Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 21 juni 2010
gepubliceerd op 07 juli 2010

Ministerieel besluit tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement van zaaizaden van landbouw- en groentegewassen

bron
vlaamse overheid
numac
2010035450
pub.
07/07/2010
prom.
21/06/2010
ELI
eli/besluit/2010/06/21/2010035450/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

VLAAMSE OVERHEID

Landbouw en Visserij


21 JUNI 2010. - Ministerieel besluit tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement van zaaizaden van landbouw- en groentegewassen


De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, artikel 2, § 1, 1° tot en met 6° gewijzigd bij de wetten van 21 december 1998 en 5 februari 1999, en bij het decreet van 18 december 2009, artikel 2, § 1, 1° tot en met 6°;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaigranen, artikel 26;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 25 maart 2005 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van groenvoedergewassen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005, artikel 26;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2003 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005, artikel 23;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 houdende reglementering van de handel in en de keuring van bietenzaad van landbouwrassen, artikel 24;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 houdende reglementering van de handel in en de keuring van groentezaad en zaad van cichorei voor de industrie, artikel 22;

Gelet op het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement van zaaigranen;

Gelet op het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement van zaaizaad van groenvoedergewassen;

Gelet op het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement van zaaizaden van oliehoudende planten en vezelgewassen;

Gelet op het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement van bietenzaad van landbouwrassen;

Gelet op het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement van zaaizaden van groenten en cichorei voor de industrie;

Gelet op het ministerieel besluit van 2 juni 2009 tot vaststelling van bepaalde afwijkingen voor de toelating van landrassen en rassen in de landbouw die zich op natuurlijke wijze hebben aangepast aan de lokale en regionale omstandigheden en die door genetische erosie worden bedreigd, en voor het in de handel brengen van zaaizaad en pootaardappelen van die landrassen en rassen;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26 april 2010;

Gelet op het overleg tussen de gewesten en de federale overheid op 22 april 2010, bekrachtigd door de Interministeriële Conferentie Landbouwbeleid op 18 mei 2010;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat het nieuwe keurings- en certificeringsreglement van zaaizaad van landbouw- en groentegewassen toegepast moet worden voor de nieuwe certificeringen van de campagne 2010/11 vanaf de zomer 2010 als uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 mei 2010 tot wijziging van bovengenoemde besluiten van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2003, 16 maart 2005, 25 maart 2005, 16 december 2005 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaden dat een omzetting is van de Richtlijn 2009/74/EG van de Commissie van 26 juni 2009 tot wijziging van Richtlijn 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/55/EG en 2002/57/EG, wat betreft de botanische namen van planten en de wetenschappelijke namen van andere organismen, en bepaalde bijlagen bij Richtlijn 66/401/EEG, 66/402/EEG en 2002/57/EG in het licht van de ontwikkeling van de wetenschappelijke en technische kennis. Dit besluit van de Vlaamse Regering treedt in werking op 30 juni 2001;

Gelet op advies 48.314/3 van de Raad van State, gegeven op 21 mei 2010, met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van de State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op de Beschikking 2004/842/EG van de Commissie van 1 december 2004 tot vaststelling van uitvoeringsregels volgens welke de lidstaten toestemming kunnen geven voor het in de handel brengen van zaai- of pootgoed van rassen waarvoor de opname in de nationale rassenlijst voor landbouw- of groentegewassen is aangevraagd, Besluit :

Artikel 1.De algemeenheden betreffende het keurings- en certificeringsreglement van zaaizaden van landbouw- en groentegewassen, vermeld in artikel 26 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaigranen, artikel 26 van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 maart 2005 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van groenvoedergewassen, artikel 23 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2003 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, artikel 24 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 houdende reglementering van de handel in en de keuring van bietenzaad van landbouwrassen en artikel 22 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 houdende de reglementering van de handel in en van de keuring van groentezaad en zaad van cichorei voor de industrie, worden vastgesteld in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 2.De specifieke voorwaarden en normen waaraan de zaaigranen moeten voldoen bij keuring en certificering, worden vastgesteld in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 3.De specifieke voorwaarden en normen waaraan het zaaizaad van groenvoedergewassen moet voldoen bij keuring en certificering, worden vastgesteld in bijlage 3, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 4.De specifieke voorwaarden en normen waaraan het bietenzaad van landbouwrassen moet voldoen bij keuring en certificering, worden vastgesteld in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 5.De specifieke voorwaarden en normen waaraan het zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, met uitzondering van vezelvlas, moet voldoen bij keuring en certificering, worden vastgesteld in bijlage 5, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 6.Worden opgeheven : 1°bijlage I en II bij het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement van zaaizaden van oliehoudende planten en vezelgewassen, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 19 mei 2006 en 25 oktober 2006; 2° bijlage I bij het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement van zaaizaden van groenten en van cichorei voor de industrie, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 19 mei 2006 en 25 oktober 2006.

Art. 7.De volgende regelingen worden opgeheven : 1° het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement van zaaigranen, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 19 mei 2006 en 25 oktober 2006;2° het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement van zaaizaad van groenvoedergewassen, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 19 mei 2006 en 3 september 2008;3° het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement van bietenzaad van landbouwrassen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 19 mei 2006.

Art. 8.Dit besluit treedt in werking op 30 juni 2010.

Brussel, 21 juni 2010.

De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, K. PEETERS

Bijlage 1. - Algemeenheden als vermeld in artikel 1 INLEIDING De controle op de zaaizaden wordt uitgevoerd door de officiële instanties in alle stadia van de productie tot het gebruik. Elke overtreding van de bepalingen in dit reglement laat toe een productieveld of een partij te deklasseren of te weigeren en de certificaten of etiketten terug te nemen. Daarnaast kunnen alle maatregelen genomen worden die bepaald zijn in de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt.

Voor de activiteiten die uitgevoerd worden door de officiële instanties, worden retributies aangerekend overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 2007 houdende vaststelling van de retributies voor de inschrijving van de rassen in de nationale rassencatalogi, voor de uitoefening van bepaalde beroepen in de sector van het plantaardige teeltmateriaal en voor de keuring van dat materiaal (rekening houdend met de geldende index). HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen 1.1. Officiële instanties 1.1.1. I.S.T.A. (International Seed Testing Association) : internationale organisatie die de methoden voor zaadbemonstering en zaadanalyses vastlegt 1.1.2. de bevoegde entiteit : de afdeling Productkwaliteitsbeheer van het Agentschap voor Landbouw en Visserij die bevoegd is voor de controle op het keurings- en certificeringsreglement van zaaizaden van landbouwgewassen 1.1.3. procesverantwoordelijke : de natuurlijke persoon, in dienst van de bevoegde entiteit, die erop toeziet dat een proces verloopt zoals is vastgelegd in het keurings- en certificeringsreglement van zaaizaden van landbouwgewassen. Hij is zowel verantwoordelijk voor het volledige beheer van het proces als voor alle procesgerelateerde dossiers 1.1.4. dossierverantwoordelijke : de natuurlijke persoon, in dienst van de bevoegde entiteit, die zorgt voor de concrete organisatie en validatie van de dossiers 1.1.5. controleur : de natuurlijke persoon, in dienst van de bevoegde entiteit, die de officiële werkzaamheden, beschreven in dit reglement, uitvoert. Hij verzamelt informatie door waarnemingen uit te voeren op het veld en in de firma's en door monsters te nemen. Die persoon beschikt over de nodige vakbekwaamheid, wat uit officiële examens gebleken is, haalt geen persoonlijk voordeel uit de controle, verbindt zich er schriftelijk toe alle reglementaire voorschriften na te leven en volgt regelmatig de informatieve studiedagen die door de bevoegde entiteit georganiseerd worden 1.1.6. officieel laboratorium : Laboratorium voor Zaadontleding, een I.S.T.A. geaccrediteerd laboratorium in dienst van de bevoegde entiteit 1.1.7. laboratoriumverantwoordelijke : de natuurlijke persoon, in dienst van de bevoegde entiteit, die in het officiële laboratorium werkt, en, die verantwoordelijk is voor de goede werking van het officiële laboratorium. Hij rapporteert over resultaten en geeft de classificatie op 1.1.8. laboratoriummedewerker : de natuurlijke persoon, in dienst van de bevoegde entiteit, die in het officiële laboratorium werkt, en die laboratoriumanalyses uitvoert in een officieel laboratorium 1.2. Operatoren in de zaaizaadsector 1.2.1. Definities 1.2.1.1. Verantwoordelijken voor de rassen a) kweker : natuurlijke persoon of rechtspersoon waarvan een ras tot de keuring is toegelaten b) instandhouder : natuurlijke persoon of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de instandhouding van een ras.Voor beschermde rassen moet hij gemachtigd worden door de kweker. Het bewijs van de toegekende bevoegdheden moet bij een controle voorgelegd worden aan de bevoegde entiteit c) mandataris : natuurlijke persoon of rechtspersoon die gemachtigd aangewezen is door de kweker of door de instandhouder om in zijn naam te handelen op het Vlaamse grondgebied.Het bewijs van de toegekende opdracht moet bij een controle voorgelegd worden aan de bevoegde entiteit. 1.2.1.2. Verantwoordelijken voor de productie en de handel a) inschrijvingsnemer : bevoegde natuurlijke persoon of rechtspersoon die teelten voor zaadproductie ter keuring aanbiedt.Een inschrijvingsnemer kan personeel laten erkennen als officieel erkende keurmeesters b) landbouwer : natuurlijke persoon of rechtspersoon die door de inschrijvingsnemer gemachtigd aangewezen is als verantwoordelijke voor de teeltopvolging, de bijzondere zorgen voor de productie en voor de tijdelijke bewaring van brutozaaizaad c) stockeerder : natuurlijke persoon of rechtspersoon die beschikt over installaties, kennis en personeel om tijdelijk op het Vlaams grondgebied zaaizaden van derden te stockeren voor rekening van een inschrijvingsnemer.d) repelaar-stockeerder van vlas : natuurlijke persoon of rechtspersoon, door de bevoegde entiteit erkend,die over de nodige installaties beschikt om strovlas in ontvangst te nemen en te bewaren, strovlas af te repelen, en om het aldus verkregen zaad in afzonderlijke partijen te bewaren e) leverancier : 1) handelaar-bereider in zaaizaden : door de bevoegde entiteit erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon die over de nodige installaties beschikt om zaaizaden in het Vlaamse Gewest op te slaan, te reinigen, te drogen, te bewerken, te bereiden, te ontsmetten en te verpakken. Een handelaar-bereider kan een erkenning aanvragen voor automatische zaadbemonstering onder officieel toezicht en om het bedrijfslaboratorium te gebruiken voor ontledingen onder officeel toezicht 2) bereider van mengsels : door de bevoegde entiteit erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon die over de nodige installaties beschikt om mengsels van zaaizaden van verschillende soorten en rassen te bereiden, te verpakken, op te slaan en te bewaren 3) verdeler van zaaizaad in kleine verpakkingen : door de bevoegde entiteit erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon die over de nodige installaties beschikt om zaaizaden van soorten waarvoor er een wettelijke basis is, in kleine verpakkingen onder te brengen 4) verantwoordelijke voor standaardzaad : door de bevoegde entiteit erkende natuurlijke persoon of rechtspersoon die standaardzaad produceert en/of verhandelt 5) invoerder : natuurlijke persoon of rechtspersoon die zaaizaden vanuit een niet-lidstaat, voor het eerst invoert in de Europese Unie 6) uitvoerder : natuurlijke persoon of rechtspersoon die zaaizaden uitvoert naar een niet-lidstaat vanuit de Europese Unie 1.2.1.3. Instanties die bevoegd zijn voor controle onder officeel toezicht a) officieel erkende keurmeester voor de veldkeuring : keurmeester die door de bevoegde entiteit erkend wordt om veldkeuringen te verrichten onder officieel toezicht.Hij is een onafhankelijke persoon of een persoon in dienst van een onafhankelijke organisatie of van een zaadbedrijf b) officieel erkend laboratorium : onafhankelijk laboratorium of laboratorium van een zaadbedrijf dat door de bevoegde entiteit erkend wordt om zaadcontroles uit te voeren onder officieel toezicht volgens de gangbare internationale methoden 1.2.2. Registraties en erkenningen Alle natuurlijke personen of rechtspersonen, vermeld in 1.2.1.2., worden door de bevoegde entiteit geregistreerd onder een uniek nummer.

De landbouwers en de stockeerders worden geregistreerd bij de inschrijving voor de keuring op basis van de ter beschikking gestelde gegevens. De anderen worden geregistreerd nadat hun activiteiten zijn vastgesteld.

De betrokken personen, met uitzondering van de landbouwers, verbinden zich schriftelijk ertoe om voor hun eigen activiteiten : - de geldende reglementering en de door de bevoegde entiteit gegeven instructies na te leven; - de bevoegde entiteit op de hoogte te brengen van de aanvang en het einde van de werkzaamheden die ze als geregistreerd persoon mogen uitvoeren; - de bevoegde entiteit toe te laten hun bedrijven te bezoeken en hun teelten te keuren; - aan de bevoegde entiteit alle noodzakelijke inlichtingen mee te delen; - de ligging en de oppervlakte van de vermeerderingspercelen mee te delen; - de zaaizaden voor certificering aan te bieden zodat ze aan de voorwaarden voldoen om in de handel gebracht te kunnen worden; - een boekhouding bij te houden en ter beschikking te stellen van de bevoegde entiteit gedurende drie jaar; - gebruikte keuringsdocumenten volgens de instructies van de bevoegde entiteit te bewaren; - de nodige monsters voor het laboratoriumonderzoek en voor de aanleg van de controlevelden aan de bevoegde entiteit te leveren of te doen nemen.

Om erkend te worden door de bevoegde entiteit, moeten repelaars-stockeerders, handelaars-bereiders van zaaizaden, bereiders van mengsels, verdelers van zaaizaad in kleine verpakkingen en verantwoordelijken voor de productie van standaardzaad het bewijs leveren dat zij ten minste voldoen aan de volgende voorwaarden : - beschikken over lokalen die uitsluitend voorbehouden zijn voor de werkzaamheden waarvoor een erkenning aangevraagd wordt. De oppervlakte moet in verhouding staan tot het vastgelegde volume van het te produceren zaaizaad. De lokalen moeten rein, droog, goed verlucht en verlicht zijn. De aanwezigheid van andere producten dan zaaizaad is niet toegelaten. De bevoegde entiteit kan, na onderzoek ter plaatse, afwijkingen toestaan van het gebruik van de lokalen; - aan de bevoegde entiteit een degelijk lokaal ter beschikking stellen om controlewerkzaamheden onafhankelijk te verrichten. De bevoegde entiteit moet, als dat noodzakelijk is, de mogelijkheid krijgen om in dat lokaal eigen materiaal en documenten, in een afgesloten kast of ruimte, te bewaren; - beschikken over de noodzakelijke inrichting en apparatuur voor de werkzaamheden waarvoor een erkenning aangevraagd wordt. De capaciteit moet in verhouding staan tot het vastgelegde volume van het te produceren zaaizaad. Het gebruik van de installaties voor andere producten dan zaaizaad is niet toegelaten. De bevoegde entiteit kan, na onderzoek ter plaatse, afwijkingen toestaan van het gebruik van de installaties als er geen gevaar bestaat voor besmetting of ontaarding van de zaaizaden. Er moet minstens één weegtoestel aanwezig zijn. De installatie moet, indien nodig, beschikken over apparatuur om representatieve monsters te nemen, en om etiketten aan te brengen in overeenstemming met de geldende reglementering; - gebruikmaken van verpakkingen die in overeenstemming zijn met de geldende reglementering. De verpakkingen moeten gesloten kunnen worden en moeten voorzien worden van etiketten waarop de voorgeschreven vermeldingen staan; - een persoon aanwijzen die verantwoordelijk is voor het geven van instructies aan het personeel en voor de goede werking van de installaties.

De bevoegde entiteit controleert die voorwaarden tijdens een erkenningsbezoek. De erkenning is geldig van 1 juli tot en met 30 juni van het volgende jaar. De erkenning wordt uitdrukkelijk jaarlijks verlengd zolang de opgelegde voorwaarden vervuld blijven en de aangegane verbintenissen gerespecteerd blijven. Bij belangrijke wijzigingen van de installaties of bij een verandering van de betrokken verantwoordelijke personen moet de bevoegde entiteit daarvan onmiddellijk daarvan op de hoogte gebracht worden. De erkenning wordt ingetrokken als de opgelegde voorwaarden niet meer vervuld zijn.

De erkenningsprocedure voor de natuurlijke personen of rechtspersonen, vermeld in 1.2.1.3., wordt beschreven in hoofdstuk 2. 1.3. Tot de keuring toegelaten rassen 1.3.1. Rassen die voorkomen in een van de volgende rassenlijsten : - nationale rassenlijsten van landbouw- en groentegewassen, overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering van 26 september 2008 betreffende de toelating van de rassen van landbouwgewassen en groentegewassen tot en het behoud ervan op de rassenlijsten van landbouwgewassen en groentegewassen; - gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouw- en groentegewassen; - OESO-rassenlijst (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling). (als het ras alleen op de OESO-rassenlijst voorkomt, is de zaaizaadproductie uitsluitend bestemd voor uitvoer naar derde landen.) Rassen die in de lijsten aangeduid zijn als instandhoudingsrassen, kunnen alleen gekeurd worden in hun gebied van oorsprong of in door de bevoegde entiteit aangeduide aanvullende gebieden. 1.3.2. Rassen in procedure van inschrijving voor opname in een rassenlijst a) rassen die in procedure van inschrijving zijn op de nationale rassenlijsten of, als het gaat om een ras van een Belgische kweker, voor opname in rassenlijsten van andere landen, worden tot de keuring toegelaten.Het bewijs daarvan moet worden geleverd.

Partijen van die rassen kunnen pas officieel goedgekeurd worden nadat de rassen effectief zijn opgenomen in een van de vermelde rassenlijsten. Het bewijs daarvan moet worden geleverd. b) onder bepaalde voorwaarden kan er voor rassen die in de procedure van inschrijving zijn om opgenomen te worden in de nationale rassenlijst, toestemming worden gegeven om partijen van die rassen in de handel te brengen.De toestemming voor de zaaigranen, het bietenzaad en het zaaizaad van groenvoedergewassen, oliehoudende planten en vezelgewassen wordt alleen gegeven om proeven uit te voeren op landbouwbedrijven om gegevens over de teelt of over het gebruik van het ras te verzamelen; voor groentenzaden wordt alleen toestemming gegeven om door de teelt praktische kennis te vergaren.

Voor genetisch gemodificeerde rassen wordt alleen toestemming gegeven als alle passende maatregelen zijn genomen om negatieve gevolgen voor de menselijke gezondheid en het milieu te voorkomen.

De kweker of zijn mandataris die een geldige aanvraag tot opname van het ras in de nationale rassenlijst heeft ingediend, kan de toestemming vragen om dat ras in de handel te brengen. Daarbij verstrekt hij de volgende gegevens : - informatie over de geplande proeven (niet voor groentezaden); - de namen van de lidstaten waarin die proeven moeten worden uitgevoerd (niet voor groentezaden); - een beschrijving van het ras; - informatie over de instandhouding van het ras.

De technische voorwaarden waaraan de partijen moeten voldoen, de wijze van monsterneming, de verpakking, verzegeling en etikettering worden verder beschreven in hoofstuk 5, 6 en 7 en de specifieke bijlagen. De gecertificeerde partijen moeten minimaal voldoen aan de laagste categorie die voor de betreffende soorten geldt.

De naleving van die voorwaarden wordt voor de zaaigranen, het bietenzaad en het zaaizaad van groenvoedergewassen, oliehoudende planten en vezelgewassen gecontroleerd aan de hand van een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht van de bevoegde entiteit. Groentezaad wordt onderworpen aan een steekproefsgewijze controle achteraf op rasechtheid en -zuiverheid. Dat gebeurt op basis van de verstrekte rasbeschrijving of, indien van toepassing, op basis van de voorlopige rasbeschrijving opgemaakt met de resultaten van de onderzoeken die in het kader van de toelating tot de nationale rassenlijst uitgevoerd werden.

Voor groentezaad bestaat er geen beperking op de hoeveelheid waarvoor per ras toestemming gegeven wordt.

Voor zaaigraan, bietenzaad en zaaizaad van groenvoedergewassen, oliehoudende planten en vezelgewassen bedraagt de maximale hoeveelheid waarvoor per ras toestemming wordt gegeven, de volgende percentages van het jaarlijkse verbruik in de lidstaten waarin de proeven worden uitgevoerd : - voor durumtarwe : 0,05 %; - voor voedererwten, veldbonen, haver, gerst en tarwe : 0,3 %; - voor alle andere gewassen : 0,1 %.

De bevoegde entiteit zal jaarlijks de hoeveelheid bekendmaken die daarvoor in aanmerking komt. Als de hoeveelheid echter niet volstaat om 10 ha te bezaaien in elke lidstaat waarvoor het zaaizaad bestemd is, kan de hoeveelheid die nodig is voor 10 ha, worden toegestaan.

De toestemming om het ras in de handel te brengen, wordt verleend voor maximaal één jaar en kan telkens met één jaar worden verlengd. Voor groentezaad kan de toestemming maximaal tweemaal met telkens ten hoogste één jaar worden verlengd. Bij de aanvraag tot verlenging moeten de volgende documenten gevoegd worden : - een verwijzing naar de oorspronkelijke toestemming; - alle beschikbare aanvullende informatie over de beschrijving, de instandhouding en de teelt of het gebruik van het ras volgens de oorspronkelijke toestemming; - gegevens waaruit blijkt dat de beoordeling voor de opname van het ras in de rassenlijst nog loopt.

De toestemming vervalt zodra de aanvraag tot opname in de nationale rassenlijst wordt ingetrokken of geweigerd, of zodra het ras in de rassenlijst wordt opgenomen.

Als de bevoegde entiteit van een andere lidstaat toestemming verleent aan een kweker of zijn mandataris om een ras in procedure van inschrijving voor opname in een rassenlijst te gebruiken in het Vlaamse Gewest, kan de bevoegde entiteit van het Vlaamse Gewest het gebruik van dat ras op het gehele grondgebied van het Vlaamse Gewest of een deel daarvan verbieden of passende voorwaarden bepalen voor de teelt van het ras en voor het gebruik van de producten uit die teelt in een van de volgende gevallen : - als vaststaat dat de teelt van het ras de gezondheid van andere geteelde rassen of soorten kan schaden; - als uit officiële veldproeven in het Vlaamse Gewest blijkt dat het ras nergens op zijn grondgebied de resultaten oplevert die worden verkregen met een vergelijkbaar ras dat op zijn grondgebied is toegelaten (niet voor groentezaad); - als algemeen bekend is dat het ras wegens zijn aard of rijpheidsklasse nergens op zijn grondgebied voor de teelt geschikt is (niet voor groentezaad); - als er goede redenen zijn om aan te nemen dat het ras een gevaar voor de menselijke gezondheid of het milieu inhoudt.

Als de bevoegde entiteit van het Vlaamse Gewest toestemming verleent aan een kweker of zijn mandataris om een ras in procedure van inschrijving voor opname in een rassenlijst te gebruiken in een ander gewest of in een andere lidstaat, kan de bevoegde entiteit van dat gewest of die lidstaat het gebruik van dat ras op zijn gehele grondgebied verbieden of, zoals hierboven wordt vermeld, passende voorwaarden bepalen voor de teelt en het gebruik van de producten uit die teelt.

De kweker of zijn mandataris die toestemming heeft gekregen om een ras in procedure van inschrijving voor opname in de nationale rassenlijst in de handel te brengen, moet jaarlijks een verslag overhandigen aan de bevoegde entiteit over : - de proeven op landbouwbedrijven om gegevens over de teelt of het gebruik van het ras te verzamelen (niet voor groentezaad); - de door de teelt verkregen praktische kennis (alleen voor groentezaad); - de hoeveelheid zaaizaad die in de handel is gebracht in de periode waarvoor de toestemming geldig was en de lidstaat waarvoor het bestemd was. Die gegevens worden vertrouwelijk behandeld. 1.4. Categorieën en klassen 1.4.1. Zaaizaden, geproduceerd in het Vlaamse Gewest De officieel goedgekeurde zaaizaden worden in categorieën en klassen gerangschikt volgens de generatie en/of de bijzondere kwalitatieve vereisten. 1.4.1.1. Prebasiszaad : zaad dat is voortgebracht uit kwekerszaad, onder de verantwoordelijkheid van de kweker, volgens de regels van de stelselmatige instandhouding, en dat bestemd is voor de productie van basiszaad. Met akkoord van de kweker zijn twee vermeerderingscycli van prebasiszaad mogelijk. 1.4.1.2. Basiszaad : zaad dat is voortgebracht uit kwekers- of prebasiszaad, onder de verantwoordelijkheid van de kweker, de instandhouder of zijn mandataris, in een of twee vermeerderingscycli.

In het geval van twee vermeerderingscycli wordt de categorie basiszaad onderverdeeld in de klassen : - basiszaad E2, dat is de eerste generatie die afkomstig is van prebasiszaad; - basiszaad E3, dat is ten hoogste de tweede generatie vanaf prebasiszaad. 1.4.1.3. Gecertificeerd zaad : zaad dat is voortgebracht, hetzij vanaf basiszaad, hetzij op verzoek van de kweker, de instandhouder of zijn mandataris, vanaf prebasiszaad, in een of meer vermeerderingscycli.

Als er verschillende vermeerderingscycli zijn, wordt de categorie gecertificeerd zaad onderverdeeld in de klassen : - gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering (R1); - gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering (R2); - gecertificeerd zaad van de derde vermeerdering (R3). 1.4.1.4. Standaardzaad : zaad van groentegewassen dat voldoende rasecht en raszuiver is en onderworpen wordt aan een steekproefsgewijze officiële controle achteraf op de rasechtheid en raszuiverheid. Dit zaaizaad wordt niet onderverdeeld in categorieën. 1.4.1.5. Handelszaad : zaad van daarvoor in aanmerking komende soorten waarvoor de rasechtheid niet gewaarborgd kan worden. Dat zaaizaad wordt niet onderverdeeld in categorieën. 1.4.1.6. Zaaizaad van instandhoudingsrassen : zaad van landrassen en rassen in de landbouw dat zich op een natuurlijke wijze heeft aangepast aan de lokale en regionale omstandigheden en dat door genetische erosie wordt bedreigd. Dat zaaizaad wordt niet onderverdeeld in categorieën. 1.4.1.7. Zaaizaad van mengrassen : zaden van een aan een certificeringsautoriteit gemeld mengsel van gecertificeerd zaad van een bepaalde bestuiverafhankelijke hybride die officieel is toegelaten overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2008 betreffende de toelating van de rassen van landbouwgewassen en groentegewassen tot en het behoud ervan op de rassenlijsten van landbouwgewassen en groentegewassen, met gecertificeerd zaad van een of meer bepaalde, eveneens toegelaten bestuivers, dat mechanisch is samengesteld in een door de personen die voor de instandhouding van de componenten verantwoordelijk zijn, gezamenlijk bepaalde verhouding. 1.4.2. Zaaizaden van buiten de EU Met het oog op de keuring worden de categorieën of klassen van zaaizaden die van buiten de EU ingevoerd worden gelijkgesteld met Vlaamse categorieën en klassen in overeenstemming met de beschikkingen van de EU inzake gelijkstelling van zaden uit derde landen. HOOFDSTUK 2. - Activiteiten onder officieel toezicht. - Voorwaarden en regels Naast de officiële procedures voor de controle op zaaizaden, uitgevoerd door de bevoegde entiteit, biedt de Europese regelgeving ook de mogelijkheid aan het bedrijfsleven om bepaalde controles en onderzoeken zelf, weliswaar onder officieel toezicht, te verrichten als een aantal voorwaarden vervuld zijn. 2.1. Veldkeuringen onder officieel toezicht 2.1.1. Toepassingsgebied Veldkeuringen onder officieel toezicht kunnen uitgevoerd worden voor de productie van basiszaad, gecertificeerd zaaizaad, gecertificeerd zaaizaad van de eerste vermeerdering en gecertificeerd zaaizaad van de tweede vermeerdering van de hierna volgende soorten zodra voldaan is aan al de volgende voorwaarden : - de aanbiedingen ter keuring van de partijen zijn ontvankelijk verklaard en - geregistreerd door de bevoegde entiteit; - de moederpartijen van de ter keuring aangeboden partijen zijn aanwezig op een controleveld.

Het gaat om de soorten, vermeld in bijlage 2, punt 1, bijlage 3, punt 1, en bijlage 5, punt 1 bij dit besluit.

De veldkeuringen onder officieel toezicht voor de granen, de groenvoedergewassen en de oliehoudende planten en vezelgewassen, met uitzondering van vezelvlas, moeten uitgevoerd worden zoals bepaald in hoofdstuk 6, bijlage 2 punt 6, bijlage 3, punt 5, en bijlage 5, punt 5 bij dit besluit. 2.1.2. Officieel erkende keurmeester Een officieel erkende keurmeester mag veldkeuringen onder officieel toezicht uitvoeren. Daarvoor moet hij aan welbepaalde voorwaarden voldoen. 2.1.2.1. Onafhankelijkheid De officieel erkende keurmeester is een onafhankelijke persoon of een persoon in dienst van een onafhankelijke organisatie of van een zaadbedrijf. In datt laatste geval mag hij alleen veldkeuringen uitvoeren voor partijen zaad die voor dat zaadbedrijf worden geproduceerd, tenzij tussen dat zaadbedrijf, de bevoegde entiteit en degene die de keuring heeft aangevraagd, andere voorwaarden zijn overeengekomen.

De verantwoordelijke van de onafhankelijke organisatie of het zaadbedrijf dat veldkeuringen onder officieel toezicht wil laten uitvoeren, moet jaarlijks een verbintenis ondertekenen waarin hij zich ertoe verbindt de veldkeuringen te laten uitvoeren door keurmeesters die officieel erkend zijn door de bevoegde entiteit, en die in dienst zijnvan zijn organisatie of bedrijf. 2.1.2.2. Vakbekwaamheid De officieel erkende keurmeester moet beschikken over de nodige technische vakbekwaamheid, wat uit officiële examens is gebleken, en moet regelmatig informatieve studiedagen volgen die georganiseerd worden door de bevoegde entiteit. De officiële examens mogen ook georganiseerd worden door andere officiële keuringsdiensten. a) Opleiding voor een nieuwe officieel erkende keurmeester De persoon die erkend wil worden als officieel erkende keurmeester, moet beschikken over de nodige theoretische achtergrond en moet een officiële opleiding volgen bij de bevoegde entiteit.Die opleiding duurt een volledige veldkeuringsperiode en is gericht op de praktijk.

De opleiding omvat de volgende onderdelen : - de persoon moet voor elke soortgroep (zie punt 2.1.1) zes veldkeuringen, verspreid over het Vlaamse grondgebied, samen met een controleur uitvoeren. De veldkeuringen moeten betrekking hebben op percelen die ter keuring aangeboden zijn door het zaadbedrijf waarvoor de persoon werkt, of, als er een onderling akkoord is tussen het zaadbedrijf, de bevoegde entiteit en degene die de keuring heeft aangevraagd, op de percelen van die laatste.

Voor de praktische regeling daarrvan moet de persoon contact opnemen met de dossierverantwoordelijken; - de persoon moet voor elke soortgroep drie examenkeuringen, verspreid over het Vlaamse grondgebied, uitvoeren onder toezicht van de dossierverantwoordelijken; - de persoon moet de jaarlijks georganiseerde informatieve studiedag bijwonen; - de persoon moet deelnemen aan de door de bevoegde entiteit georganiseerde bezoeken aan de controlevelden; - de keurmeester die in opleiding is, stelt een overzichtslijst van de percelen die door hem gekeurd zullen worden, ter beschikking van de dossierverantwoordelijken. De bevoegde entiteit voert altijd controlekeuringen uit op de veldkeuringen die uitgevoerd worden door de officieel erkende keurmeester in opleiding; - op het einde van de veldkeuringsperiode wordt de keurmeester in opleiding beoordeeld op zijn actieve deelname aan de opleiding en op zijn resultaten bij de uitgevoerde veldkeuringen. b) Bijscholing voor de officieel erkende keurmeester De officieel erkende keurmeester moet zich jaarlijks bijscholen door een jaarlijkse informatieve studiedag te volgen.Hij moet ook deelnemen aan andere, door de bevoegde entiteit georganiseerde studiedagen en aan de bezoeken aan de controlevelden. 2.1.2.3. Geen persoonlijk voordeel De officieel erkende keurmeester mag geen persoonlijk voordeel halen uit de door hem uitgevoerde veldkeuringen.

Het is niet toegelaten dat hij zijn veldkeuringen uitvoert bij : - personen die aan hem verwant zijn tot in de derde graad; - personen die in hetzelfde bedrijf werken.

In die gevallen moeten de veldkeuringen uitgevoerd worden door de controleurs. 2.1.2.4. Officiële erkenning De officieel erkende keurmeester wordt officieel erkend door de bevoegde entiteit, waarbij hij zich in een ondertekende verklaring ertoe verbindt de regels van de officiële veldkeuringen na te leven.

De erkenning wordt jaarlijks toegekend per soortgroep waarvoor de vakbekwaamheid bewezen is, en geldt voor de duur van een kalenderjaar.

Zodra er niet meer aan de opgelegde voorwaarden wordt voldaan, wordt de erkenning ingetrokken. Tevens wordt bij vaststelling van een overtreding van de regels voor officiële veldkeuring de certificering van het onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad in kwestie nog altijd aan alle eisen voldoet. 2.1.3. Meedelen van de waarnemingen De officieel erkende keurmeester voert alleen waarnemingen uit van de teelten. De vaststellingen op het veld worden zo snel mogelijk (uiterlijk binnen vijf werkdagen na de dag van vaststelling) aan de betrokken dossierverantwoordelijke meegedeeld door middel van veldkeuringsverslagen die ter beschikking gesteld zijn door de bevoegde entiteit.

De officieel erkende keurmeester van wie vastgesteld wordt dat hij systematisch zijn resultaten te laat doorstuurt, kan zijn erkenning verliezen.

De dossierverantwoordelijke is verantwoordelijk voor de toekenning van de voorlopige rangschikking op basis van de door de officieel erkende keurmeester vastgestelde waarnemingen, en voor de bekendmaking ervan aan de inschrijvingsnemer. 2.2. Automatische zaadbemonstering onder officieel toezicht 2.2.1. Toepassingsgebied 2.2.1.1. Bemonsteringssysteem In een bedrijf dat beschikt over een automatisch bemonsteringsapparaat dat voldoet aan de voorschriften van I.S.T.A., kan een officiële certificeringsmonster met die apparatuur genomen worden.

Het aantal deelmonsters, genomen met het automatische bemonsteringsapparaat, moet in overeenstemming zijn met de laatste versie van de I.S.T.A.-regels. De primaire monsters vormen het verzamelmonster waaruit het monster voor certificeringsanalyse wordt bereid. 2.2.1.2. Toelatingsprocedure Een bedrijf dat een automatisch bemonsteringsapparaat voor de certificering wil gebruiken, dient een aanvraag in bij de bevoegde entiteit.

Die aanvraag bevat minstens : - de naam van de firma; - de exacte locatie waar het automatische bemonsteringssysteem zich bevindt; - het type van automatische bemonstering, de beschrijving van het apparaat en de procedures die de firma zal gebruiken; - een beschrijving van de wijze waarop het apparaat verzegeld kan worden bij officiële I.S.T.A.-bemonstering; - de naam van de persoon die verantwoordelijk is voor de correcte toepassing van de voorwaarden en zijn vervanger; - de namen van de personen die de installatie zullen bedienen (de officieel erkende monsternemers, zie punt 2.2.2.).

Nadat de bevoegde entiteit de aanvraag ontvangen heeft, zal ze de installatie technisch evalueren.

Daarbij wordt nagegaan of de volgende voorwaarden vervuld zijn : - het automatische bemonsteringsapparaat heeft een ononderbroken verbinding met de verzamelrecipiënt (zak, bak, ...). De connectie tussen het apparaat en de verzamelrecipiënt is zo gebouwd dat het zaad niet achterblijft in de afvoerbuis en dat er geen zaad toegevoegd of verwijderd kan worden; - alle secties en delen van het apparaat zijn zogebouwd dat ze eenvoudig en grondig gereinigd kunnen worden; - de processnelheid van het apparaat wordt afgesteld door de officieel erkende monsternemer; - de aanduiding van de afstelling van het apparaat is beschikbaar voor de controleur; - de verzamelrecipiënt (zak, bak, ...) wordt vooraf en eenduidig geïdentificeerd (geëtiketteerd) zodater een directe link gelegd kan worden met de zaadpartij; - tijdens de bemonstering van de zaadpartij wordt de afstelling van het apparaat niet gewijzigd.

Bij vijf zaadpartijen worden de resultaten van manuele en automatische bemonstering vergeleken. Als de resultaten van 70 % of meer van de partijen binnen de tolerantie zijn, wordt het toestel goedgekeurd. Zo niet moeten bijkomende bemonsteringen uitgevoerd worden tot 70 % voldoet.

Het bedrijf moet gegevens bijhouden over het gebruik en onderhoud per bemonsteringseenheid. Die gegevens moeten toegankelijk zijn voor de controleur. De gegevens omvatten : - de beschrijving van het toestel en de instellingen van de automatische monstername (processnelheid, frequentie). Die instellingen moeten garanderen dat het minimum aantal te nemen primaire monsters, vermeld in de I.S.T.A.-regels, gehaald wordt. Die instellingen mogen niet gewijzigd worden tijdens het proces; - duidelijke instructies over de werking van het systeem; - de onderhoudsactiviteiten en de data waarop ze plaatsvinden.

Als alle voorwaarden vervuld zijn, wordt het bedrijf schriftelijk op de hoogte gebracht en krijgt het een erkenning voor zaadbemonstering onder officieel toezicht.

De erkenning wordt jaarlijks toegekend en geldt voor de duur van een kalenderjaar.

De verantwoordelijke van het zaadbedrijf dat automatische zaadbemonsteringen onder officieel toezicht wil laten uitvoeren, moet jaarlijks een verbintenis ondertekenen waarin hij zich ertoe verbindt de bovenvermelde procedures nauwgezet te volgen en de bemonsteringen te laten uitvoeren door monsternemers die officieel erkend zijn door de bevoegde entiteit, en die in dienst zijn van zijn bedrijf.

Zodra de opgelegde voorwaarden niet meer vervuld zijn, wordt de erkenning ingetrokken. Bij vaststelling van een overtreding van de regels wordt de certificering van het onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad in kwestie nog aan alle eisen voldoet. 2.2.2. Officieel erkende monsternemer De officieel erkende monsternemer moet aan welbepaalde voorwaarden voldoen. 2.2.2.1. Onafhankelijkheid Hij is een persoon in dienst van een zaadbedrijf. Hij mag alleen zaadbemonsteringen uitvoeren voor partijen zaad die voor dat zaadbedrijf worden behandeld. 2.2.2.2. Vakbekwaamheid De officieel erkende monsternemer moet beschikken over de nodige technische vakbekwaamheid en moet zich regelmatig bijscholen door informatieve studiedagen te volgen die de bevoegde entiteit organiseert. In een ondertekende verklaring verbindt hij zich ertoe de procedure na te leven. 2.2.2.3. Geen persoonlijk voordeel De officieel erkende monsternemer mag geen persoonlijk voordeel halen uit de door hem uitgevoerde bemonsteringen.

Daardoor is het niet toegelaten dat hij bemonsteringen uitvoert op partijen die afkomstig zijn van : - personen die aan hem verwant zijn tot in de derde graad; - personen die in hetzelfde bedrijf werken. 2.2.2.4. Officiële erkenning De bevoegde entiteit erkent de door het zaadbedrijf aangewezen werknemers - onder wie een leidinggevende - die verantwoordelijk zijn voor de correcte toepassing van de procedure van monstername. De officieel erkende monsternemer die als leidinggevende optreedt, is de tussenpersoon voor het laboratorium en de controleur.

De officieel erkende monsternemers moeten een verbintenis ondertekenen waarin zij zich ertoe verbinden de procedures nauwgezet uit te voeren.

De erkenning wordt jaarlijks toegekend en geldt voor de duur van een kalenderjaar. Zodra niet meer aan de opgelegde voorwaarden wordt voldaan, wordt de erkenning ingetrokken. 2.2.3. Rapportering van de bemonstering door het zaadbedrijf Iedere bemonstering voor certificeringsdoeleinden wordt geregistreerd.

De registratie bevat ten minste de volgende gegevens : - de datum van monstername; - het volgnummer van de monstername; - de afstellingen van de automatische monstername (processnelheid of frequentie).

Die afstellingen mogen niet gewijzigd worden tijdens het proces; - de zaadpartijgegevens (soort, partijnummer, partijgewicht...); - het gewicht van het verzamelmonster; - de paraaf van de officieel erkende monsternemer die optreedt als leidinggevende.

De bemonsteringslijst kan een elektronisch bestand zijn dat gedurende ten minste drie jaar ter beschikking gehouden wordt van de bevoegde entiteit.

Het verzamelmonster wordt door de officieel erkende monsternemer, die optreedt als leidinggevende, al met een zaadverdeler gereduceerd tot een of twee (in geval van zaadcontrole onder toezicht) verzendmonsters. Die monsters worden gesloten met specifiek genummerde identificatievignetten die de volgende gegevens bevatten : - soort, ras, categorie; - partijnummer; - volgnummer van de monstername; - aangevraagde analyses. 2.2.4. Controle Jaarlijks zullen medewerkers van de bevoegde entiteit een audit ter plaatse uitvoeren. Er moet minstens één controlestaal genomen worden van de installatie (controle handmatige en automatische bemonstering). 2.3. Zaadontleding 2.3.1. Zaadontleding onder officieel toezicht 2.3.1.1. Toepassingsgebied Een bedrijfslaboratorium of een onafhankelijk laboratorium kan erkend worden per soortgroep (granen, bieten, grassen, klavers, zaailijnzaad, kruisbloemigen) om alle ontledingen waarin voorzien is in deze regelgeving, uit te voeren om na te gaan of het definitief te certificeren materiaal of het te hercertificeren materiaal aan de normen beantwoordt.

Van alle partijen worden officieel twee monsters genomen : - één bestemd voor ontleding in het erkende laboratorium; - één bestemd voor eventuele controle in het officiële laboratorium. 2.3.1.2. Toelatingsprocedure Een bedrijf dat een erkenning voor zijn laboratorium wil verkrijgen, dient een aanvraag in bij de bevoegde entiteit.

Die aanvraag bevat minstens : - de naam van het bedrijf; - de exacte locatie waar het laboratorium zich bevindt; - de soortgroepen waarvoor de erkenning gevraagd wordt; - een beschrijving van de lokalen en de installaties waarmee het zaad wordt ontleed.

Die moeten voldoen aan de I.S.T.A.-regels; - de naam van de leidinggevende zaadcontroleur die rechtstreeks verantwoordelijk is voor de technische werkzaamheden van het laboratorium (zie punt 2.3.3); - de namen van de officieel erkende zaadanalisten (zie punt 2.3.3).

Nadat de bevoegde entiteit de aanvraag ontvangen heeft, zal ze het laboratorium technisch evalueren.

Een onafhankelijk laboratorium met een I.S.T.A.-accreditatie is vrijgesteld van die evaluatie.

De volgende punten worden daarbij nagegaan : - de geschiktheid van de lokalen om proeven uit te voeren, kiemproeven te organiseren, en monsters te bewaren; - de beschikbare apparatuur; - de beschikbare documentatie en referentiecollecties van zaden.

Van dertig monsters van een bepaalde soortgroep worden de ontledingsresultaten vergeleken met de resultaten die verkregen zijn in het officiële laboratorium. Als de resultaten van 90 % of meer van de monsters binnen de tolerantie zijn, wordt het laboratorium goedgekeurd. Zo niet moeten bijkomende bemonsteringen uitgevoerd worden tot 90 % voldoet. Als het bedrijf voor verschillende soortgroepen een aanvraag indient, moeten slechts tien extra monsters onderzocht worden voor elke bijkomende soortgroep.

Het bedrijf moet gegevens bijhouden over het gebruik en onderhoud van de noodzakelijke apparatuur. Die gegevens moeten toegankelijk zijn voor de bevoegde entiteit. Die gegevens bevatten : - de beschrijving van de toestellen en de instellingen van de apparatuur; - duidelijke instructies over de werking van de toestellen; - de onderhoudsactiviteiten en de data waarop ze plaatsvinden.

Als alle voorwaarden vervuld zijn, wordt het bedrijf schriftelijk op de hoogte gebracht en krijgt het een erkenning voor zaadcontrole onder officieel toezicht.

De erkenning wordt jaarlijks toegekend en geldt voor de duur van een kalenderjaar.

De verantwoordelijke van het bedrijf moet jaarlijks een verbintenis ondertekenen waarin hij zich ertoe verbindt de bovenvermelde procedures nauwgezet te volgen en de zaadcontroles onder officieel toezicht te laten uitvoeren door een verantwoordelijke zaadcontroleur en door zaadanalisten die officieel erkend zijn door de bevoegde entiteit, en die in dienst zijn van zijn bedrijf.

Zodra niet meer aan de opgelegde voorwaarden wordt voldaan, wordt de erkenning ingetrokken. Bij vaststelling van een overtreding van de regels wordt de certificering van het onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad in kwestie nog aan alle eisen voldoet. 2.3.1.3. Rapportering over de ontledingen door het laboratorium Iedere ontleding voor certificeringsdoeleinden wordt geregistreerd in een registerboek met voor elk monster de vermelding van : - het laboratoriumnummer (= registernummer); - de datum van ontvangst van het monster; - het monsternummer (= nummer van het sluitzegel); - de soort, het ras en het identificatienummer (= partij- of referentienummer); - per ontledingsproef de gevolgde methode; - per ontledingsproef de uitslag; - de datum waarop het onderzoek afgesloten wordt (= de ontleding); - de datum van de validering van de voormelde gegevens door de leidinggevende zaadcontroleur.

Dat registerboek kan een elektronisch bestand zijn.

Het registerboek wordt gedurende ten minste drie jaar ter beschikking gehouden van de bevoegde entiteit, en de monsters worden gedurende ten minste één jaar ter beschikking gehouden van de bevoegde entiteit.

De uitslagen worden ondertekend door de leidinggevende zaadcontroleur en schriftelijk bezorgd aan de met certificering belaste controleur.

Die laatste zal bepalen of de partij beantwoordt aan de certificeringsnormen. 2.3.1.4. Controle Jaarlijks zullen medewerkers van het officiële laboratorium een audit ter plaatse uitvoeren. Op 20 % van de monsters voert dat offciële laboratorium een controleontleding uit, waarvan de resultaten statistisch verwerkt worden. 2.3.2. Zaadontleding van granen om twijfels over de kiemkracht weg te nemen 2.3.2.1. Toepassingsgebied De kiemkracht en de mechanische zuiverheid hoeven allen onderzocht te worden als de bevoegde entiteit oordeelt dat er twijfel over bestaat bij een partij.

Om te bewijzen dat een partij niet twijfelachtig is op het gebied van de kiemkracht en de mechanische zuiverheid, kan de handelaar-bereider gunstige ontledingen, uitgevoerd in een erkend bedrijfslaboratorium, van eigen monsters voorleggen. De ontledingsuitslagen kunnen ook voorgelegd worden aan derden. Op aanvraag kan door de bevoegde entiteit een verklaring toegevoegd worden dat het laboratorium erkend is.

De monsters moeten door de handelaar-bereider genomen worden op het moment van de samenstelling van de partij uit elk van de samenstellende delen (brutopartijen), of tijdens of na de bereiding van de partij.

Er is geen twijfel over de kiemkracht en er mag dus gecertificeerd worden zonder dat een officieel zaadonderzoek vereist is, als : 1) de kiemkracht minimum de reglementaire norm bedraagt bij monsters die genomen zijn uit elk van de samenstellende delen (brutopartijen);2) de kiemkracht minimum de reglementaire norm bedraagt bij monsters die genomen zijn na de bereiding, maar voor de eventuele chemische behandeling;3) de kiemkracht minimum 5 % meer dan de reglementaire norm bedraagt bij monsters die in laboratoriumomstandigheden ontsmet werden.De te certificeren partij moet in dat geval ontsmet worden met een product dat gelijkwaardig is aan het product dat gebruikt werd voor de analyse in het laboratorium; 4) de kiemkracht minimum de reglementaire norm bedraagt bij monsters die genomen zijn uit partijen die al gecertificeerd zijn. De ontleding mag niet meer dan twee maanden geleden uitgevoerd zijn. 2.3.2.2. Toelatingsprocedure Een bedrijf dat een erkenning voor zaadcontrole van granen wil verkrijgen om twijfel over de kiemkracht weg te nemen, dient een aanvraag in bij de bevoegde entiteit.

Die aanvraag bevat minstens : - de naam van de firma; - de exacte locatie waar het bedrijfslaboratorium zich bevindt; - de beschrijving van de lokalen en de installaties waarmee het zaad wordt ontleed; - de naam van de leidinggevende zaadcontroleur die rechtstreeks verantwoordelijk is voor de technische werkzaamheden van het laboratorium (zie punt 2.3.3.); - de namen van de officieel erkende zaadanalisten (zie punt 2.3.3.).

Nadat de bevoegde entiteit de aanvraag heeft ontvangen, zal ze het laboratorium technisch evalueren.

De volgende punten worden daarrbij nagegaan : - de geschiktheid van de lokalen om proeven uit te voeren, kiemproeven te organiseren, en monsters te bewaren; - de beschikbare apparatuur; - de beschikbare documentatie en referentiecollecties van zaden.

Van dertig monsters worden de ontledingsresultaten vergeleken met de resultaten die verkregen zijn in het officiële laboratorium. Als de resultaten van 90 % of meer van de monsters binnen de tolerantie zijn, wordt het laboratorium goedgekeurd. Zo niet moeten bijkomende bemonsteringen uitgevoerd worden tot 90 % voldoet.

Het bedrijf moet gegevens bijhouden van het gebruik en onderhoud van de noodzakelijke apparatuur. Die gegevens moeten toegankelijk zijn voor de bevoegde entiteit. De gegevens bevatten : - de beschrijving van de toestellen en de instellingen van de apparatuur; - duidelijke instructies over de werking van de toestellen; - de onderhoudsactiviteiten en de data waarop ze plaatsvinden.

Als alle voorwaarden vervuld zijn, wordt het bedrijf schriftelijk op de hoogte gebracht en krijgt het een erkenning voor zaadcontrole van granen om twijfel over de kiemkracht weg te nemen.

De erkenning wordt jaarlijks toegekend en geldt voor de duur van een campagnejaar.

De verantwoordelijke van het zaadbedrijf moet jaarlijks een verbintenis ondertekenen waarin hij zich ertoe verbindt de bovenvermelde procedures nauwgezet na te leven en de zaadcontroles van granen om twijfel over de kiemkracht weg te nemen, te laten uitvoeren door een verantwoordelijke zaadcontroleur en door zaadanalisten die officieel erkend zijn door de bevoegde entiteit, en die in dienst zijn van zijn bedrijf.

Zodra de opgelegde voorwaarden niet meer vervuld zijn, wordt de erkenning ingetrokken. Bij vaststelling van een overtreding van de regels, wordt de certificering van het onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad in kwestie nog aan alle eisen voldoet. 2.3.2.3. Controle Bij definitieve certificering wordt van alle partijen een officieel monster genomen. Minstens 20 % van die monsters wordt officieel onderzocht. Als een monster niet voldoet aan de certificeringsnormen, wordt niet alleen de partij waarvan het monster afkomstig is, uit de certificering onttrokken, maar worden ook alle andere partijen uit de certificering onttrokken die op basis van hetzelfde monster als niet-twijfelachtig beschouwd werden. Een herbemonstering door de controleur en een ontleding van die partijen door het officiële laboratorium zijn echter mogelijk.

Van bedrijfslaboratoria waarvan vastgesteld wordt dat de uitslagen die verkregen zijn op de eigen monsters, sterk afwijken van de uitslagen van de officiële monsters die genomen zijn bij het in de handel brengen, kan de erkenning ingetrokken worden. 2.3.3. Officieel erkende zaadanalisten en de officieel erkende leidinggevende zaadcontroleur De officieel erkende zaadanalisten en de officieel erkende leidinggevende zaadcontroleur moeten aan welbepaalde voorwaarden voldoen. 2.3.3.1. Onafhankelijkheid Hij is een persoon in dienst van een zaadbedrijf. Hij mag alleen zaadanalyses uitvoeren voor partijen zaad die voor dat zaadbedrijf worden behandeld. 2.3.3.2. Vakbekwaamheid De officieel erkende zaadanalisten en de officieel erkende leidinggevende zaadcontroleur moeten beschikken over de nodige technische vakbekwaamheid. Die wordt nagegaan door analyse op vergelijkende monsters. Zij moeten zich regelmatig bijscholen door informatieve studiedagen te volgen die de bevoegde entiteit organiseert. 2.3.3.3. Geen persoonlijk voordeel De officieel erkende zaadanalisten en de officieel erkende leidinggevende zaadcontroleur mogen geen persoonlijk voordeel halen uit de door hen uitgevoerde zaadanalyses.

Het is niet toegestaan dat ze zaadanalyses uitvoeren op partijen die afkomstig zijn van : - personen die aan hem verwant zijn tot in de derde graad; - personen die in hetzelfde bedrijf werken. 2.3.3.4. Officiële erkenning De bevoegde entiteit erkent de door het zaadbedrijf aangewezen leidinggevende zaadcontroleur en de zaadanalisten die verantwoordelijk zijn voor de correcte toepassing van de procedures van zaadanalyse. De officieel erkende leidinggevende zaadcontroleur treedt op als tussenpersoon voor het laboratorium en de controleur.

De officieel erkende leidinggevende zaadcontroleur en de zaadanalisten moeten daarbij een verbintenis ondertekenen waarin zij zich ertoe verbinden de procedures nauwgezet uit te voeren.

De erkenning wordt jaarlijks toegekend en geldt voor de duur van een kalenderjaar. Zodra niet meer aan de opgelegde voorwaarden wordt voldaan, wordt de erkenning ingetrokken. HOOFDSTUK 3. - Instandhouding van een ras Elk jaar moeten de personen die verantwoordelijk zijn voor de instandhouding van een ras in Vlaanderen, aan de bevoegde entiteit, voor elk betrokken ras, het instandhoudingsprogramma schriftelijk meedelen, met opgave van de toegepaste methode en het aangewende materiaal (ligging van het perceel, oppervlakte, geproduceerde hoeveelheden,...). Zij staan de bevoegde entiteit toe om ter plaatse toezicht uit te oefenen. Monsters kunnen officieel genomen worden. Een instandhoudingsras mag alleen in zijn gebied van oorsprong systematisch in stand worden gehouden.

De controle op de instandhouding geldt ook voor de rassen die voldoen aan de voorwaarden van punt 1.3.2.b.

Om zaaizaad, vanuit de instandhouding, in de handel te kunnen brengen, moet de kweker, de instandhouder of zijn mandataris de teelt ervan ter keuring aanbieden.

Als de instandhouding in het buitenland plaatsvindt, moet hij het materiaal dat behoort tot een generatie die voorafgaat aan het prebasiszaad, en dat voor vermeerdering in het Vlaamse Gewest wordt aangeboden, een verklaring gevoegd zijn van de instandhouder die volgende elementen bevat : - de geleverde hoeveelheden zaaizaad; - het referentienummer van de partij; - de beschrijving van het etiket op de verpakkingen (of een specimen van dat etiket); - de categorie en de klasse van het zaaizaad dat met het materiaal mag worden geproduceerd.

Al die gegevens moeten ingediend zijn bij de bevoegde entiteit voor de inschrijving van de teelt. HOOFDSTUK 4. - Controlevelden Controlevelden worden gebruikt om de rasidentiteit en de raszuiverheid te evalueren tijdens de volledige groeicyclus. Voor die evaluatie worden gelijktijdig en op hetzelfde veld een officieel referentiemonster van het ras en officiële monsters uit partijen die bestemd zijn voor vermeerdering (precontrole), of monsters van gecertificeerde partijen (postcontrole) uitgezaaid. De monsters moeten genomen worden van homogene partijen.

De inschrijvingsnemer is ervoor verantwoordelijk dat van ten minste elke partij waarvoor een keuring onder officieel toezicht uitgevoerd wordt, of van vezelvlas een representatief monster wordt uitgezaaid als precontrole.

Een officieel referentiemonster van een ras is het monster dat gebruikt wordt bij de aanmelding voor het officiële rassenonderzoek, of een monster dat genomen is uit een partij van een hogere klasse waarvan op een officieel controleveld vastgesteld is dat het identiek is aan het oorspronkelijke monster dat gebruikt wordt bij de aanmelding voor het officiële rassenonderzoek, of aan een officieel referentiemonster dat gebruikt is tijdens de voorgaande jaren.

De monsters worden uitgezaaid op een controleveld dat aangelegd is in opdracht van de bevoegde entiteit, op een controleveld dat aangelegd is door de inschrijvingsnemer onder toezicht van de bevoegde entiteit, of op een controleveld dat aangelegd is in een ander land door de daartoe bevoegde instantie. 4.1. Controleveld, aangelegd in opdracht van de bevoegde entiteit De monsters moeten bij de bevoegde entiteit berusten op de normale zaaidata voor de betrokken soorten, zoals bepaald in punt 4 van de bijlage 2 voor de zaaigranen, 'punt 3 van de bijlage 3 voor het zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, met uitzondering van vezelvlas', punt 3 van bijlage 4 voor het bietenzaad, punt 3 van bijlage 4 voor het zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, met uitzondering van het vezelvlas, punt 3 van de bijlage 2 bij het Ministerieel Besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement van zaaizaden van groenten en van cichorei voor de industrie en punt 3 van bijlage 3 bij het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement van zaaizaden van oliehoudende planten en vezelgewassen.

Elk monster moet duidelijk geïdentificeerd zijn door : - soort- en rasnaam; - referentienummer van de partij waarvan het komt; - categorie en klasse; - inschrijvingsnemer (erkenningsnummer); - gewicht; - bestemming : 'controle van het uitgangsmateriaal'. 4.2. Controleveld, aangelegd door de inschrijvingsnemer onder toezicht van de bevoegde entiteit Onder de volgende voorwaarden kan de inschrijvingsnemer een controleveld onder officieel toezicht aanleggen : - Van ieder ras wordt een officieel referentiemonster uitgezaaid dat ook uitgezaaid is op het controleveld dat aangelegd is in opdracht van de bevoegde entiteit. - Samen met het aanbieden van de teeltinschrijvingen wordt de lijst van de uitgezaaide partijen ter beschikking gesteld, met vermelding van : - soort- en rasnaam; - referentienummer van de partij; - categorie en klasse. - De waarnemingen die verricht zijn op het controleveld, worden onmiddellijk ter beschikking gesteld van de bevoegde entiteit. - Het controleveld moet altijd toegankelijk zijn voor de bevoegde entiteit. 4.3. Controleveld, aangelegd in een ander land van de Europese Unie door de daartoe bevoegde entiteit Voor buitenlandse partijen die in Vlaanderen voor de keuring ingeschreven worden en waarvan een monster is uitgezaaid op een controleveld in een ander land, dat aangelegd is door de daartoe bevoegde instantie, moet bij de inschrijving een bewijs daarvan voorgelegd worden. De op het controleveld vastgestelde waarnemingen moeten aan de bevoegde entiteit bezorgd worden. De uitslagen van die controlevelden worden door de bevoegde entiteit als officieel aanvaard. HOOFDSTUK 5. - Inschrijving voor de keuring Teelten die bestemd zijn voor de productie van prebasiszaad (alleen als ze bestemd zijn voor de handel), basiszaad en gecertificeerd zaad moeten bij de bevoegde entiteit worden ingeschreven vóór een door de bevoegde entiteit vastgestelde datum. De bevoegde entiteit mag nog inschrijvingen aanvaarden na de limietdatum als de vertraging verantwoord is en op voorwaarde dat de veldkeuringen in goede omstandigheden kunnen worden uitgevoerd. 5.1. Inschrijvingsvoorwaarden 5.1.1. Bevoegde personen (inschrijvingsnemers) De inschrijving van teelten voor de productie van prebasiszaad, alsook die van rassen in procedure van inschrijving op een rassenlijst, moet uitgevoerd worden door de kweker, de instandhouder of zijn mandataris in Vlaanderen.

De inschrijving van teelten voor de productie van basiszaad moet uitgevoerd worden door de kweker, de instandhouder of zijn mandataris in Vlaanderen, of door een handelaar-bereider die daartoe gemachtigd is.

De inschrijving van teelten voor de productie van gecertificeerd zaad moet uitgevoerd worden door de kweker, de instandhouder of zijn mandataris in Vlaanderen, door een handelaar-bereider of, voor vlas, door een repelaar-stockeerder.

Door de inschrijving machtigt de inschrijvingsnemer de bevoegde entiteit om aan de kwekers, de instandhouders of hun mandatarissen, op hun verzoek, en over hun rassen, de volgende gegevens te melden : - de identiteit van de inschrijvingsnemer; - de ter keuring aangeboden en bij de veldkeuring aanvaarde oppervlakten; - de hoeveelheden officieel goedgekeurde zaaizaden in elke categorie en klasse.

Als de kweker voor zijn rassen te kennen geeft dat hij niet akkoord gaat met de productie van R2-zaaizaad, kan hij de bevoegde entiteit vragen de activiteiten te stoppen.

De overdracht van teelten of van de opbrengsten ervan die niet aan de keuring zijn onttrokken, brengt ook de overdracht van die toelating mee. 5.1.2. Oorsprong van het gebruikte zaaizaad (uitgangsmateriaal) De landbouwer die de teelt heeft aangelegd, moet de identiteit van het gebruikte zaaizaad (uitgangsmateriaal) kunnen bewijzen door documenten voor te leggen van de kweker, de instandhouder of zijn mandataris, of van de officiële certificaten die aan de zakken van het uitgangsmateriaal waren gehecht. Als die documenten of certificaten ontbreken, wordt de teelt geweigerd.

De inschrijvingsnemer bezorgt ter gelegenheid van de inschrijving voor de keuring voor elke gebruikte moederpartij de volgende identificatiedocumenten aan de bevoegde entiteit : - voor kwekerszaad : het identificatiedocument van de kweker, de instandhouder of zijn mandataris; - voor prebasiszaad en zaad van rassen in procedure van inschrijving voor opname in een nationale rassenlijst : één origineel certificaat; - voor alle andere categorieën : een kopie van de verzendnota, afgeleverd door de kweker; - de factuur of leveringsbon met daarop de nummers van alle certificaten die de gebruikte moederpartij dekken.

Bij een ras dat in procedure van inschrijving is voor opname in een nationale rassenlijst, moet het afleverende certificeringsorgaan op het certificaat duidelijk de vermelding 'bestemd voor vermeerdering' opnemen. 5.1.3. Rasbeschrijving Om de controle uit te voeren, moet de bevoegde entiteit beschikken over een officiële rasbeschrijving.

Als een ras dat niet opgenomen is in de nationale rassenlijst, voor het eerst in Vlaanderen vermeerderd wordt, moet de inschrijvingsnemer ter gelegenheid van de inschrijving ter keuring voor de keuring de officiële rasbeschrijving van dat ras, opgemaakt door de UPOV (International Union for the Protection of New Varieties of Plants), aan de bevoegde entiteit bezorgen. Elke wijziging van die beschrijving moet ook worden meegedeeld.

Voor een ras dat in procedure van inschrijving is op de nationale rassenlijst of op een rassenlijst van een ander land, moet een voorlopige rasbeschrijving aan de bevoegde entiteit bezorgd worden door de betrokken instantie van het land waaride proef wordt uitgevoerd. 5.1.4. Ligging van de teelt De teelt moet uitgevoerd worden in het Vlaamse Gewest.

Als het perceel een gewest- of landsgrens overschrijdt, zal het zal het perceel gekeurd worden door de entiteit die bevoegd is voor de keuring in het gewest of het land waar het perceel door de inschrijvingsnemer is ingeschreven voor de keuring. 5.2. Inschrijvingsprocedure De inschrijvingsnemers moeten de bevoegde entiteit vóór de vastgestelde data een inventaris bezorgen van alle ter keuring aangeboden teelten op het grondgebied van het Vlaamse Gewest.

De inventaris bevat alle noodzakelijke gegevens om de bevoegde entiteit toe te laten de keuring van de teelten te organiseren en uit te voeren : - de identificatie van de kweker of zijn gemachtigde en de aard van de machtiging; - de identificatie van de inschrijvingsnemer : - naam; - erkenningsnummer; - adres; - telefoonnummer en e-mailadres; - de identificatie van de landbouwer : - naam; - operatornummer : uniek nummer, toegekend door de bevoegde entiteit; - landbouwernummer : uniek nummer, toegekend in het kader van de verzamelaanvraag door de afdeling Markt- en Inkomensbeheer van het Agentschap voor Landbouw en Visserij; - adres; - telefoon- of gsm-nummer; - de identificatie van het vermeerderingsperceel : - perceelsidentificatienummer : uniek nummer, toegekend in het kader van de verzamelaanvraag door de afdeling Markt- en Inkomensbeheer van het Agentschap voor Landbouw en Visserij, bestaande uit campagnejaar, landbouwernummer en volgnummer van het perceel; - ligging : gemeente op het grondgebied van het Vlaamse Gewest en de precieze aanwijzing van de ligging; - oppervlakte in overeenstemming met de oppervlakte die zal worden aangegeven in de verzamelaanvraag; - de partijgegevens : - soort; - ras; - volgnummer van het teeltjaar voor meerjarige soorten; - vermeerderingsperceelnummer van het vorige teeltjaar voor meerjarige soorten : uniek nummer, toegekend door de bevoegde entiteit in het voorgaande teeltjaar; - volgnummer oogst voor voedergewassen : nummer dat aangeeft om welke oogst het gaat in een bepaald jaar. Elke oogst tijdens hetzelfde jaar moet ingeschreven worden; - bestemming oogst; - type keuring : officieel of onder officieel toezicht; - teeltklasse moederpartij : als ingevoerd zaaizaad wordt gebruikt, moet de buitenlandse klasse vermeld worden onder haar originele benaming. - partijnummer moederpartij : het nummer van de partij dat vermeld wordt op officiële documenten; - gewicht moederpartij (in kg); - certificaatnummers van de moederpartij; - beoogde teeltklasse : die is ten minste één categorie of klasse lager dan de teeltklasse van de gebruikte moederpartij; - de identiteit van de ouderlijnen als het de productie van hybriden betreft.

Bij de inventaris moeten de volgende documenten gevoegd zijn : - de nodige toelatingen voor vermeerdering van het ras, afgeleverd door de buitenlandse kweker of de mandataris van een buitenlandse kweker voor de productie van prebasiszaad en basiszaad E2 en E3; - de gegevens van de rassenproeven voor rassen als vermeld in punt 1.3.2.a; - een kopie van de toestemming tot in de handel brengen voor rassen als vermeld in punt 1.3.2.b.

Op basis van de inventaris maakt de bevoegde entiteit per perceel een voorstel van inschrijvingsbulletin op dat ter ondertekening aan de inschrijvingsnemer wordt voorgelegd.

Als perceel wordt een niet-onderverdeeld stuk land beschouwd dat bezaaid is met een gewas dat bestemd is om zaaizaad te produceren van een welbepaald ras, een welbepaalde categorie en een welbepaalde klasse, dat gescheiden is van elk buurgewas overeenkomstig de beschikkingen van dit reglement.

Als tijdens de veldkeuring vastgesteld wordt dat de inschrijving betrekking heeft op meer dan een perceel, zullen alle betrokken percelen uit de keuring worden verwijderd. De initiële teeltinschrijving zal vervangen worden door een aantal nieuwe laattijdige teeltinschrijvingen a rato van het aantal percelen waarop de oorspronkelijke teeltinschrijving betrekking had. 5.3. Opwaardering van een partij Als de voorziening met zaaizaad van een ras dat vereist, en met akkoord van de kweker en eventueel de buitenlandse certificeringsdienst kan de productie van een perceel dat aangelegd is met basiszaad, opnieuw gecertificeerd worden als de categorie basiszaad. De vraag tot opwaardering moet officieel aan de bevoegde entiteit gesteld worden. Een nieuwe inschrijving en het bovenvermelde akkoord moeten bij de aanvraag gevoegd worden.

Dat geldt alleen voor de soorten waarbij voor basiszaad maar in één vermeerderingscyclus voorzien is.

De vraag tot opwaardering kan alleen aanvaard worden als de veldkeuringen in normale omstandigheden uitgevoerd kunnen worden. 5.4. Terugtrekking van een perceel Ingeschreven percelen die niet meer voor veldkeuring in aanmerking kunnen komen of waarvoor de veldkeuring niet meer wordt gewenst, moeten door de inschrijvingsnemer bij de bevoegde entiteit schriftelijk worden gemeld, met opgave van de bestemming van het zaad dat er mogelijk van kan voortkomen. 5.5. Bijzonderheden voor de inschrijving van de instandhoudingsrassen, vermeld in de rassenlijst voor landbouwgewassen Bij de aanvaarding van de teeltinschrijving wordt rekening gehouden met de kwantitatieve beperkingen die vastgelegd zijn in artikel 15 van het ministerieel besluit van 2 juni 2009 tot vaststelling van bepaalde afwijkingen voor de toelating van landrassen en rassen in de landbouw die zich op natuurlijke wijze hebben aangepast aan de lokale en regionale omstandigheden en die door genetische erosie worden bedreigd, en voor het in de handel brengen van zaaizaad en pootaardappelen van die landrassen en rassen. HOOFDSTUK 6. - Veldkeuring Veldkeuringen worden uitgevoerd door controleurs of officieel erkende keurmeesters.

De officieel erkende keurmeesters mogen waarnemingen vaststellen bij teelten van soorten die door de bevoegde entiteit zijn aangeduid : - voor de productie van prebasiszaad en basiszaad : als er minstens twee uit te voeren veldkeuringen zijn, kan één veldkeuring plaatsvinden onder officieel toezicht, de andere veldkeuring wordt uitgevoerd door een controleur; - voor de productie van gecertificeerd zaad.

Een gedeelte van de onder officieel toezicht uitgevoerde veldkeuringen wordt bovendien door controleurs uitgevoerd (controlekeuringen). Dat gedeelte wordt door de bevoegde entiteit vastgesteld en bedraagt minimum 5 % voor zelfbestuivende gewassen en minimum 10 % voor kruisbestuivende gewassen. 6.1. Identificatie van de percelen Een perceel waarvan de inschrijving ontvankelijk verklaard werd, kan gekeurd worden op voorwaarde dat het door de inschrijvingsnemer duidelijk zichtbaar is aangeduid met een identificatiebordje waarop, in codevorm, de volgende gegevens zijn vermeld : - het vermeerderingsperceelnummer, toegekend door de bevoegde entiteit; - de soortcode; - de rasbenaming; - het erkenningsnummer van de inschrijvingsnemer.

De bevoegde entiteit kan weerbestendige kleefstroken met die gegevens ter beschikking stellen van de inschrijvingsnemers. Die moeten ervoor zorgen dat ze worden aangebracht bij de ingang van het perceel waar ze blijven hangen tot aan de oogst.

Op verzoek van de inschrijvingsnemer kan de bevoegde entiteit hem vrijstellen van die verplichting als hij een alternatief aanbiedt waardoor de ligging van het perceel in kwestie ondubbelzinnig wordt aangeduid. Die vrijstelling wordt niet verleend voor percelen met soorten waarvoor krachtens het communautaire kwekersrecht de afwijking ten gunste van de landbouwers niet van toepassing is. 6.2. Verwittiging van de landbouwer De controleur of officieel erkende keurmeester die belast is met de keuring, zal de landbouwer ten minste 48 uur voor zijn bezoek verwittigen. De controleur of officieel erkende keurmeester zal de aandacht van de landbouwer vestigen op de volgende belangrijke punten : - het vermeerderingsperceel moet geïdentificeerd zijn als vermeld in 6.1; - het moet duidelijk afgescheiden zijn van andere teelten. Een uitzondering daarrop vormen aaneengesloten percelen die, voor rekening van dezelfde inschrijvingsnemer, als afzonderlijke percelen werden ingeschreven en bestemd zijn voor de productie van zaaizaad van hetzelfde ras en dezelfde klasse; - de nodige opzuivering moet vóór het veldkeuringsbezoek zijn uitgevoerd; - als maar één bezoek gepland is, wordt geen tweede bezoek uitgevoerd.

Als verschillende bezoeken gepland zijn, moeten de instructies, gegeven door de controleur of door de officieel erkende keurmeester tijdens een vorig bezoek, uitgevoerd zijn vóór het volgende bezoek; - als de bovenvermelde punten niet in orde zijn, kan de landbouwer uitstel vragen voor hoogstens één week; - de landbouwer moet voor elk perceel de nodige identificatiedocumenten van de gebruikte moederpartijen, alsook de facturen of leveringsbonnen die de verpakkingen van het gebruikte zaaizaad dekken, ter beschikking houden van de controleur of de officieel erkende keurmeester.

De landbouwer zal de controleur of officieel erkende keurmeester inlichten over de pesticiden die gebruikt worden bij de te keuren teelten.

Als de keuring niet moet worden uitgevoerd wegens terugtrekking van het perceel, of als de keuring op een later tijdstip uitgevoerd moet worden (bijvoorbeeld als de zaadvermeerdering bij graszaadteelten uitgevoerd wordt op de tweede snede), moet de landbouwer dat melden aan de controleur of aan de officieel erkende keurmeester. De eventuele terugtrekking moet door de inschrijvingsnemer onmiddellijk bevestigd worden. 6.3. Veldkeuringen De veldkeuring bestaat uit een of meer bezoeken van de zaadteelt, door de controleur of officieel erkende keurmeester, om waarnemingen vast te stellen over : - de scheiding van andere teelten; - de stand van de teelt; - de soort- en rasechtheid; - de soort- en raszuiverheid; - de gezondheidstoestand van de teelt; - de maatregelen die getroffen zijn om ongewenste bestuiving te vermijden; - de juiste behandeling van het perceel voor de productie van zaaizaden van de beoogde categorie of klasse.

Een teelt wordt aangenomen als ze beantwoordt aan de bijzondere normen, vastgesteld per soort.

Bij de veldkeuring moet het perceel in een zodanige toestand verkeren dat de waarnemingen juist kunnen worden uitgevoerd.

Een wijziging van het uitzicht van het ras die te wijten is aan een chemische behandeling of een andere oorzaak, zodat het ras niet meer geïdentificeerd kan worden, brengt de weigering met zich mee.

Een slechte stand van de teelt, en in het bijzonder de aanwezigheid van onkruiden waarvan de zaden moeilijk te verwijderen zijn tijdens de triage, kan aanleiding geven tot weigering. Onkruiden die op het moment van de oogst geen kiemkrachtige zaden hebben, vallen daar niet onder.

Als de inschrijvingsnemer stelt dat hij tijdens de triage in staat is om de ongewenste zaden uit de partij te verwijderen, wordt het perceel onder specifieke voorwaarden gerangschikt. De partij moet bij de inschrijvingsnemer afzonderlijk opgeslagen worden.

De mogelijke opzuiveringen moeten gedaan zijn vóór de veldkeuring. Als verschillende bezoeken gepland zijn, kan een (bijkomende) opzuivering uitgevoerd worden tussen de bezoeken door.

Op aanvraag van de inschrijvingsnemer kan een perceel om technische redenen onderverdeeld worden in twee of meer percelen. In dat geval wordt de oorspronkelijke inschrijving geschrapt en vervangen door twee of meer laattijdige inschrijvingen. 6.4. Identificatie van het gebruikte uitgangsmateriaal Bij het eerste veldkeuringsbezoek kunnen door de controleur of de officieel erkende keurmeester voor elk ingeschreven perceel de identificatiedocumenten, alsook de factuur of leveringsbon waarop de nummers van de certificaten die de uitgezaaide partij dekken, vermeld worden, opgevraagd worden ter identificatie van de gebruikte moederpartijen.

Als er geen documenten ter identificatie kunnen worden voorgelegd, wordt het perceel onder voorbehoud gekeurd. Het perceel zal pas gerangschikt worden als bij een bijkomend onderzoek de identiteit van het gebruikte zaaizaad bewezen kan worden op basis van andere documenten van de inschrijvingsnemer, waarop het partijnummer van het gebruikte uitgangsmateriaal is vermeld. 6.5. Teeltrangschikking Na de veldkeuring wordt de teelt gerangschikt door de bevoegde entiteit op basis van de vaststellingen die gedaan zijn op het vermeerderingsveld. In geval van veldkeuringen die onder officieel toezicht uitgevoerd worden, moeten de officieel erkende keurmeesters de vaststellingen zonder uitstel aan de bevoegde entiteit bezorgen.

De bevoegde entiteit moet de veldkeuringsverslagen uiterlijk op de hiernavolgende data ontvangen hebben :

Soort

Uiterste ontvangstdatum

Triticum aestivum L.

21 juli

Triticum spelta L.

21 juli

Hordeum vulgaris L.

10 juli

Avena sativa L.

21 juli

X Triticosecale Wittm.

21 juli

Linum usitatissimum L.

21 juli

Lolium spp.

21 juli

Festuca spp.

15 juli

Phleum spp.

15 augustus

Poa spp

15 juli

Trifolium spp.

15 augustus

Andere soorten

15 augustus


Afhankelijk van de weersomstandigheden kunnen die data aangepast worden door de bevoegde entiteit.

Als de uiterste data niet gerespecteerd worden, worden de percelen waarvan nog geen veldkeuringsresultaten bekend zijn, beschouwd als ongeschikt voor zaadproductie, tenzij de inschrijvingsnemer schriftelijk een gerechtvaardigde afwijking bij de bevoegde entiteit gevraagd heeft.

De ongunstige resultaten op het gebied van kenmerken waarvan de mogelijkheid tot waarneming zeer vlug kan evolueren, worden per fax, per mail of telefonisch gemeld aan de inschrijvingsnemer uiterlijk binnen twee werkdagen na de veldkeuring.

Als de rangschikking niet overeenkomt met de door de inschrijvingsnemer vooropgestelde klasse of als de teelt geweigerd wordt, worden de inschrijvingsnemer en de landbouwer met een kopie van het veldkeuringsverslag door de bevoegde entiteit op de hoogte gebracht. De reden van deklassering of weigering wordt op het veldkeuringsverslag genoteerd.

De rangschikking van de teelt na de veldkeuring kan herzien worden op basis van de vaststellingen op het controleveld, maar kan nooit gunstiger worden.

In het uitzonderlijke geval dat de inschrijvingsnemer over voldoende technische redenen beschikt om een bijkomend onderzoek aan te vragen, kan een nieuwe veldkeuring worden aangevraagd. Een met redenen omklede aanvraag moet schriftelijk bij de bevoegde entiteit ingediend worden binnen drie werkdagen die volgen op de mededeling van het resultaat.

De bijkomende veldkeuring moet in normale omstandigheden mogelijk zijn. Een bijkomend onderzoek wordt altijd uitgevoerd door een controleur nadat de nodige aanpassingen zijn doorgevoerd.

Als de inschrijvingsnemer of de landbouwer de vaststellingen van de veldkeuring of de bijkomende veldkeuring betwist, kan hij een tegenkeuring aanvragen. De schriftelijke aanvraag daartoe moet gericht worden aan de bevoegde entiteit binnen drie werkdagen die volgen op de mededeling van het resultaat, met de vermelding van de betwiste vaststellingen. In voorkomend geval is het verboden wijzigingen aan het perceel of aan het gewas aan te brengen (opzuivering, een of andere fysische wijziging,...). De tegenkeuring zal uitgevoerd worden door een controleur die aangewezen is door de bevoegde entiteit, vergezeld van de controleur of de officieel erkende keurmeester die de vorige vaststellingen heeft gedaan, en bij voorkeur in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de inschrijvingsnemer.

Als wordt vastgesteld dat een opzuivering of een andere fysische handeling heeft plaatsgevonden, gelden de vaststellingen van het vorige bezoek, en zijn ze onherroepelijk.

Bij weigering moet de bestemming van de zaadopbrengst van de percelen door de inschrijvingsnemer worden opgegeven.

De rangschikking van een partij na de veldkeuring is voorlopig. HOOFDSTUK 7. - Toezicht op het brutozaaizaad 7.1. Algemeenheden Alle nodige maatregelen moeten getroffen worden opdat op elk moment : - de rechten van de kweker, de instandhouder of zijn mandataris gewaarborgd blijven; - de zaadpartij duidelijk geïdentificeerd is; - geen enkele mogelijkheid tot besmetting of niet-geoorloofde vermenging bestaat; - de verwisseling van partijen onmogelijk is.

De inontvangstneming en de stockering vallen altijd onder de verantwoordelijkheid van de inschrijvingsnemer.

De inschrijvingsnemer die brutozaaizaden afstaat aan een andere bevoegde persoon, bevestigt dat in een geschreven verklaring die in het bezit van de bevoegde entiteit wordt gesteld bij de inontvangstneming van het brutozaaizaad.

Als zaaizaad rechtstreeks van het veld naar een ander land getransporteerd wordt, brengt de landbouwer de dossierverantwoordelijke, die actief is in de streek waar het zaad vertrekt, op de hoogte van het vertrek. Bij transport van zaaizaad van het veld naar een Vlaamse inschrijvingsnemer of stockeerder brengt die laatste de dossierverantwoordelijke van de streek waar de zaden in ontvangst worden genomen, op de hoogte van het begin van de werkzaamheden.

Bij het transport van het brutozaaizaad naar een tijdelijke opslagplaats moet de inschrijvingsnemer vóór de oogst aan de bevoegde entiteit het adres opgeven van de plaats waar een voorlopige stockage zal plaatsvinden, de naam van de persoon die er verantwoordelijk is en een lijst van de percelen waarvan de opbrengst naar die stockageplaats wordt gebracht.

De handelaar-bereider kan, na schriftelijk akkoord van de kweker, de instandhouder of zijn mandataris, zaaizaden afstaan van generaties die voorafgaan aan gecertificeerd zaad en van zaden van rassen in procedure van inschrijving voor opname in een nationale rassenlijst.

De kweker, de instandhouder of zijn mandataris bepaalt de hoogste categorie en klasse die toegekend kan worden. Die kan echter niet hoger zijn dan basiszaad. Bij gebrek aan dat akkoord kunnen de zaaizaden ten hoogste in de klasse gecertificeerd zaaizaad gerangschikt worden. 7.2. Oogst, inontvangstneming, stockage en transport van brutozaadpartijen De oogst, het vervoer, de inontvangstneming, het drogen en het voorreinigen van brutozaaizaden vindt plaats onder de verantwoordelijkheid van de inschrijvingsnemer. Elke aanvoer of afvoer van brutozaaizaden in of uit de stockage of de installaties van de handelaar-bereider of stockeerder, die handelt voor rekening van de inschrijvingsnemer, moet genoteerd worden op een oogstverslag waarvan het model door de bevoegde entiteit wordt vastgelegd.

Het oogstverslag wordt ingevuld op het bedrijf dat de inschrijvingsnemer aanwijst. Het verslag moet bewaard worden op dezelfde locatie als de zaden en moet ter beschikking gehouden worden van de bevoegde entiteit.

Zodra de oogst van het perceel beëindigd is, wordt één exemplaar van het oogstverslag dat ondertekend is door de inschrijvingsnemer en de controleur, bezorgd aan de bevoegde entiteit. Een ander exemplaar wordt bewaard in de opslagplaats van het brutozaaizaad.

Bij iedere transfer van brutozaaizaad van een tijdelijke stockageplaats naar een trieerinrichting wordt een ondertekend afschrift van het oogstverslag, zoals dat op dat moment is ingevuld, meegegeven met het zaaizaad.

In principe wordt één oogstverslag per perceel opgemaakt. Het is echter toegelaten de opbrengst van verschillende percelen op één oogstverslag te registreren als voldaan is aan de voorwaarden van menging van brutozaadpartijen, vermeld in punt 7.4., en als het gaat om teelten : - bij dezelfde landbouwer; - van hetzelfde ras; - van dezelfde klasse.

Bij de brutozaaizaden die afkomstig zijn van teelten gelegen in een ander gewest, een ander EG-land of een land met een gelijkstellingssysteem, waarvan de veldkeuring door de gewestelijke of buitenlandse keuringsdienst is verricht, moeten officiële documenten (veldkeuringsverslagen, transportdocumenten...) gevoegd zijn die afgeleverd zijn door de instantie, bevoegd voor zaadcertificering van het betrokken gewest of land in kwestie, waaruit blijkt dat het zaaizaad gekeurd is volgens de gangbare gemeenschappelijke regelgeving. Na inontvangstneming wordt een oogstverslag opgesteld op het bedrijf dat aangewezen is door de inschrijvingsnemer.

Als brutozaaizaden vervoerd worden naar een ander gewest, moeten de door de bevoegde entiteit afgeleverde officiële documenten (veldkeuringsverslagen), waaruit blijkt dat het zaaizaad gekeurd is volgens deze regelgeving, meegestuurd worden met het zaaizaad.

Als brutozaaizaden vervoerd worden naar een andere EG-lidstaat, moet door de landbouwer, de inschrijvingsnemer of de verantwoordelijke, aangewezen door de inschrijvingsnemer, de interventie van de bevoegde entiteit gevraagd worden. Na voorlegging van de officiële documenten aan de controleur zal die een 'toelating voor nationaal en internationaal vervoer zaaizaad' afleveren, een monster nemen, het grijze etiket voor niet definitief goedgekeurd zaad aanbrengen en de waren loden.

De inschrijvingsnemers zorgen ervoor dat kopieën van de veldkeuringsverslagen en de eventuele aanvullende brieven ter beschikking worden gehouden op de plaatsen van inontvangstneming en stockage. Hetzelfde geldt voor de officiële transportdocumenten en de officiële grijze EG- of OESO-etiketten waardoor het binnengebrachte en ingevoerde brutozaaizaad is gedekt. 7.3. Monsters Bij de inontvangstneming kunnen door de bevoegde entiteit monsters voor controlevelden of laboratoriumonderzoek worden genomen, hetzij steekproefsgewijs, hetzij op uitdrukkelijk verzoek van de landbouwer of de inschrijvingsnemer. 7.4. Menging van brutozaaizaadpartijen De menging van brutozaaizaden van prebasiszaad en basiszaad, behalve basiszaad E3, is niet toegelaten.

Brutozaaizaden van andere categorieën en klassen mogen gemengd worden als : - het zaden zijn van hetzelfde ras; - het zaden zijn van dezelfde klasse, hetzij basiszaad E3, hetzij gecertificeerd zaad.

In andere gevallen wordt de laagste klasse van de gemengde componenten toegekend aan de mengpartij; - er geen beperkende maatregelen werden genomen tijdens de veldkeuring.

De intentie tot menging moet aan de bevoegde entiteit bekendgemaakt worden voor gestart wordt met het bereiden van de mengpartij. Zodra gestart is met het bereiden, mag geen zaad meer worden toegevoegd.

De mengpartijen moeten homogeen gemaakt worden.

Voor iedere mengpartij wordt door de handelaar-bereider of door de stockeerder die optreedt voor rekening van de handelaar-bereider, een verslag van samenstelling opgemaakt, overeenkomstig de instructies van de bevoegde entiteit. 7.5. Bereiding Alleen brutozaden die in ontvangst genomen zijn overeenkomstig de hierboven vermelde voorwaarden, komen in aanmerking voor officiële goedkeuring.

Ze worden bereid onder een partijnummer, hetzij het productienummer voor de niet-gemengde partijen, hetzij een referentienummer voor de mengpartijen.

In geval van scheikundige behandeling moeten alle zaden duidelijk zichtbaar gekleurd zijn.

Het is verboden zaden ter goedkeuring aan te bieden die scheikundig behandeld zijn met een product dat daarvoor niet werd erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 13 april 2008 tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik. 7.6. Terugtrekking van een partij uit de keuring De inschrijvingsnemer meldt de terugtrekking uit de keuring van zowel brutozaaizaden als getrieerde zaaizaden voorafgaandelijk en schriftelijk aan de bevoegde entiteit, met opgave van de bestemming van de teruggetrokken partij. HOOFDSTUK 8. - Officiële goedkeuring (certificering) 8.1. Bemonstering, ontleding en rangschikking De handelaar-bereider mag alleen zaaizaden ter goedkeuring aanbieden die afkomstig zijn van teelten die met succes de voorgeschreven controles hebben ondergaan en die beantwoorden aan de vastgestelde normen voor de soort, het ras, de categorie en klasse waarin de zaaizaden moeten worden goedgekeurd.

Een partij zaaizaad wordt voorlopig gerangschikt op basis van de genealogische afstamming, de rangschikking van de teelt waarvan de partij afkomstig is, en eventueel de wens van de kweker, de instandhouder of zijn mandataris. Voor andere categorieën dan kwekerszaad kan de inschrijvingsnemer met het schriftelijke akkoord van de kweker, de instandhouder of zijn mandataris vragen een zaadpartij die aan de normen van een hogere categorie beantwoordt, te laten deklasseren.

Van de partijen zaaizaden die aangeboden zijn ter goedkeuring, worden monsters genomen om door ontleding na te gaan of ze aan de normen beantwoorden.

De monsters worden genomen op officiële wijze door controleurs, of onder officieel toezicht door officieel erkende monsternemers (zie punt 2.2).

Het maximumgewicht van een partij en het minimumgewicht van de monsters die bestemd zijn voor ontleding, worden per soort bepaald.

De monsters worden op officiële wijze ontleed door het officiële laboratorium of onder officieel toezicht door een officieel erkend laboratorium (zie punt 2.3).

Een partij wordt officieel goedgekeurd en defintief gerangschikt op basis van de laboratoriumuitslagen. 8.2. Officieel goedgekeurde partijen 8.2.1. Officiële certificaten Elke verpakking die officieel goedgekeurd zaaizaad bevat (met uitzondering van standaardzaad en zaden van rassen van instandhoudingsrassen), moet uitwendig voorzien zijn van een officieel certificaat dat goedgekeurd is door de bevoegde entiteit. Dat certificaat moet zo vastgehecht zijn dat het onmogelijk door een ander kan worden vervangen, en dat het onmogelijk opnieuw kan worden gebruikt. Certificaten bestaan uit onscheurbaar materiaal (bestemd om in te naaien) of zijn zelfklevend.

In principe worden de certificaten pas aan de verpakkingen gehecht nadat er vastgesteld is dat het materiaal voldoet aan de certificeringsnormen (op basis van een gunstige ontledingsuitslag).

Het officiële certificaat moet voorzien zijn van een uniek nummer, en van het logo van de bevoegde entiteit, en het bevat minstens de volgende vermeldingen : - naam van de bevoegde entiteit - België; - 'EG-systeem'; - land van oorsprong (producerend land); als zaad van verschillende landen afkomstig is, wordt EG vermeld; - soort (minstens de botanische benaming); - ras; - categorie en klasse; - gewicht; - al dan niet ontsmet; het chemische product mag vermeld worden als het voorafgegaan wordt door de formule 'volgens verklaring'; - identificatie van de partij; - erkenningsnummer van de leverancier; - datum van de officiële bemonstering of officiële sluiting (maand - jaar).

Bij rassen die in procedure van inschrijving zijn op de nationale rassenlijst en waarvoor toestemming werd gegeven om partijen ervan in de handel te brengen (zie punt 1.3.2), moeten de volgende gegevens ook op het etiket vermeld worden : - bij de rasbenaming : de referentie van de kweker, de voorgestelde benaming of de goedgekeurde benaming, en, in voorkomend geval, het officiële nummer van de aanvraag tot opname van het ras in de nationale rassenlijst; - 'nog niet in de officiële lijst opgenomen ras'; - 'alleen voor proeven'.

Daarenboven moet in geval van chemische behandeling de naam van elke actieve stof van een of meer gebruikte middelen vermeld worden op het etiket van de leverancier of op de verpakking.

Voor zaaizaad van een ras dat genetisch gemodificeerd is, wordt op het etiket duidelijk vermeld dat het ras genetisch is gemodificeerd door 'genetisch gemodificeerd ras' aan de rasnaam toe te voegen.

In afwijking van het principe dat certificaten pas aan de verpakkingen gehecht mogen worden nadat vastgesteld is dat het materiaal voldoet aan de certificeringsnormen, kunnen de certificaten voorlopig afgeleverd worden en aan de verpakking gehecht worden tijdens de bemonstering, op voorwaarde dat de handelaar-bereider zich jaarlijks ertoe verbindt de partij niet te laten vertrekken voor hij een gunstige ontledingsuitslag heeft ontvangen. De partijen moeten goed herkenbaar opgeslagen worden tot aan de definitieve aanvaarding.

In geval van een herhaalde overtreding kan de bevoegde entiteit een einde maken aan de verbintenis.

In dringende gevallen mag, na melding bij de bevoegde entiteit, de aflevering aan de eerste commerciële afnemer (als hij niet de eindgebruiker is) al plaatsvinden met de voorlopig afgeleverde certificaten voor de officiële uitslag van de reglementaire kiemkracht bekend is, op voorwaarde dat de handelaar-bereider zich ertoe verbindt op een speciaal etiket (etiket van de leverancier) de vereiste kiemkracht te waarborgen en de partij terug te nemen als de officiële uitslag ongunstig is. 8.2.2. Aflevering van certificaten In principe worden officiële certificaten ingevuld door de bevoegde entiteit. 8.2.2.1. Invullen van officiële certificaten die ter beschikking gesteld zijn door de bevoegde entiteit De handelaar-bereider mag echter de door de bevoegde entiteit ter beschikking gestelde certificaten met de eigen apparatuur invullen op voorwaarde dat hij zich jaarlijks ertoe verbindt de onderstaande voorwaarden correct na te leven. De verbintenis eindigt bij teruglevering van de certificaten of bij de vaststelling van zware tekortkomingen.

De volgende voorwaarden gelden : - de ter beschikking gestelde certificaten worden uitsluitend gebruikt voor producten die op het eigen bedrijf verpakt worden. In geen geval mogen die certificaten aan derden doorgegeven of ter beschikking gesteld worden; - de handelaar-bereider is verplicht dagelijks een register bij te houden waarin de nummers van de binnenkomende en uitgaande certificaten worden geregistreerd, samen met de partijen die ze identificeren en de overeenkomende hoeveelheden. Dat register moet op elk moment ter beschikking gehouden worden van de dossiersbehandelaars; - de partijen die voorzien zijn van certificaten, maar nog niet definitief aanvaard zijn door de bevoegde entiteit omdat er geen gunstige ontledingsuitslag is, moeten in het eigen magazijn goed herkenbaar opgeslagen blijven tot ze definitief aanvaard zijn.

Elke zware tekortkoming aan de hiervoor vermelde verplichtingen kan de onmiddellijke intrekking van de toelating tot gevolg hebben en eventueel elke andere sanctie waarin de regelgeving voorziet ten opzichte van de wettelijke verantwoordelijke van het bedrijf. De voorraad van de nog niet gebruikte documenten zal onmiddellijk teruggevorderd worden. 8.2.2.2. Aanmaken en invullen van eigen certificaten De handelaar-bereider mag zelf het materiaal voor de certificaten aanschaffen en ze volledig zelf aanvullen met een door de bevoegde entiteit ter beschikking gesteld logo en alle reglementaire rubrieken, vermeld in punt 8.2.1, op voorwaarde dat hij zich jaarlijks ertoe verbindt de onderstaande voorwaarden correct na te leven.

De volgende voorwaarden gelden : - de afmetingen van het te drukken certificaat zijn minimaal 110 mm x 67 mm; - een model van het te drukken certificaat wordt ter goedkeuring aan de bevoegde entiteit voorgelegd; - certificaten mogen alleen gedrukt worden voor producten die op het eigen bedrijf verpakt worden; - alle certificaten worden bij het drukken individueel genummerd volgens een door de bevoegde entiteit vastgelegd formaat : - lettercode voor het bedrijf (wordt toegekend door de bevoegde entiteit); - lettercode voor het seizoen (wordt toegekend door de bevoegde entiteit); - volgnummer van zes cijfers; - aparte nummering voor elk type certificaat; - de handelaar-bereider is verplicht dagelijks een register bij te houden waarin de nummers van de aangemaakte certificaten worden geregistreerd, samen met de partijen die ze identificeren en de overeenkomende hoeveelheden. Dat register moet op elk moment ter beschikking gehouden worden van de controleurs; - de partijen, voorzien van de certificaten die nog niet definitief aanvaard zijn door de bevoegde entiteit (nog geen gunstige ontledingsuitslag), moeten in het eigen magazijn goed herkenbaar opgeslagen blijven tot ze definitief aanvaard zijn.

Als de handelaar-bereider op het officiële certificaat bijkomende informatie wil aanbrengen waarin deze regelgeving niet voorziet, en die niet geverifieerd is door de bevoegde entiteit (bijvoorbeeld barcode, duizendkorrelgewicht, chemische behandeling...), moet hij dat doen in een ruimte die duidelijk van de officiële vermeldingen is afgescheiden door bijvoorbeeld een neutrale kleur te gebruiken of de vermeldingen te laten voorafgaan door de formule 'volgens verklaring'.

Uiteraard is geen enkele vorm van publiciteit toegelaten op de officiële certificaten.

Elke zware tekortkoming aan de hiervoor vermelde verplichtingen kan de onmiddellijke intrekking van de toelating tot gevolg hebben en eventueel elke andere sanctie waarin de regelgeving voorziet ten opzichte van de wettelijke verantwoordelijke van het bedrijf. 8.2.3. Leveranciersetiketten 8.2.3.1. Standaardzaad Bij standaardzaad moet de verantwoordelijke de verpakkingen voorzien van een eigen donkergeel etiket of van een gedrukte of gestempelde tekst met dezelfde vermeldingen. 8.2.3.2. Labels voor kleine verpakkingen Een vereenvoudigd etiket van de leverancier waarop relevante gegevens zijn aangebracht, wordt gebruikt voor kleine verpakkingen basiszaad, gecertificeerd zaad, handelszaad en mengsels (die niet bestemd zijn voor voederdoeleinden), officieel gecertificeerd in bulk of opgeborgen in verpakkingen, voorzien van officiële certificaten.

Dat etiket is niet nodig als de gegevens onuitwisbaar op de verpakking zijn aangebracht. 8.2.3.3. Zaaizaad van instandhoudingsrassen Bij zaaizaad van instandhoudingsrassen moet de verantwoordelijke de verpakkingen voorzien van een eigen etiket of van een gedrukte of gestempelde tekst met de volgende gegevens : - 'EG-voorschriften en -normen'; - de naam en het adres of het identificatiemerk van de persoon die verantwoordelijk is voor het aanbrengen van de etiketten; - het jaar van sluiting, aangegeven als volgt : gesloten in ...' (jaar) of, het jaar van de laatste monstername voor het testen van de kiemkracht, aangegeven als volgt : monster, genomen in ...' (jaar); - de soort; - de benaming van het instandhoudingsras; - 'Instandhoudingsras'; - het gebied van oorsprong; - als het zaadteeltgebied niet het gebied van oorsprong is, de aanduiding van het zaadteeltgebied; - het referentienummer van de partij, toegekend door de persoon die verantwoordelijk is voor het aanbrengen van de etiketten; - het opgegeven netto- of brutogewicht of het opgegeven aantal zaden; - als het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de aard van de chemische behandeling of het toevoegingsmiddel, alsook de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht van de kluwens zuivere zaden en het totale gewicht. 8.2.4. Kleur van de certificaten De kleur van het certificaat duidt de categorie aan : - wit met paarse diagonale streep : prebasiszaad; - wit : basiszaad (E2 - E3); - blauw : gecertificeerd zaad van eerste vermeerdering (R1) en gecertificeerd zaad; - rood : gecertificeerd zaad van tweede vermeerdering (R2) en gecertificeerd zaad van derde vermeerdering (R3); - bruin : handelszaad; - groen : mengsels van zaden van verschillende soorten; - blauw met groene diagonale streep : gecertificeerd zaad van een mengras (Brassica napus).

Bij rassen die in procedure van inschrijving zijn op een nationale rassenlijst en waarvoor toestemming werd gegeven om partijen ervan in de handel te brengen (zie punt 1.3.2), is de kleur van het etiket oranje.

Voor de certificaten, gebruikt bij de OESO-certificering (zie hoofdstuk 11), worden dezelfde kleuren gebruikt, maar zijn de certificaten voorzien van een zwarte verticale band met een minimumbreedte van 3 cm. 8.2.5. Officiële sluiting 8.2.5.1. Algemeenheden De verpakkingen worden officieel gesloten zodat ze niet geopend kunnen worden zonder dat het sluitingssysteem beschadigd wordt of zonder dat de certificaten noch de verpakking sporen van manipulatie vertonen.

Het certificaat of het leveranciersetiket moet in het sluitingssysteem worden verwerkt of de sluiting moet voorzien zijn van een officieel zegel. Die maatregelen zijn evenwel niet noodzakelijk voor een sluitingssysteem dat niet opnieuw kan worden gebruikt, zoals : - de sluiting van papieren of plastic zakken die geen andere opening hebben dan de vulopening, die voorzien is van een zelfklevende of zelflassende sluiting die na het vullen zo wordt gesloten dat ze niet kan worden geopend zonder te worden beschadigd; - de sluitingen van papieren of plastic zakken die geen andere opening dan de vulopening hebben, op voorwaarde dat de zak wordt gesloten door de druk van het gewicht van de inhoud en dat de lengte van de sluiting ten minste 22 % van de breedte van de zak bedraagt; - de sluiting van zakken van een niet-geweven stof die met een naad wordt gesloten, op voorwaarde dat op ten minste één kant van de opening een onuitwisbare opdruk voorkomt met een schaal van nummers, beginnend met het nummer 1 aan de bovenkant, of een soortgelijke opdruk (letters, tekening) die dient om aan te tonen dat de zakken nog hun oorspronkelijke afmetingen hebben; - zakken met genaaide sluiting : als het al dan niet zelfklevende scheurvrije document dat geen enkele voorafgaande perforatie vertoont, wordt vastgehouden in de sluitingsnaad van de verpakking. Elk document dat sporen vertoont van meer dan één sluitingsnaad, beantwoordt niet aan de reglementering.

Na de definitieve goedkeuring en sluiting kan de bevoegde entiteit bijkomende monsters nemen. 8.2.5.2. Stockage van goedgekeurd zaaizaad in niet-definitieve verpakkingen Partijen zaaizaad waarvan een gunstige uitslag bekend is en die niet definitief verpakt zijn, worden als definitief goedgekeurd beschouwd als ze onder toezicht van de bevoegde entiteit opgeslagen worden. De partijen moeten behandeld en officieel gesloten worden onder toezicht van een controleur. 8.2.5.3. Los vervoer van goedgekeurd zaaizaad Het losse vervoer van goedgekeurd zaad van de ene handelaar-bereider naar de andere moet voorafgaandelijk aan de bevoegde entiteit meegedeeld worden. De bevoegde entiteit stelt één certificaat per partij op.

Dat certificaat wordt aangebracht op de vrachtwagen of de bakken, die volledig gesloten en verzegeld worden onder toezicht van de bevoegde entiteit. Er wordt ook een vervoermachtiging opgesteld die bestemd is voor de controleur bij het ontvangende bedrijf. 8.3. Verpakkingen van kleine hoeveelheden voor de eindgebruiker Kleine hoeveelheden gecertificeerd zaad, bestemd voor de niet-professionele eindgebruiker (inzaai van maximaal 100 m2), kunnen in de handel gebracht worden in verpakkingen met een sluitingssysteem dat, nadat het geopend is, niet opnieuw gebruikt kan worden, en met vermelding van soort en ras. De verpakkingen hoeven niet voorzien te zijn van officiële certificaten en labels. 8.4. Geweigerde partijen Voor een partij die vanwege een ongunstige uitslag niet goedgekeurd wordt, moeten de eventueel voorlopig afgeleverde certificaten teruggegeven worden aan de bevoegde entiteit. De handelaar-bereider moet binnen negentig dagen een beslissing nemen over de bestemming van de partij. De bevoegde entiteit kan een afwijking toestaan van de termijn van negentig dagen op gerechtvaardigde aanvraag.

Bij betwisting van de uitslag van het monster kan de handelaar-bereider binnen de vijf werkdagen ofwel een nieuwe officiële ontleding van hetzelfde monster door een officieel laboratorium aanvragen, ofwel een nieuwe officiële bemonstering door een controleur laten uitvoeren en een nieuwe ontleding aanvragen.

Als een nieuwe officiële ontleding van hetzelfde monster aangevraagd wordt, kan het laboratorium een andere analysemethodiek toepassen.

Als een nieuwe officiële bemonstering aangevraagd wordt, wordt het monster op dezelfde wijze ontleed als de eerste keer. In dat laatste geval wordt de uitslag van de tweede ontleding behouden als die binnen de door I.S.T.A. vastgestelde toegelaten statistische speling valt.

Een nieuwe ontleding blijft beperkt tot het kenmerk dat aan de basis lag van de ongunstige uitslag als er geen interactie mogelijk is met de andere kenmerken.

Als de handelaar-bereider, na toelating door de bevoegde entiteit, de partij herbewerkt door hertriage, of door homogene menging met een partij van hetzelfde ras en dezelfde klasse, is goedkeuring pas mogelijk als er geen twijfel bestaat over de gunstige uitslag van de herwerkte partij. Bij homogene menging kan de samenstellende partij verhandeld worden zonder dat de uitslag van de officiële analyse bekend is onder de volgende voorwaarden : - de berekende gemiddelde kiemkracht wordt verminderd met 2 % als de kiemkracht van een of meer van de samenstellende delen 1 % tot maximaal 5 % beneden de gestelde minimumnorm ligt; - de berekende gemiddelde kiemkracht wordt verminderd met 3 % als de kiemkracht van een of meer van de samenstellende delen 6 % tot maximaal 10 % beneden de gestelde minimumnorm ligt; - de kiemkracht van het samenstellende deel met de laagste kiemkracht bedraagt ten minste 75 %.

Als de partij wordt gemengd met een partij van hetzelfde ras maar van een andere klasse, wordt de laagste klasse van de gemengde componenten toegekend.

Als geweigerde partijen niet meer verhandeld worden als zaaizaad, moet de bestemming van het zaaizaad opgegeven worden en moeten de partijen binnen negentig dagen uit de magazijnen van de handelaar-bereider verwijderd worden. HOOFDSTUK 9. - Bewerkingen op officieel goedgekeurd zaaizaad 9.1. Herverpakken Officieel gecertificeerde zaadpartijen worden herverpakt op aanvraag bij een handelaar-bereider onder toezicht van een controleur.

Herverpakte partijen worden van nieuwe certificaten voorzien waarop dezelfde aanduidingen voorkomen als op de oorspronkelijke certificaten, aangevuld met : - de datum van de nieuwe sluiting; - de instantie, bevoegd voor zaadcertificering, die de voorgaande sluiting heeft verricht, en de vorige sluitingsdatum. 9.2. Mengen van partijen Officieel goedgekeurde partijen mogen door de daartoe erkende operatoren (naargelang van het geval, handelaars-bereiders of bereiders van mengsels) gemengd worden onder toezicht van de bevoegde entiteit. Bij de aanvraag moeten de aard en de omvang van de te mengen partijen vermeld worden en moet een samenstellingsverslag opgesteld worden. De gemengde partij moet homogeen zijn.

Partijen van dezelfde soort en hetzelfde ras mogen gemengd worden door handelaars-bereiders. De gemengde partij krijgt de laagste klasse van de ingemengde partijen toegekend.

Als de berekende gemiddelde kiemkracht als de kiemkracht van de samenstellende delen gelijk is aan of hoger is dan de gestelde minimumkiemkrachtnorm, wordt geen nieuwe ontleding uitgevoerd en wordt het certificaat aangevuld met : - de datum van sluiting van de partij die het eerst werd goedgekeurd; - de instantie, bevoegd voor zaadcertificering, die de eerste sluiting heeft verricht.

Partijen van verschillende soorten of rassen mogen gemengd worden door bereiders van mengsels. Alleen partijen die vooraf goedgekeurd zijn en die nog altijd beantwoorden aan de normen van de categorie waartoe ze behoren, mogen in het mengsel opgenomen worden. De partij wordt voorzien van groene certificaten waarop dezelfde aanduidingen voorkomen als op de oorspronkelijke certificaten, aangevuld met de samenstelling van het mengsel, tenzij dat vermeld is op het etiket van de leverancier dat gehecht is aan de verpakking.

Uit elk mengsel wordt een officieel monster genomen dat gedurende twee jaar bewaard wordt. 9.3. Hercertificeren Hercertificering van een zaadpartij is mogelijk als aan de volgende voorwaarden is voldaan : - de kweker of mandataris van het ras of de handelaar-bereider heeft hiervoor zijn toestemming gegeven; - de resultaten van een officieel monster voor de kenmerken die in de tijd evolueren, verkregen door een officiële analyse of door een analyse, uitgevoerd door een erkend laboratorium om de twijfel weg te nemen bij granen, zijn gunstig.

Als de partij niet meer voldoet, kan ze herbewerkt worden zoals bepaald in 8.4. Bij betwisting van de uitslag gelden de bepalingen van punt 8.4. 9.4. Verdelen in kleine verpakkingen Basiszaad, gecertificeerd zaad, handelszaad en mengsels (niet bestemd voor voederdoeleinden), die opgeborgen zijn in verpakkingen, voorzien van officiële certificaten, mogen in kleine verpakkingen ondergebracht worden waarvoor in bepaalde gevallen specifieke etiketteringsvoorschriften gelden.

De kleine verpakkingen moeten gesloten worden zodat ze niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of de aanduiding of de verpakking sporen van manipulatie vertoont. Ze moeten gelabeld worden door een officieel of door een door de bevoegde entiteit goedgekeurd certificaat met een volgnummer of een vereenvoudigd etiket van de leverancier waarop alle relevante gegevens zijn aangebracht. Dat certificaat of etiket is niet nodig als de gegevens onuitwisbaar op de verpakking zijn aangebracht.

De erkende verdelers van zaaizaad in kleine verpakkingen moeten bij de uit te voeren handelingen alle instructies van de bevoegde entiteit volgen, zoals het nemen van monsters en het bijhouden van een boekhouding.

Het onderbrengen in nieuwe kleine verpakkingen van zaden, verpakt in een andere kleine verpakking, al dan niet gedekt door een officieel of door een door de bevoegde entiteit goedgekeurd certificaat met een volgnummer (keuringslabel), is alleen toegelaten met het voorafgaande akkoord van de bevoegde entiteit. De bewerking moet uitgevoerd worden onder het toezicht van de bevoegde entiteit. 9.5. Chemisch behandelen in opdracht van de eindgebruiker Partijen die officieel goedgekeurd en gesloten zijn, mogen na chemische behandeling opnieuw gesloten worden met hetzelfde certificaat op voorwaarde dat : - de in principe laatste afnemer (eindgebruiker) een schriftelijke opdracht tot chemische behandeling heeft gegeven; - een register van de partijen bijgehouden wordt door de handelaar-bereider; - de handelaar-bereider een speciaal etiket van de leverancier toevoegt, met vermelding van de aard van de chemische behandeling.

Partijen die zo behandeld zijn, kunnen niet meer in aanmerking komen voor een nieuwe certificeringsactiviteit, tenzij de chemische behandeling is uitgevoerd onder toezicht van de bevoegde entiteit en een officieel monster werd genomen. 9.6. Ontloden van officieel goedgekeurde partijen Handelaars-bereiders brengen de bevoegde entiteit ervan op de hoogte dat officieel goedgekeurde partijen niet meer verhandeld zullen worden als zaaizaad. De bestemming van de partijen moet opgegeven worden en de gebruikte etiketten moeten ter beschikking gesteld worden van de bevoegde entiteit. HOOFDSTUK 1 0. - Binnenbrengen en invoer 10.1. Zaaizaad binnengebracht vanuit een EU-lidstaat 10.1.1. Brutozaaizaden of vegetatief vermeerderingsmateriaal Het binnenbrengen van brutozaaizaden met het oog op de bewerking ervan in het Vlaamse Gewest en het binnenbrengen van vegetatief teeltmateriaal zijn toegelaten op grond van waarborgen, verleend door de buitenlandse entiteit die bevoegd is voor keuring en certificering.

Het zaad wordt verder behandeld zoals bepaald in punt 7.2.

Voor teeltmateriaal van rassen die noch op de gemeenschappelijk rassenlijst noch op de nationale rassenlijst voorkomen, moet het bewijs geleverd worden dat ze, naargelang van het geval, na vermeerdering of triage bestemd zijn voor uitvoer naar een derde land, tenzij het rassen zijn die volgens punt 1.3.2.b de nodige toestemming hebben om in de handel gebracht te worden. 10.1.2. Definitief goedgekeurd zaaizaad Controle bij het binnenbrengen is niet verplicht voor producten in het vrije verkeer in de EU. 10.2. Controle van zaaizaad, ingevoerd uit derde landen De Administratie der Douane en Accijnzen mag alleen zaaizaad van gereglementeerde soorten toelaten als er een invoerdocument bij gevoegd is dat afgeleverd isdoor de bevoegde entiteit. De verantwoordelijke voor de invoer van zaaizaden brengt de bevoegde entiteit binnen 48 uur op de hoogte van de invoer.

Als de zaden afkomstig zijn van een derde land waarmee de EU een gelijkwaardigheidsregeling heeft gesloten,moet de gelijkwaardigheid worden bepaald. De bevoegde entiteit controleert of aan de voorschriften van gelijkwaardigheid is voldaan.

Bij gebrek aan gelijkstelling wordt de invoer toegelaten als de zaaizaden aan een van de volgende voorwaarde voldoen : - ze behoren tot een ras dat deelneemt aan de officiële proeven met het oog op inschrijving op de nationale rassenlijst, en dat ervoor bestemd is om aan die officiële proeven deel te nemen; - ze zijn bestemd voor veredelingsdoeleinden of wetenschappelijke doeleinden; - ze zijn bestemd voor vermeerdering door de mandataris onder toezicht van de bevoegde entiteit; - ze zijn bestemd voor wederuitvoer naar derde landen.

In al die gevallen moet het bewijs worden geleverd, en moet dat bij het invoerdocument gevoegd worden.

Voor sommige soorten moeten de vermeerderingscontracten, bedongen tussen een Vlaams bedrijf en een bedrijf in een derde land, op voorgeschreven data, voor registratie aan de bevoegde entiteit voorgelegd worden. De bevoegde entiteit geeft daarvoor nadere aanwijzingen. HOOFDSTUK 1 1. - OESO-certificering 11.1. Toepassingsgebied De rassen van de onderstaande soortgroepen, voortgebracht volgens een van de OESO-certificeringssystemen, kunnen volgens de geldende regels van het desbetreffende systeem gecertificeerd worden : - graangewassen; - maïs en Sorgho; - voedergewassen; - oliehoudende en vezelgewassen; - bieten.

Op aanvraag wordt het document 'certificate Issued under the O.E.C.D. scheme for the varietal certification of seed moving in international trade' door de bevoegde entiteit afgeleverd. 11.2. Certificaten 11.2.1. Rassen die voorkomen op de OESO-rassenlijst en, hetzij op de gemeenschappelijke rassenlijst, hetzij op de nationale rassenlijst.

Voor uitvoer naar derde landen en op aanvraag kunnen de certificaten, opgemaakt door het OESO-certificeringssysteem, de gewone certificaten vervangen die het in het Vlaamse Gewest voortgebrachte zaaizaad dekken. 11.2.2. Rassen die uitsluitend op de OESO-rassenlijst voorkomen De zaadpartijen van de rassen die voortkomen van teelten in het Vlaamse Gewest en die aanvaard zijn tijdens de veldkeuring, mogen voorzien worden van de certificaten, voorgeschreven door het OESO-certificeringssysteem, op voorwaarde dat de zaden beantwoorden aan de regels van dat systeem.

De partijen zijn uitsluitend bestemd voor uitvoer. 11.2.3. Kleur van de certificaten De certificaten hebben dezelfde kleurcode als de in het Vlaamse Gewest gebruikte certificaten. Ze moeten aan de linkerzijde als bijkomend herkenningsteken voorzien zijn van een zwarte band met een minimumbreedte van 3 cm met de vermelding 'OECD Seed Scheme'.

De certificaten zijn viertalig en bevatten de volgende gegevens : - naam en adres van de bevoegde entiteit; - soort; - ras; - categorie; - referentienummer; - datum van de wijziging van de certificaten; - teeltland; - EG-systeem en ISTA regels. 11.3. Nieuwe sluiting De eigenaar van een zaadpartij die onder dekking van OESO-certificaten werd ingevoerd, mag aan de bevoegde entiteit vragen nieuwe OESO-certificaten aan te brengen, na het voorafgaande akkoord van de bevoegde overheid, waarvan de naam en het adres op het certificaat zijn opgenomen.

De bevoegde entiteit geeft nadere instructies voor de uitvoering ervan. 11.4. Monsters Uit elke gecertificeerde of opnieuw gecertificeerde partij kan een officieel monster genomen worden dat bestemd is voor het controleveld. HOOFDSTUK 1 2. - Keuring van zaaizaden, bestemd voor uitvoer Zaden die bestemd zijn voor derde landen, worden geproduceerd overeenkomstig dit reglement.

De keuring kan echter ook uitgevoerd worden volgens andere criteria, op aanvraag van de uitvoerder, om tegemoet te komen aan de overeengekomen handelsverplichtingen of om in overeenstemming te zijn met de reglementering die in het invoerende land van kracht is.

In die gevallen worden specifieke documenten gebruikt.

Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement van zaaizaad van landbouw- en groentegewassen.

Brussel, 21 juni 2010.

De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, K. PEETERS Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^