Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 22 mei 1997
gepubliceerd op 13 september 1997

Ministerieel besluit tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Raad van bestuur en van het Bestendig Comité van het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
1997016147
pub.
13/09/1997
prom.
22/05/1997
ELI
eli/besluit/1997/05/22/1997016147/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 MEI 1997. Ministerieel besluit tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Raad van bestuur en van het Bestendig Comité van het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau


De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Gelet op het koninklijk besluit van 3 februari 1995 houdende coördinatie van de wet van 10 november 1967 houdende oprichting van het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau;

Gelet op het koninkl.ijk besluit van 4 augustus 1996 tot vaststelling van de regels voor de werking van het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau, inzonderheid op artikel 5, Besluit : Enig artikel. Het bij dit besluit gevoegde huishoudelijk reglement van de Raad van bestuur en van het Bestendig comité van het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau is goedgekeurd.

Brussel, 22 mei 1997.

K. PINXTEN Bijlage bij het ministerieel besluit van 22 mei 1997 Huishoudelijk reglement van het Belgische Interventie- en Restitutiebureau, afgekort : B.I.R.B. De bestuursorganen De raad van bestuur

Artikel 1.De raad van bestuur beschikt over de meest uitgebreide bevoegdheden voor het bestuur van het B.I.R.B. alsook voor de verwezenlijking van zijn opdrachten. Hij is meer in het bijzonder gerechtigd om : 1° zich uit te spreken over de aangelegenheden die het administratief beheer van het B.I.R.B. betreffen; 2° zijn advies te verstrekken over ieder probleem in verband met de statutaire opdrachten van het B.I.R.B., hetzij op eigen initiatief, hetzij op het verzoek van de Minister die de Landbouw onder zijn bevoegdheid heeft, hetzij op het verzoek van het Bestendig comité, hetzij op het verzoek ingediend door het Bestendig Comité en geformuleerd door de leidend ambtenaar; 3° aan de bevoegde Minister de voorstellen inzake personeelsformatie en weddeschalen, alsook het personeelsstatuut, voor te leggen;4° de ontwerpbegroting en de gebeurlijke wijzigingen daarin op te stellen, die aan de bevoegde Minister ter goedkeuring moeten worden voorgelegd;regelmatig de uitvoering ervan na te gaan aan de hand van de driemaandelijkse staten die hem te dien einde worden voorgelegd. 5° elk jaar de uitvoeringsrekening van de begroting, de rekening van de veranderingen van het vermogen, de balans en de resultatenrekening op te maken, die op 31 december worden afgesloten; 6° met de instemming van de Minister die de Landbouw onder zijn bevoegdheid heeft, het bedrag der vergoedingen of retributies te bepalen, die het B.I.R.B. mag eisen om geheel of ten dele de kosten in verband met de door het B.I.R.B. voor rekening van derden verrichte verstrekkingen te dekken; 7° met de instemming van de Minister die de Landbouw onder zijn bevoegdheid heeft en van die van Financiën de regels vast te leggen inzake : 1° de vaststelling der winsten;2° de wijze van schatting der bestanddelen van het vermogen;3° de wijze van berekening en de vaststelling van het maximumbedrag : a) van de afschrijvingen;b) van de dotaties voor de vernieuwingsfondsen; c) van de speciale reserves en andere provisies die noodzakelijk zijn wegens de aard der activiteiten van het B.I.R.B.; 8° jaarlijks aan de Minister die de Landbouw onder zijn bevoegdheid heeft over de activiteiten van het B.I.R.B. verslag uit te brengen; 9° onverminderd artikel 15, 2°, binnen de perken van de personeelsformatie en in overeenstemming met de statutaire regels, de personeelsleden met een graad onder die van directeur te benoemen en te bevorderen, alsook te ontslaan.Voor de personeelsleden van de niveaus 3 en 4, mag hij zijn bevoegdheid om te benoemen en te bevorderen respectievelijk aan het Bestendig comité en aan de leidend ambtenaar overdragen.

Art. 2.Onverminderd artikel 11 van het koninklijk besluit van 4 augustus 1996 tot vaststelling van de regels voor de werking van het B.I.R.B. wijst de Raad van bestuur de ambtenaren aan die gerechtigd zijn om het B.I.R.B. te binden. Deze delegaties van bevoegdheid verschijnen in het Belgisch Staatsblad.

Art. 3.De Raad van bestuur vergadert hetzij op initiatief van zijn voorzitter hetzij op het verzoek van ten minste één derde zijner leden hetzij op het verzoek van het Bestendig comité.

Behalve in geval van dringende noodzakelijkheid, gebeuren de bijeenroepingen per gewone brief, die ten minste vijf volle dagen voor die van de zitting wordt verstuurd; ze behelzen de agenda. Er mag geen enkel onderwerp, dat niet op de agenda voorkomt, worden besproken indien de meerderheid van de leden zich daartegen verzet.

De regeringscommissaris en zijn plaatsvervanger, alsook de afgevaardigde van de Minister van Financien wonen de zittingen van de Raad van bestuur van rechtswege bij, met raadgevende stem.

Art. 4.De beraadslagingen en beslissingen van de Raad van bestuur zijn maar geldig als de meerderheid van de leden, met inbegrip van de voorzitter, persoonlijk of krachtens een geschreven, gedateerde en ondertekende volmacht, die door één of meerdere leden die de vergadering van de Raad verlaten aan een aanwezig lid wordt gegeven, eraan heeft deelgenomen. Bij staking van stemmen is die van de voorzitter beslissend.

Eenzelfde bestuurder kan nooit houder zijn van meer dan één volmacht.

Elke afgifte van een volmacht moet in de notulen van de vergadering worden vermeld. met opgaaf van de namen van de volmachtgever en de volmachthebber.

Ingeval de voorzitter verhinderd is, wordt de voorzitter van het Bestendig comité, of, bij ontstentenis, zijn voorganger, aangewezen om hem te vervangen.

Indien de in het eerste lid bepaalde meerderheid niet wordt gehaald, zal de Raad tijdens de volgende vergadering, die binnen een termijn van 15 dagen moet worden bijeengeroepen, of, in geval van dringende noodzakelijkheid, binnen een termijn van drie volle dagen, ongeacht het aantal aanwezige leden, geldig over hetzelfde onderwerp kunnen beraadslagen en beslissen.

Art. 5.De voorzitter stelt de te bespreken punten in beraadslaging.

Hij neemt de stemmen op ingeval deze procedure nodig blijkt te zijn.

Art. 6.Er worden notulen opgemaakt over de vergaderingen van de Raad van bestuur.

Voor de goedkeuring ervan, worden de ontwerpen van de notulen aan de leden van de Raad van bestuur toegezonden.

Na de goedkeuring van de notulen door de aanwezige leden, wordt een exemplaar ervan door de voorzitter en door de secretaris ondertekend, en op het secretariaat van de Raad bewaard.

De voor derden bestemde afschriften van of uittreksels uit de notulen worden door de secretaris afgegeven.

Het Bestendig Comité

Art. 7.Het Bestendig comité behandelt de aan de Raad van bestuur voor te leggen dossiers en beschikt daartoe over het recht van initiatief; het deelt hem zijn voorstellen en aanbevelingen mee en ziet toe op de uitvoering van de door de Raad van bestuur getroffen beslissingen.

Zijn bevoegdheden kunnen worden vastgesteld door laatstgenoemde, die ze aan het comité overdraagt.

Art. 8.Buiten de bevoegdheden die het door de Raad van bestuur op bijzondere werkterreinen zijn overgedragen, kan het Bestendig comité, in geval van dringende noodzakelijkheid, de nodige maatregelen treffen, onder voorbehoud bij de Raad van zijn beslissingen rechtvaardiging te geven en ze hem zo spoedig mogelijk ter bekrachtiging voor te leggen, d.w.z. binnen de tijd waarover het B.I.R.B. moet beschikken om de aan de Raad voor te leggen dossiers voor te bereiden en de Raad bijeen te roepen.

Bovendien wordt dadelijk aan de regeringscommissaris verslag uitgebracht en de redenen vermeld waarom het comité gemeend heeft dat het geen beroep op de Raad van bestuur hoefde te doen.

Art. 9.Het Bestendig comité vergadert op iniatief van zijn voorzitter of op het verzoek van een derde van zijn leden of van de leidend ambtenaar, volgens de modaliteiten bepaald in artikel 3.

Art. 10.De voorzitter van de Raad van bestuur, de regeringscommissaris en zijn plaatsvervanger, evenals de afgevaardigde van de Minister van Financiën wonen de zittingen van het Bestendig comité van rechtswege bij, met raadgevende stem.

Art. 11.De beraadslagingen van het Bestendig comité zijn maar geldig als de meerderheid der leden aanwezig is. Zijn beslissingen worden bij meerderheid van stemmen getroffen; bij staking van stemmen is die van de voorzitter beslissend.

Indien het comité het quorum niet heeft bereikt, zal tijdens een nieuwe vergadering geldig over hetzelfde onderwerp kunnen worden beraadslaagd en beslist, ongeacht het aantal aanwezige leden.

Art. 12.De zittingen van het Bestendig comité geven aanleiding tot het opmaken van notulen, waarop de regels in verband met de notulen van de Raad van bestuur toepasselijk zijn.

De leidend ambtenaar

Art. 13.De leidend ambtenaar ziet toe op de toepassing van de organieke wetten van het B.I.R.B., van het statuut en van de reglementen.

Hij voert de beslissingen van de Raad van bestuur en van het Bestendig comité uit.

Art. 14.De leidend ambtenaar vertegenwoordigt het B.I.R.B. in de commerciële handelingen die het verricht.

Art. 15.De leidend ambtenaar is onder meer bevoegd om : 1° het personeel van het B.I.R.B. op proef in dienst te nemen, in geval van machtiging tot werving; 2° over te gaan tot een bevordering door verhoging in weddeschaal;3° aan het Bestendig comité en aan de Raad van bestuur verslag uit te brengen over alle kwesties die hun moeten worden voorgelegd.

Art. 16.De rechtsvorderingen van het B.I.R.B. worden ingesteld en verdedigd op vervolging en benaarstiging van de leidend ambtenaar.

Art. 17.Onverminderd artikel 11 van het koninklijk besluit van 4 augustus 1996 tot vaststelling van de regels voor de werking van het B.I.R.B., kan de leidend ambtenaar zich laten bijstaan door de adjunct-leidend ambtenaar of, in voorkomend geval als die afwezig of verhinderd is, door de ambtenaar die hem in de hiërarchische volgorde onmiddellijk opvolgt.

Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 22 mei 1997.

De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN

^