Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 21 december 2001
gepubliceerd op 06 maart 2002

Ministerieel besluit tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement van zaaigranen

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
2002016015
pub.
06/03/2002
prom.
21/12/2001
ELI
eli/besluit/2001/12/21/2002016015/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 DECEMBER 2001. - Ministerieel besluit tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement van zaaigranen


De Minister belast met Landbouw, Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, laatst gewijzigd bij de wet van 5 februari 1999 houdende diverse bepalingen en betreffende de kwaliteit van de landbouwproducten;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 mei 2001 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaigranen, inzonderheid op artikel 25;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3,§ 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende, dat het noodzakelijk is een keurings- en certificeringsreglement van zaaigranen vast te stellen, Besluit :

Artikel 1.Het keurings- en certificeringsreglement van zaaizaden van graangewassen, zoals bedoeld in artikel 25 van het koninklijk besluit van 2 mei 2001 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaigranen, wordt vastgesteld in bijlage I : algemeenheden en in bijlage II : bijzonderheden "zaaigranen".

Art. 2.Het ministerieel besluit van 3 september1979 tot vaststelling van de uitvoeringsmaatregelen van het koninklijk besluit van 3 september1979 houdende inrichting van de keuring van zaaizaad van landbouwgewassen, te verrichten door de Nationale Dienst voor de afzet van land- en tuinbouwproducten, wordt opgeheven.

Art. 3.Dit besluit treedt in werking de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Mevr. A.-M. NEYTS-UYTTEBROECK

BIJLAGE I : ALGEMEENHEDEN HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen 1.1. Tot de keuring toegelaten rassen De rassen die tot de keuring zijn toegelaten, zijn deze : a) welke voorkomen op één van volgende catalogi : - Nationale rassencatalogi voor landbouw- en groentegewassen; - Gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouw- en groentegewassen; - O.E.S.O.- rassenlijst (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling). (indien het ras enkel op de O.E.S.O. - rassenlijst voorkomt is de zaaizaadproductie uitsluitend bestemd voor uitvoer naar derde landen). b) welke in procedure van inschrijving zijn op de nationale catalogi of, indien het gaat om een ras van een Belgische kweker, op catalogi van andere landen;van dit laatste dient het bewijs te worden geleverd.

De officiële goedkeuring van zaaizaadpartijen van deze rassen kan pas gebeuren nadat de rassen effectief zijn opgenomen op één van de bedoelde catalogi; het bewijs moet worden geleverd. 1.2. Categorieën en klassen De officieel goedgekeurde zaaizaden worden gerangschikt volgens de generatie en/of de bijzondere kwalitatieve vereisten in één van volgende categorieën en klassen : Prebasiszaad : wanneer zij zijn voortgebracht uit kwekerszaad, onder de verantwoordelijkheid van de kweker, volgens de regels van de stelselmatige instandhouding en bestemd voor de productie van basiszaad.

Basiszaad : wanneer zij zijn voortgebracht uit kwekers- of prebasiszaad, onder de verantwoordelijkheid van de kweker, de instandhouder of hun mandataris, in één of twee vermeerderingscycli.

In het geval van twee vermeerderingscycli wordt de categorie basiszaad onderverdeeld in de klassen : - basiszaad E2, d.w.z. de eerste generatie afkomstig van prebasiszaad; - basiszaad E3, d.w.z. ten hoogste de 2e generatie vanaf prebasiszaad.

Gecertificeerd zaad : wanneer zij zijn voortgebracht, hetzij vanaf basiszaad, hetzij, op verzoek van de kweker, de instandhouder of hun mandataris, vanaf prebasiszaad, in één of meer vermeerderingscycli.

In het geval van meerdere vermeerderingscycli wordt de categorie gecertificeerd zaad onderverdeeld in de klassen : - gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering (R1); - gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering (R2); - gecertificeerd zaad van de derde vermeerdering (R3).

Standaardzaad : zaden van groentegewassen die voldoende rasecht en raszuiver zijn en onderworpen worden aan een steekproefsgewijze officiële controle achteraf op hun rasechtheid en raszuiverheid.

Handelszaad : zaden van daarvoor in aanmerking komende soorten waarvoor de rasechtheid niet kan gewaarborgd worden.

Met het oog op de keuring, worden de categorieën of klassen van zaaizaden die van buiten de E.G. ingevoerd worden gelijkgesteld met Belgische categorieën en klassen overeenkomstig de beschikkingen van de E.G. inzake gelijkstelling van zaden uit derde landen. 1.3. Controlerende instanties 1.3.1. I.S.T.A.(International Seed Testing Association) Internationale organisatie welke de methoden voor zaadbemonstering en zaadanalyses vastlegt. 1.3.2. De Dienst (Instantie bevoegd voor de zaadcertificering) Het Inspectoraat-generaal 2 (IG 2) binnen het Bestuur voor de Kwaliteit van de grondstoffen en de Plantaardige Sector (DG 4), bevoegd voor de officiële goedkeuring (certificering) van zaaizaden. 1.3.3. Keurmeester De natuurlijke persoon die door de Dienst bevoegd verklaard wordt om bepaalde werkzaamheden, in dit reglement beschreven, uit te voeren.

Deze persoon moet beschikken over de nodige vakbekwaamheid hetgeen uit officiële examens gebleken is, mag geen persoonlijk voordeel halen uit de controle, dient er zich schriftelijk toe te verbinden alle reglementaire beschikkingen op te volgen en zich regelmatig bij te scholen door het volgen van informatieve studiedagen georganiseerd door de Dienst. 1.3.3.1. Officiële keurmeester De keurmeester, medewerker van de Dienst, bevoegd om de officiële werkzaamheden beschreven in dit reglement uit te voeren. 1.3.3.2. Officieel erkende keurmeester voor de veldkeuring Keurmeester bevoegd voor het verrichten van veldkeuringen onder officieel toezicht. Hij is, hetzij een onafhankelijk persoon, hetzij een persoon in dienst van een onafhankelijke organisatie of van een zaadbedrijf; in dit laatste geval mag hij slechts veldkeuringen uitvoeren voor partijen zaad die ten behoeve van dat zaadbedrijf worden geproduceerd, tenzij tussen dat zaadbedrijf, de Dienst en degene die de keuring heeft aangevraagd anders is overeengekomen.

De erkenning is per soort en geldig van 1 januari tot 31 december.

Deze erkenning wordt stilzwijgend verlengd van jaar tot jaar zolang als de opgelegde voorwaarden vervuld blijven. De erkenning wordt ingetrokken wanneer de opgelegde voorwaarden niet meer vervuld zijn. 1.3.4. Monsternemer De natuurlijke persoon die door de Dienst bevoegd verklaard wordt om bemonsteringen te verrichten. Deze persoon moet beschikken over de nodige vakbekwaamheid, hetgeen uit officiële examens gebleken is, mag geen persoonlijk voordeel halen uit de bemonstering, dient er zich schriftelijk toe te verbinden alle reglementaire beschikkingen op te volgen en zich regelmatig bij te scholen door het volgen van informatieve studiedagen georganiseerd door de Dienst. 1.3.4.1. Officiële monsternemer De monsternemer tewerkgesteld door de Dienst en door hem bevoegd verklaard om officiële bemonsteringen beschreven in dit reglement uit te voeren. 1.3.4.2. Officieel erkende monsternemer De monsternemer bevoegd voor het verrichten van bemonsteringen onder officieel toezicht. Hij is hetzij een onafhankelijk persoon, hetzij een persoon in dienst van een onafhankelijke organisatie of van een zaadbedrijf; in dit laatste geval mag hij slechts zaadbemonsteringen uitvoeren voor partijen zaad die ten behoeve van dat zaadbedrijf worden geproduceerd, tenzij tussen dat zaadbedrijf, de Dienst en degene die de zaadbemonstering heeft aangevraagd anders is overeengekomen.

De erkenning is geldig van 1 juli tot 30 juni van het jaar daarop.

Deze erkenning worden stilzwijgend verlengd van jaar tot jaar zolang als de opgelegde voorwaarden vervuld blijven. De erkenning wordt ingetrokken wanneer de opgelegde voorwaarden niet meer vervuld zijn. 1.3.5. Laboratoria 1.3.5.1. Officieel laboratorium Een I.S.T.A. geaccrediteerd laboratorium aangeduid door de Dienst. 1.3.5.2. Officieel erkend laboratorium Onafhankelijk laboratorium of laboratorium van een zaadbedrijf bevoegd om zaadcontroles uit te voeren onder officieel toezicht volgens de gangbare internationale methoden; een laboratorium van een zaadbedrijf mag slechts ontledingen uitvoeren van partijen zaad die ten behoeve van dat zaadbedrijf worden geproduceerd, tenzij tussen dat bedrijf, de Dienst en degene die de ontleding heeft aangevraagd anders is overeengekomen.

Een laboratorium wordt erkend als volgende voorwaarden vervuld zijn : 1. beschikken over gekwalificeerd personeel en een persoon verantwoordelijk voor de instructies en de goede werking van de apparatuur (leidinggevende zaadcontroleur);deze personen moeten met succes een opleiding gevolgd hebben georganiseerd door het officieel laboratorium en moeten beschikken over de nodige vakbekwaamheid hetgeen uit officiële examens is gebleken.

Zij moeten zich verbinden tot : - het bijhouden van een boekhouding van de monsters en de ontledingsuitslagen overeenkomstig de regels van de I.S.T.A. gedurende minimum drie jaar; - het ter beschikking houden van de Dienst van de monsters gedurende minimum één jaar. 2. beschikken over de nodige lokalen en apparatuur om de ontledingen uit te voeren overeenkomstig de regels van de I.S.T.A.; 3. behalen van gunstige resultaten in de controleproeven opgelegd door de Dienst. De erkenning is geldig per soort en van 1 juli tot 30 juni van het jaar daarop. Deze erkenning wordt stilzwijgend verlengd van jaar tot jaar zolang als de opgelegde voorwaarden vervuld blijven. De erkenning wordt ingetrokken wanneer de opgelegde voorwaarden niet meer vervuld zijn. 1.4. Operatoren 1.4.1. Verantwoordelijken voor de rassen 1.4.1.1. Kweker Natuurlijke persoon of rechtspersoon waarvan een ras tot de keuring is toegelaten (zie punt 1.1.). 1.4.1.2. Instandhouder Natuurlijke persoon of rechtspersoon verantwoordelijk voor de instandhouding van een ras. Voor beschermde rassen dient hij aangeduid te zijn door de kweker. Het bewijs van de toegekende bevoegdheden dient bij controle aan de Dienst te worden voorgelegd. 1.4.1.3. Mandataris Natuurlijke persoon of rechtspersoon aangeduid door de kweker of door de instandhouder om in zijn naam te handelen op Belgisch grondgebied.

Het bewijs van de toegekende opdracht dient bij controle aan de Dienst te worden voorgelegd. 1.4.2. Verantwoordelijken voor de productie en de handel 1.4.2.1. Inschrijvingsnemer Bevoegde natuurlijke persoon of rechtspersoon die teelten voor zaadproductie ter keuring aanbiedt. 1.4.2.2. Vermeerderaar Natuurlijke persoon of rechtspersoon door de inschrijvingsnemer aangeduid als verantwoordelijke voor de teeltopvolging en de bijzondere zorgen voor de productie en de tijdelijke bewaring van bruto zaaizaad. 1.4.2.3. Stockeerder Natuurlijke persoon of rechtspersoon die beschikt over installaties, kennis en personeel om tijdelijk op Belgisch grondgebied zaaizaden te stockeren voor rekening van een inschrijvingsnemer. 1.4.2.4. Repelaar-stockeerder van vlas Door de Dienst erkende stockeerder die over de nodige installaties beschikt om strovlas in ontvangst te nemen en te bewaren, strovlas af te repelen en om het aldus verkregen zaad in afzonderlijke partijen te bewaren. 1.4.2.5. Leverancier a) Handelaar-bereider in zaaizaden Door de Dienst erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon die over de nodige installaties beschikt voor het opslaan, reinigen, drogen, bewerken, bereiden, ontsmetten, verpakken van zaaizaden in België.b) Bereider van mengsels Door de Dienst erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon die over de nodige installaties beschikt om mengsels van zaaizaden van verschillende soorten en rassen te bereiden, te verpakken, op te slaan en te bewaren.c) Verdeler van zaaizaad in kleine verpakkingen Door de Dienst erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon die over de nodige installaties beschikt om zaaizaden van soorten waarvoor er een wettelijke basis is, in kleine verpakkingen onder te brengen.d) Verantwoordelijke voor standaardzaad Door de Dienst erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon die standaardzaad produceert en/of verhandelt.e) Invoerder Natuurlijke persoon of rechtspersoon die zaaizaden vanuit een niet-lidstaat, voor het eerst, invoert in de Europese Unie.f) Uitvoerder Natuurlijke persoon of rechtspersoon die zaaizaden uitvoert naar een niet-lidstaat van de Europese Unie. 1.5. Registraties Alle personen genoemd onder 1.4.2. worden door de Dienst geregistreerd onder een uniek nummer. Voor de vermeerderaars en de stockeerders gebeurt dit op basis van de gegevens ter beschikking gesteld van de inschrijvingsnemer. Voor de anderen nadat hun activiteiten zijn vastgesteld.

Bij de registratie verbinden de betrokken personen, elkeen wat zijn eigen activiteit betreft, er zich schriftelijk toe, om : - de geldende reglementering en de door de Dienst gegeven instructies te eerbiedigen; - de Dienst op de hoogte te brengen van de aanvang en het einde van de werkzaamheden die enkel door een geregistreerd persoon mogen uitgevoerd worden; - de Dienst toe te laten hun bedrijven te bezoeken, als ook hun teelten te keuren; - aan de Dienst alle noodzakelijke inlichtingen mede te delen; - de ligging en de oppervlakte van de vermeerderingspercelen mede te delen; - de zaaizaden voor certificering aan te bieden zo dat zij aan de geldende normen beantwoorden; - een boekhouding bij te houden en ter beschikking te houden van de Dienst gedurende 3 jaren; - gebruikte keuringsdocumenten volgens de instructies van de Dienst te bewaren; - te gelegener tijd aan de Dienst de nodige monsters voor het laboratoriumonderzoek en deze nodig voor de aanleg van controlevelden, te leveren of te doen nemen. 1.6. Erkenningen Repelaars-stockeerders, handelaars-bereiders van zaaizaden, bereiders van mengsels, verdelers van zaaizaad in kleine verpakkingen en verantwoordelijken voor de productie van standaardzaad dienen door de Dienst erkend te worden.

Om erkend te kunnen worden moeten de betrokken personen daartoe, tijdens de procedure tot registratie of na hun registratie, een aanvraag indienen bij de Dienst en het bewijs leveren dat zij ten minste voldoen aan de volgende voorwaarden : - beschikken over lokalen uitsluitend voorbehouden voor de werkzaamheden voor dewelke een erkenning gevraagd wordt. De oppervlakte moet in verhouding staan tot het te voorziene volume van het te produceren zaaizaad. De lokalen moeten rein, droog, goed verlucht en verlicht zijn. De aanwezigheid van andere producten dan zaaizaad is niet toegelaten.

De Dienst kan, na onderzoek ter plaatse, afwijkingen toestaan op het gebruik van de lokalen; - aan de Dienst een degelijk lokaal ter beschikking te stellen voor het verrichten van controlewerkzaamheden. De Dienst moet, indien dit noodzakelijk is, in de mogelijkheid gesteld worden om in dit lokaal eigen materiaal en documenten, in een afgesloten kast of ruimte, te bewaren; - beschikken over de noodzakelijke inrichting en apparatuur voor de werkzaamheden voor dewelke een erkenning gevraagd wordt. De capaciteit moet in verhouding staan tot het voorziene volume van het te produceren zaaizaad. Op het gebruik van de installaties voor andere producten dan zaaizaad kan de Dienst, na onderzoek ter plaatse, een afwijking toestaan als er geen gevaar bestaat voor besmetting of ontaarding van de zaaizaden.

Er dient minstens één weegtoestel aanwezig te zijn. De installatie dient te beschikken, indien nodig, over apparatuur voor het nemen van representatieve monsters en voor het aanbrengen van etiketten overeenkomstig de geldende reglementering; - gebruik maken van verpakkingen die overeenkomstig de besluiten betreffende de handel in zaaizaden kunnen worden gesloten en voorzien worden van etiketten die de voorgeschreven vermeldingen dragen; - een persoon aanduiden verantwoordelijk voor het geven van instructies aan het personeel en voor de goede werking van de installaties.

Alvorens een erkenning toe te kennen stelt de Dienst ter plaatse een onderzoek in; hierbij wordt een inventaris opgesteld van lokalen, inrichtingen en personeel. De erkenning is geldig van 1 juli tot 30 juni van het jaar daarop. Deze erkenning wordt stilzwijgend verlengd van jaar tot jaar zolang de opgelegde voorwaarden vervuld blijven en de aangegane verbintenissen vermeld in 1.6 gerespecteerd blijven.

Ingeval van belangrijke wijzigingen aan de installaties of verandering van de betrokken verantwoordelijke personen moet de Dienst onmiddellijk daarvan verwittigd worden. De erkenning wordt ingetrokken wanneer de opgelegde voorwaarden niet meer vervuld zijn. HOOFDSTUK II. - Instandhouding van een ras Elk jaar moeten de personen, verantwoordelijk voor de instandhouding van een ras in België, aan de Dienst, voor elk betrokken ras, het instandhoudingprogramma schriftelijk meedelen met opgave van de toegepaste methode en het aangewende materiaal (ligging van het perceel, oppervlakte, geproduceerde hoeveelheden...). Zij staan de Dienst toe om ter plaatse toezicht uit te oefenen.

Om zaaizaad, vanuit de instandhouding, in de handel te kunnen brengen moet de kweker, de instandhouder of hun mandataris de teelt ervan ter keuring aanbieden.

Indien de instandhouding in het buitenland gebeurt, moet het materiaal dat behoort tot een generatie voorafgaand aan het prebasiszaad vergezeld zijn van een verklaring van de instandhouder die volgende elementen bevat : - de geleverde hoeveelheden zaaizaad; - het referentienummer van de partij; - de beschrijving van het etiket aan de verpakkingen (of een specimen van dit etiket); - de categorie en de klasse van het zaaizaad dat met dit materiaal mag worden geproduceerd.

Al deze inlichtingen moeten bij de Dienst berusten vóór de inschrijving van de teelt.

HOOFDSTUK III. - Inschrijving ter keuring Teelten bestemd voor de productie van prebasiszaad (enkel wanneer bestemd voor de handel), basiszaad en gecertificeerd zaad dienen bij de Dienst te worden ingeschreven vóór een door de Dienst vastgestelde datum. De Dienst mag nog inschrijvingen aanvaarden na de limietdatum indien de vertraging verantwoord is en op voorwaarde dat de veldkeuringen nog in goede omstandigheden kunnen worden georganiseerd. 3.1. Inschrijvingsvoorwaarden 3.1.1. Bevoegde personen (inschrijvingsnemers) De inschrijving van teelten voor de productie van prebasiszaad, evenals deze van rassen in proef, moet gebeuren door de kweker, de instandhouder of hun mandataris in België.

De inschrijving van teelten voor de productie van basiszaad moet gebeuren door de kweker, de instandhouder of hun mandataris in België of door een handelaar-bereider daartoe gemachtigd.

De inschrijving van teelten voor de productie van gecertificeerd zaad moet gebeuren door de kweker, instandhouder of hun mandataris in België, door een handelaar-bereider of, voor vlas, ook door een repelaar-stockeerder.

Door de inschrijving machtigt de inschrijvingsnemer de Dienst om aan de kwekers, de instandhouders of hun mandatarissen, op hun verzoek, en betreffende hun rassen, mededeling te doen van : - de identiteit van de inschrijvingsnemer; - de ter keuring aangeboden en bij de veldkeuring aanvaarde oppervlakten; - de hoeveelheden officieel goedgekeurde zaaizaden in elke categorie en klasse.

De overdracht van teelten of van hun opbrengsten die niet aan de keuring zijn onttrokken, brengt eveneens de overdracht van deze toelating mee. 3.1.2. Oorsprong van het gebruikte zaaizaad (uitgangsmateriaal) De vermeerderaar die de teelt heeft aangelegd moet de identiteit van het gebruikte zaaizaad (uitgangsmateriaal) kunnen bewijzen door het voorleggen van documenten van de kweker, de instandhouder of hun mandataris, of van de officiële etiketten die aan de zakken van het uitgangsmateriaal waren gehecht. Het ontbreken van deze documenten of etiketten brengt de weigering van de teelt mee, tenzij andere bewijsstukken kunnen worden voorgelegd aan de hand waarvan de identiteit van het gebruikte zaaizaad met zekerheid kan worden bewezen.

Voor de productie van prebasiszaad worden de documenten aan de Dienst overgemaakt door de inschrijvingsnemer ter gelegenheid van de inschrijving ter keuring van de teelt.

Voor de productie van basiszaad en gecertificeerd zaad worden de etiketten overhandigd door de vermeerderaar aan de keurmeester bevoegd voor de veldkeuring en dit ter gelegenheid van zijn (eerste) bezoek. 3.1.3. Uitzaai van de monsters van het uitgangsmateriaal op het controleveld De inschrijvingsnemer is er verantwoordelijk voor dat van elke partij die voor vermeerdering is bestemd een gemiddeld en representatief monster aan de Dienst wordt bezorgd met het oog op zijn inzaai in het controleveld.

Deze monsters moeten bij de Dienst berusten op de normale zaaidata voor de betrokken soorten.

Elk monster zal duidelijk geïdentificeerd zijn : - soort- en rasnaam; - referentienummer van de partij waaruit het komt; - categorie en klasse; - inschrijvingsnemer (erkenningsnummer); - gewicht; - bestemming : "controle van het uitgangsmateriaal". 3.1.4. Rasbeschrijving Voor het uitvoeren van de controle dient de Dienst te beschikken over een officiële rasbeschrijving. Wanneer een ras, dat niet opgenomen is in de nationale catalogus, voor het eerst in België vermeerderd wordt, dient de inschrijvingsnemer tegelijkertijd met bovenvermeld monster, de officiële rasbeschrijving van dit ras aan de Dienst over te maken.

Elke gebeurlijke wijziging van deze beschrijving moet eveneens worden meegedeeld. 3.1.5. Ligging van de teelt De teelt moet in België gelegen zijn.

Hiervan kan afgeweken worden indien het perceel in een grensgebied ligt en het bewijs wordt geleverd door de inschrijvingsnemer dat de officiële instanties van de aangrenzende lidstaat er mee akkoord gaan dat de veldkeuring en de certificering door de Dienst worden uitgevoerd. 3.2. Inschrijvingsprocedure De inschrijving ter controle van vermeerderingspercelen houdt in dat de bevoegde personen aan de hand van inschrijvingsbulletins de Dienst inlichten, vóór de vastgestelde data, over alle nodige gegevens om hem toe te laten de keuring van de teelten te organiseren en uit te voeren : - identificatie van de kweker of zijn gemachtigde en aard van de machtiging; - identificatie van de inschrijvingsnemer; - identificatie van de vermeerderaar : naam, adres, telefoonnummer en producentnummer toegekend door het Bestuur voor het Landbouwproductiebeheer; - de juiste ligging van het vermeerderingsperceel : hoofdgemeente, deelgemeente, straat of wijk en perceelsnummer toegekend in de laatst ingediende oppervlakteaangifte bij het Bestuur voor het Landbouwproductiebeheer; - de oppervlakte van het perceel en de vruchtopvolging; - identificatie van de gebruikte zaaizaden : - soort; - ras; - categorie en klasse (benaming vermelden die voorkomt op de etiketten die de verpakking van het gebruikte zaaizaad dekten); - partijnummer; - instantie die de etiketten heeft afgeleverd; - aantal etiketten en, indien het de productie van basiszaad betreft, de etiketnummers; - gebruikte hoeveelheid zaaizaad. - te produceren categorie en klasse. Deze is ten minste één categorie of klasse lager dan deze van het gebruikte zaaizaad; - de identiteit van de ouderlijnen indien het de productie van hybriden betreft.

Per perceel wordt één inschrijvingsbulletin opgemaakt. Als perceel wordt beschouwd een niet onderverdeeld stuk land bezaaid met een gewas bestemd om zaaizaad te produceren van een welbepaald ras, categorie en klasse, gescheiden van elk buurgewas overeenkomstig de beschikkingen van dit reglement.

Indien vastgesteld wordt tijdens de veldkeuring dat de inschrijving betrekking heeft op meer dan één perceel zullen alle betrokken percelen uit de keuring worden verwijderd.

De inschrijvingsbulletins moeten vergezeld zijn van een samenvattende lijst, opgemaakt volgens de instructies van de Dienst. In voorkomend geval moet ook bij het inschrijvingsbulletin worden toegevoegd : - de toelating van de kweker, instandhouder of hun mandataris voor de producties van basiszaad; - het vermeerderingscontract indien het een steungerechtigde soort betreft; - elk ander document dat de Dienst noodzakelijk acht. 3.3. Terugtrekking Ingeschreven percelen die niet meer voor veldkeuring in aanmerking kunnen komen of waarvoor de veldkeuring niet meer wordt gewenst, moeten door de inschrijvingsnemer bij de Dienst schriftelijk worden gemeld met opgave van de bestemming van het zaad dat er gebeurlijk nog kan van voortkomen. HOOFDSTUK IV. - Veldkeuring 4.1. Identificatie van de percelen Een perceel waarvan de inschrijving ontvankelijk verklaard werd, kan gekeurd worden op voorwaarde dat het door de inschrijvingsnemer duidelijk zichtbaar is aangeduid door middel van een identificatiebordje waarop, onder codevorm, zijn vermeld : het productienummer van het perceel toegekend door de Dienst, de soortcode, de rascode en het erkenningsnummer van de inschrijvingsnemer.

De Dienst kan weerbestendige kleefstroken met deze gegevens en piketten ter beschikking stellen van de inschrijvingsnemers. Deze moeten er voor zorgen dat ze worden aangebracht bij de ingang van het perceel waar ze zullen blijven tot aan de oogst.

Op vraag van de inschrijvingsnemer kan de Dienst vrijstelling geven van deze verplichting indien hij een alternatief aanbiedt waardoor de ligging van het betrokken perceel ondubbelzinnig wordt aangeduid. Deze vrijstelling wordt niet toegekend voor percelen met steungerechtigde soorten en met soorten waarvoor krachtens het communautair kwekersrecht de afwijking ten gunste van de landbouwers niet van toepassing is. 4.2. Verwittiging van de vermeerderaar De keurmeester belast met de keuring zal ten minste 48 uren vooraf de vermeerderaar verwittigen van zijn bezoek.

De keurmeester zal de aandacht van de vermeerderaar vestigen op volgende belangrijke punten : - het vermeerderingsperceel moet reeds geïdentificeerd zijn zoals uiteengezet onder 4.1; - het moet duidelijk afgescheiden zijn van andere teelten;

Een uitzondering hierop vormen aaneengesloten percelen die, voor rekening van een zelfde inschrijvingsnemer, als afzonderlijke percelen werden ingeschreven en bestemd zijn voor de productie van zaaizaad van hetzelfde ras en dezelfde klasse; - de nodige opzuivering moet vóór het veldkeuringsbezoek zijn uitgevoerd; - waar slechts één bezoek voorzien is, wordt geen tweede bezoek uitgevoerd;

Indien meerdere bezoeken voorzien zijn, dienen de instructies, gegeven door de keurmeester tijdens een vorig bezoek, uitgevoerd te zijn vóór het volgende bezoek; - wanneer het perceel nog niet in orde is voor één van de hiervoor genoemde punten, kan de vermeerderaar uitstel vragen voor hoogstens één week; - de vermeerderaar moet de etiketten die de verpakkingen van het gebruikte zaaizaad dekten, zorgvuldig gerangschikt per perceel overhandigen aan de keurmeester.

De vermeerderaar zal de keurmeester inlichten over de pesticiden gebruikt bij de te keuren teelten.

Indien de keuring niet moet worden uitgevoerd wegens terugtrekking van het perceel of op een later tijdstip dient uitgevoerd te worden (bijvoorbeeld als de zaadvermeerdering bij graszaadteelten zal gebeuren op de tweede snede), dient de vermeerderaar dit te melden aan de keurmeester. De eventuele terugtrekking moet door de inschrijvingsnemer onmiddellijk bevestigd worden. 4.3. Veldkeuringen Veldkeuringen worden uitgevoerd door officiële keurmeesters en/of officieel erkende keurmeesters. Deze laatste mogen enkel waarnemingen uitvoeren van teelten, bestemd voor de productie van gecertificeerd zaad, van soorten die door de Dienst zijn aangeduid.

Een gedeelte van de onder officieel toezicht uitgevoerde veldkeuringen wordt bovendien door officiële keurmeesters uitgevoerd (controlekeuringen). Dit gedeelte wordt door de Dienst vastgesteld en bedraagt minimum 10 % voor zelfbestuivende gewassen en minimum 20 % voor kruisbestuivende gewassen.

De veldkeuring bestaat uit één of meerdere bezoeken van de zaadteelt, door keurmeesters, met als doel zich te vergewissen van : - de scheiding van andere teelten; - de stand van de teelt; - de soort- en rasechtheid; - de soort- en raszuiverheid; - de gezondheidstoestand van de teelt; - de maatregelen die getroffen werden om ongewenste bestuiving te vermijden; - de juiste behandeling van het perceel voor de productie van zaaizaden van de beoogde categorie of klasse.

Een teelt wordt aangenomen voor zover zij beantwoordt aan de bijzondere normen vastgesteld per soort.

Bij de veldkeuring moet het perceel in een zodanige toestand verkeren dat de waarnemingen juist kunnen worden uitgevoerd.

Een wijziging van het uitzicht van het ras te wijten aan een chemische behandeling of een andere oorzaak zodat het ras niet meer geïdentificeerd kan worden, brengt de weigering mee.

Een slechte stand van de teelt en in het bijzonder de aanwezigheid van onkruiden waarvan de zaden moeilijk te verwijderen zijn tijdens de triage kan aanleiding geven tot weigering. De keurmeester kan melden dat er bij de bereiding van de zaaizaden beperkende maatregelen gelden.

De gebeurlijke opzuiveringen moeten gedaan zijn vóór de veldkeuring.Wanneer meerdere bezoeken voorzien zijn, kan een (bijkomende) opzuivering uitgevoerd worden tussen de bezoeken in.

Op aanvraag van de inschrijvingsnemer kan om technische redenen een perceel onderverdeeld worden in twee of meerdere percelen In dat geval wordt de oorspronkelijke inschrijving geschrapt en vervangen door twee of meer laattijdige inschrijvingen. 4.4. Identificatie van het gebruikte uitgangsmateriaal Bij het eerste veldkeuringsbezoek worden de etiketten die aan de verpakkingen van het gebruikte zaad waren gehecht, overhandigd aan de keurmeester belast met de veldkeuring; indien de vermeerderaar deze etiketten nog aan andere officiële instellingen of personen dient voor te leggen, zal een ontvangstbewijs afgeleverd worden.

Indien er geen etiketten kunnen worden voorgelegd wordt het perceel onder voorbehoud gekeurd; dit perceel zal pas gerangschikt worden als bij een bijkomend onderzoek de identiteit van het gebruikte zaaizaad kan bewezen worden op basis van andere documenten afkomstig van de inschrijvingsnemer waarop het partijnummer van het gebruikte uitgangsmateriaal is vermeld. 4.5. Teeltrangschikking De rangschikking van de teelt na de veldkeuring gebeurt door de Dienst op basis van de vaststellingen gedaan op het vermeerderingsveld. In geval van veldkeuringen uitgevoerd onder officieel toezicht dienen de officieel erkende keurmeesters de vaststellingen onverwijld naar de Dienst te versturen.

De rangschikking van de teelt na de veldkeuring kan herzien worden op basis van de vaststellingen gedaan op het controleveld zonder nochtans gunstiger te kunnen zijn.

Indien de rangschikking niet overeenkomt met de door de inschrijvingsnemer vooropgestelde klasse of indien de teelt geweigerd wordt, worden de inschrijvingsnemer en de vermeerderaar bij middel van een kopie van het veldkeuringsverslag, binnen de twee werkdagen na de veldkeuring, door de Dienst op de hoogte gebracht. De reden van declassering of weigering wordt op het veldkeuringsverslag genoteerd.

De ongunstige resultaten op het gebied van kenmerken waarvan de mogelijkheid tot waarneming zeer vlug kan evolueren (vb. bloeikleur vlas) worden onmiddellijk per fax of telefonisch gemeld aan de inschrijvingsnemer.

In het uitzonderlijke geval dat de inschrijvingsnemer over voldoende technische redenen beschikt om een bijkomend onderzoek aan te vragen, kan een nieuwe veldkeuring worden aangevraagd. Een met reden omklede aanvraag moet schriftelijk bij de Dienst toekomen binnen de drie werkdagen volgend op de mededeling van het resultaat. De bijkomende veldkeuring moet nog in normale omstandigheden mogelijk zijn. Een bijkomend onderzoek zal steeds gebeuren door een officiële keurmeester en dit nadat de nodige aanpassingen zijn gebeurd.

In het geval dat de inschrijvingsnemer en/of de vermeerderaar de vaststellingen van de veldkeuring en/of de bijkomende veldkeuring betwist, kan een tegenkeuring aangevraagd worden. De schriftelijke aanvraag daartoe moet gericht worden aan de Dienst binnen de drie werkdagen na mededeling van het resultaat met de vermelding van de betwiste vaststellingen. In voorkomend geval is het verboden wijzigingen aan het perceel of aan het gewas aan te brengen (opzuivering, één of andere fysische tussenkomst, ...). De tegenkeuring zal gebeuren door een officiële keurmeester aangeduid door de Dienst, vergezeld van de keurmeester die de vorige vaststellingen heeft gedaan, en bij voorkeur in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de inschrijvingsnemer.

Indien wordt vastgesteld dat een opzuivering of een andere fysische tussenkomst heeft plaatsgehad, worden de vaststellingen van het vorige bezoek weerhouden en onherroepelijk.

Bij weigering moet de bestemming van de zaadopbrengst van de percelen door de inschrijvingsnemer worden opgegeven.

De rangschikking van een partij na de veldkeuring is voorlopig. HOOFDSTUK V. - Toezicht op het bruto zaaizaad 5.1. Algemeenheden Alle nodige maatregelen moeten getroffen worden opdat steeds : - de rechten van de kweker, de instandhouder of hun mandataris gewaarborgd blijven; - de zaadpartij duidelijk geïdentificeerd is; - geen enkele mogelijkheid tot besmetting of niet geoorloofde vermenging bestaat; - de verwisseling van partijen onmogelijk is.

De inontvangstname en de stockering vallen steeds onder de verantwoordelijkheid van de inschrijvingsnemer.

De inschrijvingsnemer die bruto-zaaizaden afstaat aan een ander bevoegd persoon bevestigt dit in een geschreven verklaring die in het bezit van de Dienst wordt gesteld bij de inontvangstname van het bruto-zaaizaad.

De inschrijvingsnemer brengt de verantwoordelijke van de Dienst van de streek waar de zaden in ontvangst worden genomen op de hoogte van het begin van de werkzaamheden.

Het afstaan van zaaizaden van generaties voorafgaand aan gecertificeerd zaad en van zaden van rassen in proef kan slechts gebeuren met schriftelijk akkoord van de handelaar-bereider gemachtigd door de kweker, de instandhouder of hun mandataris die de hoogste categorie en klasse die kan toegekend worden, aanduidt. Deze kan echter niet hoger zijn dan basiszaad.

Bij ontstentenis van dit akkoord kunnen de zaaizaden ten hoogste in de klasse gecertificeerd zaaizaad gerangschikt worden. 5.2. Oogst - Inontvangstname - Stockering en Vervoer van bruto-zaadpartijen De oogst, het vervoer van bruto-zaaizaden, de inontvangstname, het drogen en het voorreinigen gebeuren onder de verantwoordelijkheid van de inschrijvingsnemer. Elke aanvoer of afvoer van bruto-zaaizaden in of uit de stockageplaats en/of de inrichting van de handelaar-bereider of stockeerder, handelend voor de rekening van de inschrijvingsnemer, dient door hen genoteerd te worden op een steekkaart waarvan het model door de Dienst wordt vastgelegd.

Deze steekkaart, ingevuld door de in ontvangstnemer aangeduid door de inschrijvingsnemer, moet bewaard worden daar waar de zaden zich bevinden en ter beschikking gehouden worden van de Dienst.

Van zodra de oogst van het perceel beëindigd is, wordt één exemplaar van deze steekkaart aan de Dienst overgemaakt.

De bruto-zaaizaden afkomstig van teelten gelegen in een ander EG-land of een land met een gelijkstellingsysteem en waarvan de veldkeuring door de buitenlandse keuringsdienst is verricht, dienen vergezeld te zijn van het document voor het transport van niet definitief goedgekeurd zaad (internationaal geleidebiljet) afgeleverd door de instantie bevoegd voor de zaadcertificering van het betrokken land; na inontvangstname wordt eveneens een steekkaart opgesteld.

Wanneer bruto-zaaizaden vervoerd worden naar een ander EG-lidstaat moet de tussenkomst van de Dienst gevraagd worden. De officiële keurmeester zal een internationale vervoermachtiging afleveren, een monster nemen, het grijze etiket voor niet definitief goedgekeurd zaad aanbrengen en de waar loden.

De inschrijvingsnemers zorgen ervoor dat kopieën van de veldkeuringsverslagen alsmede de gebeurlijke aanvullende brieven ter beschikking worden gehouden op de plaatsen van inontvangstname en stockage. Hetzelfde geldt voor de officiële geleidedocumenten en de officiële grijze E.G.- of O.E.S.O.-etiketten waardoor het binnengebracht en ingevoerd bruto-zaaizaad is gedekt. 5.3. Menging van bruto-zaadpartijen De menging van bruto-zaaizaden van prebasiszaad en basiszaad, behalve basiszaad E3, is niet toegelaten.

Bruto-zaaizaden van andere categorieën en klassen mogen gemengd worden indien : - het zaden zijn van hetzelfde ras; - het zaden zijn van dezelfde klasse, hetzij basiszaad E3, hetzij gecertificeerd zaad. In andere gevallen wordt de laagste klasse van de gemengde componenten toegekend aan het mengsel; - er geen beperkende maatregelen werden genomen tijdens de veldkeuring; - er, voor steungerechtigde soorten, een voorafgaandelijk schriftelijk akkoord tot menging bestaat tussen de rechthebbenden op steun.

De intentie tot menging moet aan de Dienst bekendgemaakt worden alvorens gestart wordt met het bereiden van de mengpartij; zodra gestart wordt met het bereiden mag geen zaad meer worden toegevoegd.

Gemengde partijen dienen homogeen gemaakt te worden.

Voor iedere mengpartij wordt door de handelaar-bereider of door de stockeerder die optreedt voor de rekening van de handelaar-bereider een verslag van samenstelling opgemaakt overeenkomstig de instructies van de Dienst. 5.4. Bereiding Enkel bruto-zaden in ontvangst genomen overeenkomstig de hierboven vermelde voorwaarden komen in aanmerking voor officiële goedkeuring.

Zij worden bereid onder een partijnummer, hetzij het productienummer voor de niet gemengde partijen, hetzij een referentienummer voor de gemengde partijen.

In geval van scheikundige behandeling moeten alle zaden duidelijk zichtbaar gekleurd zijn.

Het is verboden zaden ter goedkeuring aan te bieden die scheikundig behandeld zijn met een product dat daarvoor niet werd erkend overeenkomstig het Koninklijk Besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik. 5.5. Terugtrekking De terugtrekking uit de keuring van zowel bruto als getriëerde zaaizaden moet voorafgaandelijk en schriftelijk aan de Dienst gemeld worden met vermelding van de bestemming. HOOFDSTUK VI. - Officiële goedkeuring (certificering) 6.1. Bemonstering, ontleding en rangschikking De handelaar-bereider, zelf inschrijvingsnemer of optredend voor de rekening van de inschrijvingsnemer, mag slechts zaaizaden ter goedkeuring aanbieden die afkomstig zijn van teelten die met succes de voorgeschreven controles hebben ondergaan en die beantwoorden aan de vastgestelde normen voor de soort, het ras, de categorie en klasse waarin deze zaaizaden moeten worden goedgekeurd.

De voorlopige rangschikking van een partij zaaizaad gebeurt op basis van de genealogische afstamming, de rangschikking van de teelt waarvan de partij afkomstig is en gebeurlijk de wens van de kweker, de instandhouder of hun mandataris. Voor andere categorieën dan kwekerszaad kan de inschrijvingsnemer met het schriftelijk akkoord van de kweker, de instandhouder of hun mandataris, vragen een zaadpartij die aan de normen van een hogere categorie beantwoordt te laten deklasseren.

Van de partijen zaaizaden aangeboden ter goedkeuring worden monsters genomen teneinde door ontleding na te gaan of ze aan de normen beantwoorden.

De monsters worden genomen hetzij officieel door officiële monsternemers hetzij onder officieel toezicht door officieel erkende monsternemers.

Een gedeelte van de onder officieel toezicht uitgevoerde bemonsteringen wordt tevens door officiële monsternemers uitgevoerd (controlebemonsteringen). Dit gedeelte wordt door de Dienst vastgesteld en bedraagt minimum 5 %.

Het maximumgewicht van een partij en het minimumgewicht van de monsters bestemd voor ontleding worden per soort bepaald.

De ontleding van de monsters gebeurt hetzij officieel, door een officieel laboratorium, hetzij onder officieel toezicht, door een officieel erkend laboratorium.

Een gedeelte van de onder officieel toezicht uitgevoerde ontledingen wordt tevens door een officieel laboratorium uitgevoerd (controleontledingen). Dit gedeelte wordt door de Dienst vastgesteld en bedraagt minimum 10 %.

De officiële goedkeuring en de definitieve rangschikking van de partij gebeuren op basis van de uitslagen afgeleverd door het laboratorium. 6.2. Officieel goedgekeurde partijen 6.2.1. Officiële etiketten Elke verpakking die zaaizaad (met uitzondering van standaardzaad) bevat, moet uitwendig voorzien zijn van een officieel etiket afgeleverd door de Dienst. Dit moet zodanig vastgehecht zijn dat het onmogelijk door een ander kan worden vervangen of opnieuw worden gebruikt. Etiketten zijn uit onscheurbaar materiaal of zelfklevend.

Indien het etiket voorzien is van een oogje moet het officieel verzegeld worden.

De Dienst levert slechts etiketten af als hij in het bezit is van gunstige ontledingsuitslagen.

In afwijking hiervan kunnen de etiketten voorlopig afgeleverd en aangehecht worden aan de verpakking tijdens de bemonstering op voorwaarde dat de handelaar-bereider er zich toe verbindt de partij niet te laten vertrekken vooraleer een gunstige ontledingsuitslag ontvangen te hebben.

In dringende gevallen mag, na melding bij de Dienst, de aflevering aan de eerste commerciële afnemer (voor zover hij niet de eindgebruiker is) reeds plaatsvinden met de voorlopig afgeleverde etiketten voordat de officiële uitslag van de reglementaire kiemkracht bekend is op voorwaarde dat de handelaar-bereider er zich toe verbindt op een speciaal etiket (etiket van de leverancier) de vereiste kiemkracht te waarborgen en de partij terug te nemen indien de officiële uitslag ongunstig is.

De verpakkingen zijn voorzien van een officieel etiket met minstens volgende vermeldingen : - naam van de Dienst - België; - "EG-systeem"; - land van oorsprong (producerend land); - soort (minstens de botanische benaming); - ras; - categorie en klasse; - gewicht; - al of niet ontsmet; - identificatie van de partij; - erkenningnummer van de leverancier; - datum officiële bemonstering of officiële sluiting (maand - jaar).

Daarenboven moet in geval van chemische behandeling de naam van elke actieve stof van het of het (de) gebruikte middel(en) vermeld worden op het etiket van de leverancier of op de verpakking.

Voor zaaizaad van een ras dat genetisch gemodificeerd is, wordt op het etiket duidelijk vermeld dat het ras genetisch is gemodificeerd door "GGO" aan de rasnaam toe te voegen.

Gelijkgesteld met een officieel etiket is een onder officieel toezicht genummerde verpakking welke op één zijde de verplichte vermeldingen van het officieel document weergeeft op een achtergrond waarvan de kleur overeenstemt met deze voorzien voor de betreffende categorie en klasse van het goedgekeurd zaad voor zover de Europese beschikkingen het toelaten.

Bij standaardzaad dient de verantwoordelijke de verpakkingen te voorzien van een eigen donkergeel etiket of van een gedrukte of gestempelde tekst met dezelfde vermeldingen.

De Dienst kan, op aanvraag, en na vaststelling van de voorwaarden, afwijkingen voorzien voor het in de handel brengen van kleine hoeveelheden ten behoeve van de eindgebruiker voor wat betreft verpakking, sluitingssysteem en aanduiding. 6.2.2. Kleur van de etiketten De etiketten hebben volgende kleur : - wit met paarse diagonale streep : prebasiszaad; - wit : basiszaad; - blauw : gecertificeerd zaad van eerste vermeerdering (R1) en gecertificeerd zaad; - rood : gecertificeerd zaad van tweede vermeerdering (R2) en gecertificeerd zaad van derde vermeerdering (R3); - bruin : handelszaad; - groen : mengsels van zaden van verschillende soorten.

Voor de etiketten gebruikt bij de O.E.S.O.-certificering (zie verder) worden dezelfde kleuren gebruikt doch zijn de etiketten voorzien van een zwarte verticale band. 6.2.3. Officiële sluiting 6.2.3.1. Algemeenheden De verpakkingen worden officieel gesloten zodanig dat ze niet kunnen geopend worden zonder dat het sluitingssysteem beschadigd wordt of zonder dat de etiketten noch de verpakking sporen van manipulatie vertonen.

De verpakkingen worden verzegeld. Deze verzegeling is evenwel niet noodzakelijk in de hieronder opgesomde gevallen en onder de volgende voorwaarden : - bij gebruik van klepzakken : het kleefdocument mag op de zijkant van de zak aangebracht worden; - zakken met genaaide sluiting : indien het al dan niet zelfklevend scheurvrij document dat geen enkele voorafgaandelijke perforatie vertoont in de lengte wordt vastgehouden in de sluitingsnaad van de verpakking. Elk document dat sporen vertoont van meer dan één sluitingsnaad beantwoordt niet aan de reglementering; - de sluiting van zakken van een niet-geweven stof die met een naad wordt gesloten, op voorwaarde dat op ten minste één kant van de opening een onuitwisbare opdruk voorkomt met een schaal van nummers beginnende met het nummer 1 aan de bovenkant, of een soortgelijke opdruk (letters, tekening) die dient om aan te tonen dat de zakken nog hun oorspronkelijke afmetingen hebben.

Na de definitieve goedkeuring en sluiting kan de Dienst bijkomende monsters nemen. 6.2.3.2. Stockage van goedgekeurd zaaizaad in niet definitieve verpakkingen Partijen zaaizaad waarvan een gunstige uitslag bekend is en die niet definitief verpakt zijn, worden als definitief goedgekeurd beschouwd indien ze onder toezicht van de Dienst gestockeerd worden. Iedere behandeling van deze partijen en officiële sluiting ervan dient te gebeuren onder toezicht van een officiële keurmeester. 6.2.3.3. Los vervoer van goedgekeurd zaaizaad Het los vervoer van goedgekeurd zaad van de ene handelaar-bereider naar de andere is toegelaten onder de volgende voorwaarden : - de Dienst wordt voorafgaandelijk van het voorgenomen los vervoer verwittigd; - de vrachtwagen of de bakken worden volledig gesloten en verzegeld; - de etiketten worden op de vrachtwagen of de bakken aangebracht en er wordt een vervoermachtiging opgesteld. 6.3. Geweigerde partijen Voor een partij die omwille van een ongunstige uitslag niet goedgekeurd wordt, moeten de eventueel voorlopig afgeleverde etiketten teruggegeven worden aan de Dienst. De handelaar-bereider moet binnen de 90 dagen een beslissing nemen aangaande de bestemming van de partij. Op de termijn van 90 dagen kan de Dienst een afwijking toestaan op gerechtvaardigde aanvraag.

Bij betwisting van de uitslag van het monster kan de handelaar-bereider binnen de 5 werkdagen ofwel een nieuwe officiële ontleding van hetzelfde monster door een officieel laboratorium aanvragen, ofwel een nieuwe officiële bemonstering door een officiële monsternemer laten uitvoeren en ontleding aanvragen.

Indien een nieuwe officiële ontleding van hetzelfde monster aangevraagd wordt kan het laboratorium een andere analysemethodiek toepassen;

Indien een nieuwe officiële bemonstering aangevraagd wordt, gebeurt de ontleding op dezelfde wijze als de eerste. In dit laatste geval wordt de uitslag van de tweede ontleding behouden voor zover deze binnen de door I.S.T.A. vastgestelde toegelaten statistische speling valt.

Bij een nieuwe ontleding kan deze beperkt blijven tot het kenmerk dat aan de basis lag van de ongunstige uitslag voor zover er geen interactie mogelijk is met de andere kenmerken.

Indien de handelaar-bereider, na toelating door de Dienst, de partij herbewerkt hetzij door hertriage, hetzij door homogene menging met een partij van hetzelfde ras en dezelfde klasse, is goedkeuring pas mogelijk nadat een gunstige uitslag van de herbewerkte partij afgeleverd is. In het geval dat de menging gebeurt met een partij van hetzelfde ras maar van een andere klasse wordt de laagste klasse van de gemengde componenten toegekend.

Indien geweigerde partijen niet meer zullen verhandeld worden als zaaizaad moet de bestemming van de waar opgegeven worden en de partijen binnen de 90 dagen uit de magazijnen van de handelaar-bereider verwijderd worden. HOOFDSTUK VII. - Bewerkingen op officieel goedgekeurd zaaizaad 7.1. Splitsen en herverpakken Elke splitsing of/en herverpakking van officieel gecertificeerde zaadpartijen gebeurt op aanvraag bij een handelaar-bereider onder toezicht van een officiële keurmeester.

Gesplitste of herverpakte partijen worden van nieuwe etiketten voorzien waarop dezelfde aanduidingen voorkomen als op de oorspronkelijke etiketten, aangevuld met : - de datum van de nieuwe sluiting; - de instantie bevoegd voor zaadcertificering die de voorgaande sluiting heeft verricht. 7.2. Mengen van partijen Officieel goedgekeurde partijen mogen door de daartoe erkende operatoren (al naargelang het geval, handelaars-bereiders of bereiders van mengsels) gemengd worden onder toezicht van de Dienst. Bij de aanvraag dient de aard en de omvang van de te mengen partijen vermeld te worden en een samenstellingverslag moet opgesteld worden. De gemengde partij moet homogeen zijn.

Partijen van dezelfde soort en ras mogen gemengd worden door handelaars-bereiders; de gemengde partij krijgt de laagste klasse van de ingemengde partijen toegekend.

Indien geen nieuwe ontleding uitgevoerd wordt, wordt op het etiket supplementair vermeld : - de datum van sluiting van de partij die het eerst werd goedgekeurd; - de instantie bevoegd voor zaadcertificering die deze sluiting heeft verricht.

Partijen van verschillende soorten en/of rassen mogen gemengd worden door bereiders van mengsels. Enkel partijen die vooraf goedgekeurd werden en die nog steeds beantwoorden aan de normen van de categorie waartoe ze behoren, mogen in het mengsel opgenomen worden. De partij wordt voorzien van groene etiketten waarop dezelfde aanduidingen voorkomen als op de oorspronkelijke etiketten, aangevuld met de samenstelling van het mengsel tenzij dit op het etiket van de leverancier gehecht aan de verpakking vermeld is.

Uit elk mengsel wordt een officieel monster genomen dat gedurende twee jaar bewaard wordt. 7.3. Hercertificeren Op grond van gunstige resultaten bekomen door officiële analyse van een officieel monster betreffende die kenmerken welke in de tijd evolueren is hercertificering van een zaadpartij mogelijk. Indien de partij niet meer voldoet kan ze herbewerkt worden zoals voorzien in 6.3. Bij betwisting van de uitslag geldt hetzelfde als vermeld in 6.3. 7.4. Verdelen in kleine verpakkingen Bij bepaalde soorten mogen verdelers van zaaizaad in kleine verpakkingen partijen zaaizaad onder strikte voorwaarden (zie bijzonder gedeelte) splitsen in kleine verpakkingen; deze worden voorzien van officiële etiketten met een volgnummer (keuringslabels) en/of etiketten van de leveranciers of tekst op de verpakking. De verdelers van zaaizaad in kleine verpakkingen dienen bij deze handeling alle instructies van de Dienst op te volgen zoals het nemen van monsters en bijhouden van een boekhouding. 7.5. Chemisch behandelen in opdracht van de eindgebruiker Partijen welke officieel goedgekeurd en gesloten zijn, mogen na chemische behandeling opnieuw gesloten worden met hetzelfde etiket op voorwaarde dat : - de in principe laatste afnemer (eindgebruiker) een schriftelijke opdracht tot chemische behandeling heeft gegeven; - een register van deze partijen bijgehouden wordt door de handelaar-bereider; - de handelaar-bereider een speciaal etiket van de leverancier toevoegt met vermelding van de aard van de chemische behandeling.

Partijen aldus behandeld kunnen niet meer in aanmerking komen voor een nieuwe certificeringactiviteit tenzij de chemische behandeling is gebeurd onder toezicht van de Dienst en een officieel monster werd genomen. 7.6. Ontloden van officieel goedgekeurde partijen Handelaars-bereiders stellen de Dienst in kennis van het feit dat officieel goedgekeurde partijen niet meer zullen verhandeld worden als zaaizaad. De bestemming van de partijen moet opgegeven worden en de gebruikte etiketten moeten ter beschikking van de Dienst gesteld worden. HOOFDSTUK VIII. - Binnenbrengen en invoer 8.1. Zaaizaad binnengebracht vanuit een E.U.-lidstaat 8.1.1. Bruto-zaaizaden of vegetatief vermeerderingsmateriaal Het binnenbrengen van bruto-zaaizaden met het oog op hun bewerking in België en het binnenbrengen van vegetatief teeltmateriaal zijn toegelaten op grond van waarborgen te verlenen door de buitenlandse certificeringdienst. Het zaad wordt dan verder behandeld zoals beschreven in 5.2.

Voor teeltmateriaal van rassen die noch op de gemeenschappelijk rassenlijst noch op de nationale catalogus voorkomen dient het bewijs geleverd dat ze, naargelang van het geval, na vermeerdering of triage bestemd zijn voor uitvoer naar een derde land. 8.1.2. Definitief goedgekeurd zaaizaad Controle bij het binnenbrengen is niet verplicht voor producten die in het vrije verkeer zijn in de E.G..

De verantwoordelijke voor het binnenbrengen van definitief goedgekeurd zaaizaad dient voor de 15e van de maand, volgend op het binnenbrengen van de producten, bij de Dienst hiervan een verklaring in te dienen.

Deze verklaring omvat : - naam en volledig adres van de verantwoordelijke voor het binnenbrengen van de producten; - soort; - ras, kloon of, voor mengsels van zaaizaad, de gebruiksdoeleinden; - categorie en/of klasse; - het partijnummer; - binnengebrachte hoeveelheden (gewicht of aantal) in de loop van de voorgaande maand; - officiële keuringsdienst; - producerend land; - land van verzending; - in voorkomend geval, de vermelding dat de producten nog zullen herverpakt worden ofwel chemisch behandeld; - datum en handtekening van de verantwoordelijke voor het binnenbrengen van de producten. 8.2. Controle van zaaizaad ingevoerd uit derde landen De Administratie van de Douane mag slechts zaaizaad van gereglementeerde soorten toelaten indien deze voorzien zijn van een invoerdocument afgeleverd door de Dienst.

Indien de zaden afkomstig zijn van een derde land waarmede de E.U. een gelijkstellingsregeling heeft dient de gelijkstelling te worden bepaald.

Bij gebrek aan gelijkstelling wordt de invoer toegelaten indien de zaaizaden hetzij : - behoren tot een ras dat deelneemt aan de officiële proeven met het oog op inschrijving op de nationale catalogus en bestemd zijn om aan voornoemde officiële proeven deel te nemen; - bestemd zijn voor veredelingsdoeleinden of wetenschappelijke doeleinden; - bestemd zijn voor vermeerdering door de mandataris onder toezicht van de Dienst; - bestemd zijn voor wederuitvoer naar derde landen.

In alle voornoemde gevallen dient het bewijs te worden geleverd en gevoegd te worden aan het invoerdocument.

Voor sommige soorten moeten de vermeerderingscontracten bedongen tussen een Belgisch bedrijf en een bedrijf in een derde land, op voorgeschreven data, voor registratie aan de Dienst voorgelegd worden.

De Dienst geeft nadere aanwijzingen. HOOFDSTUK IX. - O.E.S.O. Certificering 9.1. Toepassingsgebied De rassen van onderstaande soortgroepen, voortgebracht volgens één van de O.E.S.O. certificeringsystemen, kunnen volgens de geldende regels van het desbetreffende systeem gecertificeerd worden : - Graangewassen; - Maïs en Sorgho; - Voedergewassen; - Oliehoudende- en vezelgewassen; - Bieten.

Op aanvraag wordt een globaal O.E.S.O. - certificaat door de Dienst afgeleverd. 9.2. Documenten 9.2.1. Rassen die voorkomen op de O.E.S.O. - rassenlijst en, hetzij op de gemeenschappelijke rassenlijst, hetzij op de nationale rassencatalogus Voor uitvoer naar derde landen en op aanvraag kunnen de documenten, voorzien door het O.E.S.O. certificeringssysteem, de gewone keuringsdocumenten die het in België voortgebracht zaaizaad dekken, vervangen. 9.2.2. Rassen die uitsluitend op de O.E.S.O. - rassenlijst voorkomen De zaadpartijen van deze rassen die voortkomen van teelten in België aangelegd en aanvaard tijdens de veldkeuring mogen voorzien worden van de documenten voorgeschreven door het O.E.S.O. certificeringssysteem op voorwaarde dat de zaden beantwoorden aan de regels van dat systeem.

Deze partijen zijn uitsluitend bestemd voor uitvoer. 9.3. Nieuwe sluiting De eigenaar van een zaadpartij die onder dekking van O.E.S.O. - documenten werd ingevoerd, mag aan de Dienst vragen nieuwe O.E.S.O. - documenten aan te brengen, mits het voorafgaandelijk akkoord van de bevoegde overheid, waarvan de naam en het adres op het etiket voorkomen.

De Dienst geeft nadere instructies aangaande de uitvoering hiervan. 9.4. Monsters Uit elke gecertificeerde of opnieuw gecertificeerde partij wordt een officieel monster genomen bestemd voor het controleveld. HOOFDSTUK X. - Keuring van zaaizaden bestemd voor uitvoer De productie van zaden bestemd voor derde landen wordt uitgevoerd overeenkomstig onderhavig reglement.

Niettemin kan, op aanvraag van de uitvoerder, de keuring gebeuren volgens andere criteria ten einde tegemoet te komen aan de overeengekomen handelsverplichtingen of nog om in overeenstemming te zijn met de reglementering die in het invoerend land van kracht is.

In deze gevallen worden bijzondere documenten gebruikt.

HOOFDSTUK XI. - Wijzigingen aan het onderhavig reglement Elke wijziging aangebracht aan de normen en voorschriften van het Koninklijk Besluit van 2 mei 2001 houdende reglementering van de handel in en van de keuring van zaaigranen brengt ambtshalve aanpassing van onderhavig reglement met zich mee.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van 21 december 200 1.

De Minister belast met Landbouw, Mevr. A.-M. NEYTS-UYTTEBROECK

BIJLAGE II : BIJZONDERHEDEN "ZAAIGRANEN" 1. Betrokken soorten Dit hoofdstuk behandelt volgende landbouwsoorten : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Behalve kanariezaad, rogge en maïs worden deze soorten autogaam beschouwd.2. Rassen De hoger genoemde soorten kunnen voorkomen als : - vrij bestoven rassen; - hybride rassen (intraspecifiek); - chemisch hybride rassen van autogame soorten; - hybride rassen van allogame soorten. 3. Categorieën en klassen De zaaizaden kunnen gecertificeerd worden in de categorieën en klassen vermeld in tabel 1. Tabel 1 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 4. Bemonstering van partijen bestemd voor vermeerdering De monsters die genomen werden voor de aanleg van het controleveld moeten bij de Dienst berusten ten laatste op de data aangeduid in tabel 2.Afwijkingen kunnen door de Dienst toegestaan worden mits voorafgaandelijk schriftelijk gemotiveerde aanvraag door de inschrijvingsnemer.

Het gewicht van de monsters voor kwekerszaad is 2500 g. De monsters worden geleverd door de inschrijvingsnemer (de kweker, de instandhouder of hun mandataris).

Het gewicht van de monsters voor prebasiszaad, basiszaad, E2, E3 en gecertificeerd zaad (R1) is 1000 g. De monsters worden genomen door de officiële keurmeester op aanwijzing van de inschrijvingsnemer.

Het gewicht van de monsters kan gewijzigd worden op vraag van de instantie die de controlevelden aanlegt.

Voor de productie van chemisch hybride rassen van autogame soorten dient een monster van de beide ouderlijnen opgestuurd te worden (Deze ouderlijnen zijn ofwel rassen ingeschreven in de nationale catalogus of in de gemeenschappelijke rassenlijst, ofwel speciale ouderlijnen ingeschreven in een bijzondere lijst als ouderlijnen. Zij zijn goedgekeurd als basiszaad). De monsters zullen tezamen uitgezaaid worden met het controlemonster van het hybride ras bekomen uit de kruising van deze ouderlijnen.

Tabel 2 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 5. Inschrijving van vermeerderingspercelen 5.1. Opgave van de teelten De inschrijvingsnemer dient elk teeltjaar de teelten, bestemd om zaaizaad voort te brengen, in te schrijven vóór de limietdata vermeld in tabel 3.

Tabel 3 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de productie van prebasiszaad worden de etiketten of documenten die het gebruikte kwekerszaad dekten, toegevoegd aan de inschrijvingsbulletins.

Voor de productie van basiszaad worden de nummers van de etiketten die het gebruikte zaad dekten aan de Dienst meegedeeld op de inschrijvingsbulletins.

Voor alle andere categorieën moeten de etiketnummers van het gebruikte uitgangsmateriaal worden genoteerd volgens de aanduidingen van de Dienst.

De officiële rasbeschrijving van rassen die niet op de nationale catalogus voorkomen moet bij de inschrijving meegestuurd worden. 5.2. Vóórvrucht Behalve voor maïs mag het vermeerderingsperceel het jaar voorafgaand aan de teelt geen graangewas van dezelfde soort gedragen hebben, tenzij kan aangetoond worden dat het om hetzelfde ras gaat. 6. Keuring van de teelten 6.1. Aantal en tijdstip van de veldkeuringen De veldkeuringen worden uitgevoerd wanneer de stand en het ontwikkelingsstadium van de teelt een bevredigend onderzoek mogelijk maken. (a). Voor Avena sativa, Hordeum vulgare, Phalaris canariensis, Triticosecale, Triticum aestivum, Triticum spelta en Secale cereale, bedraagt het aantal veldkeuringen ten minste : voor de productie van prebasiszaad : 3 voor de productie van basiszaad en basiszaad E2 : 2 voor de productie van chemisch hybride rassen : 2 voor de productie van vrij bestoven rassen basiszaad E3 : 1 gecertificeerd zaad : 1 en wordt het tijdstip van de veldkeuring vastgesteld : bij één veldkeuring : na de bloei. bij twee veldkeuringen : bij het in aar komen en na de bloei. bij drie veldkeuringen :: bij het in aar komen,na de bloei en vóór rijpheid.

Bij een mogelijke laattijdige observatie van rasonzuiverheden in prebasis- en basiszaad kan de Dienst een supplementair bezoek nodig achten. (b). voor Zea mays bedraagt het aantal veldkeuringen minimum : voor vrij bestoven rassen : 1 voor inteeltstammen of hybride rassen : 3 en is het tijdstip van de bezoeken : tijdens de bloei Wanneer de voorvrucht van hetzelfde of van het voorgaande jaar eveneens maïs was, wordt een bijzondere veldkeuring uitgevoerd om na te gaan of deze teelt geen opslag heeft voortgebracht. 6.2. Buurschap De teelten moeten verwijderd zijn van elke stuifmeelbron die een ongewenste kruisbestuiving zou kunnen teweegbrengen. - Voor de vrij bestoven rassen van allogame soorten en triticale zijn de minimum afstanden vermeld in tabel 4.

Tabel 4 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld - Voor hybride rassen van rogge gelden de minimum afstanden vermeld in tabel 5.

Tabel 5.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld - Voor de productie van chemisch hybride rassen van autogame granen geldt het volgende : Het zaaien van de mannelijke en vrouwelijke ouderlijnen wordt volgens het protocol van de kweker gerealiseerd.

De cultuur wordt begrensd door tenminste twee zaaibreedtes van de mannelijke ouderlijn om ongewenste kruisbestuiving te voorkomen. De stroken van de mannelijke ouderlijnen moeten worden aangeduid, uitgezonderd indien de mannelijke ouderlijn morfologisch zeer verschillend is van de vrouwelijke ouderlijn. Tussen de stroken van vader- en moederplanten moet tenminste een scheiding van 0,5 m worden voorzien om mechanische vermenging bij de oogst te voorkomen. De afstand tot elk andere plant van dezelfde soort is minimum 30 meter.

Deze afstand kan aangepast worden indien er gevaar is voor kruisbestuiving. De minimum oppervlakte van de percelen bedraagt, rekening houdend met de isolatienoodzaak, 5 ha. 6.3. Scheiding Elk ingeschreven perceel dient van elk naburig perceel gescheiden te zijn door een vrije ruimte van ten minste 0,5 m, tenzij er geen mechanische menging mogelijk is op het ogenblik van de oogst. 6.4. Soort- en Raszuiverheid De keurmeester onderzoekt of de teelt in zijn geheel behoort tot het ingeschreven ras, voldoende homogeen is en dat het onkruid niet te talrijk is. 6.4.1. Tellingsmethoden 6.4.1.1. Rogge (Secale cereale) Per hectare : minimum 10 tellingen elk op 1 m2 Gemiddelde x 100 = X/are. 6.4.1.2. Maïs (Zea mays) Aantal te onderzoeken planten voor de productie van : basiszaad : 5 x 200 per ha of gedeelte daarvan; gecertificeerd zaad : 4 x 100 per ha met een maximum van 2.000 planten per perceel. 6.4.1.3. Andere soorten Voor het bepalen van de soortonzuiverheden : Per hectare : minimum 4 tellingen elk op 10 m2.

Gemiddelde x 10 = X/are.

Voor het bepalen van rasonzuiverheden : Per hectare : minimum 4 tellingen van een aantal aren afhankelijk van de te produceren klasse, zoals opgegeven in tabel 6.

Tabel 6 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bij de productie van chemisch hybride rassen van autogame granen worden de moeder- en vaderstroken normaal na het in aar komen gekeurd. 6.4.2. Soortonzuiverheden De principes en toleranties van toepassing zijn vermeld in tabel 7.

Tabel 7 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 6.4.3. Rasonzuiverheden 6.4.3.1. Kanariezaad (Phalaris canariensis) Het aantal planten van de teelt die duidelijk herkenbaar zijn als niet beantwoordend aan het ras mag niet hoger zijn dan : (1) 1 per 30 m2 voor de productie van basiszaad : hetzij 3,3/are;(2) 1 per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad : hetzij 10/are; 6.4.3.2. Rogge (Secale cereale) (a). Vrij bestoven rassen Het aantal planten van de teelt die duidelijk herkenbaar zijn als niet beantwoordend aan het ras mag niet hoger zijn dan : (1) 1 per 30 m2 voor de productie van basiszaad : hetzij 3,3/are;(2) 1 per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad : hetzij 10/are; (b). Hybride rassen Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn wat de eigenschappen van zijn kruisingspartners betreft, inclusief de mannelijke steriliteit.

Het gewas moet in het bijzonder voldoen aan de volgende normen of eisen : - het aantal planten van de soorten die duidelijk niet tot de kruisingspartners behoren, mag niet meer bedragen dan : (1) 1 per 30 m2 voor de productie van basiszaad;(2) 1 per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad;bij officiële veldkeuringen geldt deze norm alleen voor de vrouwelijke kruisingspartner; - voor basiszaad moet, indien gebruik wordt gemaakt van de mannelijke steriliteit, de steriliteit van de mannelijke steriele kruisingspartner ten minste 98 % bedragen; - zo nodig moet gecertificeerd zaad worden geproduceerd in gemengde teelt van een vrouwelijke/mannelijk steriele kruisingspartner met een mannelijke kruisingspartner die de mannelijke fertiliteit herstelt.

Opmerking : De aanwezigheid van diploïde rogge in een teelt van tetraploïde rogge of omgekeerd, is een reden voor weigering. 6.4.3.3. Maïs (Zea mays) (a). Het percentage in aantal van planten die duidelijk niet tot het ras, de ingeteelde stammen of kruisingspartners behoren, mag niet meer bedragen dan : aa) voor de productie van basiszaad : i) inteeltstammen : 0,1 %; ii) enkelvoudige hybriden, voor iedere kruisingspartner : 0,1 %; iii) vrij bestoven rassen : 0,5 %; bb) voor de productie van gecertificeerd zaad : i) kruisingspartners van hybride rassen : - inteeltstam : 0,2 %; - enkelvoudige hybride : 0,2 %; - vrij bestoven ras : 1,0 %; ii) vrij bestoven rassen : 1,0 %; (b). Voor de productie van zaad van hybride rassen moet aan de volgende normen of eisen voldaan worden : aa) de planten van de mannelijke kruisingspartner moeten voldoende stuifmeel afgeven wanneer de planten van de vrouwelijke kruisingspartner in bloei staan; bb) zo nodig moet tot ontpluiming worden overgegaan; cc) wanneer 5 % of meer planten van de vrouwelijke kruisingspartner bevrucht kunnen worden, mag het percentage van planten van deze kruisingspartner die stuifmeel hebben afgegeven of afgeven niet meer bedragen dan : (1) 1 bij elke officiële veldkeuring;(2) 2 over alle officiële veldkeuringen tezamen. Planten worden geacht stuifmeel te hebben afgegeven of af te geven wanneer op 50 mm of meer van de hoofdas of de zij-assen van de pluim de meeldraden uit de kafjes steken en stuifmeel hebben afgegeven of afgeven. 6.4.3.4. Andere granen Het aantal rasonzuiverheden, uitgedrukt in aantal rasonzuivere aren in promille van het aantal aren mag niet meer bedragen dan het aantal opgegeven in tabel 8.

Tabel 8 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Opmerkingen : Worden als rasonzuiverheden beschouwd en afzonderlijk genoteerd : (1) de planten van een ander ras;(2) de natuurlijke hybriden;(3) de mutanten : - smaragdgroenen, speltoïden en compactoïden in tarwe; - de fatuoïden in haver. (4) Voor de productie van prebasiszaad en basiszaad E2, wordt een gehalte lager of gelijk aan 1 % aan mutanten niet als een onzuiverheid aangezien.(5) Dit geldt niet voor de ouderlijnen van hybride tarwe. De Dienst zal nadere bijzonderheden verstrekken voor elk ras in verband met de waar te nemen kenmerken. 6.4.3.5. Chemisch hybride rassen van autogame granen.

De teelt wordt afgekeurd indien de hybridisatiegraad lager is dan 95 %.

De hybridisatiegraad (H) wordt als volgt bepaald : Na de bespuiting van het perceel met CHA (chemisch hybridisatie agens) worden 300 aren van de moederlijn vóór de bloei ingehuld in zakken.

H = 100 (1 - a/c) met a = het aantal korrels aanwezig in de ingehulde aren; en c = het aantal korrels aanwezig in de niet-ingehulde aren van de met een CHA behandelde moederlijn.

De percelen kunnen ook afgekeurd worden indien de bestuiving door de mannelijke ouderlijn onvoldoende is : - hetzij door een te dun gewas van de mannelijke ouderlijn; - hetzij door een slechte overeenkomst tussen de bloeidata van de beide ouderlijnen; - hetzij door een geringe stuifmeelproductie van de mannelijke ouderlijn.

De minimale raszuiverheid van iedere kruisingspartner moet de volgende bedragen : voor triticale : 99 % voor de andere soorten :99,7 % Opzuiveren is niet mogelijk. 6.5. Gezondheidstoestand van de teelt Een slechte gezondheidstoestand kan de weigering van een teelt meebrengen.

De aanwezigheid van schadelijke organismen die de gebruikswaarde van het zaad verminderen, onder meer Ustilagineae wordt slechts zo weinig als enigszins mogelijk is, toegelaten.

De Dienst kan teelten aannemen met een gering aantal zieke planten op voorwaarde dat de inschrijvingsnemer van de teelt er zich toe verbindt de geoogste zaden op afdoende wijze te ontsmetten.

De aanwezigheid van planten aangetast door moederkoren wordt op het verslag vermeld (aantal aren per are).

In een teelt van maïs mag het aantal planten aangetast door stuifbrand niet hoger zijn dan : 1 % voor de productie van basiszaad, 1,5 % voor de productie van gecertificeerd zaad. 7. Triage - Herbewerking - Certificering 7.1. Grootte en Homogeniteit van de partijen - Monstergrootte Partijen die ter certificering worden aangeboden, moeten homogeen zijn.

Het gewicht van de partijen en van de monsters wordt weergegeven in tabel 9.

Tabel 9 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 7.2. Certificeringsnormen 7.2.1. Rasidentiteit en Raszuiverheid Het zaad moet voldoende rasecht en raszuiver zijn; zaad van ingeteelde stammen van Zea mays moet voldoende echt en zuiver zijn met betrekking tot hun eigenschappen.

Voor zaad van hybride rassen van Zea mays zijn bovengenoemde bepalingen ook van toepassing op de eigenschappen van de kruisingspartners.

De minimale raszuiverheid wordt hoofdzakelijk nagegaan tijdens de veldkeuringen en op het controleveld.

Het zaad van onderstaande soorten moet onder meer beantwoorden aan volgende normen en eisen : 7.2.1.1. Andere soorten dan maïs, sorgho, hybride rogge en chemisch hybride rassen van autogame soorten De normen voor andere soorten dan maïs, sorgho, hybride rogge en chemisch hybride rassen van autogame soorten zijn vermeld in tabel 10.

Tabel 10 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 7.2.1.2. Maïs en sorgho Indien voor de productie van gecertificeerd zaad van hybride rassen gebruik is gemaakt van een vrouwelijke mannelijk-steriele kruisingspartner en een mannelijke kruisingspartner die de mannelijke fertiliteit niet herstelt, wordt het zaad geproduceerd : (1) ofwel door partijen zaaizaad te mengen, in een verhouding die eigen is aan het ras, waarbij enerzijds gebruik wordt gemaakt van een vrouwelijke mannelijk- steriele kruisingspartner, en anderzijds van een vrouwelijke, mannelijk-fertiele kruisingspartner;(2) ofwel door teelt van vrouwelijke, mannelijk-steriele en vrouwelijke, mannelijk-fertiele kruisingspartners in een verhouding eigen aan het ras.De verhoudingen tussen deze twee kruisingspartners wordt gecontroleerd tijdens de veldkeuring. 7.2.1.3. Hybride rogge Het zaad moet voldoende rasecht en raszuiver zijn, of, indien het zaad van een kruisingspartner betreft, voldoende rasecht en raszuiver zijn ten aanzien van de eigenschappen daarvan, inclusief mannelijke steriliteit.

Nacontrole voor basiszaad : Zaad mag slechts als gecertificeerd zaad worden goedgekeurd indien terdege rekening is gehouden met de uitkomsten van een officiële nacontrole op officieel genomen monsters van basiszaad, uitgevoerd in de groeiperiode van het zaad dat voor de certificering als gecertificeerd zaad werd aangeboden, teneinde na te gaan of het basiszaad heeft voldaan aan de vastgestelde eisen voor basiszaad qua rasechtheid en raszuiverheid wat de eigenschappen van de kruisingspartners betreft, inclusief de mannelijke steriliteit. 7.2.1.4. Chemisch hybride rassen van autogame granen De minimale raszuiverheid van de categorie gecertificeerd zaad moet tenminste 90 % bedragen.

Nacontrole voor basiszaad : cfr. hybride rogge. 7.2.2. Vochtigheidsgraad De vochtigheidsgraad mag niet meer bedragen dan 16 % in gewicht. 7.2.3. Andere kenmerken De normen en andere voorwaarden inzake kiemkracht, mechanische zuiverheid en gehalte aan zaden van andere soorten zijn vermeld in tabel 11.

Betreffende de kiemkracht en de mechanische zuiverheid is officieel onderzoek of onderzoek onder officieel toezicht enkel vereist indien de Dienst oordeelt dat twijfels hieromtrent zijn bij de betreffende partij.

Om te bewijzen dat de partij niet twijfelachtig is op gebied van de kiemkracht en de mechanische zuiverheid dient de handelaar-bereider gunstige ontledingen van eigen monsters aan de Dienst voor te leggen.

De monsters moeten door de handelaar-bereider genomen worden hetzij op het moment van de samenstelling van de partij uit elk van de samenstellende delen (bruto partijen), hetzij tijdens de bereiding van de partij.

De ontledingen dienen te gebeuren in een daartoe toegelaten bedrijfslaboratorium.

De toelating wordt verleend op voorwaarde dat het laboratorium : 1. beschikt over gekwalificeerd personeel en een persoon verantwoordelijk voor de instructies en de goede werking van de apparatuur;2. beschikt over de nodige lokalen en apparatuur om de bemonstering en de ontledingen uit te voeren overeenkomstig de regels van de ISTA;3. een boekhouding bijhoudt van de monsters en de ontledingsuitslagen gedurende minimum 3 jaar.4. de monsters gedurende minimum één jaar ter beschikking houdt van de Dienst;5. met succes deelneemt aan controleproeven opgelegd door de Dienst. De toelating is geldig van 1 juli tot 30 juni van het jaar daarop en wordt stilzwijgend verlengd van jaar tot jaar zolang als de opgelegde voorwaarden vervuld blijven. De toelating wordt ingetrokken wanneer de opgelegde voorwaarden niet meer vervuld zijn.

Een uitslag wordt als gunstig beschouwd indien : 1. de kiemkracht minimum 85 % bedraagt bij monsters genomen uit elk van de samenstellende delen (bruto-partijen) 2.de kiemkracht minimum 85 % bedraagt bij monsters genomen na de bereiding doch vóór eventuele chemische behandeling. 3. de kiemkracht minimum 90 % bedraagt bij monsters welke in laboratoriumomstandigheden ontsmet werden.De te certificeren partij dient in dit geval met een gelijkwaardig product als dat gebruikt voor de analyse in het laboratorium ontsmet te worden.

De ontleding mag niet meer dan twee maanden geleden uitgevoerd zijn.

Voor het gehalte van zaden van andere soorten dient de bemonstering door een officiële monsternemer of een officieel erkende monsternemer uitgevoerd te worden en dient de ontleding te gebeuren - hetzij ter plaatse door een officiële keurmeester daartoe bevoegd door het officieel laboratorium, - hetzij in het officieel laboratorium, - hetzij in een officieel erkend laboratorium.

Tabel 11 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Opmerkingen : (a). Het in kolom 4 vastgestelde maximum gehalte aan zaden betreft ook de zaden van de in kolommen 5 tot 10 genoemde soorten; (b). de aanwezigheid van een tweede zaad geldt niet als onzuiverheid, wanneer een tweede monster van dezelfde grootte volledig vrij is van zaden van andere graansoorten; (c). de aanwezigheid van één zaad van Avena fatua, Avena sterilis, Avena ludoviciana of Lolium temulentum in een monster van de voorgeschreven grootte geldt niet als onzuiverheid indien een tweede monster van dezelfde grootte vrij is van zaden van deze soorten; (d). bij Avena sativa-rassen die officieel gerangschikt zijn als van type "naakte haver" bedraagt de minimum kiemkracht 75 % van het zuiver zaad en het officiële etiket draagt de vermelding "minimum kiemkracht 75 %"; (e). voor prebasis- en basiszaad kan een lagere kiemkracht toegestaan worden door de Dienst. In dit geval zal het officiële etiket de volgende vermelding dragen : "voldoet niet aan de normen voor kiemkracht". Daarenboven zal de leverancier deze kiemkracht waarborgen door middel van een bijzonder etiket (etiket van de leverancier) dat zijn naam en adres draagt, evenals het referentienummer van de partij. 7.2.4. Gezondheidstoestand van de zaden De aanwezigheid van schadelijke organismen die de gebruikswaarde van het zaaizaad verminderen, moet zo veel mogelijk beperkt zijn.

Het zaaizaad moet in het bijzonder voldoen aan de normen vermeld in tabel 12.

Tabel 12 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 7.3. Bijzonder certificaat voor afwezigheid van wilde haver Indien het gewas bij de veldkeuring vrij was van Avena fatua en indien een monster van ten minste 1 kg, genomen in strikte overeenkomst met de schikkingen terzake, vrij is van Avena fatua of indien een monster van ten minste 3 kg genomen volgens de hierboven vermelde schikkingen vrij is van Avena fatua kan een officieel certificaat, op aanvraag, afgeleverd worden. 7.4. Controleveld Controlevelden kunnen aangelegd worden met de monsters die de kwekers, de instandhouders of hun mandatarissen moeten leveren, met de monsters die tijdens de verschillende stadia van de keuring werden genomen, met de monsters die door de handelaars-bereiders ter beschikking van de Dienst moeten gesteld worden en met de monsters genomen voor de controle a posteriori.

Op grond van de vaststellingen op het controleveld kan het resultaat van de veldkeuring herzien worden zonder nochtans gunstiger te kunnen zijn.

Immers, wanneer de klasse van het uitgangsmateriaal uitgezaaid op het controleveld niet beantwoordt aan de normen vermeld in tabel 13 van de veronderstelde klasse, kunnen de resultaten van de veldkeuring worden herzien.

Indien het percentage onzuiverheden vastgesteld op de monsters genomen voor controle a posteriori de normen overtreft, moeten de partijen aan de handel worden onttrokken.

Tabel 13 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 8. Wijzigingen aan het onderhavig reglement Elke wijziging aangebracht aan de normen en voorschriften van het Koninklijk Besluit van 2 mei 2001 houdende reglementering van de handel in en van de keuring van zaaigranen brengt ambtshalve aanpassing van onderhavig reglement met zich mee. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van 21 december 2001.

De Minister belast met Landbouw, Mevr. A.-M. NEYTS-UYTTEBROECK

^