Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 21 juni 2002
gepubliceerd op 21 november 2002

Ministerieel besluit tot vaststelling van de voorwaarden inzake lichamelijke en geestelijke geschiktheid van de leden van het stuurpersoneel van burgerlijke luchtvaartuigen

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2002014177
pub.
21/11/2002
prom.
21/06/2002
ELI
eli/besluit/2002/06/21/2002014177/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 JUNI 2002. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de voorwaarden inzake lichamelijke en geestelijke geschiktheid van de leden van het stuurpersoneel van burgerlijke luchtvaartuigen


De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Gelet op de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling der luchtvaart, inzonderheid op artikel 5, § 1, gewijzigd door de wet van 2 januari 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 5 juni 2002 tot regeling van de organisatie van de controle van de voorwaarden inzake lichamelijke en geestelijke geschiktheid van de leden van het stuurpersoneel van burgerlijke luchtvaartuigen, inzonderheid op de artikelen 9 en 31, § 3;

Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op het advies van de Raad van State, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemeenheden

Artikel 1.De voorwaarden inzake lichamelijke en geestelijke geschiktheid waaraan de leden van het stuurpersoneel van burgerlijke luchtvaartuigen moeten voldoen, worden in dit besluit bepaald.

Art. 2.De volgende definities zijn van toepassing op dit besluit : ECLG : Expertisecentrum voor Luchtvaartgeneeskunde. (Referentie : JAR-FCL 3.085);

EGE : Erkend geneesheer-examinator. (Referentie : JAR-FCL 3.090);

HANDBOEK : gedeelte van het JAR-FCL 3 document, genaamd « J.A.A. Manual of civil aviation medecine »;

OML : Beperking OML - klasse 1 : beperking tot vluchten uitgevoerd met een bemanning van meerdere bestuurders (JAR-FCL 1.035).

De beperking OML, in de betekenis van « alleen geldig als gekwalificeerd medebestuurder of in gezelschap van een gekwalificeerd medebestuurder », is van toepassing als de houder van een vergunning van beroepsbestuurder of een vergunning van lijnbestuurder weliswaar niet volledig voldoet aan de vereisten voor het verkrijgen van een medisch attest van klasse 1, maar het risico tot onvermogen, in de context van een bemanning van meerdere bestuurders, toch aanvaardbaar wordt geacht.

De andere bestuurder moet bevoegd verklaard zijn voor dat type luchtvaartuig, mag niet ouder zijn dan 60 jaar en aan geen enkele OML-beperking onderworpen zijn.

Een OML-beperking kan alleen door de SLG uitgereikt of ingetrokken worden;

OSL : Beperking OSL - klasse 2 : beperking waarbij de aanwezigheid van een veiligheidsbestuurder wordt vereist. (JAR-FCL 1.035). Een OSL-beperking kan alleen door de SLG uitgereikt of ingetrokken worden;

Veiligheidsbestuurder : bestuurder die bevoegd is om te handelen als boordcommandant (PIC) in de klasse of voor het type van luchtvaartuig en die zich aan boord bevindt van het luchtvaartuig, uitgerust met dubbelbesturing, met de bedoeling de besturing over te nemen ingeval de boordcommandant die houder is van een medisch attest met deze OSL-beperking blijk zou geven van enig onvermogen;

SLG : Sectie luchtvaartgeneeskunde. (Referentie : JAR-FCL 3.080).

Art. 3.§ 1. Om te voldoen aan het algemeen, grondig of initieel geneeskundig onderzoek, moet de aanvrager of houder van een vergunning of toelating als lid van het stuurpersoneel van een burgerlijk luchtvaartuig, vrij bevonden worden van elke lichamelijke of geestelijke aandoening of anomalie die een bepaald functioneel onvermogen zou kunnen teweegbrengen, dat van die aard is dat de veiligheid bij het besturen van een luchtvaartuig of de veiligheid van de vlucht in het algemeen in het gedrang komt.

De aanvrager of houder van een vergunning of toelating als lid van het stuurpersoneel van een burgerlijk luchtvaartuig mag in zijn persoonlijke antecedenten geen enkele fysieke of psychische stoornis vertonen die kan recidiveren en aldus de veiligheid van de vlucht in gevaar kan brengen. § 2. Het algemeen, grondig of initieel geneeskundig onderzoek is gebaseerd op normen die vastgelegd zijn in dit besluit, aangevuld met het persoonlijk oordeel van de onderzoekende geneesheren bij de SLG. Deze laatsten spelen vooral een rol bij de evaluatie van het risico voor de veiligheid van de vlucht, telkens de formulering van het criterium plaats laat voor speling in de evaluatie van de mogelijke gevolgen van de vastgestelde anomalie of deficiëntie.

De bepaling van de geschiktheid gebeurt dus op basis van een grondig geneeskundig onderzoek waarbij al de hulpmiddelen die de geneeskunde biedt aangewend worden. Bij deze bepaling moet rekening gehouden worden niet alleen met de aard van de functies eigen aan de gevraagde vergunningen en toelatingen, maar ook met de omstandigheden waarin deze functies zullen uitgevoerd worden. § 3. De nummering van de artikels en paragrafen van deze reglementering wordt aangevuld met een verwijzing naar de geneeskundige reglementering aangenomen door de J.A.A. HOOFDSTUK II - Vereisten van klasse 1 Afdeling 1. - Cardiovasculair stelsel

Art. 4.Onderzoek - Algemeenheden (JAR-FCL 3.130) 1° De aanvrager of houder van een medisch attest van klasse 1, mag geen aangeboren of verworven afwijking vertonen van het cardiovasculair stelsel die een weerslag kan hebben op het veilig gebruik van de voorrechten van de aangevraagde vergunning.2° Een standaard rust-elektrocardiogram van 12 afleidingen met zijn protocol, is vereist bij het initieel onderzoek.Het moet herhaald worden : om de 5 jaar tot de leeftijd van 30 jaar, om de 2 jaar tot de leeftijd van 40 jaar, om het jaar tot de leeftijd van 50 jaar, nadien om de 6 maand, en telkens het klinisch onderzoek het vereist. 3° Een inspanningselektrocardiogram is niet verplicht, behalve als het klinisch onderzoek het vereist zoals bepaald in hoofdstuk V, artikel 54.4° De elektrocardiografische opnamen, zowel bij rust als na inspanning, moeten geprotocoleerd worden door specialisten aangeduid door de SLG.5° Om de evaluatie van het risico te vergemakkelijken is een dosering van de bloedlipiden, met inbegrip van de cholesterol, verplicht bij het initieel medisch onderzoek en bij het eerste geneeskundig onderzoek na de leeftijd van 40 jaar (zie hoofdstuk V, artikel 55).6° Indien de houder van een medisch attest klasse 1 de leeftijd van 65 jaar bereikt heeft, moet hij een geneeskundig onderzoek ondergaan in een ECLG, uitgevoerd door een cardioloog aangeduid door de SLG.Dit onderzoek omvat een inspanningselektrocardigram en andere testen indien deze aangewezen zijn. Dit onderzoek moet om de 4 jaar herhaald worden.

Art. 5.Bloeddruk (JAR-FCL 3.135) De bloeddruk moet gemeten worden volgens de techniek beschreven in hoofdstuk V, artikel 56. 1° De aanvrager moet ongeschikt verklaard worden als de systolische druk regelmatig boven de 160 mmHg ligt en de diastolische boven de 95 mmHg, met of zonder behandeling.2° De behandeling, die toegepast wordt om de bloeddruk te normaliseren, moet verenigbaar zijn met het volledig veilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagde vergunning (overeenkomstig hoofdstuk V, artikel 57).Het aanwenden van een medicamenteuze behandeling vereist het tijdelijk opschorten van het medisch attest om de afwezigheid van belangrijke nevenwerkingen vast te stellen. 3° De aanvrager die een symptomatische arteriële hypotensie vertoont, moet ongeschikt verklaard worden.

Art. 6.Coronaropathie (JAR-FCL 3.140) 1° Elke aanvrager waarbij men het bestaan van een coronaropathie vermoedt, moet verder onderzocht worden.De aanvrager die een lichte asymptomatisch coronaire aantasting vertoont, kan door de SLG geschikt verklaard worden indien hij voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk V, artikel 59. 2° De aanvrager met een symptomatische coronaropathie moet ongeschikt verklaard worden.3° Het myocardinfarct heeft ongeschiktheid tot gevolg.De SLG kan een geschiktheid verklaren als voldaan wordt aan de voorwaarden van hoofdstuk V, artikelen 59 en 60. 4° Indien 9 maanden na een overbrugging of een angioplastie van de coronaria, een voldoende recuperatie wordt vastgesteld kan de SLG een geschiktverklaring overwegen, als voldaan wordt aan de voorwaarden van hoofdstuk V, artikelen 61 en 62.

Art. 7.Ritme- en geleidingsstoornissen (JAR-FCL 3.145) 1° De aanvrager die een significante stoornis van het auriculair ritme vertoont, hetzij paroxystisch hetzij permanent, moet ongeschikt verklaard worden in afwachting van de resultaten van een cardiologische check-up overeenkomstig hoofdstuk V, artikel 63.2° De aanvrager die een asymptomatische sinusale bradycardie of een asymptomatische sinusale tachycardie vertoont, kan geschikt verklaard worden als er geen belangrijke onderliggende anomalie is.3° De aanvrager die duidelijke tekens van een auriculaire sinusziekte vertoont, moet het voorwerp uitmaken van een cardiologische check-up overeenkomstig hoofdstuk V, artikel 63.4° De aanvrager die geïsoleerde, asymptomatisch monomorfe ventri-culaire extrasystolen vertoont, moet niet noodzakelijk ongeschikt verklaard worden, maar frequente of polymorfe extrasystolen vergen een volledige cardiologische check-up overeenkomstig hoofdstuk V, artikel 63.5° Bij afwezigheid van elke andere anomalie kan de aanvrager die een onvolledige bundeltakblok of een stabiele linkerasafwijking vertoont, geschikt verklaard worden.De aanwezigheid van een volledige rechter- of linkerbundeltakblok vergt, vanaf de eerste vaststelling ervan bij een geneeskundig onderzoek, een cardiologische check-up overeenkomstig hoofdstuk V, artikel 63. 6° De aanvrager die een ventriculair pre-excitatiesyndroom vertoont, moet ongeschikt verklaard worden tot een cardiologische check-up uitwijst dat hij voldoet aan de voorwaarden vermeld in hoofdstuk V, artikel 63.7° De aanvrager, drager van een endocardiale pacemaker, moet ongeschikt verklaard worden tot een cardiologische check-up uitwijst dat hij voldoet aan de voorwaarden vermeld in hoofdstuk V, artikel 63.

Art. 8.Andere aandoeningen (JAR-FCL 3.150) 1° De aanvrager, met een perifere vasculaire aandoening, moet ongeschikt verklaard worden, zowel voor als na een heelkundige ingreep, tot bewezen wordt dat hij geen belangrijke functionele stoornis vertoont van de coronaria of elders geen belangrijk atheromateus letsel vertoont.De aanvrager met een aneurysma van de aorta moet ongeschikt verklaard worden zowel voor als na een heelkundige ingreep. 2° a) De aanvrager met een belangrijke anomalie van de hartkleppen moet ongeschikt verklaard worden.b) De aanvrager die weinig belangrijke klepgebreken vertoont, kan geschikt verklaard worden door de SLG na een cardiologische check-up overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V, artikel 64, 1° en 2°.c) De aanvrager met een klepprothese of die een valvuloplastie heeft ondergaan, moet ongeschikt verklaard worden.De SLG kan de gunstige gevallen geschikt verklaren na een cardiologische check-up overeenkomstig hoofdstuk V, art. 64, 3°. 3° Een systemische antistollingsbehandeling heeft ongeschiktheid tot gevolg.Na een antistollingsbehandeling van beperkte duur kan de aanvrager geschikt verklaard worden door de SLG overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V, artikel 65. 4° De aanvrager met een aandoening van het pericard, het myocard of van het endocard moet ongeschikt verklaard worden tot de symptomatologie volledig verdwenen is of tot na een cardiologische check-up overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V, artikel 66.5° De aanvrager met een aangeboren cardiopathie moet ongeschikt verklaard worden zowel voor als na een correctieve heelkundige ingreep.De SLG kan de aanvrager met weinig belangrijke afwijkingen geschikt verklaren na een cardiologische check-up overeenkomstig hoofdstuk V, artikel 67. Afdeling 2. - Ademhalingsstelsel

Art. 9.Onderzoek - Algemeenheden (JAR-FCL 3.155) 1° De aanvrager of houder van een medisch attest van klasse 1 mag geen aangeboren of verworven afwijking vertonen van het ademhalingsstelsel die een weerslag kan hebben op het volledig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagde vergunning.2° Een antero-posterieure radiografie van de longen is vereist bij het initieel onderzoek.Deze radiografie kan ook vereist zijn bij de latere hernieuwingsonderzoeken indien er klinische of epidemiologische indicaties zijn. 3° Longfunctietests (zie hoofdstuk V, artikel 70) zijn vereist bij het initieel onderzoek.Een peak-flowtest moet uitgevoerd worden bij het eerste onderzoek voor de wedergeldigmaking of hernieuwing, uitgevoerd na de 30e verjaardag, vervolgens om de 5 jaar tot de leeftijd van 40 jaar en verder om de 4 jaar en als er klinische indicaties zijn. De aanvrager met belangrijke functionele longafwijkingen moet ongeschikt worden verklaard.

Art. 10.Respiratoire aandoeningen (JAR-FCL 3.160) 1° De aanvrager met chronische obstructieve bronchopathie moet ongeschikt worden verklaard.2° De aanvrager met een hyperreactieve longaandoening (bronchiaal astma) waarvoor een behandeling nodig is, wordt geëvalueerd overeenkomstig de criteria van hoofdstuk V, artikel 71, 1°.3° De aanvrager die een actieve inflammatoire aandoening van het ademhalingsstelsel vertoont, moet tijdelijk ongeschikt verklaard worden.4° De aanvrager met sarcoïdose moet ongeschikt verklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 72).5° De aanvrager die een spontane pneumothorax vertoont, moet ongeschikt verklaard worden in afwachting van een volledige check-up (zie hoofdstuk V, artikel 73).6° De aanvrager die een belangrijke heelkundige ingreep op de thorax moet ondergaan, moet ongeschikt verklaard worden gedurende tenminste drie maan-den na de operatie en tot de gevolgen ervan geen weerslag meer dreigen te hebben op het veilig gebruik van de voorrechten van de aangevraagde vergunning (zie hoofdstuk V, artikel 74). Afdeling 3. - Spijsverteringsstelsel

Art. 11.Algemeenheden (JAR-FCL 3.165) De aanvrager of houder van een medisch attest van klasse 1 mag geen functionele of organische ziekte van het spijsverteringsstelsel en zijn adnexa vertonen die een weerslag heeft op het volledig veilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagde vergunning.

Art. 12.Aandoeningen van het spijsverteringsstelsel (JAR-FCL 3.170) 1° De aanvrager die, of een recidiverende dyspepsie die een behandeling vereist of een pancreatitis vertoont, moet ongeschikt verklaard worden in afwachting van een check-up die beantwoordt aan de criteria van hoofdstuk V, artikel 76.2° De aanvrager met meerdere galstenen of met een enkele volumineuze symptomatische galsteen moet ongeschikt verklaard worden tot een doeltreffende behandeling heeft plaatsgevonden (hoofdstuk V, artikel 77).3° Indien bij het initieel onderzoek blijkt dat bij de aanvrager vaststaande medische antecedenten voorkwamen of de klinische diagnose wordt gesteld van een acute of chronische inflammatoire darmaandoening moet de aanvrager ongeschikt worden verklaard (zie hoofdstuk V, artikel 78;men zal in het bijzonder rekening houden met de omstandigheden die tot ongeschiktheid leiden). 4° Bij elke aanvraag tot hernieuwing van een geneeskundig attest, moet de betrokkene die voorheen een acute of chronische inflammatoire darmaandoening vertoonde geëvalueerd worden overeenkomstig de criteria van hoofdstuk V, artikel 78.5° De aanvrager mag in geen geval een breuk vertonen die oorzaak zou kunnen zijn van symptomen van onvermogen.6° Elke nasleep van ziekte of heelkundige ingreep op een deel van de gastro-intestinale tractus of van zijn adnexa die de aanvrager blootstelt aan occlusie door inklemming of compressie en zodoende een onvermogen tijdens de vlucht kan veroorzaken, heeft de ongeschiktheid van de aanvrager tot gevolg.7° De aanvrager die een heelkundige ingreep heeft ondergaan op de gastro-intestinale tractus of zijn adnexa, bestaande uit de totale of partiële excisie ofwel de derivatie van een van deze organen moet ongeschikt verklaard worden voor minstens drie maanden en tot de operatieve gevolgen geen weerslag meer dreigen te hebben op het veilig gebruik van de voorrechten van de aangevraagde vergunning (zie hoofdstuk V, artikel 79). Afdeling 4. - Metabolische, nutritionele en endocriene ziekten

(JAR-FCL 3.175)

Art. 13.1° De aanvrager of houder van een medisch attest van klasse 1 mag geen functionele of organische metabolische, nutritionele of endocriene ziekte vertonen, die een weerslag zou kunnen hebben op het veilig gebruik van de voorrechten van de aangevraagde vergunning. 2° De aanvrager met metabolische, nutritionele of endocriene dysfuncties kan geschikt verklaard worden indien voldaan wordt aan de voorwaarden van hoofdstuk V, artikel 81.3° De aanvrager die lijdt aan diabetes mellitus kan alleen geschikt verklaard worden indien hij voldoet aan de voorwaarden vermeld in hoofdstuk V, artikelen 82 en 83.4° Insulinodependente diabetes heeft ongeschiktheid tot gevolg.5° Extreme obesitas heeft ongeschiktheid van de aanvrager tot gevolg (zie hoofdstuk V, artikel 104). Afdeling 5. - Hematologie (JAR-FCL 3.180)

Art. 14.1° De aanvrager of houder van een medisch attest van klasse 1 mag geen hematologische ziekte vertonen, die hem belet veilig gebruik te maken van de voorrechten van de aangevraagde vergunning. 2° De hemoglobine moet bij elk geneeskundig onderzoek bepaald worden. De aanvrager met een significante anemie moet ongeschikt verklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 85). 3° De aanvrager die een sikkelcelanemie vertoont, moet ongeschikt verklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 85).4° De aanvrager met een belangrijke lokale of veralgemeende zwelling van de lymfeklieren, die gepaard gaat met verschijnselen van een bloedziekte, moet ongeschikt verklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 86).5° Acute leukemie heeft ongeschiktheid tot gevolg.Indien bij het initieel onderzoek een chronische leukemie wordt vastgesteld bij de aanvrager, moet hij ongeschikt verklaard worden. De beslissing moet conform zijn met de bepalingen van hoofdstuk V, artikel 87, wanneer de chronische leukemie vastgesteld wordt tijdens het onderzoek voor de hernieuwing van het medisch attest. 6° De aanvrager die een significante splenomegalie vertoont, moet ongeschikt verklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 88).7° De aanvrager met een significante polycythemie moet ongeschikt verklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 89).8° De aanvrager met stoornissen van de bloedstolling moet ongeschikt verklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 90). Afdeling 6. - Urinair stelsel (JAR-FCL 3.185)

Art. 15.1° De aanvrager of houder van een medisch attest van klasse 1 mag geen functionele of organische ziekte van het urinair stelsel vertonen die een weerslag heeft op het veilig gebruik van de voorrechten van de aangevraagde vergunning. 2° Elk symptoom van een organische aandoening van de nieren heeft ongeschiktheid tot gevolg.Bij elk geneeskundig onderzoek moet een onderzoek van de urine worden uitgevoerd. De urine mag geen abnormale bestanddelen bevatten die een pathologische betekenis hebben. In het bijzonder moet gelet worden op de aandoeningen van de urinewegen en de geslachtsorganen (zie hoofdstuk V, artikel 92). 3° De aanvrager die nierstenen vertoont, moet ongeschikt verklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 93).4° Elke nasleep van ziekte of heelkundige ingreep op de nieren of de urinewegen en die de aanvrager blootstelt aan een plots onvermogen, met name de obstructie door stenose of compressie, heeft ongeschiktheid tot gevolg.In geval van gecompenseerde nephrectomie zonder arteriële hypertensie of uremie kan de aanvrager geschikt verklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 94). 5° De aanvrager die een heelkundige ingreep ondergaan heeft op het urinair stelsel of op de urinewegen, die bestaat uit een totale of partiële exerese of een derivatie van een van deze organen, moet ongeschikt verklaard worden voor minstens drie maanden en tot de gevolgen van de operatie niet langer een plots onvermogen tijdens de vlucht dreigen te veroorzaken (zie hoofdstuk V, artikelen 94 en 95). Afdeling 7. - Diverse seksueel overdraagbare ziekten en infecties

(JAR-FCL 3.190)

Art. 16.1° De aanvrager of houder van een medisch attest van klasse 1 mag geen bewezen antecedenten of klinische symptomen vertonen van seksueel overdraagbare ziekten of infecties die een weerslag hebben op het veilig gebruik van de voorrechten van de aangevraagde vergunning. 2° Men moet in het bijzonder (zie hoofdstuk V, afdeling 7) letten op antecedenten of klinische tekens die wijzen op : a) positiviteit t.o.v. HIV; b) aantasting van het immunitair systeem;c) infectueuze hepatitis;d) syfilis. Afdeling 8. - Gynaecologie en obstetrie (JAR-FCL 3.195)

Art. 17.1° De aanvraagster of houdster van een medisch attest van klasse 1 mag geen functionele of organische gynaecologische of obstetrische aandoening vertonen die een weerslag heeft op het veilig gebruik van de voorrechten van de aangevraagde vergunning. 2° De aanvraagster met antecedenten van ernstige menstruatiestoornissen, die ongevoelig zijn voor een behandeling, moet ongeschikt verklaard worden.3° Zwangerschap heeft ongeschiktheid tot gevolg.Evenwel, indien het obstetrisch onderzoek wijst op een volledig normaal verloop van de zwangerschap kan de aanvraagster geschikt verklaard worden tot het einde van de 26e zwangerschapsweek overeenkomstig hoofdstuk V, artikel 101. De voorrechten van de vergunning kunnen opnieuw uitgeoefend worden nadat een volledig herstel is vastgesteld na de bevalling of het einde van de zwangerschap.4° De aanvraagster die een belangrijke gynaecologische ingreep heeft ondergaan moet ongeschikt verklaard worden voor minstens drie maanden en tot de gevolgen van de ingreep geen weerslag meer dreigen te hebben op het veilig gebruik van de voorrechten van de aangevraagde vergunning (zie hoofdstuk V, artikel 102). Afdeling 9. - Spier- en skeletvereisten (JAR-FCL 3.200)

Art. 18.1° De aanvrager of houder van een medisch attest van klasse 1 mag geen aangeboren of verworven anomalie van de beenderen, gewrichten, spieren en pezen vertonen die een weerslag heeft op het veilig gebruik van de voorrechten van de aangevraagde vergunning. 2° De gestalte in zittende houding, de lengte van armen en benen en de spierkracht van de aanvrager moeten voldoende zijn om hem toe te laten veilig gebruik te maken van de voorrechten van de aangevraagde vergunning (zie hoofdstuk V, artikel 104).3° De aanvrager moet een voldoende functioneel gebruik hebben van het totale spier- en skeletstelsel.Elke significante nasleep van een ziekte, verwonding of aangeboren anomalie van beenderen, gewrichten, spieren of pezen, al dan niet heelkundig behandeld, moet geëvalueerd worden overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V, artikelen 104, 105 en 106. Afdeling 10. - Psychiatrische voorwaarden (JAR-FCL 3.205)

Art. 19.1° De aanvrager of houder van een medisch attest van klasse 1 mag geen bewezen antecedenten of klinische tekens vertonen van enige psychiatrische aandoening, acuut of chronisch, aangeboren of verworven, die een weerslag heeft op het veilig gebruik van de voorrechten van de aangevraagde vergunning. 2° Er moet bijzondere aandacht geschonken worden aan het volgende (zie hoofdstuk V, afdeling 10) : a) psychotische symptomen;b) karakteriële stoornissen;c) persoonlijkheidsstoornissen, met name deze die ernstig genoeg zijn om aan de basis te liggen van openlijk abnormaal gedrag;d) mentale stoornissen en neurosen;e) alcoholisme;f) gebruik of misbruik van drugs of psychotrope geneesmiddelen of andere gelijkaardige stoffen, met of zonder dependentie. Afdeling 11. - Neurologische aandoeningen (JAR-FCL 3.210)

Art. 20.1° De aanvrager of houder van een medisch attest van klasse 1 mag geen vaststaande medische antecedenten hebben noch klinische tekens vertonen van enige neurologische aandoening die een weerslag hebben op het veilig gebruik van de voorrechten van de aangevraagde vergunning. 2° Heel in het bijzonder moet gelet worden op het volgende (zie hoofdstuk V, afdeling 11) : a) progressieve aandoeningen van het zenuwstelsel;b) epilepsie en andere convulsieve stoornissen;c) toestanden met een forse neiging tot cerebrale dysfunctie;d) bewustzijnsstoornissen of bewustzijnsverlies;e) schedeltraumata.3° Een elektro-encefalogram is vereist bij het initieel onderzoek (zie hoofdstuk V, afdeling 11) en als de antecedenten van de aanvrager of de klinische vaststellingen het rechtvaardigen. Afdeling 12. - Oftalmologische vereisten (JAR-FCL 3.215)

Art. 21.1° De aanvrager of houder van een medisch attest van klasse 1 mag geen functionele anomalie van de ogen of hun adnexa, noch een evolutieve, aangeboren of verworven, acute of chronische aandoening, noch naslepen van een oogheelkundige ingreep (zie hoofdstuk V, artikel 118) of van oogtrauma vertonen, die een weerslag hebben op het veilig gebruik van de voorrechten van de aangevraagde vergunning.2° Een grondig oftalmologisch onderzoek moet uitgevoerd worden bij het initieel onderzoek (zie hoofdstuk V, artikel 119).3° Elk onderzoek voor de wedergeldigmaking en hernieuwing van een vergunning moet een routine-oogonderzoek bevatten (zie hoofdstuk V, artikel 120).4° Een grondig oftalmologisch onderzoek moet plaatsvinden bij de onderzoeken voor de wedergeldigmaking en hernieuwing (zie hoofdstuk V, artikel 121) en moet uitgevoerd worden met volgende tussenpozen : a) om de vijf jaar tot de leeftijd van 40 jaar;b) nadien om de twee jaar. Afdeling 13. - Gezichtsvereisten (JAR-FCL 3.220)

Art. 22.1° Gezichtsscherpte van ver De gezichtsscherpte van ver, met of zonder correctie moet voor elk oog afzonderlijk minstens 6/10 bedragen en minstens 10/10 met beide ogen samen (zie 8° hieronder). Er worden geen grenzen bepaald voor de gezichtsscherpte zonder correctie. 2° Refractiegebreken Een refractiegebrek wordt beschouwd als een afwijking t.o.v. de emmetropie. Deze afwijking wordt gemeten in dioptrieën in de meest ametrope as. De refractie moet gemeten worden volgens de standaardmethodes (zie hoofdstuk V, artikelen 123 en 124). De aanvrager wordt geschikt verklaard, rekening houdend met de refractiegebreken, indien hij voldoet aan de volgende voorwaarden : a) Bij het initieel onderzoek mag het refractiegebrek niet groter zijn dan -3 tot +3 dioptrieën;b) Bij het onderzoek voor de wedergeldigmaking of hernieuwing kan de aanvrager, met een vliegervaring die door de SLG voldoende wordt geacht, en die een refractiegebrek vertoont dat niet groter is dan +3/-5 dioptrieën en over een stabiel gezichtsvermogen blijkt te beschikken, geschikt verklaard worden door de SLG (zie hoofdstuk V, artikel 124);c) Ingeval van een refractiegebrek met een astigmatisme-componente, mag deze niet groter zijn dan 2,0 dioptrieën;d) In geval van refractiegebrek mag het verschil in refractie tussen de twee ogen (anisometropie) niet groter zijn dan 2,0 dioptrieën;e) De evolutie van de presbytie moet nagegaan worden bij elk geneeskundig hernieuwingsonderzoek;f) De aanvrager moet bekwaam zijn de tabel N5, of een equivalent ervan, te lezen vanaf een afstand van 30-50 cm, en de tabel N14, of een equivalent ervan, vanaf een afstand van 100 cm, desnoods met behulp van de voorgeschreven correctieglazen (zie 8° hieronder).3° De aanvrager met belangrijke stoornissen van het binoculair zicht moet ongeschikt verklaard worden.Er worden geen vereisten bepaald m.b.t. het stereoscopisch zicht (zie hoofdstuk V, artikel 125). 4° Diplopie heeft ongeschiktheid tot gevolg.5° De aanvrager die stoornissen van de convergentie vertoont, moet ongeschikt verklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 126).6° De aanvrager die een onevenwicht van de oogspieren (heterophorie) vertoont dat met de gewoonlijke voorgeschreven correctie groter is dan : - 1,0 prismadioptrie, in hyperphorie op 6 meter, - 6,0 prismadioptrieën, in esophorie op 6 meter, - 8,0 prismadioptrieën, in exophorie op 6 meter, en - 1,0 prismadioptrie, in hyperphorie op 33 cm, - 6,0 prismadioptrieën, in esophorie op 33 cm, - 12,0 prismadioptrieën, in exophorie op 33 cm, dient ongeschikt verklaard te worden, tenzij de fusiereserves voldoende zijn om het optreden van astenopie of van diplopie te voorkomen.7° De aanvrager die een anomalie van het gezichtsveld vertoont, moet ongeschikt verklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 125).8° a) Indien aan een vereist criterium slechts voldaan wordt mits het dragen van correctieglazen, dan moeten de bril of de contactlenzen een optimale gezichtsfunctie verzekeren en aangepast zijn aan het gebruik in de luchtvaart. b) De correctieglazen gedragen door de houder van een vergunning in het raam van zijn luchtvaartactiviteiten moeten hem toelaten te voldoen aan al de gestelde eisen m.b.t. de visuele functies op welke afstand dan ook. Een enkele bril moet hem toelaten aan al deze criteria te voldoen. c) De aanvrager moet onmiddellijk en gemakkelijk binnen handbereik kunnen beschikken over een andere identieke bril tijdens het uitoefenen van de voorrechten van zijn vergunning. Afdeling 14.- Kleurzin (JAR-FCL 3.225)

Art. 23.1° De kleurzin wordt als normaal aanzien als de aanvrager met de test van Ishihara of de anomaloscoop van Nagel normaal trichromaat wordt bevonden (zie hoofdstuk V, artikelen 127 en 128). 2° De aanvrager moet een normale kleurzin hebben.De kleurzin kan als aanvaardbaar bevonden worden, indien de aanvrager, die faalt in de Ishiharatest, slaagt in een grondig onderzoek volgens een methode goedgekeurd door de SLG (anomaloscopie of lantaarn met gekleurde schijven - zie hoofdstuk V, artikel 128). 3° De aanvrager die faalt in de goedgekeurde kleurzintest dient ongeschikt verklaard te worden. Afdeling 15. - Oto-rhino-laryngologische vereisten (JAR-FCL 3.230)

Art. 24.1° De aanvrager of houder van een medisch attest van klasse 1 mag geen functionele anomalie vertonen van het oor, de neus, de sinussen of de keel (met inbegrip van de mondholte, de tanden en de larynx) noch een evolutieve aandoening, aangeboren of verworven, acuut of chronisch, noch enige nawerking van een heelkundige ingreep of van een trauma die een weerslag heeft op het veilig gebruik van de voorrechten van de aangevraagde vergunning. 2° Een grondig oto-rhino-laryngologisch onderzoek wordt vereist bij het initieel onderzoek, daarna om de vijf jaar tot de leeftijd van 40 jaar en nadien om de twee jaar (grondig onderzoek : zie hoofdstuk V, artikelen 129 en 130).3° Een KNO-routineonderzoek moet uitgevoerd worden bij elk onderzoek voor de wedergeldigmaking of hernieuwing (zie hoofdstuk V, afdeling 15).4° De aanwezigheid van een van de volgende stoornissen heeft ongeschiktheid tot gevolg : a) evolutieve, acute of chronische aandoening van het binnenoor of het middenoor;b) niet gecicatriseerde perforatie van het trommelvlies of tubaire dysfunctie met weerslag op het trommelvlies (zie hoofdstuk V, artikel 131);c) stoornissen van de vestibulaire functie (zie hoofdstuk V, artikel 132);d) significante belemmering van de luchtdoorgang door een van de neusgaten of een dysfunctie van de sinussen;e) belangrijke misvorming of acute of chronische infectie van de mondholte of de bovenste luchtwegen;f) belangrijke stoornis van de spraak of de stem. Afdeling 16. - Gehoorvereisten (JAR-FCL 3.235)

Art. 25.1° Het gehoor moet getest worden bij elk onderzoek. De aanvrager moet correct met elk oor afzonderlijk van op een afstand van twee meter, de rug naar de examinator gekeerd, een normaal gesprek kunnen verstaan. 2° De aanvrager moet onderzocht worden bij middel van een zuiver tonale audiometer bij het initieel onderzoek, en nadien - om de vijf jaar tot de leeftijd van 40 jaar en later om de twee jaar - bij de onderzoeken voor wedergeldigmaking of hernieuwing, (zie hoofdstuk V, artikel 134).3° Bij het initieel onderzoek voor het afleveren van een medisch attest van klasse 1 mag de aanvrager, voor elk oor afzonderlijk, geen gehoorverlies vertonen van meer dan 20 dB voor een van de volgende frequenties : 500, 1 000 en 2 000 Hz of meer dan 35 dB voor de frequentie van 3000 Hz. De aanvrager die een gehoorverlies vertoont dat tot 5 dB deze grenzen benadert op twee of meer van deze frequenties moet minstens jaarlijks een zuiver tonale audiometrie ondergaan. 4° Bij de onderzoeken voor wedergeldigmaking of hernieuwing mag de aanvrager, voor elk oor afzonderlijk, geen gehoorverlies vertonen van meer dan 35 dB voor een van de frequenties 500, 1000 en 2000 Hz en van meer dan 50 dB voor de frequentie 3000 Hz. De aanvrager die een gehoorverlies vertoont dat tot 5 dB deze grenzen benadert in twee of meer van deze frequenties moet minstens jaarlijks een zuiver tonale audiometrie ondergaan. 5° Bij de onderzoeken voor wedergeldigmaking of hernieuwing kan de aanvrager die aan hypoacousie lijdt toch geschikt verklaard worden door de SLG indien een vocale verstaanbaarheidstest aantoont dat het gehoor voldoende is (zie hoofdstuk V, artikel 135). Afdeling 17. - Psychologische toestand (JAR-FCL 3.240)

Art. 26.1° De aanvrager of houder van een medisch attest van klasse 1 mag geen bewezen psychologische deficiënties vertonen (zie hoofdstuk V, artikel 136) die een weerslag hebben op het veilig gebruik van de voorrechten van de aangevraagde vergunning. Indien het aangewezen is, kan de SLG een psychologische expertise vereisen, als complement of als onderdeel van een psychiatrisch of neurologisch onderzoek (zie hoofdstuk V, artikelen 136 en 137). 2° Indien een psychologische evaluatie nodig is, wordt deze uitgevoerd door een psycholoog aangewezen door de SLG.3° De psycholoog legt een geschreven verslag voor aan de SLG, met een gedetailleerde weergave van zijn oordeel en zijn aanbevelingen. Afdeling 18. - Dermatologische vereisten (JAR-FCL 3.245)

Art. 27.1° De aanvrager of houder van een medisch attest van klasse 1, mag geen bewezen dermatologische aandoeningen vertonen die een weerslag hebben op het veilig gebruik van de voorrechten van de aangevraagde vergunning. 2° Er wordt bijzondere aandacht geschonken aan volgende aandoeningen (zie hoofdstuk V, afdeling 18) : - eczeem (exogeen en endogeen); - ernstige psoriasis; - bacteriële infecties; - huiduitslag van medicamenteuze oorsprong; - bulleuze dermatosen; - kwaadaardige huidaandoeningen; - urticaria. HOOFDSTUK III. - Vereisten van klasse 2 Afdeling 1. - Cardiovasculair stelsel

Art. 28.Onderzoek - Algemeenheden (JAR-FCL 3.250) 1° De aanvrager of houder van een medisch attest van klasse 2 mag geen anomalie vertonen van het cardio-vasculair stelsel, aangeboren of verworven, die een weerslag heeft op het veilig gebruik van de voorrechten van de aangevraagde vergunning.2° Een standaard rustelektrocardiogram met 12 afleidingen, samen met zijn protocol, is verplicht bij het onderzoek voor de eerste aflevering van een medisch attest.Dit onderzoek moet herhaald worden bij het eerste geneeskundig onderzoek na de 40e verjaardag en daarna bij elk geneeskundig onderzoek. 3° Een inspanningselektrocardiogram is niet verplicht, behalve indien er klinische indicaties zijn, overeenkomstig hoofdstuk V, artikel 54.4° De elektrocardiografische opnamen bij rust en bij inspanning moeten geprotocoleerd worden door specialisten aangeduid door de SLG. 5° Indien een aanvrager minstens twee belangrijke risicofactoren vertoont (roken, arteriële hypertensie, diabetes mellitus, obesitas enz.) moet een dosering van de plasmalipiden en van de cholesterolemie worden uitgevoerd bij het initieel onderzoek en bij het eerste onderzoek na de 40e verjaardag.

Art. 29.Bloeddruk (JAR-FCL 3.255) 1° De bloeddruk moet gemeten worden volgens de methode bepaald in hoofdstuk V, artikel 56.a) De aanvrager moet ongeschikt verklaard worden indien de bloeddruk regelmatig hoger ligt dan 160 mmHg voor de systolische druk en 95 mmHg voor de diastolische druk, met of zonder behandeling.b) De behandeling die gebruikt wordt om de hoge bloeddruk te normaliseren moet verenigbaar zijn met het veilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagde vergunning, overeenkomstig hoofdstuk V, artikel 57. De instelling van een medicamenteuze behandeling vereist dat het medisch attest tijdelijk wordt opgeschort om de afwezigheid van belangrijke nevenwerkingen vast te stellen. c) De aanvrager die een symptomatische arteriële hypotensie vertoont, moet ongeschikt verklaard worden.

Art. 30.Coronaropathie(JAR-FCL 3.260) 1° De aanvrager die ervan verdacht wordt een coronaropathie te vertonen moet bijkomende onderzoeken ondergaan.De aanvrager met een asymptomatisch weinig belangrijke coronairaandoening kan geschikt verklaard worden door de SLG indien hij voldoet aan de eisen bepaald in hoofdstuk V, artikel 58. 2° De aanvrager met een symptomatische coronaropathie moet ongeschikt verklaard worden.3° De aanvrager die een myocardinfarct doorgemaakt heeft, moet ongeschikt verklaard worden.Een beslissing van geschiktheid kan overwogen worden als de voorwaarden van hoofdstuk V, de artikelen 59 en 60, vervuld zijn. 4° Bij een voldoende recuperatie, 9 maanden na een overbrugging of een angioplastie van de coronaria, kan de SLG de betrokkene geschikt verklaren, als de voorwaarden van hoofdstuk V, artikelen 61 en 62, vervuld zijn.

Art. 31.Ritme- en geleidingsstoornissen(JAR-FCL 3.265) 1° De aanvrager die auriculaire ritmestoornissen vertoont, paroxystisch of permanent, moet ongeschikt verklaard worden in afwachting van de uitslagen van een cardiologische check-up, overeenkomstig hoofdstuk V, artikel 63.2° De aanvrager met een asymptomatische sinusale bradycardie of asymptomatische sinusale tachycardie kan geschikt verklaard worden bij afwezigheid van een significante onderliggende aandoening.3° De aanvrager die bewezen tekens vertoont van een ziekte van de auriculaire sinus moet aan een cardiologisch onderzoek onderworpen worden overeenkomstig hoofdstuk V, artikel 63.4° De aanvrager die monomorfe, geïsoleerde en asymptomatisch ventriculaire extrasystolen vertoont, kan geschikt verklaard worden, maar frequente of polymorfe extrasystolen vereisen een volledig en grondig cardiologisch onderzoek, overeenkomstig hoofdstuk V, artikel 63.5° Bij afwezigheid van elke andere anomalie kan de aanvrager die een onvolledige bundeltakblok of een stabiele linkerasafwijking vertoont, geschikt verklaard worden.De aanwezigheid van een volledige rechter- of linkerbundeltakblok vereist een cardiologisch onderzoek vanaf het eerste geneeskundig onderzoek, overeenkomstig hoofdstuk V, artikel 63. 6° De aanvrager die een ventriculair pre-excitatiesyndroom vertoont, moet ongeschikt verklaard worden tot een cardiologische check-up uitwijst dat hij voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk V, artikel 63.7° De aanvrager-drager van een endocardiale pacemaker moet ongeschikt verklaard worden tenzij een cardiologische check-up uitwijst dat hij voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk V, artikel 63.

Art. 32.Andere aandoeningen (JAR-FCL 3.270) 1° De aanvrager die een perifere vasculaire aandoening vertoont, moet ongeschikt verklaard worden, zowel vóór als na een heelkundige ingreep, tot bewezen is dat er geen belangrijke functionele stoornissen voorkomen noch letsels aan de coronaire arteries.De aanvrager met een aneurysma van de aorta moet ongeschikt verklaard worden zowel vóór als na een heelkundige ingreep. 2° De aanvrager die een belangrijke anomalie van de hartkleppen vertoont, moet ongeschikt verklaard worden.a) De aanvrager die lichte anomalieën van de hartkleppen vertoont, kan geschikt verklaard worden door de SLG na een volledig en grondig cardiologisch onderzoek overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V, artikel 64, 1° en 2°.b) De aanvrager die een kunstklep kreeg ingeplant of die een valvula-plastie onderging, moet ongeschikt verklaard worden.De gunstige gevallen kunnen door de SLG geschikt worden verklaard na een cardiologisch onderzoek overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V, artikel 64, 3°. 3° Een systemische antistollingsbehandeling heeft ongeschiktheid tot gevolg.Na een antistollingsbehandeling van beperkte duur, kan de SLG de aanvrager geschikt verklaren als hij voldoet aan de bepalingen van hoofdstuk V, artikel 65. 4° De aanvrager met een anomalie van het pericard, het myocard of het endocard moet ongeschikt verklaard worden tot de symptomen volledig verdwenen zijn of tot er een cardiologische check-up is overeenkomstig de vereisten van hoofdstuk V, artikel 66.5° De aanvrager met een aangeboren cardiopathie moet ongeschikt verklaard worden, zowel vóór als na een correctieve heelkundige ingreep.De aanvrager met lichte anomalieën kan geschikt verklaard worden na een cardiologische check-up overeenkomstig de eisen van hoofdstuk V, artikel 67. Afdeling 2. - Ademhalingsstelsel

Art. 33.Onderzoek - Algemeenheden (JAR-FCL 3.275) 1° De aanvrager of houder van een medisch attest van klasse 2 mag geen anomalie van het ademhalingsstelsel vertonen, noch aangeboren noch verworven, die een weerslag heeft op het veilig gebruik van de voorrechten van de aangevraagde vergunning.2° Een antero-posterieure longradiografie is maar vereist indien er klinische of epidemiologische indicaties zijn.3° Overeenkomstig hoofdstuk V, artikel 70, wordt een peak-flowtest vereist bij het initieel onderzoek voor het medisch attest van klasse 2, bij het eerste onderzoek na de 40e verjaardag, daarna om de 4 jaar en elke keer klinische indicaties het rechtvaardigen.De aanvrager die belangrijke functionele respiratoire stoornissen vertoont, moet ongeschikt verklaard worden.

Art. 34.Respiratoire aandoeningen (JAR-FCL 3.280) 1° De aanvrager die lijdt aan een chronische obstructieve bronchopathie moet ongeschikt verklaard worden.2° De aanvrager met een hyperreactieve aandoening van de luchtwegen (bronchiaal astma) die een behandeling vereist, wordt geëvalueerd overeenkomstig de criteria van hoofdstuk V, artikel 71.3° De aanvrager die een actieve inflammatoire aandoening van het ademhalingsstelsel vertoont, moet tijdelijk ongeschikt worden verklaard.4° De aanvrager die lijdt aan sarcoïdose moet ongeschikt verklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 72).5° De aanvrager die een spontane pneumothorax vertoont, moet ongeschikt verklaard worden in afwachting van een volledige check-up (zie hoofdstuk V, artikel 73).6° De aanvrager die een belangrijke chirurgische ingreep op de thorax moet ondergaan, moet ongeschikt verklaard worden gedurende ten minste drie maanden na de ingreep en tot de gevolgen van deze ingreep geen weerslag meer hebben op het volledig veilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagde vergunning (zie hoofdstuk V, artikel 74). Afdeling 3. - Spijsverteringsstelsel

Art. 35.Algemeenheden (JAR-FCL 3.285) De aanvrager of houder van een medisch attest van klasse 2 mag geen functionele of organische ziekte van het spijsverteringsstelsel of zijn adnexa vertonen die een weerslag heeft op het volledig veilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagde vergunning.

Art. 36.Aandoeningen van het spijsverteringsstelsel (JAR-FCL 3.290) 1° De aanvrager die, of een recidiverende dyspepsie die een behandeling vereist of een pancreatitis vertoont, moet ongeschikt verklaard worden in afwachting van een check-up overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V, artikel 76.2° De aanvrager met meerdere galstenen of een unieke volumineuze symptomatische galsteen, moet ongeschikt verklaard worden tot een doeltreffende behandeling heeft plaats gevonden (zie hoofdstuk V, artikel 77).3° De aanvrager met bewezen medische antecedenten of klinische tekens van een acute of chronische inflammatoire intestinale aandoening kan maar geschikt verklaard worden als hij voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk V, artikel 78.4° Bij de hernieuwing van het attest moet elke aanvrager, bij wie zich een acute of chronische inflammatoire intestinale aandoening voordoet, geëvalueerd worden overeenkomstig de criteria van hoofdstuk V, artikel 78.5° Een aanvrager mag geen hernia vertonen die symptomen van onvermogen veroorzaakt.6° De nasleep van een ziekte of heelkundige ingreep op een van de onderdelen van het spijsverteringsstelsel of zijn adnexa, die de aanvrager blootstellen aan een onvermogen tijdens de vlucht, zoals een occlusie door inklemming of compressie, leiden tot ongeschiktheid.7° De aanvrager die een heelkundige ingreep heeft ondergaan op de gastro-intestinale tractus of zijn adnexa, die bestaat uit de totale of partiële exerese of de derivatie van een van zijn onderdelen, moet ongeschikt verklaard worden voor minstens drie maanden en tot de operatieve gevolgen geen weerslag meer dreigen te hebben op het volledig veilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagde vergunning (zie hoofdstuk V, artikel 79). Afdeling 4. - Metabolische, nutritionele en endocriene ziekten

(JAR-FCL 3.295)

Art. 37.1° De aanvrager of houder van een medisch attest van klasse 2 mag geen functionele of organische, metabolische, nutritionele of endocriene ziekten vertonen die een weerslag hebben op het volledig veilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagde vergunning. 2° De aanvrager die een metabolische, nutritionele of endocriene dysfunctie vertoont, kan geschikt verklaard worden als hij de voorwaarden van hoofdstuk V, artikel 81 vervult.3° De aanvrager die aan diabetes mellitus lijdt, kan geschikt verklaard worden als hij de voorwaarden van hoofdstuk V, artikelen 82 en 83 vervult.4° Insulinodependente diabetes heeft ongeschiktheid tot gevolg.5° Extreme obesitas heeft de ongeschiktheid van de aanvrager tot gevolg (zie hoofdstuk II, afdeling 9). Afdeling 5. - Hematologie (JAR-FCL 3.300)

Art. 38.1° De aanvrager of houder van een medisch attest van klasse 2 mag geen hematologische aandoening vertonen die een weerslag heeft op het volledig veilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagde vergunning. 2° Het hemoglobinegehalte moet bepaald worden bij het initieel onderzoek en telkens de klinische toestand het rechtvaardigt.Personen die een significante anemie vertonen, moeten ongeschikt verklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 85). 3° De aanvrager die een sikkelcelanemie vertoont, moet ongeschikt verklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 85).4° De aanvrager die een belangrijke gelocaliseerde of veralgemeende hypertrophie van de lymfeklieren vertoont met tekens van een bloedziekte moet ongeschikt verklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 86).5° Acute leukemie heeft ongeschiktheid tot gevolg.De aanvrager die bij het initieel onderzoek een chronische leukemie vertoont, moet ongeschikt verklaard worden. Bij de hernieuwing van het medisch attest is de beslissing conform met de bepalingen van hoofdstuk V, artikel 87. 6° De aanvrager met een significante splenomegalie moet ongeschikt verklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 88).7° De aanvrager die een significante polyglobulie vertoont, moet bij het initieel onderzoek ongeschikt verklaard worden, maar de SLG kan hem niettemin geschikt verklaren onder voorbehoud van enkele beperkingen overeenkomstig hoofdstuk V, artikel 89.8° De aanvrager die stoornissen van de bloedstolling vertoont, moet ongeschikt verklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 89). Afdeling 6. - Urinair stelsel (JAR-FCL 3.305)

Art. 39.1° De aanvrager of houder van een medisch attest van klasse 2 mag niet lijden aan een functionele of organische ziekte van het urinair stelsel of zijn adnexa die een weerslag heeft op het volledig veilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagde vergunning. 2° Elk symptoom van een organische aandoening van de nieren heeft ongeschiktheid tot gevolg.Alle geneeskundige onderzoeken moeten een urineonderzoek inhouden. In de urine mogen geen abnormale bestanddelen voorkomen die een pathologische betekenis hebben. Er moet bijzondere aandacht geschonken worden aan de aandoeningen van de urinewegen en de geslachtsorganen (zie hoofdstuk V, artikel 92). 3° De aanvrager die nierstenen vertoont, moet ongeschikt verklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 93).4° Elke nasleep van een ziekte of heelkundige ingreep op de nieren of de urinewegen die de aanvrager blootstelt aan een onvermogen, met name elke obstructie door een stenose of een compressie, heeft de ongeschiktheid tot gevolg.Bij een gecompenseerde nephrectomie zonder hypertensie of uremie, kan de aanvrager geschikt verklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 94). 5° De aanvrager die een belangrijke heelkundige ingreep op de urinewegen of het urinair stelsel heeft ondergaan, die bestaat uit een totale of partiële exerese of een derivatie van een van deze organen, moet ongeschikt verklaard worden gedurende tenminste drie maanden en tot de gevolgen van de ingreep geen weerslag meer hebben op het volledig veilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagde vergunning (zie hoofdstuk V, artikelen 94 en 95). Afdeling 7. - Diverse seksueel overdraagbare ziekten en infecties

(JAR-FCL 3.310)

Art. 40.1° De aanvrager of houder van een medisch attest van klasse 2 mag geen bewezen medische antecedenten of klinische tekens vertonen van een seksueel overdraagbare ziekte of besmetting die een weerslag heeft op het volledig veilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagde vergunning. 2° Conform afdeling 7 van hoofdstuk V moet er bijzondere aandacht geschonken worden aan de antecedenten of klinische tekens die wijzen op : a) positieve HIV;b) een aantasting van het immunitair stelsel;c) infectueuze hepatitis;d) syfilis. Afdeling 8. - Gynaecologie en obstetrie (JAR-FCL 3.315)

Art. 41.1° De aanvraagster of houdster van een medisch attest van klasse 2 mag geen functionele of organische gynaecologische of obstetrische aandoeningen vertonen die een weerslag hebben op het volledig veilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagde vergunning. 2° De aanvraagster met antecedenten van ernstige menstruele stoornissen, die ongevoelig zijn voor een behandeling, moet ongeschikt verklaard worden.3° Zwangerschap heeft ongeschiktheid tot gevolg.Indien evenwel het obstetrisch onderzoek wijst op een volledig normale zwangerschap, kan een aanvraagster geschikt verklaard worden tot het einde van de 26e zwangerschapsweek overeenkomstig hoofdstuk V, artikel 101. De voorrechten kunnen opnieuw uitgeoefend worden nadat een volledig herstel is vastgesteld na de bevalling of het einde van de zwangerschap. 4° Elke aanvraagster die een belangrijke gynaecologische operatie heeft ondergaan moet ongeschikt verklaard worden gedurende ten minste drie maanden en tot de gevolgen van de ingreep geen weerslag meer hebben op het volledig veilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagde vergunning (zie hoofdstuk V, artikel 102). Afdeling 9. - Spier- en skeletvereisten (JAR -FCL 3.320)

Art. 42.1° De aanvrager of houder van een medisch attest van klasse 2 mag geen aangeboren of verworven anomalie van de beenderen, gewrichten, spieren en pezen vertonen die een weerslag heeft op het volledig veilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagde vergunning. 2° De gestalte in zittende houding, de lengte van armen en benen en de spierkracht moeten voldoende zijn om een volledig veilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagde vergunning toe te laten (zie hoofdstuk V, artikel 104).3° De aanvrager moet een voldoende functioneel gebruik hebben van het totale spier- en skeletstelsel.Elke significante nasleep van een ziekte, trauma of aangeboren anomalie van de beenderen, gewrichten, spieren of pezen, al dan niet heelkundig behandeld, moet geëvalueerd worden overeenkomstig hoofdstuk V, artikelen 104, 105 en 106. Afdeling 10. - Psychiatrische aandoeningen (JAR-FCL 3.325)

Art. 43.1° De aanvrager of houder van een medisch attest van klasse 2 mag geen bewezen medische antecedenten noch klinische tekens vertonen van enige psychiatrische aandoening, acuut of chronisch, aangeboren of verworven, die een weerslag heeft op het volledig veilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagde vergunning. 2° Er moet bijzondere aandacht geschonken worden aan het volgende (zie hoofdstuk V, afdeling 10) : a) psychotische symptomen;b) karakteriële stoornissen;c) persoonlijkheidsstoornissen, met name deze die ernstig genoeg zijn om aan de basis te liggen van een openlijk abnormaal gedrag;d) mentale stoornissen en neurosen;e) alcoholisme;f) gebruik of misbruik van drugs of psychotrope geneesmiddelen of andere gelijkaardige stoffen, met of zonder dependentie. Afdeling 11. - Neurologische aandoeningen (JAR-FCL 3.330)

Art. 44.1° De aanvrager of houder van een medisch attest van klasse 2 mag geen bewezen medische antecedenten of klinische tekens vertonen van een neurologische aandoening die een weerslag hebben op het volledig veilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagde vergunning. 2° Er moet bijzondere aandacht geschonken worden aan het volgende (zie hoofdstuk V, afdeling 11) : a) progressieve ziekten van het zenuwstelsel;b) epilepsie en andere convulsieve stoornissen;c) toestanden met een sterke neiging tot cerebrale dysfunctie;d) stoornissen of verlies van het bewustzijn;e) schedeltrauma.3° Een elektro-encefalogram moet uitgevoerd worden indien de antecedenten van de aanvrager of het klinisch beeld het rechtvaardigen (zie hoofdstuk V, afdeling 11). Afdeling 12. - Oftalmologische vereisten (JAR-FCL 3.335)

Art. 45.1° De aanvrager of houder van een medisch attest van klasse 2 mag geen functionele anomalie van de ogen of hun annexa vertonen, noch een evolutieve, aangeboren of verworven, acute of chronische pathologische aandoening, noch de nasleep van een oogoperatie (zie hoofdstuk V, artikel 118) of van een oogtrauma die een weerslag heeft op het volledig veilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagde vergunning. 2° Een grondig oftalmologisch onderzoek moet plaatsgrijpen bij het initieel onderzoek overeenkomstig hoofdstuk V, artikel 119, 2°.3° Elk onderzoek voor de wedergeldigmaking en de hernieuwing moet een routine-oogonderzoek bevatten (zie hoofdstuk V, artikel 120). Afdeling 13. - Gezichtsvereisten (JAR-FCL 3.340)

Art. 46.1° Gezichtsscherpte van ver.

De gezichtsscherpte van ver, met of zonder correctie moet minstens 5/10 bedragen voor elk oog afzonderlijk en 10/10 met beide ogen samen (zie 6° hieronder). Er worden geen grenzen bepaald voor de gezichtsscherpte zonder correctie. 2° Refractiegebreken. Een refractiegebrek wordt beschouwd als een afwijking t.o.v. de emmetropie, gemeten in dioptrieën in de meest ametrope as. De refractie moet gemeten worden volgens de standaardmethoden (zie hoofdstuk V, artikel 123). De aanvrager wordt geschikt verklaard rekening houdend met zijn refractiegebreken, indien hij voldoet aan de volgende voorwaarden : a) In het geval van een refractiegebrek groter dan -5 tot +5 dioptrieën (zie hoofdstuk V, artikel 124) of indien een gezichtsscherpte van 10/10 voor elk oog niet bereikt kan worden met correctie, is een volledig oftalmologisch onderzoek door een specialist vereist.b) Bij een aanvrager die amblyopie vertoont moet de gezichtsscherpte van het amblyope oog 3/10 of meer bedragen.Hij kan geschikt verklaard worden indien de gezichtsscherpte van het andere oog 10/10 of meer bedraagt. c) In geval van een refractiegebrek met een astigmatismecomponente mag het astigmatisme niet groter zijn dan 3,0 dioptrieën.d) In geval van een verschil in refractiegebrek tussen de twee ogen (anisometropie) mag dit verschil niet groter zijn dan 3,0 dioptrieën.e) De evolutie van de presbytie moet bij elk hernieuwingsonderzoek nagezien worden.f) De aanvrager moet bekwaam zijn om de tabel N5 of een equivalent ervan te lezen op een afstand van 30-50 cm en de tabel N14 of een equivalent op een afstand van 100 cm, met correctieglazen indien deze voorgeschreven worden (zie 6° hieronder).3° De aanvrager met belangrijke stoornissen van het binoculair zicht moet ongeschikt verklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 125).4° Diplopie heeft ongeschiktheid tot gevolg.5° De aanvrager die een abnormaal gezichtsveld vertoont moet ongeschikt verklaard worden (zie hoofdstuk V, artikel 125).6° a) Indien een vereiste slechts voldaan wordt mits het dragen van correctieglazen, moeten de bril of de contactlenzen een optimale gezichtsfunctie verzekeren en aangepast zijn aan de luchtvaart. b) De correctieglazen die gedragen worden door de houder van een vergunning in het kader van zijn luchtvaartactiviteiten moeten hem toelaten te voldoen aan al de gestelde eisen m.b.t. de visuele functies op welke afstand dan ook. Eén enkele bril moet hem toelaten aan al deze eisen te voldoen. c) Bij het uitoefenen van de voorrechten van zijn vergunning moet de aanvrager onmiddellijk en gemakkelijk binnen handbereik kunnen beschikken over een andere identieke bril. Afdeling 14.- Kleurzin (JAR-FCL 3.345)

Art. 47.1° De kleurzin wordt als normaal aanzien als de aanvrager slaagt in de test van Ishihara of met de anomaloscoop van Nagel als normaal trichromaat wordt bevonden (zie hoofdstuk V, artikelen 127 en 128). 2° De aanvrager moet een normale kleurzin hebben.Het kleurzicht van de aanvrager, die faalt in de test van Ishihara, kan aanvaardbaar bevonden worden, indien hij slaagt in een uitgebreide test, erkend door de SLG (anomaloscoop of kleurenlantaarn) overeenkomstig hoofdstuk V, afdeling 14. 3° De aanvrager die faalt in de erkende tests voor onderzoek van de kleurzin, moet ongeschikt verklaard worden. 4° De aanvrager die niet beantwoordt aan de hierboven vermelde eisen van de kleurzin kan niettemin door de SLG geschikt verklaard worden om dagvluchten uit te voeren, uitsluitend in VFR, binnen de gecontroleerde luchtruimen van de J.A.A.-Staten. Afdeling 15. - Oto-rhino-laryngologische vereisten (JAR-FCL 3.350)

Art. 48.1° De aanvrager of houder van een medisch attest van klasse 2 mag geen functionele anomalie vertonen van de oren, neus, sinussen of keel (met inbegrip van de mondholte, tanden en larynx) noch een evolutieve pathologische, aangeboren of verworven, acute of chronische aandoening, noch de nasleep van een heelkundige ingreep of van een trauma die een weerslag heeft op het volledig veilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagde vergunning. 2° Een grondig oto-rhino-laryngologisch onderzoek is vereist bij het initieel onderzoek.3° Een routine ORL-onderzoek moet uitgevoerd worden bij elk onderzoek voor de wedergeldigmaking en de hernieuwing (zie hoofdstuk V, artikel 130). Het voorkomen van een van de volgende stoornissen heeft ongeschiktheid tot gevolg : a) evolutief, acuut of chronisch pathologisch proces, van het binnenoor of het middenoor;b) niet gecicatriseerde perforatie van het trommelvlies of een tubaire dysfunctie met weerslag op het trommelvlies (zie hoofdstuk V, artikel 131);c) stoornissen van de vestibulaire functie (zie hoofdstuk V, artikel 132);d) significante belemmering van de luchtdoorgang door een van de neusgaten of een dysfunctie van de sinussen;e) significante misvorming of significante acute of chronische infectie van de mondholte of van de bovenste luchtwegen;f) belangrijke stoornis van de spraak of de stem. Afdeling 16. - Gehoorvereisten (JAR-FCL 3.355)

Art. 49.1° Het gehoor moet getest worden bij elk onderzoek. De aanvrager moet vanop een afstand van twee meter, met de rug naar de onderzoeker gekeerd, correct een gewoon gesprek kunnen verstaan. 2° Indien de aangevraagde vergunning een bevoegdverklaring instrumentvliegen inhoudt, is een tonale audiometrie (zie hoofdstuk V, artikel 134) vereist bij het eerste onderzoek voor deze bevoegdverklaring.Dit onderzoek moet om de vijf jaar tot de leeftijd van 40 jaar en nadien om de twee jaar herhaald worden. a) Voor elk oor afzonderlijk mag geen gehoorverlies bestaan van meer dan 20 dB voor een van de frequenties : 500, 1 000 en 2 000 Hz of meer dan 35 dB voor de frequentie 3 000 Hz.b) De aanvrager of houder van een bevoegdverklaring instrumentvliegen, die een gehoorverlies vertoont tot 5 dB van de bovenvermelde grenzen in twee of meer van de geteste frequenties moet minstens jaarlijks een zuiver tonale audiometrie ondergaan.c) Bij de onderzoeken voor wedergeldigmaking of hernieuwing kan de aanvrager die aan hypoacousie lijdt, en die een bevoegdverklaring instrumentvliegen aangevraagd of verkregen heeft, geschikt verklaard worden indien een vocale verstaanbaarheidstest aantoont dat het gehoor voldoende is overeenkomstig hoofdstuk V, artikel 135. Afdeling 17. - Psychologische toestand (JAR-FCL 3.360)

Art. 50.1° De aanvrager of houder van een medisch attest van klasse 2 mag geen bewezen psychologische deficiënties vertonen, met name omtrent het uitoefenen van zijn operationele functies, noch persoonlijkheidsstoornissen die een weerslag hebben op het volledig veilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagde vergunning.

Indien aangewezen kan de SLG een psychologische expertise vereisen als complement of als onderdeel van een psychiatrisch of neurologisch onderzoek (zie hoofdstuk V, artikelen 136 en 137). 2° Indien een psychologische evaluatie nodig is, wordt deze uitgevoerd door een door de SLG aangewezen psycholoog.3° De psycholoog moet de SLG een geschreven verslag voorleggen met een gedetailleerde weergave van zijn oordeel en zijn aanbevelingen. Afdeling 18. - Dermatologische vereisten (JAR-FCL 3.365)

Art. 51.1° De aanvrager of houder van een medisch attest van klasse 2 mag geen bewezen dermatologische aandoeningen vertonen die een weerslag hebben op het volledig veilig uitoefenen van de voorrechten van de aangevraagde vergunning. 2° Er wordt bijzondere aandacht geschonken aan de volgende kwalen (zie hoofdstuk V, afdeling 18) : - eczeem (exogeen en endogeen); - ernstige psoriasis; - bacteriële infecties; - huiduitslag van medicamenteuze oorsprong; - bulleuze dermatosen; - kwaadaardige huidaandoeningen; - urticaria. HOOFDSTUK 4. - Vereisten voor klasse 3 Afdeling 1. - Algemeenheden

Art. 52.De algemene normen van lichamelijke en geestelijke geschiktheid van toepassing op de kandidaten voor een medisch attest van klasse 3 zijn dezelfde als deze die gelden voor klasse 2, behalve de vereisten voor gezichtsscherpte. Afdeling 2. - Gezichtsvereisten

Art. 53.1° Gezicht van ver De gezichtsscherpte wordt gemeten volgens de methode die van toepassing is voor klasse 2.

De kandidaat moet met beide ogen samen een gezichtsscherpte vertonen van minstens 7/10 met of zonder optische correctie, en aan het minst goede oog een gezichtsscherpte van minstens 4/10 met of zonder correctie.

Indien deze gezichtsscherpte slechts bereikt wordt met behulp van een optische correctie kan de kandidaat daarenboven maar geschikt verklaard worden op voorwaarde dat : a) hij een gezichtsscherpte vertoont met beide ogen samen, zonder optische correctie van minstens 1/20;b) hij zijn middelen voor de optische correctie draagt als hij de voorrechten van de aangevraagde of verkregen vergunning uitoefent.2° Gezichtsscherpte van dichtbij De kandidaat moet bekwaam zijn de tabel N5 of het equivalent ervan (tabel 3 van de tabellen van Parinaud) vanaf een afstand door hem gekozen tussen 30 en 50 cm te lezen.Indien aan deze voorwaarden slechts voldaan wordt mits het dragen van een optische correctie, kan de kandidaat maar geschikt verklaard worden op voorwaarde dat hij die correctieglazen binnen handbereik heeft bij het uitoefenen van de voorrechten van zijn vergunning. De kandidaat mag slechts één bril gebruiken om te bewijzen dat hij voldoet aan deze gezichtsvereiste. HOOFDSTUK 5. - Technisch commentaar Afdeling 1. - Cardiovasculair stelsel (JAR-FCL - Appendix 1)

Art. 54.Een inspanningselektrocardiogram moet uitgevoerd worden : 1° indien er tekens of symptomen zijn die wijzen op een cardiovasculaire ziekte;2° voor het verduidelijken van een elektrocardiogram bij rust dat twijfelachtig is;3° op aanvraag van een geneesheer-specialist in luchtvaartgeneeskunde;4° op de leeftijd van 65 jaar, nadien om de 4 jaar voor de hernieuwing van een vergunning waarvoor een medisch attest van klasse 1 vereist is.

Art. 55.1° Het doseren van de serumlipiden is een opsporingsonderzoek. Duidelijke anomalieën vereisen de uitvoering van bijko-mende onderzoeken waarvan de resultaten door de SLG worden nagezien. 2° De SLG moet een cardiologische check-up laten uitvoeren indien meerdere risicofactoren bestaan (tabagisme, familiale antecedenten, afwijkingen in de lipidenspiegel, hypertensie enz.), desnoods in samenwerking met een ECLG of een EGE.

Art. 56.De systolische arteriële bloeddruk stemt overeen met het optreden van de Korotkoffgeruisen (fase I) en de diastolische bloeddruk met het verdwijnen ervan (fase V). De bloeddruk moet tweemaal gemeten worden. Het vaststellen van een verhoogde bloeddruk en/of verhoogde hartfrequentie bij rust vereist bijkomende maatregelen.

Art. 57.Een behandeling van hypertensie kan de door de SLG toegestane geneesmiddelen bevatten : 1° diuretica die niet inwerken op de lis van Henle;2° bepaalde bètablokkers (meestal hydrofiele);3° ACE-inhibitoren;4° stoffen die de trage calciumkanalen blokkeren. Voor klasse 1 kan een met medicamenten behandelde hoge bloeddruk de OML-beperking inhouden. Voor klasse 2 kan een met medicamenten behandelde hoge bloeddruk het opleggen van een OSL-beperking vereisen.

Art. 58.Indien een asymptomatische coronaropathie vermoed wordt, moet een inspanningselektrocardiogram worden uitgevoerd, dat - indien nodig - gevolgd wordt door een scintigrafie en/of een coronarografie.

Art. 59.Een kandidaat zonder klachten, die op een bevredigende wijze zijn eventuele risicofactoren heeft verminderd en geen antiangineuze medicatie meer nodig heeft, moet 9 maanden na het initieel accident (myocardinfarct) een volledige check-up laten uitvoeren waaruit het volgende blijkt : 1° een bevredigende uitslag van een inspanningselektrocardiogram, beperkt tot het optreden van symptomen;2° een linkerventriculaire ejectiefractie van meer dan 50 % zonder significante anomalie van de beweeglijkheid van de myocardwand en een normale rechterventriculaire ejectiefractie;3° een gedurende 24 uren ambulatoir afgenomen bevredigend ECG en;4° een angiogram van de kransslagaders die aantoont dat de bloedvaten gelegen buiten het gebied van het myocardinfarct 30 % of minder gestenoseerd zijn en dat er geen functionele verzwakking bestaat van het myocard, geïrrigeerd door deze gestenoseerde bloedvaten. De follow-up vereist een jaarlijks cardio-vasculair onderzoek met een inspanningselektrocardiogram of een scintigrafie na inspanning. Een coronarografie is vereist vijf jaar na het initieel accident, behalve als het ECG na maximale inspanning onveranderd is gebleven.

Art. 60.De kandidaat voor een medisch attest van klasse 1 die voldoet aan alle voorwaarden van artikel 59 moet een OML-beperking van het SLG krijgen.

De kandidaat voor een medisch attest van klasse 2 die voldoet aan alle voorwaarden vermeld in de punten 1°, 2° en 3° van artikel 59, kan geschikt verklaard worden bij beslissing van het SLG, met een OSL- beperking.

De kandidaat voor een medisch attest van klasse 2 die voldoet aan alle voorwaarden vermeld in punt 4° van artikel 59 kan zonder beperking geschikt verklaard worden bij beslissing van de SLG.

Art. 61.De kandidaat zonder klachten die op een bevredigende wijze zijn risicofactoren heeft verminderd en die geen antiangineuze medicatie meer nodig heeft 9 maanden na het initieel gebeuren (overbrugging of angioplastie van de coronaria) moet een cardiologische check-up ondergaan. Dit zal als gunstig beschouwd worden met volgende resultaten : 1° een bevredigende uitslag van een inspanningselektrocardiogram, beperkt tot het optreden van symptomen;2° een linkerventrikelejectiefractie van meer dan 50 % zonder significante anomalie van de beweeglijkheid van de myocardwand en een normaal rechterventrikelejectiefractie;3° een gedurende 24 uren ambulatoir afgenomen bevredigend elektrocardiogram;4° een goede permeabiliteit van de enten aangetoond door een coronarografie, met een goed debiet, een stenose van minder dan 30 % in elk van de belangrijkste bloedvaten, een onveranderd uitzicht van de vaten die een angioplastie ondergingen en de afwezigheid van een functionele verzwakking van het myocard geïrrigeerd door deze bloedvaten. De follow-up vereist een jaarlijks cardio-vasculair onderzoek met een inspanningselektrocardiogram of een scintigrafie na inspanning. Een coronarografie wordt vereist vijf jaar na de initiële ingreep.

Art. 62.De kandidaat voor een medisch attest van klasse 1 die voldoet aan alle voorwaarden vermeld in artikel 61 moet een OML-beperking krijgen van de SLG. De kandidaat voor een medisch attest van klasse 2 die voldoet aan de voorwaarden vermeld in de punten 1°, 2° en 3° van artikel 61 kan met een OSL-beperking geschikt verklaard worden bij beslissing van de SLG. De kandidaat voor een medisch attest van klasse 2 die voldoet aan de voorwaarden vermeld in punt 4° van artikel 61 kan zonder beperking geschikt verklaard worden bij beslissing van de SLG.

Art. 63.1° Elke belangrijke stoornis van het ritme of in de geleiding vereist een cardiologische check-up door een door de SLG erkende cardioloog. Deze check-up omvat : a) een elektrocardiogram bij rust en na inspanning;b) een 24 uren ambulatoir opgenomen elektrocardiogram;c) een bidimensionele Doppler echocardiografie;d) een coronarografie;e) een elektrofysiologische exploratie.2° In de gevallen beschreven in artikel 7, punten 1°, 3°, 5°, 6° en 7°, en artikel 31, wordt de eventuele geschiktheidsevaluatie van de SLG teruggebracht tot een OML-beperking in klasse 1 en tot een OSL- beperking in klasse 2, waarbij rekening wordt gehouden met de volgende elementen : a) een enkel auriculair of junctioneel ectopisch complex per minuut op een rustelektrocardiogram betekent niet dat er bijkomende onderzoekingen moeten worden uitgevoerd;b) een enkel ventriculair ectopisch complex per minuut op een rustelektrocardiogram betekent niet dat er bijkomende onderzoekingen moeten worden uitgevoerd.3° Ook kan de SLG een wedergeldigmaking van een attest overwegen, drie maanden na het plaatsen van een hartstimulator, in de gevallen waarvan sprake in artikel 7 (punt 7°) en artikel 31, (punt 7°) op voorwaarde dat : a) er geen andere reden tot ongeschiktheid bestaat;b) het toestel met bipolaire afleidingen werkt;c) de kandidaat niet afhankelijk is van een pacemaker;d) het ECG opgenomen tijdens een inspanningsproef beperkt tot het optreden van symptomen en dat de trap IV van het protocol van Bruce bereikt of een equivalente proef, geen anomalieën aantoont noch tekens van myocardischemie.Een scintigrafie kan nuttig zijn indien er geleidingsstoornissen bestaan of door de pacemaker geïnduceerde complexen optreden, op het rustelektrocardiogram; e) de bidimensionele Doppler-echocardiografie geen anomalieën aantoont;f) een Holteropname geen neiging tot symptomatische of asymptomatische tachyarithmie aantoont;g) een zesmaandelijkse follow-up verzekerd wordt door een cardioloog erkend door de SLG, met controle van de hartstimulator en een Holteropname. De hernieuwing van het medisch attest eist een OML-beperking voor klasse 1 en een OSL-beperking voor klasse 2.

Art. 64.1° Hartgeruis Het vaststellen van hartgeruis van onbekende oorsprong vereist het advies van een door de SLG erkend cardioloog. Indien het geruis significant wordt bevonden, moet een check-up worden uitgevoerd met een Doppler-echocardiografie in twee dimensies alvorens de SLG een beslissing neemt. 2° Valvulopathie a) Een bicuspide aortaklep wordt zonder beperking aanvaard indien geen andere cardiale of aorta-anomalie wordt aangetoond.Een tweejaarlijkse controle met een echocardiografie is evenwel vereist. b) Een stenose van de aortaklep (differentiële druk lager dan 25 mmHg) kan aanvaard worden, maar alleen met een OML-beperking.Een jaarlijkse controle, met een bidimensionele Doppler-echocardio- grafie, moet uitgevoerd worden door een door de SLG erkend cardioloog. c) Een banale aorta insufficiëntie kan aanvaard worden zonder beperking bij de hernieuwing van het medisch attest.De bidimensionele Doppler-echocardiografie moet echter aantonen dat er geen anomalie van de aorta ascendens bestaat. Een door de SLG erkend cardioloog moet een jaarlijkse controle uitvoeren. d) Een mitralisziekte (rheumatische mitraalstenose) heeft ongeschiktheid tot gevolg.e) Mitraal prolaps of mitraal-insufficiëntie.De kandidaat die een geïsoleerde mediosystolische click vertoont, kan zonder beperking geschikt verklaard worden. De kandidaat met een lichte mitralis-insufficiëntie zonder verwikkelingen moet een OML-beperking krijgen. De kandidaat die een volumeoverbelasting van de linker ventrikel vertoont door een verhoging van de ventriculaire telediastolische diameter, moet ongeschikt verklaard worden. In al deze gevallen wordt een jaarlijkse controle door een door de SLG erkend cardioloog vereist alvorens de SLG een beslissing neemt. 3° Valvulaire chirurgie.a) De kandidaat met een mechanische klepprothese moet ongeschikt verklaard worden.b) De kandidaat met een weefselklepprothese kan door de SLG geschikt verklaard worden, met een OML-beperking, 9 maanden na de ingreep onder voorbehoud van : (i) een normale klep- en ventrikelfunctie op grond van een bidimensionele Doppler-echocardiografie; (ii) een inspanningselektrocardiografische test, beperkt tot het optreden van symptomen en met bevredigend resultaat; (iii) de bewezen afwezigheid van een coronaire aandoening, tenzij een bevredigende revascularisatie-ingreep werd uitgevoerd (zie artikelen 61 en 62); (iv) de afwezigheid van noodzaak van een cardioactieve medicatie; (v) een jaarlijks cardiologische controle opgelegd door de SLG.

Art. 65.Na een behandeling met anticoagulantia, is alleen de SLG bevoegd om in voorkomend geval een medisch attest af te leveren.

Art. 66.De anomalieën van het epicard, het myocard en het endocard, primair of secundair, leiden tot ongeschiktheid tot aan de verdwijning van de klinische symptomen. De cardiovasculaire check-up voorgelegd aan de SLG voor beslissing, kan een bidimensionele Doppler-echocardiografie vereisen evenals een inspanningselektrocardiogram, een gedurende 24 uren ambulatoir opgenomen elektrocardiogram, een myocardscintigrafie en een coronarografie. Het afleveren van het medisch attest kan gepaard gaan met de verplichting regelmatig controleonderzoeken te ondergaan en met beperkingen : OML voor klasse 1 en OSL voor klasse 2.

Art. 67.Congenitale cardiopathieën, zelfs chirurgisch gecorrigeerd, moeten normaliter leiden tot ongeschiktheid, tenzij zij functioneel van milde graad zijn en geen medicamenteuze behandeling vereisen. Een cardiologische check-up moet door de SLG vereist worden. De onderzoekingen kunnen bestaan uit een Doppler-echocardiografie, een inspanningselektrocardiogram en een gedurende 24 uren ambulatoir opgenomen elektrocardiogram. Regelmatige cardiologische controles zijn verplicht. OML-beperkingen voor klasse 1 en OSL-beperkingen voor klasse 2 kunnen opgelegd worden.

Art. 68.Harttransplantatie leidt tot ongeschiktheid.

Art. 69.De evaluaties omtrent kwaadaardige gezwellen in dit domein worden uitvoeriger besproken in het hoofdstuk « Oncologie » van het Handboek, dat de SLG raadpleegt samen met het hoofdstuk dat specifiek handelt over het cardiovasculair stelsel. Afdeling 2. - Ademhalingsstelsel (JAR-FCL - Appendix 2)

Art. 70.Voor de afgifte van een medisch attest voor klasse 1 zijn spirometrische tests vereist bij het initieel onderzoek : een verhouding FEV1/FVC lager dan 70 % vereist het advies van een pneumoloog.

Voor het medisch attest van klasse 2 is, bij een peak flow van minder dan 80 % van het normale, rekening houdend met het geslacht, de leeftijd en de gestalte, het advies van een pneumoloog vereist.

Art. 71.De kandidaat die recidiverende astmacrisissen vertoont, wordt ongeschikt verklaard. 1° Voor klasse 1 kan de SLG een medisch attest afleveren, indien de klinische toestand stabiel is, met bevredigende longfunctieproeven, en indien de behandeling strikt verenigbaar is met de veiligheid tijdens het vliegen.2° Het medisch attest voor klasse 2 kan door de EGE met het akkoord van de SLG afgeleverd worden, indien de klinische toestand stabiel is met bevredigende longfunctieproeven, indien de behandeling strikt verenigbaar is met de veiligheid van de vlucht en onder voorbehoud van een volledig gunstig verslag aan de SLG.

Art. 72.De kandidaat die lijdt aan evolutieve sarcoïdose moet ongeschikt verklaard worden. Het uitreiken van een medisch attest kan door de SLG evenwel overwogen worden indien : 1° een volledige check-up geen veralgemening van de ziekte aantoont en 2° de ziekte beperkt is tot de hilaire lymfklieren en geen medicamenteuze behandeling wordt ingesteld.

Art. 73.Spontane pneumothorax 1° Na de volledige genezing van een geïsoleerde spontane pneumothorax, bevestigd door een volledige respiratoire check-up, kan een medisch attest uitgereikt worden, één jaar na de genoemde check-up.2° Het hernieuwen van een medisch attest met OML-beperking voor klasse 1 of met OSL-beperking voor klasse 2 kan door de SLG toegestaan worden indien, na 6 weken, de kandidaat volledig hersteld is van een geïsoleerde spontane pneumothorax.Het opheffen van elke beperking kan door de SLG overwogen worden na verloop van één jaar. 3° Het recidive van een spontane pneumothorax heeft ongeschiktheid tot gevolg.Het medisch attest kan evenwel door de SLG worden uitgereikt na een heelkundige ingreep met een bevredigende recuperatie.

Art. 74.Een pneumonectomie heeft ongeschiktheid tot gevolg. De SLG kan aannemen dat een medisch attest wordt uitgereikt na een minder belangrijke ingreep op de thorax na een volledig herstel en na een volledige respiratoire check-up. Een OML-beperking voor klasse 1 en een OSL-beperking voor klasse 2 kunnen opgelegd worden.

Art. 75.De evaluaties omtrent kwaadaardige gezwellen in dit domein worden uitvoerig besproken in het hoofdstuk « Oncologie » van het Handboek dat door de SLG samen met het hoofdstuk betreffende de pneumologie wordt geraadpleegd. Afdeling 3. - Spijsverteringsstelsel (JAR-FCL - Appendix 3)

Art. 76.1° Een recidiverende dyspepsie die een behandeling noodzaakt vereist interne opzoekingen (radiografie of endoscopie). De biologische onderzoeken omvatten het bepalen van het hemoglobinegehalte en een coprologisch onderzoek. Het hernieuwen van het medisch attest door de SLG vereist het bewijs van de genezing van elk ulcereus proces of van een belangrijke ontsteking. 2° Pancreatitis heeft ongeschiktheid tot gevolg.De SLG kan het uitreiken van een medisch attest overwegen indien de oorzaak ervan of de obstructie (bv : een medicament of een galsteen) niet meer bestaat. 3° Alcohol kan de oorzaak zijn van dyspepsie of van pancreatitis. Desgevallend zal een volledige evaluatie van het gebruik of het misbruik ervan uitgevoerd worden.

Art. 77.De SLG kan het uitreiken van een medisch attest overwegen ingeval van één grote galsteen die asymptomatisch is. Een persoon met meerdere asymptomatische galstenen die op het punt staat een check-up of een behandeling te ondergaan kan van de SLG een hernieuwing van zijn medisch attest bekomen met OML-beperking voor klasse 1 of OSL-beperking voor klasse 2.

Art. 78.Chronische inflammatoire darmaandoeningen (ileitis terminalis, colitis ulcerosa, diverticulitis) hebben ongeschiktheid tot gevolg. De hernieuwing van een medisch attest van klasse 1 of klasse 2 en het uitreiken van een initieel attest van klasse 2 kunnen overwogen worden door de SLG, na een volledige remissie en indien de eventueel voorgeschreven behandeling minimaal is. Een regelmatige follow-up is onontbeerlijk en een OML-beperking voor klasse 1 of een OSL- beperking voor klasse 2 kan opgelegd worden.

Art. 79.Elke abdominale chirurgische ingreep leidt tot een ongeschiktheid van minstens drie maanden. De SLG mag al vroeger een medisch attest hernieuwen indien een volledige genezing is ingetreden, de kandidaat klachtenvrij is en het risico van secundaire verwikkelingen of op een recidief minimaal is.

Art. 80.De evaluaties omtrent kwaadaardige gezwellen in dit domein worden uitvoerig besproken in het hoofdstuk « Oncologie » van het Handboek dat de SLG raadpleegt samen met het hoofdstuk dat specifiek over het spijsverteringsstelsel handelt. Afdeling 4. - Metabolische, nutritionele en endocriene stoornissen

(JAR-FCL -Appendix 4)

Art. 81.Een metabolische, nutritionele of endocriene dysfunctie heeft ongeschiktheid tot gevolg. De hernieuwing van het medisch attest kan overwogen worden door de SLG indien de aandoening asymptomatisch verloopt, klinisch gecompenseerd en stabiel is, met of zonder substitutietherapie, en indien zij regelmatig gecontroleerd wordt door een bevoegd specialist.

Art. 82.Het vaststellen van een glycosurie en een abnormale glycemie vereist verdere opzoekingen. Het uitreiken van een medisch attest kan door de SLG overwogen worden indien aangetoond wordt dat de glucosetolerantie normaal is (verlaagde nierdrempel) of, indien de glucosetolerantie gestoord is, als er geen diabetische pathologie voorkomt, dat de toestand van de kandidaat volledig onder controle is door een dieet en een regelmatige follow-up.

Art. 83.Een behandeling met antidiabetische medicamenten heeft ongeschiktheid tot gevolg. In bepaalde gevallen evenwel, kan het gebruik van biguaniden toegestaan worden, mits een OML-beperking voor klasse 1.

Art. 84.De evaluaties omtrent kwaadaardige gezwellen in dit domein worden uitvoerig besproken in het hoofdstuk « Oncologie » van het Handboek dat de SLG raadpleegt samen met het hoofdstuk dat specifiek handelt over metabolische, nutritionele en endocriene stoornissen. Afdeling 5. - Hematologie (JAR-FCL - Appendix 5)

Art. 85.Anemie die zich uit in een vermindering van het hemoglobinegehalte in het bloed vereist verdere onderzoeken. Een anemie die niet reageert op medicatie heeft ongeschiktheid tot gevolg.

De SLG kan het uitreiken van een medisch attest overwegen indien een efficiënte behandeling op de primaire oorzaak (bv. een ijzertekort of een tekort aan vitamine B 12) kan ingrijpen en het hematocriet gestabiliseerd wordt op een peil hoger dan 32 % of indien het gaat om milde vormen van thalassemie of hemoglobinopathie, bij afwezigheid van paroxystische antecedenten en nadat het bewijs geleverd is dat de functionele mogelijkheden van de betrokkene perfect bewaard zijn.

Art. 86.Elke hypertrofie van de lymfklieren vereist een check-up. De SLG kan het uitreiken van een medisch attest overwegen ingeval het gaat om een volledige genezing van een acuut infectieus proces of om een lymphoom van Hodgkin behandeld en in volledige remissie.

Art. 87.Ingeval van chronische leukemie, kan het medisch attest door de SLG hernieuwd worden indien het gaat om een lymfatische aantasting in stadium 0, I (en eventueel II) zonder geassocieerde anemie en die maar een minimale behandeling vereist, of om een « Hairy cell »-leukemie, stabiel en met normale waarden van het hemoglobinegehalte en van de bloedplaatjes. Een regelmatige follow-up is vereist.

Art. 88.Elke splenomegalie vereist een check-up. De SLG kan het uitreiken van een medisch attest overwegen, indien de hypertrofie miniem is, stabiel en niet gepaard gaat met een andere ziekte (bv. een chronische malaria die behandeld wordt) of indien het gaat om een minimale splenomegalie in het raam van een andere ziekte die geen invloed heeft op de geschiktheid (bv. een lymphoom van Hodgkin in remissiefase).

Art. 89.Bij polycytemie is een check-up vereist. De SLG kan het uitreiken van een medisch attest met beperking(en) overwegen indien de toestand stabiel is en niet gepaard gaat met een andere aandoening.

Art. 90.Belangrijke stoornissen in de bloedstolling vereisen een check-up. De SLG kan het uitreiken van een medisch attest met beperking(en) overwegen, bij afwezigheid van antecedenten met significante bloedingen of thrombo- embolische episoden.

Art. 91.De evaluaties omtrent kwaadaardige gezwellen van dit stelsel worden uitvoerig behandeld in het hoofdstuk « Oncologie » van het Handboek, dat de SLG raadpleegt samen met het hoofdstuk dat specifiek handelt over de hematologie. Afdeling 6. - Urinair stelsel (JAR-FCL - Appendix 6)

Art. 92.Elke anomalie bij een urineonderzoek vereist bijkomende onderzoekingen.

Art. 93.Asymptomatische nierstenen of antecedenten van nierkolieken vereisen een check-up. Tijdens de onderzoekingen of in afwachting van een behandeling, kan de SLG een hernieuwing van het medisch attest overwegen met OML- beperking voor klasse 1 of met OSL- beperking voor klasse 2. Na een efficiënte behandeling kan de SLG overwegen een medisch attest uit te reiken zonder beperking. Indien een niersteen overblijft kan de SLG een hernieuwing van het medisch attest overwegen met OML- beperking voor klasse 1 of met OSL-beperking voor klasse 2.

Art. 94.Elke belangrijke urologische chirurgische ingreep leidt tot ongeschiktheid voor minstens drie maanden. De SLG kan het uitreiken van een medisch attest overwegen indien de kandidaat volledig klachtenvrij is en indien het risico van secundaire verwikkelingen of recidive zwak is.

Art. 95.Niertransplantatie of totale cystectomie zijn onverenigbaar met het uitreiken van een initieel medisch attest. De hernieuwing ervan kan overwogen worden door de SLG onder de volgende voorwaarden : 1° de niertransplantatie moet volledig gecompenseerd zijn en goed verdragen worden met een minimale immunosuppressietherapie, en na verloop van minstens 12 maanden;2° de totale cystectomie moet functioneel bevredigend zijn, zonder tekens van recidive, van besmetting of van een andere primaire pathologie. In beide gevallen kan de OML-beperking voor klasse 1 of de OSL-beperking voor klasse 2 opgelegd worden.

Art. 96.De evaluaties omtrent kwaadaardige gezwellen van dit stelsel worden uitvoerig besproken in het hoofdstuk « Oncologie » van het Handboek dat de SLG raadpleegt samen met het hoofdstuk dat specifiek handelt over het urinair stelsel. Afdeling 7. - Diverse seksueel overdraagbare ziekten en infecties

(JAR-FCL - Appendix 7)

Art. 97.Een positieve HIV heeft ongeschiktheid tot gevolg.

Art. 98.De SLG kan het hernieuwen van het medisch attest van personen die HIV- positief zijn overwegen met OML-beperking voor klasse 1 of met OSL-beperking voor klasse 2 en onder voorbehoud van frequente controleonderzoeken. Het optreden van AIDS of een complex verwant met AIDS heeft ongeschiktheid tot gevolg.

Art. 99.Acute syfilis heeft ongeschiktheid tot gevolg. De SLG kan het uitreiken van een medisch attest overwegen voor een kandidaat die correct behandeld wordt en vrij is van elke aandoening van het primaire of secundaire stadium van de ziekte.

Art. 100.De evaluaties omtrent kwaadaardige gezwellen in dit domein worden uitvoerig behandeld in het hoofdstuk « Oncologie » van het Handboek dat de SLG raadpleegt samen met het hoofdstuk dat specifiek handelt over de seksueel overdraagbare ziekten en infecties. Afdeling 8. - Gynaecologie en obstetrie (JAR-FCL - Appendix 8)

Art. 101.Na kennis te hebben genomen van een obstetrische check-up, kan de SLG een medisch attest afleveren aan zwangere vrouwen tijdens de eerste 26 weken van hun zwangerschap. De SLG zal de kandidate en haar behandelende geneesheer een geschreven nota overhandigen met informatie over de mogelijke significante verwikkelingen van de zwangerschap (zie Handboek). In dit geval bevat het medisch attest van klasse 1 een OML-beperking.

Art. 102.Belangrijke gynaecologische chirurgische ingrepen leiden tot een ongeschiktheid van minstens drie maanden. De SLG mag voortijdig het medisch attest hernieuwen indien de houdster ervan volledig klachtenvrij is en het risico op secundaire verwikkelingen of terugval minimaal is.

Art. 103.De evaluaties omtrent kwaadaardige gezwellen in dit domein worden uitvoerig behandeld in het hoofdstuk « Oncologie » van het Handboek dat de SLG raadpleegt samen met het hoofdstuk dat specifiek handelt over gynaecologie en obstetrie. Afdeling 9. - Spier- en skeletvereisten (JAR-FCL - Appendix 9)

Art. 104.Een lichamelijke anomalie, zoals obesitas of een spierzwakte, kan een medische test vereisen tijdens een vlucht of in een simulator erkend door de SLG. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan de maatregelen in geval van noodsituaties en de evacuatie in deze gevallen. Het kan nodig zijn een bijzondere beperking voor een speciaal type vliegtuig of een OML-beperking voor klasse 1 of een OSL-beperking voor klasse 2 op te leggen.

Art. 105.In geval van deficiëntie van een lidmaat, met of zonder prothese van deze lidmaat, kan de SLG de hernieuwing van een medisch attest overwegen, na het slagen in een medische test in de lucht of in een vluchtsimulator. Het kan nodig zijn een bijzondere beperking voor een speciaal type vliegtuig, of een OML-beperking voor klasse 1 of een OSL-beperking voor klasse 2 op te leggen.

Art. 106.De SLG kan het uitreiken van een medisch attest overwegen aan de aanvrager die een inflammatoire, infiltrerende, traumatische of degeneratieve aandoening van het spierstelsel of het skelet vertoont.

In de mate dat de ziekte in remissie is, de kandidaat geen verboden medicamenten inneemt en geslaagd is in een medische test in de lucht of in een vluchtsimulator, kan het nodig zijn een bijzondere beperking op te leggen voor een bepaald vliegtuigtype of een OML-beperking voor klasse 1 of een OSL-beperking voor klasse 2.

Art. 107.De evaluaties omtrent kwaadaardige gezwellen in dit domein worden uitvoerig behandeld in het hoofdstuk « Oncologie » van het Handboek dat de SLG raadpleegt samen met het hoofdstuk dat specifiek handelt over spieren en skelet. Afdeling 10.- Psychiatrische aandoeningen (JAR-FCL - Appendix 10)

Art. 108.Een toestand met duidelijke psychotische symptomen heeft ongeschiktheid tot gevolg. Het medisch attest kan maar uitgereikt worden indien de SLG de verzekering heeft dat de initiële diagnose verkeerd was of onvoldoende gestaafd of indien het maar ging om een episode van toxische oorsprong.

Art. 109.Een duidelijk vastgestelde neurose heeft ongeschiktheid tot gevolg. De SLG kan het uitreiken van een medisch attest overwegen na een expertise door een door de SLG aangeduide psychiater en indien alle psychotrope medicatie sinds minstens drie maanden werd stopgezet.

Art. 110.Eén enkele zelfmoordpoging of herhaalde episodes van openlijk abnormaal gedrag hebben ongeschiktheid tot gevolg. De SLG kan het uitreiken van een medisch attest evenwel overwegen na een grondige evaluatie van het geval, met eventueel een psychiatrische expertise of een psychologische check-up.

Art. 111.Chronisch alcoholisme alsook misbruik van psychotrope medicamenten of drugs, met of zonder dependentie, hebben ongeschiktheid tot gevolg. De SLG kan het uitreiken van een medisch attest evenwel overwegen na verloop van twee jaar waarbij het bewijs geleverd wordt dat betrokkene matig is m.b.t. alcoholgebruik of geen drugs meer inneemt. De SLG kan overwegen voortijdig een medisch attest te hernieuwen met OML-beperking voor klasse 1 of met OSL-beperking voor klasse 2 onder de volgende voorwaarden : 1° hospitalisatie voor behandeling van minstens vier weken in een gespecialiseerde instelling;2° expertise door een psychiater erkend door de SLG;3° doorlopende evaluatie, met inbegrip van bloedonderzoeken en verslagen verstrekt door het professioneel milieu gedurende een periode van drie jaar. Achttien maanden na het hernieuwen van het medisch attest kan de SLG terug overwegen of de OML-beperking voor klasse 1 en de OSL-beperking voor klasse 2 dienen behouden te blijven. Afdeling 11. - Neurologische aandoeningen (JAR-FCL - Appendix 11)

Art. 112.Al de aandoeningen van het zenuwstelsel, gestabiliseerd of progressief, hebben ongeschiktheid tot gevolg. De SLG kan evenwel, na een grondige evaluatie, lichte functionele deficits die deel uitmaken van een gestabiliseerde ziekte, aanvaarden.

Art. 113.De diagnose van epilepsie leidt tot ongeschiktheid. Het optreden van één of meerdere convulsieve episodes na de leeftijd van 5 jaar leidt tot ongeschiktheid. Een unieke convulsieve episode kan door de SLG aanvaard worden als het optreden ervan op een aannemelijke wijze kan toegeschreven worden aan een niet-recurrente oorzaak en na een grondige neurologische check-up.

Art. 114.Paroxystische elektro-encefalografische anomalieën hebben ongeschiktheid tot gevolg.

Art. 115.Antecedenten met één of meerdere episodes van stoornissen van het bewustzijn hebben ongeschiktheid tot gevolg. Deze episodes kunnen evenwel door de SLG aanvaard worden indien zij op een aannemelijke wijze kunnen toegeschreven worden aan een niet- recurrente oorzaak en na een grondige neurologische check-up.

Art. 116.Schedeltraumata met bewustzijnsverlies worden geëvalueerd op grond van artikel 115. De schedeltraumata zonder bewustzijnsverlies maar met schedelfractuur, scheur van de hersenvliezen of hersenletsel, kunnen door de SLG aanvaard worden na volledige genezing en een grondige neurologische check-up, eventueel aangevuld met een psychologische evaluatie.

Art. 117.De evaluaties omtrent kwaadaardige gezwellen in dit domein worden uitvoerig behandeld in het hoofdstuk « Oncologie » van het Handboek dat de SLG raadpleegt samen met het hoofdstuk dat specifiek handelt over neurologische aandoeningen. Afdeling 12. - Oftalmologische vereisten (JAR-FCL - Appendix 12)

Art. 118.Chirurgische ingrepen voor refractiestoornissen leiden tot ongeschiktheid. De SLG kan 12 maanden na de ingreep voor het corrigeren van de refractiestoornissen het hernieuwen van het medisch attest van klasse 1 of het uitreiken van een medisch attest van klasse 2 overwegen, op voorwaarde dat : 1° de preoperatieve refractie lager is dan 5 dioptrieën zoals bepaald in hoofdstuk II, artikel 22, 2° en in hoofdstuk III, artikel 46, 2°, [JAR-FCL 3.220 (b) en 3.340 (b)]; 2° een correcte stabilisatie van de refractie bekomen wordt (variaties van minder dan 0,75 dioptrieën overdag);3° de gevoeligheid voor verblinding niet verhoogd is.

Art. 119.1° Bij het initieel onderzoek voor het uitreiken van een medisch attest van klasse 1 moet een grondig oftalmologisch onderzoek uitgevoerd worden door of onder leiding en toezicht van een door de SLG aangeduide oftalmoloog gespecialiseerd in luchtvaartgeneeskunde. 2° Bij het onderzoek voor het uitreiken van een medisch attest van klasse 2, moet elke kandidaat die een correctie nodig heeft om te voldoen aan de criteria, een afschrift voorleggen van het geldende voorschrift van de correctieglazen.

Art. 120.Bij elk geneeskundig onderzoek voor de hernieuwing moet de visuele geschiktheid van de houder van de vergunning nagegaan worden en ook een eventuele stoornis in elk oog. Al de abnormale of twijfelachtige gevallen moeten verwezen worden naar een oftalmoloog gespecialiseerd in luchtvaartgeneeskunde, aangeduid door de SLG.

Art. 121.Het grondig onderzoek moet uitgevoerd worden op de tijdstippen bepaald in hoofdstuk II, artikel 21, 4°, [JAR - FCL 3.215 (d)]. Het onderzoek voor het wedergeldigmaken of het hernieuwen van het medisch attest moet een volledig oftalmologisch onderzoek omvatten, uitgevoerd door of onder leiding en toezicht van een door de SLG aangeduide oftalmoloog gespecialiseerd in luchtvaartgeneeskunde.

Art. 122.De evaluaties omtrent kwaadaardige gezwellen in dit domein worden uitvoerig behandeld in het hoofdstuk « Oncologie » van het Handboek dat de SLG raadpleegt samen met het hoofdstuk dat specifiek handelt over oftalmologische toestanden. Afdeling 13. - Gezichtsvereisten (JAR-FCL - Appendix 13)

Art. 123.De refractie van het oog moet de maatstaf zijn voor het bepalen van de geschiktheid.

Art. 124.1° Klasse 1 : indien de refractiestoornis gelegen is tussen - 3 en - 5 dioptrieën kan de SLG het uitreiken van een medisch attest voor klasse 1 overwegen, indien : a) geen andere belangrijke pathologie wordt vastgesteld;b) de refractie stabiel gebleven is gedurende vier jaar na de leeftijd van 17 jaar;c) een optimale correctie bekomen wordt (contactlenzen);d) de vluchtervaring bevredigend geacht wordt door de SLG.2° Klasse 2 : indien de refractiestoornis gelegen is tussen - 5 en - 8 dioptrieën, kan de SLG het uitreiken van een medisch attest van klasse 2 overwegen, indien : a) geen andere belangrijke pathologie wordt vastgesteld;b) de refractie stabiel gebleven is gedurende vier jaar na de leeftijd van 17 jaar;c) een optimale correctie wordt bekomen (contactlenzen).

Art. 125.1° Het verlies van het zicht uit één oog leidt tot ongeschiktheid voor klasse 1.

Voor klasse 2 kan de SLG het hernieuwen van een medisch attest overwegen indien de oftalmoloog oordeelt dat de onderliggende pathologie gestabiliseerd is en onder voorbehoud van een bevredigende test tijdens een vlucht. 2° Elke daling van de centrale gezichtsscherpte van een oog onder de grenzen bepaald in hoofdstuk III, artikel 22 (JAR-FCL 3.220) kan aanvaard worden voor de hernieuwing van een medisch attest van klasse 1, indien het gezichtsveld gemeten met beide ogen samen normaal is en indien de oftalmoloog oordeelt dat de onderliggende pathologie aanvaardbaar is. Een bevredigende test tijdens een vlucht is vereist, en een OML-beperking voor klasse 1 wordt opgelegd. 3° In geval de gezichtsscherpte uit één oog daalt onder de grenzen bepaald in hoofdstuk III, artikel 46 (JAR-FCL 3.340) kan de SLG de hernieuwing van een medisch attest van klasse 2 overwegen, indien de door de SLG aangeduide oftalmoloog de onderliggende pathologie aanvaardbaar acht, indien de gezichtsscherpte uit het andere oog aanvaardbaar is voor de SLG en, als dit wordt opgegeven, onder voorbehoud van een eventuele medische test tijdens een vlucht, met bevredigend resultaat.

Art. 126.Elke convergentie die buiten de normale grenzen reikt, kan door de SLG aanvaard worden indien dit geen enkele weerslag heeft op het zicht van dichtbij (30 - 50 cm en 100 cm). Afdeling 14. - Kleurzin (JAR-FCL - Appendix 14)

Art. 127.De test van Ishihara (uitgave 24 platen) is geslaagd indien alle platen correct worden gelezen, zonder twijfel of aarzeling (minder dan 3 seconden per plaat). Men raadpleegt de voorschriften van het Handboek voor de belichtingsnormen.

Art. 128.De kandidaat die mislukt in de test van Ishihara wordt onderzocht met behulp van : 1° hetzij de anomaloscoop van Nagel of een equivalent toestel.Deze test is geslaagd indien het afstemmen van de kleuren trichromatisch is en indien de vergissing bij het afstemmen van de kleuren gelijk is of kleiner dan 4 schaaleenheden; 2° hetzij de test met de lantaarn.Deze test is geslaagd indien de betrokkene zonder vergissing een test uitvoert met een lantaarn goedgekeurd door het medisch subcomité van J.A.A. - FCL, zoals de lantaarn van Holmes-Wright, de lamp van Beyne of de lantaarn Spectrolux. Afdeling 15. - Oto-rhino-laryngologische vereisten (JAR-FCL - Appendix

15)

Art. 129.Bij het initieel onderzoek moet een grondig ORL-onderzoek worden uitgevoerd door of onder leiding en toezicht van een door de SLG aangeduide oto-rhino-laryngoloog, gespecialiseerd in luchtvaartgeneeskunde.

Art. 130.1° Ter gelegenheid van de onderzoeken voor hernieuwing of wedergeldigmaking moeten al de abnormale of twijfelachtige gevallen op ORL-gebied, verwezen worden naar een door de SLG aangeduide oto-rhino-laryngoloog, gespecialiseerd in luchtvaartge-neeskunde. 2° De onderzoeken voor hernieuwing of wedergeldigmaking uitgevoerd volgens de periodiciteit bepaald in hoofdstuk II, artikel 24 [JAR-FCL 3.230 (b)] omvatten een grondig ORL-onderzoek uitgevoerd door of onder leiding en toezicht van een door de SLG aangeduide oto-rhino-laryngoloog, gespecialiseerd in luchtvaartgeneeskunde.

Art. 131.Het vaststellen van een unieke, droge perforatie van niet-infectieuze oorsprong, die de normale functie van het oor niet stoort, staat de eventuele uitreiking van een geneeskundig attest niet in de weg.

Art. 132.Het vaststellen van een spontane of een positionele nystagmus vereist een volledige vestibulaire check-up door een door de SLG aangeduide oto-rhino-laryngoloog. In deze gevallen kan men significante abnormale antwoorden bij de calorische of de rotatoire proeven niet aanvaarden. Bij de onderzoeken voor wedergeldigmaking of hernieuwing moet de SLG vestibulaire antwoorden in functie van de klinische context beoordelen.

Art. 133.De evaluaties omtrent kwaadaardige gezwellen in dit domein worden uitvoerig behandeld in het hoofdstuk « Oncologie » van het handboek dat de SLG raadpleegt samen met het hoofdstuk dat specifiek handelt over de oto-rhino-laryngologische vereisten. Afdeling 16. - Gehoorvereisten (JAR-FCL - Appendix 16)

Art. 134.Het tonale audiogram moet tenminste de band van de frequenties 250 tot 8 000 Hz bestrijken. In deze frequentieband worden de drempels bepaald voor de volgende frequenties : - 250 Hz; - 500 Hz; - 1 000 Hz; - 2 000 Hz; - 3 000 Hz; - 4 000 Hz; - 6 000 Hz; - 8 000 Hz.

Art. 135.1° De kandidaten die een hypoacousie vertonen moeten verwezen worden naar de SLG voor verdere check-up en evaluatie. 2° De vocale verstaanbaarheidstest voorzien in artikel 25, 5° en artikel 49, c) bestaat uit de herhaling, zonder vervorming, van dertig opeenvolgende, fonetisch uitgebalanceerde woorden, uitgebracht op 70 decibel ISO tegen een achtergrond van 70 decibel ISO witte ruis. Alvorens aan de eigenlijke test te beginnen wordt de kandidaat vertrouwd gemaakt met de testmethode bij middel van een proeflijst met tenminste tien en maximaal dertig woorden, uitgesproken in dezelfde omstandigheden.

De kandidaat is geslaagd in de proef indien hij een gehoorscherpte aantoont waarmee hij het gesproken woord voldoende duidelijk kan verstaan. Afdeling 17. - Psychologische toestanden (JAR-FCL - Appendix 17)

Art. 136.Indicatie. Een psychologische check-up moet overwogen worden als onderdeel of complement van een gespecialiseerd psychiatrisch of neurologisch onderzoek wanneer de instanties belast met de medische onderzoeken of de directeur-generaal van het Bestuur van de Luchtvaart controleerbare inlichtingen ontvangen van een na te trekken bron, die wijzen op twijfels over de geestelijke gegrondheid of persoonlijkheid van een bepaalde persoon. Deze inlichtingen kunnen afkomstig zijn uit een ongeval of incident, problemen bij de opleiding of de professionele bekwaamheidstesten, misdrijven of inlichtingen die betrekking hebben op het volledig veilig uitoefenen van de voorrechten van de vergunningen.

Art. 137.Psychologische criteria. Een psychologische check-up kan een geheel van biografische gegevens, het opleggen van geschiktheids- en personaliteitstesten alsook een onderhoud met een psycholoog omvatten. Afdeling 18. - Dermatologische vereisten (JAR-FCL - Appendix 18)

Art. 138.Een huidaandoening die pijn, ongemak, irritatie of jeuk veroorzaakt kan de aandacht van het bemanningslid afleiden en aldus de veiligheid van de vlucht in het gedrang brengen.

Art. 139.Elke behandeling van de huid door bestraling of medicamenten kan secundaire algemene repercussies hebben waarmee rekening moet worden gehouden alvorens te besluiten tot de geschiktheid, de ongeschiktheid of de geschiktheid beperkt tot vluchten met een OML-beperking voor klasse 1 of een OSL-beperking voor klasse 2.

Art. 140.Kankers of precancereuze aandoeningen van de huid. 1° Het kwaadaardig melanoom, het spinocellulaire epithelioom, de ziekte van Bowen en de ziekte van Paget hebben ongeschiktheid tot gevolg.De SLG kan het uitreiken van een medisch attest overwegen als bewezen wordt dat het letsel, indien nodig, totaal uitgesneden werd en onder voorbehoud van een regelmatige follow-up. 2° Het basocellulair epithelioom of het ulcus rodens, het kerato-acanthoom en de actinische keratosen vereisen een behandeling en/of excisie om het uitreiken of behouden van een medisch attest mogelijk te maken.

Art. 141.Andere huidaandoeningen. 1° acuut of veralgemeend chronisch eczeem, 2° huidreticulosis, 3° huidmanifestaties van een algemene ziekte. Al deze of gelijkaardige aandoeningen vereisen dat er rekening wordt gehouden met elke onderliggende aandoening of elke ingestelde behandeling alvorens de SLG een beslissing kan nemen.

Art. 142.De evaluaties omtrent kwaadaardige gezwellen in dit domein worden uitvoerig behandeld in het hoofdstuk « Oncologie » van het Handboek dat de SLG raadpleegt samen met het hoofdstuk dat specifiek handelt over dermatologische aandoeningen.

Brussel, 21 juni 2002.

Mevr. I. DURANT

^