Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 22 december 2015
gepubliceerd op 30 december 2015

Ministerieel besluit houdende tijdelijke aanvullende maatregelen tot het behoud van de visbestanden in zee

bron
vlaamse overheid
numac
2015036630
pub.
30/12/2015
prom.
22/12/2015
ELI
eli/besluit/2015/12/22/2015036630/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

VLAAMSE OVERHEID

Landbouw en Visserij


22 DECEMBER 2015. - Ministerieel besluit houdende tijdelijke aanvullende maatregelen tot het behoud van de visbestanden in zee


De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, Gelet op het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid, artikel 24;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 tot de instelling van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 juli 2011, artikel 18;

Gelet op het ministerieel besluit van 18 december 2013 houdende tijdelijke aanvullende maatregelen tot het behoud van de visbestanden in zee, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 6 februari 2014, 11 april 2014, 15 mei 2014, 20 juni 2014, 27 augustus 2014, 27 oktober 2014, 10 november 2014 en 10 december 2014;

Gelet op het ministerieel besluit van 18 december 2014 houdende tijdelijke aanvullende maatregelen tot het behoud van de visbestanden in zee, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 23 januari 2015, 24 februari 2015, 30 maart 2015, 20 april 2015, 15 juni 2015, 19 augustus 2015, 16 september 2015, 28 oktober 2015 en 16 november 2015;

Gelet op verordening (EG) nr. 388/2006 van de Raad van 23 februari 2006 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de duurzame exploitatie van het tongbestand in de Golf van Biskaje;

Gelet op verordening (EG) nr. 509/2007 van de Raad van 7 mei 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de duurzame exploitatie van het tongbestand in het westelijk Kanaal;

Gelet op verordening (EG) nr. 676/2007 van de Raad van 11 juni 2007 tot vaststelling van een beheersplan voor de bevissing van de schol- en tongbestanden in de Noordzee;

Gelet op verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999;

Gelet op verordening (EG) nr. 1342/2008 van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van een lange termijnplan voor kabeljauwbestanden en de bevissing van deze bestanden, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 423/2004;

Gelet op verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006;

Gelet op verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en besluit 2004/585/EG van de Raad;

Gelet op verordening (EU) nr. 2015/104 van de Raad van 19 januari 2015 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, tot wijziging van verordening (EU) nr. 43/2014 en tot intrekking van verordening (EU) nr. 779/2014;

Gelet op verordening (EU) nr. 2015/812 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2187/2005, (EG) nr. 1967/2006, (EG) nr. 1098/2007, (EG) 254/2002, (EG) nr. 2347/2002 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad, en verordeningen (EU) nr. 1379/2013 en (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad, in verband met de aanlandingsverplichting, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1434/98 van de Raad;

Gelet op de verordening (EU) van de Raad van december 2015 tot vaststelling voor 2016, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie;

Gelet op gedelegeerde verordening (EU) van de Commissie van 22 oktober 2015 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de Noordzee en de wateren van de Unie van ICES-sector IIa;

Gelet op gedelegeerde verordening (EU) van de Commissie van 12 oktober 2015 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de noordwestelijke wateren;

Gelet op gedelegeerde verordening (EU) van de Commissie van 12 oktober 2015 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de zuidwestelijke wateren;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende het feit dat voor het jaar 2016 vangstbeperkingen moeten worden vastgesteld om de aanvoer te spreiden, en er bijgevolg zonder verwijl behoudsmaatregelen moeten worden getroffen om de door de EU toegestane vangsten niet te overschrijden;

Overwegende dat het noodzakelijk is de continuïteit van de opdrachten als overheidsdienst te verzekeren met inachtneming van de verplichtingen die door de Europese en internationale regelgeving op het gebied van de zeevisserij zijn opgelegd;

Overwegende dat gedurende 2005 de volledige sector bevraagd werd over de toewijzing van quota;

Overwegende het voorstel tot visplan 2016 dat de quotacommissie op haar zitting van 1 december 2015 heeft vastgesteld;

Overwegende dat in uitvoering van de bepalingen vervat in herstelplannen, aangewezen havens moeten worden aangeduid waar aanlandingen van bepaalde hoeveelheden vissoorten moeten gebeuren;

Overwegende dat in uitvoering van de aanlandingsplicht zoals beschreven in de regionale discardplannen, nationale bepalingen moeten worden ingesteld en dat de voorwaarden tot het gebruik van de zogenaamde de minimis regel moeten worden geregeld;

Overwegende dat de wrakvisserij beoefend door zeehengelaars resulteert in het afvangen van moederdieren van de vissoort kabeljauw, waarvoor een meerjarenplan bestaat;

Overwegende dat ten gevolge van de lage vaststelling van de TAC van kabeljauw, er nationaal strenge vangstbeperkingen moeten worden opgelegd aan de beroepsvisserij en dat bepaalde niet-beroepsmatige visserijactiviteiten, met name het zeehengelen vanuit vaartuigen die niet beschikken over een visvergunning, kunnen leiden tot concurrentievervalsing en dat het derhalve billijk is dat ook deze niet-beroepsvissers aan een vangstbeperking op die vissoort worden onderworpen;

Overwegende dat een hogere selectiviteit bij de gerichte zeebaarsvisserij met staand tuig moet nagestreefd worden en dat derhalve de minimummaaswijdte van warrelnetten gebruikt bij de zeebaarsvisserij opgetrokken moet worden naar 120 mm;

Overwegende dat een hogere selectiviteit bij de tongvisserij in alle ICES-gebieden moet nagestreefd worden en dat hiertoe de verplichting kan opgenomen worden om in de staart van een boomkornet een paneel met maaswijdte 120 mm met een minimale lengte van 3 meter voor de kuil aan te brengen;

Overwegende dat in het kader van het lange termijnplan kabeljauw de voorwaarden moeten vastgelegd worden voor het maximaal aantal te presteren zeedagen per vaartuig in de beschermde gebieden;

Overwegende dat een harmonisering van de periodes in het collectief benuttingsysteem in geval van toewijzing afhankelijk van het motorvermogen wenselijk is. Voor de vaartuigen met een motorvermogen van 221 kW of minder zijn twee periodes van toepassing, namelijk tien en twee maanden. Voor de vaartuigen met een motorvermogen van meer dan 221 kW wordt in de regel met drie periodes, namelijk zes, vier en twee maanden gewerkt;

Overwegende dat bij toewijzing van vangstmogelijkheden afhankelijk van het motorvermogen het wenselijk is, op basis van historische vangsten gedurende een referentieperiode, de vangstmogelijkheden voor de segmenten vaartuigen met een motorvermogen van maximaal 221 kW enerzijds, en meer dan 221 kW anderzijds, toe te wijzen;

Overwegende dat ten einde de continuïteit te verzekeren het aangewezen is de vangstmogelijkheden in functie van het motorvermogen toe te wijzen;

Overwegende dat de vangstbeperkingen voor de tongvisserij in de ICES-gebieden II, IV, zijnde Noordzee en Schelde-estuarium, moeten vastgesteld worden in functie van de vangsten in de referentieperiode 2012-2014 en in functie van het motorvermogen;

Overwegende dat de groep vissersvaartuigen van meer dan 221 kW vrijwel integraal de beschikbare quota in de ICES-gebieden buiten de Noordzee en het Schelde-estuarium kan opvissen;

Overwegende dat in de jaren 2012, 2013 en 2014 de groep vissersvaartuigen van 221 kW of minder gemiddeld 38 % van het tongquotum in de Noordzee en het Schelde-estuarium heeft opgevist en de groep van meer dan 221 kW gemiddeld 62 %, zodat dan ook in de toekomst een overeenstemmend gedeelte van het tongquotum in de Noordzee en het Schelde-estuarium moet kunnen worden opgevist door elk van die groepen vissersvaartuigen;

Overwegende dat de vangstbeperkingen voor de scholvisserij in de ICES-gebieden II, IV, zijnde Noordzee en Schelde-estuarium, moeten worden vastgesteld in functie van de vangsten in de referentieperiode 2012-2014 en in functie van het motorvermogen;

Overwegende dat in de jaren 2012, 2013 en 2014 de groep vissersvaartuigen van 221 kW of minder gemiddeld 15 % van het scholquotum in de Noordzee en het Schelde-estuarium heeft opgevist en de groep van meer dan 221 kW gemiddeld 85 %, zodat dan ook in de toekomst een overeenstemmend gedeelte van het scholquotum in de Noordzee en het Schelde-estuarium moet kunnen worden opgevist door elk van die groepen vissersvaartuigen;

Overwegende dat de vangstbeperkingen voor de tongvisserij in de ICES-gebieden VIIf, g moeten worden vastgesteld in functie van de vangsten in de referentieperiode 2012-2014 en in functie van het motorvermogen;

Overwegende dat in de jaren 2012, 2013 en 2014 de groep vissersvaartuigen van 221 kW of minder gemiddeld 7 % van het tongquotum in de ICES-gebieden VIIf, g heeft opgevist en de groep van meer dan 221 kW gemiddeld 93 %, zodat dan ook een overeenstemmend gedeelte van het tongquotum in de ICES-gebieden VIIf, g moet kunnen worden opgevist door elk van die groepen vissersvaartuigen;

Overwegende dat het door de EU toegewezen tongquotum in de ICES-gebieden VIIf, g zo drastisch is gedaald dat een individuele toewijzing voor de vaartuigen met een motorvermogen van 221 kW of minder noodzakelijk is;

Overwegende dat de vangstbeperking voor de tongvisserij in het ICES-gebieden VIId moet worden vastgesteld in functie van de vangsten in de referentieperiode 2012-2014 en in functie van het motorvermogen;

Overwegende dat in de jaren 2012, 2013 en 2014 de groep vissersvaartuigen van 221 kW of minder gemiddeld 32 % van het tongquotum in het ICES-gebieden VIId heeft opgevist en de groep van meer dan 221 kW gemiddeld 68 %, zodat dan ook een overeenstemmend gedeelte van het tongquotum in het ICES-gebieden VIId moet kunnen worden opgevist door elk van die groepen vissersvaartuigen;

Overwegende dat als alternatief hiervoor het instellen van maximale vangsten per zeereis, gerekend per vaartdag aanwezigheid in het gebied in kwestie moet worden behouden voor tong VIId;

Overwegende dat de vangstbeperkingen voor tong VIIh, j, k en schol VIIh, j, k moeten vastgelegd worden in functie van het motorvermogen en dat de aanwezigheid in die ICES-gebieden voor vaartuigen met een motorvermogen van 221 kW of kleiner verboden moet worden om veiligheidsredenen;

Overwegende dat er interesse bestaat om de vangstbeperking voor kabeljauw II, IV vast te leggen in functie van het motorvermogen;

Overwegende het advies van de quotacommissie om de groep vissersvaartuigen van 221 kW of minder 15 % van het kabeljauwquotum in de Noordzee en het Schelde-estuarium en de groep van meer dan 221 kW gemiddeld 85 % voor te behouden, zodat dan ook een overeenstemmend gedeelte van het kabeljauwquotum in de Noordzee en het Schelde-estuarium moet kunnen worden opgevist door elk van die groepen vissersvaartuigen;

Overwegende dat als alternatief hiervoor het instellen van maximale vangsten per zeereis, gerekend per vaartdag aanwezigheid in het gebied in kwestie moet worden behouden voor kabeljauw II, IV;

Overwegende dat de vangstbeperking voor kabeljauw VIIb, c en VIIe-k vastgelegd moet worden in functie van het motorvermogen;

Overwegende dat de vangstbeperking voor kabeljauw VIId vastgelegd moet worden in functie van het motorvermogen;

Overwegende dat ten gevolge de visserij-inspanningsbeperkingen, bepaald in hoofdstuk III van verordening (EG) nr. 388/2006 van de Raad van 23 februari 2006 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de duurzame exploitatie van het tongbestand in de Golf van Biskaje, alleen de vaartuigen die op de lijst "Vismachtiging Golf van Gascogne 2016" voorkomen, toegelaten worden aanwezig te zijn in de ICES-gebieden VIIIa, b;

Overwegende dat in afwachting van de definitieve vaststelling van de quota 2016 in de Ierse Zee het aan te bevelen is het advies van de Quotacommissie te volgen en de visserij in de Ierse Zee te sluiten;

Overwegende dat een betere spreiding van de aanvoer van schol VIId, e, schol VIIf, g, schelvis VII, VIII, rog IV, rog VIId en wijting VIIb-k bewerkstelligd kan worden door het instellen van maximale vangsten per zeereis, gerekend per vaartdag aanwezigheid in het gebied in kwestie;

Overwegende dat het quotum van tong VIIe zo laag is dat een vaste toewijzing voor een periode van tien maanden zinvol is;

Overwegende dat een betere spreiding van de aanvoer van makreel, haring, heek, bot, schar, tongschar, witje, wijting, koolvis en leng in de Noorse zone bewerkstelligd kan worden door het instellen van een gespreide verdeling van de beschikbare quota in de ICES-gebieden II, IV, zijnde Noordzee en Schelde-estuarium, alsook door het instellen van maximale vangsten per zeereis, gerekend in vaartdagen aanwezigheid in bepaalde ICES-gebieden en door het instellen van een maximum aantal vaartdagen per jaar voor de vissersvaartuigen;

Overwegende dat een deel van het makreelquotum kan worden voorbehouden voor de vaartuigen die uitsluitend met de zegen vissen;

Overwegende dat een meer flexibele en rendabele visserij kan worden bewerkstelligd door de mogelijkheid te voorzien extra vangsten boven de maximaal toegestane hoeveelheden op zeereisniveau legaal aan te voeren op voorwaarde van het inleveren van activiteit, gemeten in vaartdagen;

Overwegende dat het ministerieel besluit van 18 december 2013 houdende tijdelijke aanvullende maatregelen tot het behoud van de visbestanden in zee dient te worden opgeheven, Besluit : TITEL 1. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° bevoegde entiteit: het departement Landbouw en Visserij van het Vlaams Ministerie van Landbouw en Visserij;2° de minimis: hoeveelheden ondermaatse vis van soorten die onder de aanlandingsplicht vallen en die mogen overboord gezet worden ten belope van een maximale hoeveelheid uitgedrukt in percentage van de totale vangsten door de nationale vloot van die soort en in dat gebied;3° ICES-gebieden: de beschrijving van gebieden en sectoren, vermeld in bijlage II van verordening (EEG) nr.3880/91 van de Raad van 17 december 1991 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van Lid-Staten die in het noordwestelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen; 4° inspanningsgroep: inspanningsgroep als vermeld in bijlage I van verordening (EG) nr.1342/2008 van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van een langetermijnplan voor kabeljauwbestanden en de bevissing van deze bestanden, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 423/2004; 5° kabeljauwherstelgebieden: de ICES-gebieden IIa, IIIa, IVa, IVb, IVc, VIa, VIIa en VIId;6° KVS: klein vlootsegment, waaronder de vissersvaartuigen met een motorvermogen van 221 kW of minder ressorteren;7° motorvermogen: het vermogen zoals bepaald in de Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen eventueel verhoogd met het bijkomend motorvermogen, vermeld op de visvergunning;8° teruggooiplan Noordzee: teruggooiplan zoals bepaald bij gedelegeerde verordening (EU) van de Commissie van 22 oktober 2015 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de Noordzee en de wateren van de Unie van ICES-sector IIa;9° teruggooiplan noordwestelijke wateren: teruggooiplan zoals bepaald bij gedelegeerde verordening (EU) van de Commissie van 12 oktober 2015 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de noordwestelijke wateren;10° teruggooiplan zuidwestelijke wateren: teruggooiplan zoals bepaald bij gedelegeerde verordening (EU) van de Commissie van 12 oktober 2015 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de zuidwestelijke wateren;11° vaartdag: de aanwezigheid op zee van ten minste vier uur in de loop van een dag.Het uitvaren van een visserschip voor een duur die 24 uur niet overschrijdt, wordt als één vaartdag beschouwd. Het uitvaren van een vissersschip voor een duur die 24 uur of een veelvoud van 24 uur overschrijdt, levert telkens een nieuwe vaartdag op; 12° verordening (EU) nr.2015/104: verordening (EU) nr. 2015/104 van de Raad 19 januari 2015 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn; 13° vismachtiging: het visdocument, vermeld in artikel 7 van verordening (EG) nr.1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006; 14° vissersvaartuig: elk vaartuig dat uitgerust is voor de commerciële exploitatie van visbestanden en vermeld is in de Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 2016;15° zeedag: een aaneengesloten periode van aanwezigheid en buitengaatsheid op zee van maximaal 24 uur;16° zeedag in de kabeljauwherstelgebieden: een dag aanwezigheid en buitengaatsheid in het gebied volgens bijlage IIa van verordening (EU) nr.2015/104, meer bepaald een doorlopende periode van 24 uur als vermeld in het EG-logboek waarin een vaartuig buitengaats is en aanwezig in de kabeljauwherstelgebieden of tijdens een gedeelte van die periode; 17° zeedag in het tongherstelgebied: een dag aanwezigheid en buitengaatsheid in het gebied volgens bijlage IIc van verordening (EU) nr.2015/104, meer bepaald een doorlopende periode van 24 uur als vermeld in het EG-logboek waarin een vaartuig buitengaats en aanwezig is in het ICES-gebied VIIe, of tijdens een gedeelte van die periode. HOOFDSTUK 2. - Algemene bepalingen en visverboden

Art. 2.De hoeveelheid vis van de soorten waarvoor aanvullende vangstbeperkingen gelden en die toegewezen zijn aan een vissersvaartuig, zijn niet overdraagbaar aan een ander vissersvaartuig.

De hoeveelheid vis uitgedrukt in kg is het productgewicht na lossing en sortering van de vangsten.

Art. 3.De secretaris-generaal van de bevoegde entiteit, deelt de feitelijke vaststelling mee van het bereiken van het door de Europese Unie bepaalde: 1° vangstquotum voor bepaalde vissoorten in bepaalde ICES-gebieden;2° visserij-inspanningsniveau voor bepaalde inspanningsgroepen van vistuigen in bepaalde ICES-gebieden. Het gevolg van de vaststellingen, vermeld in het eerste lid, is de sluiting van het visgebied in kwestie voor respectievelijk: 1° vangstactiviteiten op de vissoorten in kwestie, waardoor voor alle vissersvaartuigen de visserij op die vissoorten in de wateren van die bepaalde ICES-gebieden verboden is, alsmede het aan boord houden, het overladen en het lossen van die vissoorten die in die wateren gevangen zijn;2° vangstactiviteiten door vissersvaartuigen met vistuig in kwestie, waardoor voor die vissersvaartuigen in kwestie de visserij in de wateren van de ICES-gebieden in kwestie verboden is, alsmede het aan boord houden, het overladen en het lossen van visserijproducten die zijn gevangen in die wateren.

Art. 4.Aan de vissersvaartuigen van de Scheldevissersvloot die alleen binnengaats mogen vissen, worden geen hoeveelheden vis van die soorten waarvoor nationaal aanvullende vangstbeperkingen in de ICES-gebieden II, IV, zijnde Noordzee en Schelde-estuarium worden vastgelegd, toegekend. Voor alle andere vissersvaartuigen, met uitzondering van de vissersvaartuigen van de Scheldevissersvloot die de toelating hebben om in het Schelde-estuarium te vissen, is het verboden binnengaats te vissen op de Westerschelde.

Art. 5.In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is het verboden: 1° te vissen in het ICES-gebied IIIa, zijnde Skagerrak;2° te vissen in het ICES-gebied VIa, zijnde West van Schotland;3° haring te vissen in de ICES-gebieden I, II;4° de visserij te beoefenen met een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder in de ICES-gebieden VIIh, j, k;5° de spanvisserij op kabeljauw te beoefenen;6° uitgerust te zijn of te vissen met vistuig TR3 dat niet permanent voorzien is van een zeeflap;7° gericht te vissen op zeebaars met staand tuig met een maaswijdte kleiner dan 120mm;8° uitgerust te zijn of te vissen met boomkornetten waarvan de staart, te weten de achterste drie meter van de korre vóór de kuil, niet bestaat uit netmateriaal met een maaswijdte van minimaal 120 mm.

Art. 6.In uitvoering van de herstelplannen, gebeuren de aanlandingen van die vissoorten waarvoor specifieke controlemaatregelen gelden in de havens van Oostende en Zeebrugge.

Art. 7.§ 1. De volgende minimum instandhoudingsreferentiegroottes zijn van toepassing vanaf 1 januari 2016: 1° voor tarbot: 30 cm;2° voor griet: 30 cm;3° voor tongschar : 25 cm;4° voor schar: 23 cm;5° voor bot: 25 cm;6° voor poon: 20 cm;7° voor rog: 50 cm;8° voor steenbolk: 20 cm;9° voor gehele zeeduivel: 500 g;10° voor gekopte zeeduivel: 200 g. Het vissen, het aan boord houden en de aanvoer in de havens van de Europese Unie van die in vorig lid vermelde soorten is verboden, als ze niet de Europese of Vlaamse minimum instandhoudingsreferentiegroottes hebben.

Het verbod in vorig lid geldt niet voor die soorten die vallen onder de aanlandingsplicht zoals bepaald in de teruggooiplannen van de Noordzee, de noordwestelijke en de zuidwestelijke wateren.

Het aan boord houden en de aanvoer in havens van de Europese Unie van soorten, in een presentatievorm die controle op de minimum instandhoudingsreferentiegroottes in de Europese of Vlaamse wetgeving onmogelijk maakt, is verboden. § 2. Voor de soorten waarvoor geen Europese conversiefactoren vastgesteld zijn, worden volgende conversiefactoren gebruikt voor de berekening van het levend gewicht op basis van het verwerkt gewicht: 1° factor 1,18 voor gegutte rondvis;2° factor 1,05 voor gegutte platvis;3° factor drie voor gekopte visserijproducten;4° factor vier voor krabbenpoten.

Art. 8.Voor de visserij op tong in de ICES-gebieden II, IV; VIId;

VIIe; VIIf, g; VIIh, j, k; VIIIab moet gebruik gemaakt worden van de de minimisvoorwaarden beschreven in de teruggooiplannen voor de Noordzee, de noordwestelijke wateren en de zuidwestelijke wateren.

De teruggegooide hoeveelheden worden in het logboek gerapporteerd.

Indien een in artikel 14, 16, 17, 18 en 23 bepaalde drempelwaarde tijdens een zeereis dreigt te worden overschreden, wordt de visserijactiviteit onmiddellijk opgeschort en worden de activiteiten minimaal 10 nautische mijl verlegd. Voor de visserij uitgevoerd met vaartuigen met een brutotonnage kleiner dan 70 BT worden de activiteiten minimaal 3 nautische mijl verlegd.

Art. 9.Het is voor zeehengelaars die vissen vanuit vaartuigen zonder visvergunning verboden om in totaal meer dan 15 kg kabeljauw, per ingescheepte persoon en per zeereis aan boord te houden, over te laden en te lossen. De vis wordt in hele staat aangevoerd en mag ontdaan zijn van ingewanden. HOOFDSTUK 3. - Beperking van activiteit Afdeling 1. - Communautaire zeedagen kabeljauwherstelgebieden

Art. 10.§ 1. Visserij-inspanning wordt toegekend aan inspanningsgroepen door toewijzing van zeedagen. Aan de volgende inspanningsgroepen kan visserij-inspanning worden toegekend: 1° ICES-gebieden IV en VIId: TR1, TR2, TR3, BT1, BT2, GN1 en GT1;2° ICES-gebied VIIa: TR2 en BT2. Tijdens dezelfde visreis is het verboden vistuig te gebruiken dat tot verschillende inspanningsgroepen behoort.

Het is voor vissersvaartuigen verboden in de periode van 1 februari 2016 tot en met 31 januari 2017 meer dan 180 zeedagen te presteren in de ICES-gebieden IV, VIId en VIIa. Van dat aantal zeedagen mogen vaartuigen met een motorvermogen groter dan 221 kW met vistuig bodemtrawls en zegen, zijnde TR2, of boomkor, zijnde BT1 en BT2, maximaal 160 zeedagen presteren in de ICES-gebieden IV en VIId. Van die laatste toegekende hoeveelheid mogen vaartuigen met vistuig bodemtrawls en zegen, zijnde TR1, maximaal 50 zeedagen presteren in de ICES-gebieden IV en VIId. Enkel vaartuigen die in de referentieperiode 2010-2012 met TR1-tuig gevist hebben kunnen TR1-tuig gebruiken.

Van het aantal toegekende dagen, bepaald in het derde lid, eerste zin, mogen de vaartuigen met maximaal 70 GT, die volgens de officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 2016 niet zijn uitgerust met de boomkor, met een motorvermogen van 221 kW of minder, ten hoogste 15 zeedagen met bodemtrawls, zijnde TR 1, presteren.

Het aantal toegekende zeedagen in de kabeljauwherstelgebieden, voor de periode 1 februari 2016 tot en met 31 januari 2017 wordt verminderd met de overschrijdingen van het aantal zeedagen toegekend overeenkomstig artikel 10 van het ministerieel besluit van 18 december 2014 houdende tijdelijke aanvullende maatregelen tot het behoud van de visbestanden in zee.

Het overdragen van zeedagen in de kabeljauwherstelgebieden tussen individuele vissersvaartuigen is niet toegelaten. § 2. Vissersvaartuigen waarvoor een of meer vistuigen overeenkomstig bijlage IIa van verordening (EU) nr. 2016/ van de Raad van december 2015 tot vaststelling voor 2016, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie worden gemeld, krijgen een overeenkomstige vismachtiging 2016 voor de kabeljauwherstelgebieden IV en VIId. Vissersvaartuigen zonder deze vismachtiging, mogen niet in de ICES-gebieden IV en VIId vissen.

Vissersvaartuigen die in het jaar 2006, het jaar 2007 of het jaar 2008 gevist hebben in het ICES-gebied VIIa krijgen een vismachtiging 2016 voor het kabeljauwherstelgebied VIIa. De vissersvaartuigen zonder deze vismachtiging, mogen niet in het ICES-gebied VIIa vissen.

Om een vismachtiging te kunnen ontvangen, melden reders voor 18 januari 2016 de keuze van de door hun vaartuig te gebruiken vistuigen in de periode 1 februari 2016 tot en met 31 januari 2017, aan de bevoegde entiteit aan. Reders melden ook veranderingen van vistuig binnen die periode aan de bevoegde entiteit. § 3. Bij de overschrijding van de grenzen van de ICES-gebieden, registreren de kapiteins van vissersvaartuigen in hun logboek, de dag, het tijdstip en de positie van de overschrijding.

De visvergunning van vissersvaartuigen die hun aantal zeedagen overschrijden, kan voor vijf opeenvolgende dagen worden ingetrokken.

Het toegekende aantal zeedagen in de kabeljauwherstelgebieden wordt in 2017 met vijf dagen gekort. Afdeling 2. - Communautaire zeedagen tongherstelgebied, zijnde

ICES-gebied VIIe

Art. 11.§ 1. Het systeem van beperking van aantal zeedagen in het ICES-gebied VIIe ingesteld overeenkomstig bijlage IIc van verordening (EU) nr. 2015/104 is van toepassing in januari 2016.

Het aantal zeedagen in het ICES-gebied VIIe, vermeld in tabel I van bijlage IIc van verordening (EU) nr. 2016/ (EU) van de Raad van december 2015 tot vaststelling voor 2016, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie, toegekend voor de periode van 1 februari 2016 tot en met 31 januari 2017, wordt verminderd met de overschrijding van het aantal zeedagen toegekend overeenkomstig artikel 11 van het ministerieel besluit van 18 december 2014 houdende tijdelijke aanvullende maatregelen tot het behoud van de visbestanden in zee.

In ICES-gebied VIIe is de overdracht van zeedagen tussen individuele vissersvaartuigen verboden. § 2. Vissersvaartuigen die in de periode van 2002 tot en met 2014 met de boomkor gevist hebben in het ICES-gebied VIIe krijgen een vismachtiging VIIe 2016. § 3. Bij de overschrijding van de grenzen in het ICES-gebied VIIe registreren de kapiteins van vissersvaartuigen in hun logboek de dag, het tijdstip en de positie van de overschrijding.

De visvergunning van vissersvaartuigen die hun aantal zeedagen in het gebied VIIe overschrijden, kan voor vijf opeenvolgende dagen worden ingetrokken door de bevoegde entiteit. De vismachtiging VIIe, afgeleverd overeenkomstig bijlage IIc van verordening (EU) nr. 2016/ van de Raad van december 2015 tot vaststelling voor 2016, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie, wordt in 2017 slechts voor zes maanden toegekend. Afdeling 3. - Vaartdagen

Art. 12.In de loop van het jaar 2016 is het voor alle vissersvaartuigen verboden om meer dan 275 vaartdagen te realiseren.

Art. 13.Zodra een vissersvaartuig het maximum aantal toegelaten vaartdagen, vermeld in artikel 12, overschrijdt met twee vaartdagen, worden die vaartdagen in mindering gebracht van het maximaal toegestane aantal vaartdagen dat vanaf 1 januari 2017 aan dat vissersvaartuig wordt toegekend. Het aantal in mindering te brengen dagen wordt vermeerderd met één vaartdag per twee vaartdagen overschrijding.

TITEL 2. - Bijzondere bepalingen HOOFDSTUK 1. - Collectief benuttingsysteem Afdeling 1. - Toewijzing van vangstmogelijkheden volgens motorvermogen

Onderafdeling 1. - Tong Noordzee - ICES-gebieden II, IV

Art. 14.§ 1. Het totale tongquotum in de ICES-gebieden II, IV, zijnde Noordzee en Schelde-estuarium, dat gereserveerd is voor de vissersvaartuigen met een motorvermogen van 221 kW of minder, bedraagt 362 ton voor de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016. Bij uitputting van dat quotum is het voor die vissersvaartuigen verboden nog tong aan te voeren uit die ICES-gebieden. Het totale tongquotum in de ICES-gebieden II, IV, zijnde Noordzee en Schelde-estuarium, dat gereserveerd is voor de vissersvaartuigen met een motorvermogen van meer dan 221 kW, bedraagt 353 ton voor de periode van 1 januari 2016 tot en met 30 juni 2016. Bij uitputting van dat quotum is, is het voor die vissersvaartuigen tot en met 30 juni 2016 verboden nog tong aan te voeren uit de ICES-gebieden II, IV, zijnde Noordzee en Schelde-estuarium.

Het de minimisquotum bedraagt 69 ton tong. De drempelwaarde bedoeld in artikel 8 wordt voor de tongvisserij in de ICES-gebieden II, IV vastgelegd op maximaal 10 % van de reeds in de visreis in kwestie gerealiseerde tongvangst in het gebied in kwestie. Bij uitputting van dat de minimisquotum, is het voor die vissersvaartuigen verboden nog gebruik te maken van de minimis voor tong afkomstig uit die ICES-gebieden. § 2. Van 1 januari 2016 tot en met 31 oktober 2016 is het in de ICES-gebieden II, IV, zijnde Noordzee en Schelde-estuarium, voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder, verboden bij de tongvangst een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 5 000 kg, vermeerderd met een hoeveelheid die gelijk is aan 50 kg, vermenigvuldigd met het motorvermogen van het vissersvaartuig, uitgedrukt in kW. § 3. Van 1 januari 2016 tot en met 30 juni 2016 is het in de ICES-gebieden II, IV, zijnde Noordzee en Schelde-estuarium voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW, verboden bij de tongvangst een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 5 000 kg, vermeerderd met een hoeveelheid die gelijk is aan 14 kg vermenigvuldigd met het motorvermogen van het vissersvaartuig, uitgedrukt in kW. In afwijking van het eerste lid is het in de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 oktober 2016 in de ICES-gebieden II, IV, zijnde Noordzee en Schelde-estuarium, voor een vissersvaartuig dat uitsluitend de passieve visserij bedrijft, verboden bij de tongvangst een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 6000 kg, vermeerderd met een hoeveelheid die gelijk is aan 35 kg, vermenigvuldigd met het motorvermogen van het vissersvaartuig, uitgedrukt in kW. Onderafdeling 2. - Schol Noordzee - ICES-gebieden II, IV

Art. 15.§ 1. Het totale scholquotum in de ICES-gebieden II, IV, zijnde Noordzee en Schelde-estuarium, dat gereserveerd is voor de vissersvaartuigen met een motorvermogen van 221 kW of minder, bedraagt 1166 ton voor de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016. Bij uitputting van dat quotum, is het voor die vissersvaartuigen verboden nog schol aan te voeren uit die ICES-gebieden. Het totale scholquotum in de ICES-gebieden II, IV, zijnde Noordzee en Schelde-estuarium, dat gereserveerd is voor de vissersvaartuigen met een motorvermogen van meer dan 221 kW, bedraagt 6610 ton voor de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016. Bij uitputting van dat quotum, is het voor die vissersvaartuigen verboden nog schol aan te voeren uit die ICES-gebieden. § 2. Van 1 januari 2016 tot en met 31 oktober 2016 is het in de ICES-gebieden II, IV, zijnde Noordzee en Schelde-estuarium, voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder, verboden bij de scholvangst een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 300 kg, vermenigvuldigd met het motorvermogen van het vissersvaartuig, uitgedrukt in kW. Van die toegekende hoeveelheid mag er per vaartuig maximaal een hoeveelheid van 45 kg per kW voor 15 maart 2016 worden opgevist. § 3. Van 1 januari 2016 tot en met 30 juni 2016 is het in de ICES-gebieden II, IV, zijnde Noordzee en Schelde-estuarium, voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW, verboden bij de scholvangst een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 130 kg, vermenigvuldigd met het motorvermogen van het vissersvaartuig, uitgedrukt in kW. Van die toegekende hoeveelheid mag er per vaartuig maximaal een hoeveelheid van 45 kg per kW voor 15 maart 2016 worden opgevist.

Onderafdeling 3. - Tong Bristolkanaal en Keltische Zee - ICES-gebieden VIIf, g

Art. 16.§ 1. Het totale tongquotum in de ICES-gebieden VIIf, g, dat gereserveerd is voor de vissersvaartuigen met een motorvermogen van 221 kW of minder, bedraagt 32 ton voor de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016. Bij uitputting van dat quotum, is het voor die vissersvaartuigen verboden nog tong aan te voeren uit die ICES-gebieden.

Het totale tongquotum in de ICES-gebieden VIIf, g dat gereserveerd is voor de vissersvaartuigen met een motorvermogen van meer dan 221 kW, bedraagt 423 ton voor de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016. Bij uitputting van dat quotum, is het voor die vissersvaartuigen verboden nog tong aan te voeren uit die ICES-gebieden.

Het de minimisquotum wordt vastgelegd op 15 ton tong. De drempelwaarde vermeld in artikel 8 voor de tongvisserij in de ICES-gebieden VIIf, g bedraagt maximaal 5 % van de reeds in de visreis in kwestie gerealiseerde tongvangst in het gebied in kwestie. Bij uitputting van dat de minimisquotum, is het voor die vissersvaartuigen verboden nog gebruik te maken van de minimis voor tong afkomstig uit die ICES-gebieden. § 2. Van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is het voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder verboden in de ICES-gebieden VIIf, g aanwezig te zijn.

In afwijking van het eerste lid is het vanaf 1 februari 2016 tot 31 oktober 2016, alleen voor de vissersvaartuigen met een motorvermogen van 221 kW of minder die op de lijst "Vismachtiging Bristolkanaal KVS 2016" voorkomen, toegestaan om in de ICES-gebieden VIIf, g aanwezig te zijn.

Om aan de lijst, vermeld in het tweede lid, toegevoegd te kunnen worden, richten de eigenaars van vissersvaartuigen voor 18 januari 2016 met een aangetekende brief of per fax een aanvraag tot de bevoegde entiteit.

Ingeval het aantal ingeschreven vaartuigen te hoog is in verhouding tot de beschikbare tongquota, zal via loting dat aantal worden beperkt.

Behoudens herziening door de bevoegde entiteit bedraagt de minimale toegewezen hoeveelheid tong VIIf, g voor de periode 1 februari 2016 tot en met 31 oktober 2016, 4 000 kg per vaartuig dat weerhouden wordt en op de lijst, vermeld in het tweede lid, voorkomt.

Bij overschrijding van de hoeveelheden tong, vermeld in het vijfde lid, worden de door dat vissersvaartuig overschreden hoeveelheden tong in tweevoud in mindering gebracht op de hoeveelheid tong die aan het vissersvaartuig wordt toegekend voor 2017.

Voor de vissersvaartuigen die op de lijst "Vismachtigingen Bristolkanaal KVS 2016" voorkomen, wordt het aantal dagen in de ICES-gebieden IV, VIId en VIIa vermeld in artikel 10, § 1, verminderd met tien. § 3. Van 1 januari 2016 tot en met 30 juni 2016 is het in de ICES-gebieden VIIf, g voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW verboden bij de tongvangst een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 10 kg, vermenigvuldigd met het motorvermogen van het vissersvaartuig, uitgedrukt in kW. Onderafdeling 4. - Tong oostelijk Kanaal - ICES-gebied VIId

Art. 17.§ 1. Het totale tongquotum in het ICES-gebied VIId, dat gereserveerd is voor de vissersvaartuigen met een motorvermogen van 221 kW of minder, bedraagt 283 ton voor de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016. Bij uitputting van dat quotum, is het voor die vissersvaartuigen verboden nog tong aan te voeren uit het ICES-gebied VIId.

Het totale tongquotum in het ICES-gebied VIId, dat gereserveerd is voor de vissersvaartuigen met een motorvermogen van meer dan 221 kW, bedraagt 603 ton voor de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016. Bij uitputting van dat quotum, is het voor die vissersvaartuigen verboden nog tong aan te voeren uit het ICES-gebied VIId.

Het de minimisquotum bedraagt 25 ton tong. De drempelwaarde vermeld in artikel 8 bedraagt voor de tongvisserij in het ICES-gebied VIId maximaal 5 % van de reeds in de visreis in kwestie gerealiseerde tongvangst in dat ICES-gebied. Bij uitputting van dat de minimisquotum, is het voor die vissersvaartuigen verboden nog gebruik te maken van de minimis voor tong afkomstig uit dat ICES-gebied. § 2. Met behoud van de toepassing van paragraaf drie en vier, kunnen eigenaars van vissersvaartuigen een toewijzing van vangstmogelijkheden voor tong uit het ICES-gebied VIId in functie van het motorvermogen aanvragen. Daartoe dienen ze voor 18 januari 2016 een verzoek in bij de bevoegde entiteit. Zonder indiening van een geldige aanvraag, is artikel 23 van toepassing. § 3. Van 1 januari 2016 tot en met 31 oktober 2016 is het in het ICES-gebied VIId voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder, verboden bij de tongvangst een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 3 000 kg vermeerderd met een hoeveelheid die gelijk is aan 40 kg, vermenigvuldigd met het motorvermogen van het vissersvaartuig, uitgedrukt in kW. § 4. Van 1 januari 2016 tot en met 30 juni 2016 is het in het ICES-gebied VIId voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW verboden bij de tongvangst een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 3 000 kg vermeerderd met een hoeveelheid die gelijk is aan 6 kg, vermenigvuldigd met het motorvermogen van het vissersvaartuig, uitgedrukt in kW. Onderafdeling 5. - Tong en schol Zuidwest-Ierland, zijnde ICES-gebieden VIIh, j, k

Art. 18.Het de minimisquotum voor tong in de ICES-gebieden VIIh, j, k wordt vastgelegd op 1 ton tong. De drempelwaarde vermeld in artikel 8 bedraagt voor de tongvisserij in de ICES-gebieden VIIh, j, k maximaal 5% van de reeds in de visreis in kwestie gerealiseerde tongvangst in het gebied in kwestie.

Als het in het eerste lid bepaalde de minimisquotum is opgebruikt, is het voor die vissersvaartuigen tot en met 31 december 2016 verboden nog gebruik te maken van de minimis voor tong afkomstig uit de ICESgebieden VIIh, j, k.

Van 1 januari 2016 tot en met 30 juni 2016 is het in de ICES-gebieden VIIh, j, k voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW verboden bij de tongvangst een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 5 kg, vermenigvuldigd met het motorvermogen van het vissersvaartuig uitgedrukt in kW. Van 1 januari 2016 tot en met 30 juni 2016 is het in de ICES-gebieden VIIh, j, k voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW verboden bij de scholvangst een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 1 kg, vermenigvuldigd met het motorvermogen van het vissersvaartuig uitgedrukt in kW. Onderafdeling 6. - Kabeljauw Noordzee - ICES-gebieden II, IV

Art. 19.§ 1. Het totale kabeljauwquotum in de ICES-gebieden II, IV, dat gereserveerd is voor de vissersvaartuigen met een motorvermogen van 221 kW of minder, bedraagt 110 ton voor de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016. Bij uitputting van dat quotum, is het voor die vissersvaartuigen verboden nog kabeljauw aan te voeren uit die ICES-gebieden.

Het totale kabeljauwquotum in de ICES-gebieden II, IV, dat gereserveerd is voor de vissersvaartuigen met een motorvermogen van meer dan 221 kW, bedraagt 621 ton voor de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016. Bij uitputting van dat quotum, is het voor die vissersvaartuigen verboden nog kabeljauw aan te voeren uit die ICES-gebieden. § 2. Met behoud van de toepassing van paragraaf drie en vier, kunnen eigenaars van vissersvaartuigen een toewijzing van vangstmogelijkheden voor de kabeljauw uit de ICES-gebieden II, IV in functie van het motorvermogen aanvragen. Daartoe dienen ze voor 18 januari 2016 een verzoek in bij de bevoegde entiteit. Als er geen geldige aanvraag wordt ingediend, is artikel 25 van toepassing. § 3. Van 1 januari 2016 tot en met 31 oktober 2016 is het in de ICES-gebieden II, IV voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder verboden bij de kabeljauwvangst een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 15 kg, vermenigvuldigd met het motorvermogen van het vissersvaartuig, uitgedrukt in kW. § 4. Van 1 januari 2016 tot en met 30 juni 2016 is het in de ICES-gebieden II, IV voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW verboden bij de kabeljauwvangst een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 9 kg, vermenigvuldigd met het motorvermogen van het vissersvaartuig, uitgedrukt in kW. In afwijking van het eerste lid is het voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW dat uitsluitend de passieve visserij beoefent, van 1 januari 2016 tot en met 31 oktober 2016 is het in de ICES-gebieden II, IV verboden bij de kabeljauwvangst een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 15 kg, vermenigvuldigd met het motorvermogen van het vissersvaartuig, uitgedrukt in kW. Onderafdeling 7. - Kabeljauw westelijke wateren - ICES-gebieden VIIb, c, VIIe-k, VIII

Art. 20.Van 1 januari 2016 tot en met 31 oktober 2016 is het in de ICES-gebieden VIIb-c, VIIe-k, VIII voor een vissersvaartuig verboden bij de kabeljauwvangst een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 6 000 kg vermeerderd met een hoeveelheid die gelijk is aan 10 kg, vermenigvuldigd met het motorvermogen van het vissersvaartuig, uitgedrukt in kW. De hoeveelheid vermeld in het eerste lid wordt verdubbeld voor een vissersvaartuig dat volgens de Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 2016 uitsluitend uitgerust is met de planken of met passief tuig.

Onderafdeling 8. - Kabeljauw oostelijk kanaal - ICES-gebied VIId

Art. 21.Van 1 januari 2016 tot en met 31 oktober 2016 is het in het ICES-gebied VIId voor een vissersvaartuig verboden bij de kabeljauwvangst een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 2 kg, vermenigvuldigd met het motorvermogen van het vissersvaartuig, uitgedrukt in kW. De hoeveelheid vermeld in het eerste lid wordt verdubbeld voor een vissersvaartuig dat volgens de Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 2016 uitsluitend uitgerust is met de planken of met passief tuig.

Onderafdeling 9. - Tong Golf van Gascogne - ICES-gebieden VIIIa, b

Art. 22.§ 1. De aanwezigheid van een vissersvaartuig in de ICES-gebieden VIIIa,b is verboden in de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016. Afdeling 2. - Toewijzing van vangstmogelijkheden per zeereis

Onderafdeling 1. - Tong

Art. 23.§ 1. De aanwezigheid van een vissersvaartuig in het ICES-gebied VIIa is verboden in de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016. § 2. In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is het in het ICES-gebied VIId voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder verboden bij de tongvangst per zeereis een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 240 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in dat ICES-gebied.

In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is het in het ICES-gebied VIId voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW verboden bij de tongvangst een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 480 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in dat ICES-gebied.

In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is het voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder, die gemengde zeereizen in de ICES-gebieden II, IV en VIId maakt, verboden bij de tongvangst in de ICES-gebieden II, IV per zeereis een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 300 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de ICES-gebieden II, IV. In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is het voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW, die gemengde zeereizen in de ICES-gebieden II, IV en VIId maakt, verboden bij de tongvangst in de ICES-gebieden II, IV een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 600 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in de ICES-gebieden II, IV. § 3. De bepalingen in paragraaf 2 zijn niet van toepassing op de vissersvaartuigen waarvoor een toewijzing van vangstmogelijkheden in functie van het motorvermogen werd aangevraagd, als vermeld in artikel 17, paragraaf 2. § 4. Het de minimisquotum voor tong in het ICES-gebied VIIe bedraagt 1 ton tong. De drempelwaarde vermeld in artikel 8 bedraagt voor de tongvisserij in het ICES-gebied VIIe maximaal 5% van de reeds in de visreis in kwestie gerealiseerde tongvangst in het gebied in kwestie.

Bij uitputting van dat de minimisquotum, is het voor die vissersvaartuigen verboden nog gebruik te maken van de minimis voor tong afkomstig uit dat ICES-gebied VIIe.

In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 oktober 2016 is het in het ICES-gebied VIIe voor een vissersvaartuig verboden een totale tongvangst te realiseren die groter is dan 1200 kg.

Onderafdeling 2. - Schol

Art. 24.§ 1. In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is het in de ICES-gebieden VIId, e voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder verboden bij de scholvangst per zeereis een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 1000 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in die ICES-gebieden.

In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is het in de ICES-gebieden VIId, e voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW verboden bij de scholvangst per zeereis een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 2000 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in die ICES-gebieden.

In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is het voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder, die gemengde zeereizen in de ICES-gebieden VIId en IV maakt, verboden bij de scholvangst in de ICES-gebieden IV per zeereis een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 1000 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis in de ICES-gebieden IV. In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is het voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW, die gemengde zeereizen in de ICES-gebieden VIId en IV maakt, verboden bij de scholvangst in de ICES-gebieden IV een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 2000 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in de ICES-gebieden IV. § 2. In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is het in de ICES-gebieden VIIf, g voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder verboden bij de scholvangst per zeereis een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 50 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in die ICES-gebieden.

In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is het in de ICES-gebieden VIIf, g voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW verboden bij de scholvangst per zeereis een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 100 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in die ICES-gebieden. § 3. In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is het in de ICES-gebieden VIII voor een vissersvaartuig verboden bij de scholvangst per zeereis een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 300 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in die ICES-gebieden.

Onderafdeling 3. - Kabeljauw

Art. 25.§ 1. In de periode van 1 januari 2016 tot en met 15 april 2016 is het in de ICES-gebieden II, IV, zijnde Noordzee en Schelde-estuarium, voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder, dat volgens de Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 2016 is uitgerust met de boomkor, verboden bij de kabeljauwvangst per zeereis een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 120 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in de desbetreffende ICES-gebieden.

In de periode van 16 april 2016 tot en met 30 juni 2016 is het in de ICES-gebieden II, IV, zijnde Noordzee en Schelde-estuarium, voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder, dat volgens de Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 2016 is uitgerust met de boomkor, verboden bij de kabeljauwvangst per zeereis een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 250 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in die ICES-gebieden. § 2. In de periode van 1 januari 2016 tot en met 15 april 2016 is het in de ICES-gebieden II, IV, zijnde Noordzee en Schelde-estuarium, voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW, dat volgens de Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 2016 is uitgerust met de boomkor, verboden bij de kabeljauwvangst per zeereis een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 240 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in die ICES-gebieden.

In de periode van 16 april 2016 tot en met 30 juni 2016 is het in de ICES-gebieden II, IV, zijnde Noordzee en Schelde-estuarium, voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW, dat volgens de Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 2016 is uitgerust met de boomkor, verboden bij de kabeljauwvangst per zeereis een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 500 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in die ICES-gebieden. § 3. In de periode van 1 januari 2016 tot en met 15 april 2016 is het in de ICES-gebieden II, IV, zijnde Noordzee en Schelde-estuarium, voor een vissersvaartuig dat volgens de Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 2016 niet is uitgerust met de boomkor, verboden bij de kabeljauwvangst een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 360 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in die ICES-gebieden.

In de periode van 16 april 2016 tot en met 30 juni 2016 is het in de ICES-gebieden II, IV, zijnde Noordzee en Schelde-estuarium, voor een vissersvaartuig dat volgens de Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 2016 niet is uitgerust met de boomkor, verboden bij de kabeljauwvangst een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 600 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in de desbetreffende ICES-gebieden. § 4. In de periode van 1 februari 2016 tot en met 31 december 2016 is het in het ICES-gebied VIIa voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder verboden bij de kabeljauwvangst per zeereis een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 20 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in dat ICES-gebied. § 5. In de periode van 1 februari 2016 tot en met 31 december 2016 is het in het ICES-gebied VIIa voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW verboden bij de kabeljauwvangst een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 40 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in dat ICES-gebied. § 6. De paragrafen 1 tot en met 3 zijn niet van toepassing op de vissersvaartuigen waarvoor een toewijzing van vangstmogelijkheden in functie van het motorvermogen werd aangevraagd, als vermeld in artikel 19, paragraaf 2.

De hoeveelheden, vermeld in de paragrafen een tot en met drie, worden van 16 april 2016 tot en met 30 juni 2016 met 200 kg per vaartdag verhoogd, als het vaartuig in kwestie gedurende de gehele visreis actief was met TR 1- of BT 1-vistuig.

Onderafdeling 4. - Schelvis

Art. 26.In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is het in de ICES-gebieden VII, VIII voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder verboden bij de schelvisvangst een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 25 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in die ICES-gebieden.

In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is het in de ICES-gebieden VII, VIII voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW verboden bij de schelvisvangst een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 50 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in die ICES-gebieden.

In afwijking van het eerste en tweede lid worden de maximaal toegelaten vangsthoeveelheden verdubbeld, die gerealiseerd zijn door een vissersvaartuig dat volgens de Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 2016 uitsluitend uitgerust is met de planken.

Onderafdeling 5. - Rog

Art. 27.§ 1. In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is het in de ICES-gebieden II, IV, zijnde Noordzee en Schelde-estuarium, voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder verboden bij de rogvangst een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 100 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in die ICES-gebieden.

In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is het in de ICES-gebieden II, IV, zijnde Noordzee en Schelde-estuarium, voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW verboden bij de rogvangst een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 200 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in die ICES-gebieden.

In afwijking van het eerste en tweede lid, worden de maximaal toegelaten vangsthoeveelheden verdubbeld die gerealiseerd zijn door een vissersvaartuig dat volgens de Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 2016 uitsluitend uitgerust is met de planken. § 2. In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is het in ICES-gebied VIId voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder verboden bij de rogvangsten per zeereis een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 75 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in dat ICES-gebied.

In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is het in ICES-gebied VIId voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW verboden bij de rogvangsten per zeereis een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 150 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in dat ICES-gebied.

In afwijking van het eerste en tweede lid worden de maximaal toegelaten vangsthoeveelheden verdubbeld die gerealiseerd zijn door een vissersvaartuig dat volgens de Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 2016 uitsluitend uitgerust is met de planken.

Onderafdeling 6. - Andere vissoorten

Art. 28.§ 1. In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is het in de ICES-gebieden II, IV, zijnde Noordzee en Schelde-estuarium, voor een vissersvaartuig verboden bij makreelvangsten per zeereis een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 50 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis.

Het totale makreelquotum in de ICES-gebieden II, IV, zijnde Noordzee en Schelde-estuarium, dat gereserveerd is voor de vissersvaartuigen die volgens de Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 2016 uitsluitend uitgerust zijn met de zegen en die per zeereis minder dan 10 kg Noordzeetong aanlanden, bedraagt 50 ton. Zolang dat quotum niet is opgebruikt, geldt de beperking, vermeld in het eerste lid, niet. § 2. In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is het voor een vissersvaartuig verboden bij de haringvangsten per zeereis een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 800 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen gerealiseerd tijdens die zeereis, behalve in de ICES-gebieden I, II. § 3. In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 mei 2016 is het voor een vissersvaartuig verboden bij de heekvangsten per zeereis een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 50 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis.

In de periode van 1 juni 2016 tot en met 31 december 2016 is het voor een vissersvaartuig verboden bij de heekvangsten per zeereis een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 200 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis. § 4. In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is het in de ICES-gebieden II, IV, zijnde Noordzee en Schelde-estuarium, voor een vissersvaartuig verboden bij de vangsten van bot en schar per zeereis een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 600 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in die ICES-gebieden. § 5. In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is het in de ICES-gebieden II, IV, zijnde Noordzee en Schelde-estuarium, voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder verboden bij de vangsten van tongschar en witje per zeereis een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 200 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in die ICES-gebieden.

In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is het in de ICES-gebieden II, IV, zijnde Noordzee en Schelde-estuarium, voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW verboden bij de vangsten van tongschar en witje per zeereis een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 400 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in die ICES-gebieden. § 6. In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is het in de ICES-gebieden II, IV, zijnde Noordzee en Schelde-estuarium, voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder verboden bij de wijtingvangsten per zeereis een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 250 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in die ICES-gebieden.

In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is het in de ICES-gebieden II, IV, Noordzee en Schelde-estuarium, voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW verboden bij de wijtingvangsten per zeereis een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 500 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in die ICES-gebieden.

In afwijking van het eerste en tweede lid worden de maximaal toegelaten vangsthoeveelheden verdubbeld die gerealiseerd zijn door een vissersvaartuig dat volgens de Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 2016 uitsluitend uitgerust is met de planken of met de zegen. § 7. In de periode van 1 februari 2016 tot en met 31 december 2016 is het in het ICES-gebied VIIa voor een vissersvaartuig verboden bij de wijtingvangsten per zeereis een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 20 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in dat ICES-gebied. § 8. In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is het in de ICES-gebieden VIIb-k voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder verboden bij de wijtingvangsten per zeereis een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 100 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in die ICES-gebieden.

In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is het in de ICES-gebieden VIIb-k voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW verboden bij de wijtingvangsten per zeereis een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 200 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in die ICES-gebieden.

In afwijking van het tweede lid worden de maximaal toegelaten vangsthoeveelheden verdubbeld die gerealiseerd zijn door een vissersvaartuig dat volgens de Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 2016 uitsluitend uitgerust is met de planken of met de zegen.

In afwijking van het tweede en derde lid worden de maximaal toegelaten vangsthoeveelheden die gerealiseerd zijn door een vissersvaartuig dat volgens de Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen 2016 uitsluitend uitgerust is met de zegen, verviervoudigd.

De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing voor die vaartuigen die onder de aanlandingsplicht vallen. § 9. De de minimis voor wijting bedraagt per visreis maximaal 7% van de reeds in de visreis in kwestie gerealiseerde wijtingvangst in het gebied in kwestie. § 10. In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is het in de ICES-gebieden II, III, IV voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van 221 kW of minder verboden bij de zwarte koolvisvangsten per zeereis een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 40 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in die ICES-gebieden.

In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is het in de ICES-gebieden II, III, IV voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW verboden bij de zwarte koolvisvangsten per zeereis een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 80 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in die ICES-gebieden.

Voor de vaartdagen waarop het vissersvaartuig actief is met vistuig van de inspanningsgroep TR 1, worden de hoeveelheden, vermeld in het tweede lid, verdubbeld.

De beperkingen vermeld in het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing zolang geen 60 % van het quotum in kwestie, inclusief quotaruilen, is opgebruikt. § 11. In de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 is het in de ICES-gebieden II, IV, zijnde de Noorse zone, voor een vissersvaartuig met een motorvermogen van meer dan 221 kW verboden bij de lengvangsten per zeereis een hoeveelheid te overschrijden die gelijk is aan 30 kg, vermenigvuldigd met het aantal vaartdagen, gerealiseerd tijdens die zeereis in die ICES-gebieden.

De beperkingen, vermeld in het eerste lid, zijn niet van toepassing zolang geen 60 % van het quotum in kwestie, inclusief quotaruilen, is opgebruikt. § 12. De de minimis voor Noorse kreeft in de ICES-gebied II, IV bedraagt 56 ton. Afdeling 3. - Inruilen van dagen

Art. 29.§ 1. Een overschrijding van de vangstmogelijkheden, vermeld in artikel 26, 27 en 28, kan op verzoek van de reder of zijn vertegenwoordiger aanleiding geven tot vermindering van de vaartdagen.

In dat geval vervalt de administratieve of strafrechtelijke vervolging voor die overschrijding. § 2. Als de rederij kiest voor de toepassing van de inruiling van dagen, wordt het maximum aantal vaartdagen voor 2016, vermeld in artikel 12, vervangen door het hoogste aantal effectieve vaartdagen op jaarbasis in de periode 2013-2015, voor zover dat aantal beneden de norm van 2016 ligt.

Als voor het vissersvaartuig in kwestie gedurende het jaar in kwestie dagen werden ingeruild, worden voor de toepassing van het eerste lid, die ingeruilde dagen als effectieve vaartdagen meegerekend. § 3. Met het oog op het beheer van de inruildagen meldt de reder of zijn vertegenwoordiger het aantal inruildagen voor het einde van de zeereis per fax aan de bevoegde entiteit. De aanvraag is onherroepelijk. § 4. Voor ieder visbestand wordt het overschreden volume gedeeld door de toegekende hoeveelheden per vaartdag, wat resulteert in een aantal surplusdagen. Van het maximum aantal vaartdagen voor 2016, vermeld in paragraaf 2, wordt het aantal surplusdagen afgetrokken.

TITEL 3. - Handhaving

Art. 30.§ 1. Bij overtreding van artikel 10 tot en met 12 of van artikel 14 tot en met 28, of bij overtreding van de beperkingen, aangebracht aan de visvergunningen, kan de visvergunning die aan het vissersvaartuig werd afgeleverd voor een periode van minimaal vijf opeenvolgende dagen worden ingetrokken.

De bevoegde entiteit notificeert de intrekking van de visvergunning per aangetekende brief aan de eigenaar van het vissersvaartuig. De intrekking treedt in werking op de derde dag die volgt op de dag van de notificatie. Tijdens de periode van intrekking moet het vissersvaartuig inactief in een Belgische vissershaven liggen. Het maximum aantal vaartdagen, vermeld in artikel 12, wordt verminderd met het aantal dagen waarop de visvergunning ingetrokken was. § 2. Als de toegewezen vangstmogelijkheden, vermeld in artikel 14 tot en met 21, door het vissersvaartuig worden overschreden, wordt de overschrijding, vermenigvuldigd met een coëfficiënt van 1,2, in mindering gebracht op de vangstmogelijkheden die aan dat vaartuig in de overeenkomstige periode van het jaar 2017 zullen worden toegewezen.

Art. 31.Overtredingen van de bepalingen van dit besluit en van de beperkingen aangebracht aan de visvergunningen worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 28 juni 2013 betreffende het landbouw- en visserijbeleid.

TITEL 4. - Slotbepalingen

Art. 32.Het ministerieel besluit van 18 december 2013 houdende tijdelijke aanvullende maatregelen tot het behoud van de visbestanden in zee, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 6 februari 2014, 11 april 2014, 15 mei 2014, 20 juni 2014, 27 augustus 2014, 27 oktober 2014, 10 november 2014 en 10 december 2014, wordt opgeheven.

Art. 33.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2016. Het houdt op van kracht te zijn op 1 januari 2017 met uitzondering van de artikelen 3, 10, 11, 13, 16, 30 en 31.

Brussel, 22 december 2015.

De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, J. SCHAUVLIEGE

^