. Nochtans worden de erkenningen stilzwijgend verlengd zolang de opgelegde voorwaarden vervuld blijven.

Ingeval van belangrijke wijzigingen aan de installaties of verandering van de betrokken verantwoordelijke personen moet de Dienst daarvan onmiddellijk schriftelijk verwittigd worden.

De erkenning wordt ingetrokken wanneer de opgelegde voorwaarden niet meer vervuld zijn. 1.6. Gelijkwaardigheid van buitenlandse categorieën en klassen.

Met het oog op de keuring worden de categorieën of klassen van het pootgoed voortgebracht buiten de E.U. gelijkgesteld met de Gemeenschappelijke categorieën of klassen en dit overeenkomstig de beslissingen die door de E.U. betreffende de gelijkwaardigheid van het buitenlandse pootgoed worden genomen ten opzichte van pootgoed dat uit derde landen komt.

Het bewijs dient voorgelegd dat aan de fytosanitaire voorschriften is voldaan. HOOFDSTUK 2. - Instandhouding en productie van prebasispootgoed 2.1. Instandhouding 2.1.1. Elke persoon belast met de instandhouding van een ras in België moet elk jaar aan de Dienst voor elk van de betrokken rassen het instandhoudingsprogramma schriftelijk voorleggen en daarbij de toegepaste methode en de geproduceerde hoeveelheden opgeven. Dit programma moet controleerbaar zijn vanaf de teelten en de notities van de verantwoordelijke.

Indien de instandhouding in het buitenland gebeurt, moet het materiaal dat behoort tot een generatie voorafgaand aan basispootgoed, dat voor vermeerdering in België wordt aangeboden, vergezeld zijn van een verklaring van de instandhouder die volgende elementen bevat : - de geleverde hoeveelheid materiaal; - het referentienummer van de partij; - de beschrijving van het etiket aan de verpakkingen gehecht; - de categorie en gebeurlijk de klasse van het te produceren pootgoed vanaf het voornoemde materiaal.

De beschrijving van het etiket is niet nodig indien een specimen bij de verklaring wordt gevoegd.

Ook moet het bewijs geleverd worden dat aan de fytosanitaire voorschriften is voldaan.

Al deze inlichtingen moeten bij de Dienst berusten bij de inschrijving van de teelt. 2.1.2. De instandhouder houdt een register bij waarin iedere generatie van elke familie wordt ingeschreven. 2.1.3. Na minstens twee jaar vermeerdering in volle grond, mogen de producties van verschillende families gemengd worden.

Dit gemengd product kan enkel nog in aanmerking komen voor de productie van basispootgoed of gecertificeerd pootgoed. 2.1.4. De productie van pootgoed in België is het resultaat van instandhouding door vegetatieve vermeerdering overeenkomstig onderstaand schema : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2.1.5. De Fo-generatie is het vertrekmateriaal voor de selectie; dit materiaal moet door een erkend laboratorium als vrij van virusziekten en andere ziekten worden erkend. 2.1.6. De generaties afkomstig van iedere Fo vormen de families. 2.1.7. Het "in vitro" geproduceerd materiaal is instandhoudingsmateriaal dat tot de genealogische selectie behoort. 2.1.8. Het door het laboratorium afgeleverd in vitro-materiaal (planten of knollen) wordt aangezien als Fl. Dit materiaal moet inzake gezondheid beantwoorden aan de vereisten voorzien voor de klasse prebasispootgoed.

De rasechtheid moet door de producent gewaarborgd worden. 2.1.9. Onverminderd de bepalingen van afdeling 2.2. kan de Dienst, op verzoek van de instandhouder of zijn mandataris een attest afleveren waarin wordt verklaard dat het materiaal afkomstig is van vermeerderingen gerealiseerd door een bij de Dienst geregistreerde verantwoordelijke persoon en dat de teelten door de Dienst werden gevolgd.

De resultaten van de gezondheidsonderzoeken moeten voorgelegd worden. 2.1.10. Bijzondere fytosanitaire vereisten voor de productie van basispootgoed van Gemeenschappelijke klassen.

Het uitgangsmateriaal (Fo) evenals het geproduceerde instandhoudingsmateriaal en de gebeurlijk tussenliggende generaties moeten vrij zijn van : - Erwinia carotovora - Erwinia chrysantemi - Bladrol PLRV; - A-, M-, S-, X- en Y-virus Het bewijs moet geleverd worden. De onderzoeken gebeuren officieel of onder officieel toezicht. 2.1.11. Monsters kunnen officieel genomen worden. 2.2. Productie van officieel gecertificeerd prebasispootgoed Om de certificering van prebasispootgoed te kunnen verkrijgen dienen de volgende voorwaarden te worden vervuld 2.2.1. Aanbieden ter keuring. a) Inschrijvingsnemer : de verantwoordelijke voor de instandhouding of zijn mandataris b) Uiterste datum van inschrijving : 15 mei. Ingeval van uitplanten buiten het normale plantseizoen : hoogstens 3 werkdagen na het planten. c) Ras : zie 3.1.3. d) Vorige teelten en ligging : zie 3.1.5. e) Inschrijving : - de volgende inlichtingen dienen voor te komen op de inschrijvingsformulieren die de Dienst ter beschikking stelt : ras, generatie van het pootgoed, partijnummer, gebruikte hoeveelheid; - de herkomst van het materiaal moet bewezen zijn, hetzij via een genealogische selectie verricht in België en voorafgaandelijk aan de Dienst gemeld, hetzij door een verklaring van de buitenlandse verantwoordelijke waarin mededeling wordt gedaan van de hoeveelheid opgezonden materiaal bestemd om in België prebasispootgoed te produceren, en gedekt door een officiële verklaring van de keuringsdienst van het betrokken land.

Deze inlichtingen moeten voorkomen op het document dat het binnengebrachte materiaal vergezelt.

Een specimen van het etiket dat het materiaal dekt, moet aan dit document worden gehecht. f) Fytosanitaire eisen met betrekking tot het pootgoed en het te beplanten perceel : zie 3.1.6. 2.2.2. Veldkeuring.

De eisen van Hfst. 3, sectie 3.2 zijn van toepassing met uitzondering van volgende punten a) Buurschap Het vermeerderingsperceel moet tenminste 100 meter verwijderd zijn van elke niet ingeschreven teelt van aardappelen. Ingeval de minimum afstand niet wordt gerespecteerd, wordt het perceel geweigerd of gedeclasseerd, naargelang de werkelijk vastgestelde afstand (zie 3.2.2.). b) Raszuiverheid en gezondheidstoestand : zie 3.2.3. c) Rooiing - Loofvernietiging Worden verricht onder de verantwoordelijkheid van de inschrijvingsnemer in functie van de stand van het gewas, de graad van bescherming en het gevaar van besmetting. 2.2.3. Fytosanitaire onderzoeken De eisen vermeld in 3.3. zijn van toepassing. Daarenboven moet het materiaal-CT vrij zijn van Erwinia carotovora var. atroseptica, van Erwinia chrysantemi, Erwinia carotovora var. carotovora, van Ralstonia solanacearum en van Clavibacter michiganensis sub. sepedonicus. 2.2.4. Oogst, in ontvangstname en vervoer -van bruto-pootgoed : Zie 3.4. 2.2.5. Triage, aanbieden ter keuring en certificering De eisen vermeld in 3.5. zijn van toepassing. Nochtans worden de eisen inzake kalibrering (3.6.2.3.) niet toegepast op het prebasispootgoed-CT. De oogst moet de referentie bewaren van de teelt waarvan hij voortkomt zoniet zal hij in de categorie gecertificeerd pootgoed worden gerangschikt. HOOFDSTUK 3. - Pootgoedproductie 3.1. Aanbieden ter keuring 3.1.1. Inschrijvingsnemer De inschrijving ter keuring kan worden genomen door : - een producent van pootgoed; - een bereider van pootgoed. 3.1.2. Uiterste datum Uiterste datum voor inschrijving : 15 mei.

Opmerking : Indien omwille van bijzondere omstandigheden vertraging verantwoord is, of voor aanplanting buiten het normale plantseizoen worden de inschrijvingen nog aanvaard tot 3 werkdagen na het planten. 3.1.3. Ras a) Elk perceel mag slechts met één enkel ras beplant zijn, met het oog op de productie van plantgoed van een welbepaalde categorie of klasse.b) De rassen die voor de keuring in aanmerking komen zijn : - de rassen die opgenomen zijn op de nationale rassencatalogus voor landbouwgewassen; - de rassen die opgenomen zijn op de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen. De schriftelijke toelating van de mandataris is vereist indien het gaat om beschermde rassen; - de rassen die deelnemen aan de officiële proeven met het oog op hun inschrijving op de nationale catalogus en enkel voor rekening van de mandataris. Het bewijs moet worden geleverd. Nochtans zal de definitieve certificering slechts na opname van het ras op de catalogus kunnen gebeuren. 3.1.4. Categorieën en klassen De percelen worden aangelegd met pootgoed behorend tot één der volgende klassen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De gelijkwaardigheid van klassen van pootgoed afkomstig uit andere C.E.wordt bepaald door de Dienst op basis van de beschikbare informatie.

Ingeval bij het planten verschillende klassen van pootgoed gemengd worden, zal de laagste klasse in aanmerking genomen worden. 3.1.5. Vorige teelten en ligging a)Het perceel mag gedurende 3 jaren die aan de keuring voorafgaan geen aardappelteelt hebben gedragen.

Een vruchtafwisselingsplan betreffende het perceel, dat de drie vorige jaren bestrijkt, dient te worden getoond tijdens de inschrijving. b) De te certificeren teelten worden aangelegd in volle grond.c) Op aanvraag van de Dienst legt de inschrijvingsnemer een bijgehouden plan van het bedrijf voor met aanduiding van de ligging van de percelen.d) De percelen worden geïdentificeerd door middel van een bordje, volgens de instructies van de Dienst. 3.1.6. Inschrijving Bij de inschrijving ter keuring dient de inschrijver, op het door de Dienst ter beschikking gestelde inschrijvingsformulier, opgave te doen van de oorsprong, het ras, de categorie, de klasse en het partijnummer van het gebruikte pootgoed. De documenten die dit pootgoed dekten, moeten voorgelegd worden.

Eisen betreffende de aanvaarding van het perceel en betreffende de gezondheidstoestand van het pootgoed.

Voor de inschrijving moet het perceel en het uitgangsmateriaal vrij bevonden worden van alle schadelijke organismen vermeld in de richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000.

In het geval van een nieuw ras of een eerste inschrijving van een ras kan de Dienst aan de inschrijver de gebruikelijke rasbeschrijving vragen Oorsprong van het pootgoed Het pootgoed dient voort te komen van een teelt in volle grond. 3.2. Veldkeuring 3.2.1. Minimum aantal bezoeken De keuring van de teelten behelst minstens 2 bezoeken op door de Dienst vastgestelde tijdstippen. 3.2.2. Buurschap 1. Voor de productie van gecertificeerd pootgoed : Het vermeerderingsperceel moet tenminste 10 meter verwijderd zijn van elke niet ingeschreven aardappelteelt.2. Voor de productie van basispootgoed : Het vermeerderingsperceel moet tenminste 30 meter verwijderd zijn van elke niet ingeschreven aardappelteelt.3. Aanpalende percelen moeten minstens 1,5 m verwijderd zijn van elkaar en de bladeren mogen elkaar niet raken.4. Voor de productie van basispootgoed van gemeenschappelijke klassen moeten belendende teelten van pootgoed ten minste beantwoorden aan de normen voor dezelfde klasse als deze van het betrokken perceel.Het voldoen aan deze norm moet vastgesteld worden door een officiële veldkeuring. 5. Wanneer gevaar voor besmetting bestaat kunnen specifieke testen worden voorgeschreven.Dit is o.m. het geval wanneer in een straal van 30 m een naburige teelt op gezondheidsvlak niet beantwoordt aan de normen voor de klasse waarvoor de te controleren teelt is ingeschreven. 6. Bij niet naleving van de isolatievoorschriften, wordt het perceel geweigerd of gedeklasseerd naargelang de werkelijk vastgestelde afstand. 3.2.3. Raszuiverheid en gezondheidstoestand 1. De teelt moet zodanig zijn dat het goed mogelijk is de raszuiverheid en de gezondheidstoestand na te gaan. Opslag van vorige teeltjaren wordt als rasonzuiverheid beschouwd, evenals elke plant die een afwijkend uitzicht heeft tengevolge van een chemische behandeling of een andere oorzaak.

Opmerking : de planten die in het kader van de opzuivering gerooid worden, en die een fytosanitaire risico bieden, dienen onmiddellijk van het perceel verwijderd te worden. 2. De teelten kunnen mogelijks geweigerd worden indien de keuring onmogelijk wordt gemaakt door : a.onkruid; b. ziekten;c. overdreven ontwikkeling van het loof;d. zwakke groei;e. wijziging in het uitzicht van de planten, te wijten aan een chemische behandeling of aan een andere oorzaak. In geval van vernieting van de bladeren door vorst, hagel, storm of insecten, is het toegelaten te wachten tot de groeiherneming alvorens een definitieve beslissing te treffen 3. Normen a) De teelt moet volledig vrij zijn van Ringrot (Clavibacter michiganensis subsp.sepedonicus) en Bruinrot (Ralstonia solanacearum). b) De volgende toleranties worden toegestaan (% van het aantal planten) bij de laatste veldkeuring. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3.2.4. Tellingsmethode De tellingen worden uitgevoerd op 100 opeenvolgende planten in één rij. Er zijn ten minste : - 4 tellingen per 25 are, voor de percelen van 1 ha en minder; - 10 tellingen per ha, of gedeelte daarvan voor de percelen van meer dan 1 ha.

Het percentage wordt vervolgens berekend volgens de hierna vermelde formule Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3.2.5. Rangschikking Na elk bezoek worden de uitgevoerde waarnemingen medegedeeld aan de inschrijver. In het geval van weigering of declassering gebeurt deze mededeling schriftelijk door het opsturen van een kopie van het veldkeuringsrapport.

Een voorlopige rangschikking wordt toegekend na het laatste bezoek op basis van de voornoemde normen (3.2.3.). 3.2.6. Rooiing - Loofvernietiging De Dienst bepaalt de datum voor dewelke het loof dient vernietigd of de knollen gerooid te zijn na raadpleging van het Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek van Gembloux, Sectie Landbouwsystemen, en de beroepsmiddens. Deze datum is afhankelijk van het verschijnen en de evolutie van bladluizen, dragers van virussen. Hij wordt aan de inschrijvingsnemers bekendgemaakt.

Ten einde de bemonstering mogelijk te maken dient de inschrijvingsnemer, ten minste 48 uren op voorhand, de Dienst te verwittigen van het tijdstip van het rooien Elke teelt waarvan het loof niet vernietigd werd binnen de 20 dagen na de voorgeschreven datum, zal worden geweigerd.

De knollen moeten ten laatste op 1 oktober gerooid zijn.

Omwille van bijzondere omstandigheden kan een latere datum worden aanvaard. 3.3. Fytosanitaire onderzoeken 3.3.1. Materiaal onderworpen aan test - aanvraag voor ontleding De voorlopige rangschikking van het geoogste pootgoed, toegekend bij het laatste veldkeuringsbezoek, moet worden bevestigd door de resultaten van de fytosanitaire onderzoeken in het laboratorium of in de serre.

Tenminste de volgende onderzoeken dienen uitgevoerd Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

De Dienst kan beslissen monsters afkomstig van twijfelachtige percelen te onderwerpen aan de onderzoeken die hij nodig acht.

De inschrijvingsnemer mag ook een bemonstering vragen met het oog op het bekomen van een attest betreffende de gezondheidstoestand van het pootgoed (bv. virologische testen). 3.3.2. Bemonstering Bij de controle op het vernietigen van het loof of het rooien van de knollen wordt een globaal monster genomen per perceel. De modaliteiten van de bemonstering worden bepaald door een omzendbrief van de Dienst.

De globale monsters worden genomen op percelen waarop het loof werd vernietigd en op aanvraag van de pootgoedteler, die eventueel zijn medewerking verleent bij de monstername. 3.3.3. Hergroei Wanneer bij het rooien hergroei wordt vastgesteld bij meer dan 0,5 % van de struiken worden nieuwe monsters op het veld genomen zoals hierboven voorzien. Deze monsters vervangen de eerder genomen monsters. 3.3.4. Normen.

Bij de Elisa test en de precultuurtest zijn onderstaande toleranties van toepassing (zie tabel).

De rangschikking gebeurt in functie van deze toleranties.

Indien meerdere analyses uitgevoerd werden, wordt het gemiddelde van de uitslagen in aanmerking genomen.

Daarenboven wordt de partij geweigerd, indien tijdens de precultuurtest rasonzuiverheden of planten met vervormd loof worden vastgesteld.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3.4. Oogst, inontvangstname en vervoer van bruto-pootgoed 3.4.1. Inontvangstname - menging De producent of bereider die de oogst opslaat, moet een stockeringsplan opmaken.

De partijen worden duidelijk geïdentificeerd en zodanig gestapeld dat hun identiteit bewaard blijft.

Het mengen van partijen prebasispootgoed of basispootgoed S is niet toegelaten. 3.4.2. Vervoer van brutopartijen Het vervoer van bruto- of halfbewerkte partijen naar een erkende bereider of naar een gemachtigde stockeerder van pootgoed (1), mag slechts gebeuren mits toelating van de Dienst. Om gemachtigd te kunnen worden dient de stockeerder van pootgoed te beschikken over lokalen die voldoen aan de voorwaarden gesteld voor de bereider van pootgoed (onder 1.5.2., eerste en tweede streepje) en een boekhouding bij te houden (1.5.2. laatste streepje).

De losvervoerde waar moet vergezeld zijn van een vervoermachtiging. De Dienst kan, indien hij het nodig acht, het etiketteren en het loden van de verpakkingen vóór hun vervoer voorschrijven.

In dit geval moet een keurmeester van de Dienst aanwezig zijn bij het lossen of bij het openen van de verpakkingen. 3.4.3. Binnenbrengen van brutopootgoed Het binnenbrengen van brutopootgoed met het oog op zijn bewerking in België is toegestaan mits de nodige garanties geleverd worden door de certificeringsdienst van het betrokken land.

Voor pootgoed dat behoort tot een ras dat niet op de gemeenschappelijke noch op de nationale rassenlijst staat, moet de verbintenis aangegaan worden dat het gecertificeerd pootgoed niet in België zal verhandeld worden.

De keuring van deze producten gebeurt volgens de regels toepasselijk op het inlands pootgoed en enkel in de inrichtingen van een erkend bereider. 3.5. Trieren - aanbieden ter keuring 3.5.1. Keuringsmodaliteiten Twee werkdagen voor het triëren aanvangt, moet de bereider de Dienst verwittigen.

Bij elke verandering van ras moeten de toestellen gereinigd worden. 3.5.2. Chemische behandeling Het is verboden pootgoed te behandelen om de kiemkracht te belemmeren.

Elke chemische behandeling moet vermeld worden op het officieel etiket. De naam van elke actieve stof in het/of de gebruikte middel(en) moet vermeld worden op een bijkomend etiket van de leverancier of op het etiket. In dit laatste geval zal de leverancier een schriftelijke verklaring naar de Dienst opsturen, waarop staat dat hij de vermelde actieve stof onder zijn eigen verantwoordelijkheid gebruikt.

Bijkomende vermeldingen mogen voorkomen op het etiket van de leverancier evenals op of in de verpakking. 3.5.3. Monsters Een gemiddeld monster van 120 knollen per partij, bestemd voor de postcontrole wordt tijdens het certificeren genomen. Dit monster wordt gecertificeerd zoals de aangenomen planters en verstuurd volgens aanduidingen van de Dienst. 3.5.4. Verpakkingen De recipiënten moeten rein en de verpakkingen moeten nieuw zijn en een volledig gewaarborgde sluiting toelaten.

De recipiënten en de verpakkingen mogen aan de buitenzijde geen vermelding dragen in tegenstrijd met de classificatie van het pootgoed dat zij bevatten of die op een ander product betrekking heeft.

De naam van de leverancier mag er op vermeld zijn. 3.6. Certificering 3.6.1. Voorafgaande nota's De keuringsdocumenten worden slechts afgeleverd wanneer aan alle voorwaarden voldaan is. De definitieve klasse is ten hoogste die welke werd toegekend tijdens de veldkeuring of eventueel deze die voortvloeit uit de fytosanitaire onderzoeken en de toepassing van de normen vermeld in 3.6.2. hieronder.

Voor het pootgoed van rassen die tot de keuring werden toegelaten op grond van het feit dat ze deelnemen aan de officiële proeven met het oog op hun opname op de nationale rassencatalogus, worden de keuringsdocumenten slechts na de inschrijving van het ras op de catalogus afgeleverd.

Bij de keuring ziet de keurmeester na of de partij voldoet, op basis van een representatief monster. 3.6.2. Normen 3.6.2.1. Raszuiverheid Het aantal knollen die duidelijk niet tot het ras behoren mag niet hoger zijn dan : 0,00 % voor prebasispootgoed 0,01 % voor basispootgoed S 0,05 % voor basispootgoed SE et E 0,10 % voor gecertificeerd pootgoed 3.6.2.2. Gezondheidstoestand en diverse gebreken 1. Aanwezigheid van al dan niet aanklevende aarde en andere vreemde lichamen1 % in gewicht 2.Droog- en natrot - veroorzaakt door Synchytrium endobioticum, Clavibacter michiganensis spp.sepedonicus of Ralstonia solanacearum : 0 % van het gewicht - andere oorzaak van droog- of natrot : 0,5 % van het gewicht waarvan maximum 0,10 % te wijten aan zwartbenigheid voor prebasis- en basispootgoed en 0,25 % aan zwartbenigheid voor gecertificeerd pootgoed. 3. Uitwendige gebreken (bv.misvormde of gekwetste knollen) : 3 % van het gewicht 4. Gewone schurft (Streptomyces spec.) : de referentie is deze van de fotografische schaal geleverd door de Dienst.

Maximale tolerantie voor alle klassen : 2,5 op deze schaal.

Oppervlakkige schurft en graslandschurft : de referentie is deze van de fotografische schaal geleverd door de Dienst.

Maximale tolerantie voor alle klassen : 3,5 op deze schaal Nota betreffende schurft : de knollen waarvan de schurftaantasting groter is dan de hierboven opgegeven tolerantie kunnen desondanks toch verhandeld worden op de Belgische markt, op voorwaarde dat er een gemeenschappelijke verklaring opgesteld wordt waaruit blijkt dat zowel de leverancier als de koper op de hoogte zijn van het feit dat aan de schurfttolerantie niet voldaan werd. Deze verklaring dient opgesteld te worden door de handelaar-bereider.

Een partij die ter keuring aangeboden wordt mag geen malse knollen of knollen die zeer gerimpeld zijn door zilverschurft (Helminthosporium solani) bevatten. 5. Het pootgoed moet vrij zijn van Globodera rostochiensis en Globodera pallida, en van Meloïdogyne chitwoodi, Meloïdogyne fallax en Ditylenchus destructor.@ 6. Rhizoctonia (Rhizoctonia solani) : de referentie is deze van de fotografische schaal geleverd door de Dienst. Maximale tolerantie voor lichte besmetting (% knollen) : - Klassen S en SE : 10 % - Klassen E, A en B : 25 % Nota : 1. Voor de vaststelling van het percentage aangetaste knollen worden knollen met enkele kleine sclerotiën niet meegerekend.2. De knollen die een matige of zware besmetting door Rhizoctonia solani vertonen moeten verwijderd worden.7. YNTN-virus : Prebasispootgoed en basispootgoed S 0 % van het gewicht Basispootgoed SE 0,1 % van het gewicht Basispootgoed E en gecertificeerd pootgoed 0,5 % van het gewicht 8.Poederschurft (Spongospora subterranea) : Prebasispootgoed en basispootgoed S 0 % van het gewicht Basispootgoed SE 0,2 % van het gewicht Basispootgoed E en gecertificeerd pootgoed* 0,25 % van het gewicht * knollen die voor tenminste 1/3 van hun oppervlakte aangetast zijn..

Opmerkingen : 1. Partijen met gerimpelde, uitgeputte, uitgedroogde of voortijdig gekiemde knollen worden afgekeurd.2. Twijfelachtige partijen worden door de keurmeester van de Dienst in quarantaine geplaatst, onder meer : - partijen waarin door Fusarium aangetaste knollen voorkomen; - partijen waarin bevroren knollen voorkomen; - partijen die licht aangetast zijn door natrot, en in het algemeen, elke partij die symptomen van rotting vertoont.

Deze partijen worden slechts aanvaard indien ze bij een nieuw onderzoek aan de normen beantwoorden. 3. De partijen die een behandeling hebben ondergaan met een middel dat het kiemvermogen verhindert of vermindert worden geweigerd. 3.6.3.3. Potersmaten (De opgegeven maten zijn deze van de gebruikte zeven en van de controleapparatuur) De knollen dienen aan de volgende eisen te beantwoorden : 1. Het kaliber moet minstens 25 mm bedragen (vierkante mazen);2. Het maximum verschil in doorsnee tussen de knollen van een partij is 25 mm;3. Vanaf een kaliber van 35 mm of hoger dienen de getallen die het minimum en maximum kaliber aangeven een veelvoud van 5 te zijn;4. Op schriftelijke aanvraag kunnen andere kalibers door de Dienst worden toegestaan, onder meer in geval van uitvoer. Toleranties Ondermaatse knollen : maximum 3 % in gewicht Bovenmaatse knollen : maximum 3 % in gewicht Totaal buiten maat : maximum 5 % in gewicht 3.6.3. Documenten (i.p.v.3.6.4.) 1. De verpakkingen worden aan de buitenkant voorzien van een nog niet gebruikt officieel etiket. Dit etiket draagt de vermelding "E.U. Plantenpaspoort" en vermeldt desgevallend de beschermde zone waarvoor het pootgoed toegelaten is.

Desgevallend kan aan basispootgoed de aanduiding van de Communautaire klasse worden toegevoegd : EEG 1, EEG 2 of EEG 3 naargelang het geval.

Wanneer het etiket een gaatje draagt, wordt zijn aanhechting verzekerd door een zegel.

De verpakkingen bevatten een officiële notitie met ten minste volgende vermelding : - partijnummer, ras, categorie of gebeurlijke klasse.

Die notitie is niet nodig wanneer de vermeldingen op onuitwisbare wijze aangebracht zijn op de verpakking of wanneer een officieel kleefetiket of een officieel niet scheurbaar etiket wordt gebruikt. 2. De kleur van de documenten is : - wit met paarse diagonaal : prebasispootgoed - wit : basispootgoed S, SE, E - blauw : gecertificeerd pootgoed A, B 3.Het afleveren van de keuringsdocumenten is slechts toegelaten na controle van de aangeboden partijen en hun definitieve klassering.

De documenten mogen nochtans aan de verpakking worden gehecht bij het opzakken. Het verzenden van de waar is slechts toegelaten na controle door een keurmeester van de Dienst. 3.6.5. Officiële sluiting De verpakkingen en recipiënten worden officieel of onder officieel toezicht gesloten. De sluiting is zo dat de verpakkingen kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of het officiële etiket, de verpakking of het recipiënt, sporen van manipulatie vertonen.

Zakken mogen geen andere uitwendige naad hebben dan die waarin het document van de Dienst, dat geen voorafgaande perforatie vertoont, is vastgehecht. 3.7. Los vervoer Het los vervoer van gecertificeerd pootgoed in vrachtwagens of recipiënten die moeten geopend worden bij aankomst, kan slechts gebeuren onder volgende voorwaarden : 1. De vracht- of aanhangwagens moeten zuiver zijn bij het laden.2. Zij worden voorzien van een sluitingssysteem dat kan gesloten worden zodat er geen enkele mogelijkheid bestaat de inhoud te wijzigen zonder dat het lood sporen van behandeling vertoont.3. Het laden gebeurt volgens de instructies van de Dienst.Deze worden per omzendbrief aan de handelaars-bereiders medegedeeld.

Indien de waar ter plaatse wordt afgehaald door de eindgebruiker of door een derde die handelt in zijn naam, is de aanwezigheid van een personeelslid van de Dienst niet vereist en moet geen vervoermachtiging worden opgemaakt. De certificaten worden vastgehecht aan de leveringsbon waarop hun nummers zijn vermeld. Het exacte gewicht, alsook de naam van de bestemmeling moeten vermeld zijn op het certificaat.

De naam van de bestemmeling, de nummers van de certificaten en het gewicht van het verkochte lot worden vervolgens vermeld op de stockfiche.

In alle andere gevallen, d.w.z. wanneer de waar vervoerd wordt, ofwel van het bedrijf van de ene handelaar-bereider naar dat van een andere handelaar-bereider, ofwel naar de eindgebruiker, moet de vrachtwagen gelood worden door een personeelslid van de Dienst. Deze laatste maakt de certificaten vast aan het zegellood zodat de verzegeling van de vrachtwagen niet kan verbroken worden zonder de certificaten te beschadigen De controles bij het laden en gebeurlijk bij de inontvangstname moeten minstens 24 uur op voorhand aangevraagd worden bij de verantwoordelijke(n) voor controle van de streek (of streken). 4. De aanwezigheid van een keurmeester bij het lossen is niet nodig indien de geadresseerde de eindgebruiker van het plantgoed is. Deze mag het plantgoed niet afstaan aan derden. 5. Het los vervoer naar een andere EG-lidstaat is slechts mogelijk indien er een algemeen voorafgaand akkoord bestaat met de betreffende keuringsdienst van deze lidstaat.Dit akkoord is niet nodig indien de bestemmeling de eindgebruiker is. HOOFDSTUK 4. - Keuring bij de invoer De formaliteiten betreffende de invoer van pootgoed zijn vastgesteld door het koninklijk besluit van 22.09.93 tot regeling van de invoer en het binnenbrengen van zaaizaden en pootgoed van sommige plantensoorten en van teeltmateriaal van bosbouwsoorten.

Het bestuur der douane mag slechts aardappelpootgoed tot de invoer toelaten mits voorlegging van een door de Dienst afgeleverd controlecertificaat, waaruit blijkt dat het pootgoed voldoet aan de voorwaarden opgenomen in de beschikkingen van de E.U. betreffende de gelijkstelling van in derde landen geproduceerde pootaardappelen.

Voor ander materiaal dient de Dienst geraadpleegd.

De fytosanitaire voorschriften moeten nageleefd worden. HOOFDSTUK 5. - Splitsing - Herbewerking - Voorkieming 5.1. Splitsing - herbewerking Zonder afbreuk te doen aan de beschikkingen van hoofdstuk 6 hierna moet elke splitsing of herbewerking van partijen pootaardappelen gebeuren onder toezicht van de Dienst, in de inrichting van een bereider.

De splitsing mag in alle stadia die het gebruik voorafgaan gebeuren.

Het etiket vermeldt dat het een nieuwe sluiting betreft, de datum van de eerste sluiting en desgevallend de naam van de keuringsdienst die de sluiting heeft verricht. Een vervangingsplantenpaspoort wordt uitgegeven. 5.2. Voorkieming Het overbrengen van gecertificeerd pootgoed in kiembakken gebeurt onder toezicht van de Dienst. Hetzelfde geldt voor alle bewerkingen die zouden worden uitgevoerd.

Het onderbrengen in verpakkingen, welke moeten kunnen verzegeld worden overeenkomstig de bepalingen van het hoofdstuk 3, gebeurt onder toezicht van de Dienst. Indien de pootaardappelen voldoen aan de schikkingen van onderhavig reglement en voor zover de kiemen krachtig genoeg zijn, wordt tot het certificeren overgegaan. HOOFDSTUK 6. - Kleine verpakkingen 6.1. Definitie Wordt als kleine verpakking beschouwd in de zin van onderhavig reglement, elke verpakking voorzien van het voorgeschreven document (6.2.1., 6.2.2. en 6.2.3.) van maximum 5 kg gecertificeerd pootgoed, dus niet voor prebasis- en basispootgoed. 6.2. Documenten Het overbrengen in kleine verpakkingen mag slechts uitgevoerd worden door natuurlijke of rechtspersonen daartoe vooraf door de Dienst erkend. De verpakker moet elk jaar de Dienst verwittigen van de aanvang en het beëindigen van de werkzaamheden van het onderbrengen in kleine verpakkingen. 6.2.1. Document opgesteld door de verpakker De kleine verpakkingen worden aan de buitenkant of binnenkant, indien ze doorschijnend zijn of met mazen die het uitnemen ervan niet toelaten, voorzien van een document dat de volgende vermeldingen draagt : - erkenningsnummer van de verpakker; - "aardappelpootgoed"; - naam van het ras; - categorie en klasse; - netto gewicht bij het verpakken; - desgevallend : "chemisch behandeld"; 6.2.2. Sluitzegel Behalve van het voornoemde document dienen de kleine verpakkingen ook nog aan de buitenkant of binnenin voorzien te zijn van een sluitzegel.

De sluitzegels worden door de Dienst afgeleverd op vraag van de verpakker Deze vermelden de volgende aanduidingen : - "België"; - Akleine verpakking"; - producerend land; - volgnummer; - "gecertificeerd pootgoed"; - "plantenpaspoort E.U. (Rp)" d.w.z.vervangingspaspoort De kleur van het zegel is blauw. 6.2.3. Gecombineerd document Deze sluitzegels kunnen met het document van de verpakker gecombineerd worden. In dit geval doet de verpakker de aanvraag aan de Dienst en verbindt er zich schriftelijk toe alleen de aangegeven documenten te gebruiken. 6.3. Boekhouding De boekhouding dient te worden bijgehouden naarmate van het overbrengen in kleine verpakkingen. Zij moet aan de Dienst kunnen voorgelegd worden op zijn verzoek.

Ze dient de volgende gegevens te bevatten : 6.3.1. Te splitsen verpakkingen - ras; - referentienummer van de partij met vermelding van het land waarvan de keuringsdienst de laatste certificering heeft uitgevoerd; - opgegeven netto gewicht; - nummers van de keuringsdocumenten die de te splitsen verpakkingen dekken; - de categorie en klasse van het pootgoed. 6.3.2. Kleine verpakkingen - datum van het onderbrengen in kleine verpakkingen; - het aantal kleine verpakkingen per gewichtscategorie; - nummers van de sluitzegels of van de gecombineerde documenten 6.4. Verpakking en herverpakking Slechts pootgoed van de klasse "gecertificeerd pootgoed", opgeborgen in verpakkingen voorzien van gewone officiële keuringsdocumenten mag in kleine verpakkingen ondergebracht worden.

Het onderbrengen in nieuwe kleine verpakkingen van pootgoed reeds verpakt in een kleine verpakking is niet toegelaten tenzij met het voorafgaand akkoord van de Dienst. Deze handeling dient dan onder toezicht van de Dienst uitgevoerd te worden. 6.5. Sluiting van de kleine verpakkingen Het sluitsysteem van de kleine verpakkingen dient zo te zijn dat elke opening of beschadiging vastgesteld kan worden. HOOFDSTUK 7. - Weigering - Beroep - Monsters 7.1. Weigering De teelten of de pootaardappelen die niet aan de voorschriften van onderhavig reglement beantwoorden, worden geweigerd. De producent meldt aan de Dienst welke bestemming de partijen krijgen die geweigerd zijn tijdens de veldkeuring of bij de fytosanitaire testen. Er mag met die partijen niets gebeuren zonder dat de Dienst daar vooraf is van verwittigd 7.2. Beroep Elke betrokkene mag binnen de vijf werkdagen die volgen op de kennisgeving van een beslissing hiertegen in beroep gaan bij de Dienst.

In afwachting van het bijkomend onderzoek mag geen verandering aangebracht worden aan de teelten of aan de partijen pootaardappelen.

Het onderzoek wordt verricht op kosten van de belanghebbende tenzij dit het resultaat in zijn voordeel wijzigt.

Veldkeuring De persoon die een teelt heeft ingeschreven waarvan hij de vaststellingen bij de veldkeuring betwist mag een tegenexpertise aanvragen.

De schriftelijke aanvraag moet binnen de genoemde tijd aan de Dienst worden gericht.

De tegenexpertise moet in normale omstandigheden kunnen plaatsgrijpen Gezondheidsonderzoek De bezitter van een partij die de uitslag van de ontleding betwist mag een nieuwe ontleding aanvragen. De schriftelijke aanvraag moet binnen de gestelde termijn aan de Dienst gericht worden.

Gebeurlijke nieuwe testen worden uitgevoerd op de dubbels van de monsters genomen op het veld.

Monstername in het magazijn wordt slechts uitzonderlijk toegelaten en voor zover een gemiddeld en representatief monster kan genomen worden.

Andere controles De eigenaar van een partij mag in beroep gaan tegen een beslissing van weigering. In dat geval dient hij de keurmeester daarvan in te lichten op het ogenblik dat de beslissing genomen wordt; 2% van de verpakkingen worden gelood. 7.3. Monsters De Dienst is gemachtigd om telkens als hij het nodig acht één of meer monsters te nemen van alle aan de keuring onderworpen partijen. HOOFDSTUK 8. - Terugtrekking - Declassering 8.1. Terugtrekking van een inschrijving Elke terugtrekking van een inschrijving moet schriftelijk medegedeeld worden aan de Dienst. 8.2. Terugtrekking van een partij Elke partij pootgoed afkomstig van bij de veldkeuring goedgekeurde teelten alsook elke binnengebrachte partij brutopootgoed moet volledig onderworpen worden aan de keuring bij het triëren, tot en met de definitieve certificering.

Behalve het triageafval en de buitenmaatse knollen mag het bruto- of verwerkt product dat er uit voortkomt slechts aan de keuring worden onttrokken mits een op voorhand aan de Dienst gerichte geschreven verklaring. De nieuwe bestemming van het product dient duidelijk aangegeven. 8.3. Declassering van een partij Een partij kan geheel of gedeeltelijk gedeclasseerd worden op aanvraag van de bereider.

Voor de rassen waarvoor het voorafgaandelijk akkoord van de kweker of mandataris is vereist bij de inschrijving, dient eveneens zijn voorafgaandelijk schriftelijk akkoord met de declassering voorgelegd. HOOFDSTUK 9. - Postcontroleveld Postcontrolevelden worden aangelegd bij middel van de monsters genomen uit gecertificeerde partijen.

Normen De normen gebruikt voor de certificering (3.3.4. en 3.6.2.) in de overeenkomstige categorie en klasse van het pootgoed zijn van toepassing.

Het niet naleven van deze normen kan sancties meebrengen tegenover de verantwoordelijke voor de bereiding van de partijen. HOOFDSTUK 1 0. - Wijzigingen aan het onderhavig reglement Elke wijziging aangebracht aan de normen en voorschriften van het koninklijk besluit van 2 mei 2001 houdende reglementering van de handel in en van de keuring van pootaardappelen brengt ambsthalve aanpassing van onderhavig reglement met zich mee.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van 21 december 2001.

De Minister belast met Landbouw Mevr. A.-M. NEYTS-UYTTEBROECK

^