Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 23 maart 2007
gepubliceerd op 30 maart 2007

Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 3 november 1994 betreffende de bestrijding van aardappelringrot Davis et al. ssp. sepedonicus (Spieckerman et Kotthoff) Davis et al.)

bron
federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen
numac
2007022482
pub.
30/03/2007
prom.
23/03/2007
ELI
eli/besluit/2007/03/23/2007022482/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

23 MAART 2007. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 3 november 1994 betreffende de bestrijding van aardappelringrot (Clavibacter michiganensis (Smith) Davis et al. ssp. sepedonicus (Spieckerman et Kotthoff) Davis et al.)


De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Gelet op de wet van 2 april 1971 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen, inzonderheid op artikel 2, gewijzigd bij de wetten van 5 februari 1999 en 27 december 2004 en bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001;

Gelet op de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, inzonderheid op artikel 4, gewijzigd bij de wetten van 13 juli 2001, 22 december 2003, 9 juli 2004 en 20 juli 2005, en op artikel 5, gewijzigd bij de wet van 22 december 2003;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen, gewijzigd bij de wetten van 30 december 2001, 28 maart 2003, 22 december 2003, 9 juli 2004, 23 december 2005 en 27 december 2005;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen, inzonderheid op artikel 6;

Gelet op het ministerieel besluit van 3 november 1994 betreffende de bestrijding van aardappelringrot (Clavibacter michiganensis (Smith) Davis et al. ssp. sepodonicus (Spieckerman et Kotthoff) Davis et al.) ;

Overwegende de Richtlijn 93/85/EG van de Raad van 4 oktober 1993, betreffende de bestrijding van aardappelringrot, gewijzigd bij de Richtlijn 2006/56/EG van de Commissie van 12 juni 2006;

Gelet op het overleg tussen de gewestregeringen en de federale regering van 5 januari 2007;

Gelet op advies 42.267/3 van de Raad van State, gegeven op 27 februari 2007, bij toepassing van art. 84, §1, 1ste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluit :

Artikel 1.In het ministerieel besluit van 3 november 1994 betreffende de bestrijding van aardappelringrot (Clavibacter michiganensis (Smith) Davis et al. ssp. sepodonicus (Spieckerman et Kotthoff) Davis et al.), wordt artikel 1 vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « de Dienst » : de Directie-generaal Controle van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;2° « het organisme » : de ziekteverwekker die aardappelringrot Clavibacter michiganensis ssp.sepedonicus veroorzaakt. »

Art. 2.In hetzelfde besluit wordt een artikel 1bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 1bis.De Dienst voert systematische officiële onderzoeken uit ter detectie van Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus op knollen en, in voorkomend geval, op aardappelplanten afkomstig van het Belgische grondgebied, met het oog op de bevestiging van de afwezigheid van het bedoelde organisme.

Met het oog op die onderzoeken worden, als het om knollen gaat, monsters van pootaardappelen en andere aardappelen genomen, bij voorkeur uit partijen die zijn opgeslagen en onderworpen aan officiële laboratoriumtests verricht volgens de in bijlage I bij dit besluit beschreven methode voor de diagnose en detectie van het organisme.

Waar passend kan de Dienst op andere monsters een visuele keuring verrichten waarbij de knollen worden doorgesneden.

Als het gaat om planten worden deze onderzoeken verricht volgens passende methoden en worden de monsters officieel in een laboratorium getest volgens de in bijlage I beschreven methode.

Het aantal, de oorsprong, de samenstelling en het tijdstip van de monsternames worden door de Dienst bepaald.

Art. 3.In hetzelfde besluit wordt punt 2, ii) van artikel 2 vervangen door de volgende bepaling: « ii) een positieve reactie op de tests die zijn verricht volgens de in bijlage I vermelde relevante officiële methode of op een andere passende test; »

Art. 4.In artikel 5 van hetzelfde besluit wordt een 5e punt toegevoegd, luidend als volgt : « 5. Om elk aanwijsbaar risico voor verspreiding van het organisme te vermijden, gebeurt de opruiming van afval met inachtneming van de eisen die zijn vastgelegd in de bijlage V bij Richtlijn 93/85/EG van de Raad betreffende de bestrijding van aardappelringrot. »

Art. 5.In hetzelfde besluit worden de woorden « 3 mei 1994 » vervangen door de woorden « 10 augustus 2005 ».

Art. 6.In hetzelfde besluit worden de bijlagen vervangen door de bijlagen bij dit besluit.

Art. 7.Dit besluit treedt in werking op 1 april 2007.

Brussel, 23 maart 2007.

R. DEMOTTE

BIJLAGE I ONDERZOEKSMETHODE VOOR DE DIAGNOSE, DETECTIE EN IDENTIFICATIE VAN DE VERWEKKER VAN AARDAPPELRINGROT, CLAVIBACTER MICHIGANENSIS (Smith) Davis et al. ssp. SEPEDONICUS (Spieckermann et Kotthoff) Davis et al.

Methode beschreven in bijlage I bij Richtlijn 93/85/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 4 oktober 1993 betreffende de bestrijding van aardappelringrot.

Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 23 maart 2007 tot wijziging van het ministerieel besluit van 3 november 1994 betreffende de bestrijding van aardappelringrot (Clavibacter michiganensis (Smith) Davis et al. ssp. sepedonicus (Spieckerman et Kotthoff) Davis et al.) R. DEMOTTE

BIJLAGE II 1. Voor elke vermoede aanwezigheid waarvoor de screeningtest(en) volgens de in bijlage I beschreven methoden een positieve uitslag heeft (hebben) opgeleverd en waarvoor de bevestiging of de weerlegging na de volledige uitvoering van deze procedures nog wordt afgewacht, moeten: - alle bemonsterde knollen en voorzover mogelijk alle bemonsterde planten, - het resterende extract en de daarbij gemaakte preparaten voor de screeningtest(en), bijvoorbeeld de immunofluorescentiepreparaten, en - alle relevante documentatie, worden gehouden en bewaard onder passende omstandigheden totdat deze procedures zijn afgerond. Met de bewaarde knollen kunnen zo nodig rassenproeven worden uitgevoerd. 2. Indien de aanwezigheid van het organisme wordt bevestigd, moeten: - het in punt 1 genoemde materiaal, - een monster van het met het knol- of plantenextract besmette auberginemateriaal, - de geïsoleerde cultuur van het organisme, gedurende ten minste één maand na de kennisgeving krachtens artikel 3, laatste lid, bewaard en adequaat geconserveerd worden. Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 23 maart 2007 tot wijziging van het ministerieel besluit van 3 november 1994 betreffende de bestrijding van aardappelringrot (Clavibacter michiganensis (Smith) Davis et al. ssp. sepedonicus (Spieckerman et Kotthoff) Davis et al.) R. DEMOTTE

BIJLAGE III 1. Voor het bepalen van de omvang van de waarschijnlijke besmetting als bedoeld in artikel 3, punt b), moet rekening worden gehouden met de volgende elementen: - knollen of planten die zijn geteeld op een krachtens artikel 3, punt a) besmet verklaarde plaats van productie, - de productieplaats(en) met contact in productiewijze met krachtens artikel 3, punt a) besmet verklaarde knollen of planten, met inbegrip van die waar gereedschap of faciliteiten rechtstreeks of via een gemeenschappelijke contractpartner gezamenlijk wordt of worden gebruikt, - knollen of planten die op de in het voorgaande streepje bedoelde productieplaats(en) zijn geproduceerd of op dergelijke productieplaats(en) aanwezig waren in de periode waarin de krachtens artikel 3, punt a), besmet verklaarde knollen of planten op de in het eerste streepje bedoelde productieplaatsen aanwezig waren, - plaatsen waar aardappelen afkomstig van de hierboven bedoelde productieplaatsen worden gehanteerd, - machines, voertuigen, gebouwen, opslagplaatsen, of delen daarvan, en alle andere voorwerpen, verpakkingsmateriaal inbegrepen, die met de overeenkomstig artikel 3, punt a, besmet verklaarde knollen of planten in contact kunnen zijn geweest, - knollen of planten die zijn opgeslagen of in contact zijn geweest met de in het voorgaande streepje genoemde gebouwen of voorwerpen voordat deze waren gereinigd en ontsmet, - op grond van de uitslagen van de in artikel 4 bedoelde testen, knollen of planten met een klonale verwantschap via zuster- of uitgangsmateriaal met als krachtens artikel 3, punt a) besmet verklaarde knollen of planten en waarvoor besmettinig via een klonaal verband waarschijnlijk lijkt ondanks een negatieve testuitslag.Er kunnen rassenproeven worden uitgevoerd om het ras van de besmette of klonaal verwante knollen of planten na te gaan, en - de plaats(en) waar de in het voorgaande streepje bedoelde knollen en planten worden geteeld. 2. Bij het bepalen van de mogelijke verspreiding als bedoeld in artikel 3, punt c), wordt rekening gehouden met : - de nabijheid van andere productieplaatsen van aardappelen of andere waardplanten, - de gemeenschappelijke productie en het gemeenschappelijk gebruik van voorraden pootaardappelen.3. De in artikel 3, laatste lid, bedoelde kennisgeving vindt als volgt plaats : - onmiddellijk nadat de aanwezigheid van het organisme door laboratoriumtesten met de in bijlage I beschreven methoden is bevestigd, worden ten minste medegedeeld : ? de rasnaam van de partij aardappelen, ? het soort aardappelen (poot-, consumptie-, enz) en voor pootaardappelen de categorie; - bij bestaan van een risico voor besmetting van aardappelen die afkomstig zijn uit of bestemd zijn voor een of meer andere lidstaten, worden de betreffende lidstaat of lidstaten onmiddellijk in kennis gesteld van de informatie die nodig is om, in voorkomend geval, overeenkomstig artikel 3, punten a), b) en c) de besmetting te bepalen, de omvang van de waarschijnlijke besmetting te bepalen en een zone af te bakenen, zoals : ? de rasnaam van de partij aardappelen, ? naam en adres van de verzender en de ontvanger; ? de datum van levering van de partij aardappelen, ? de omvang van de afgeleverde partij aardappelen, ? een kopie van het plantenpaspoort of ten minste het nummer daarvan indien van toepassing, het registratienummer van de teler of handelaar indien van toepassing en een kopie van de afleveringsbon. - Nadat alle onderzoeken zijn afgerond, voor elk geval : ? de datum waarop de besmetting is bevestigd, ? een korte beschrijving van het onderzoek dat is verricht om de bron en de mogelijke verspreiding van de besmetting te achterhalen, met vermelding van de gerealiseerde bemonsteringsintensiteit, ? informatie over de geïdentificeerde of vermoede besmettingsbronnen, ? informatie over de reikwijdte van de besmetverklaring, waaronder het aantal besmette productieplaatsen en het aantal partijen, onder vermelding van het ras en voor pootaardappelen de categorie, ? gegevens over de zoneafbakening, met het aantal productieplaatsen in de zone die niet besmet verklaard zijn, ? alle andere door de Commissie verlangde informatie over de geconstateerde besmetting(en).

Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 23 maart 2007 tot wijziging van het ministerieel besluit van 3 november 1994 betreffende de bestrijding van aardappelringrot (Clavibacter michiganensis (Smith) Davis et al. ssp. sepedonicus (Spieckerman et Kotthoff) Davis et al.) R. DEMOTTE

BIJLAGE IV 1. De in artikel 5, 1, bedoelde maatregelen voor de vernietiging van knollen of planten, dat krachtens artikel 3, punt a) besmet verklaard is, die onder toezicht van de Dienst genomen worden, omvatten : - het gebruik als diervoeder na een warmtebehandeling die het risico dat het organisme overleeft, uitsluit, of - storting op een officieel erkende stortplaats waar er geen aanwijsbaar risico is dat het organisme in het milieu terechtkomt door bv.lekkage naar landbouwgrond, of - verbranding, of - rechtstreekse en onverwijlde levering, voor industriële verwerking, aan verwerkende bedrijven die over officieel erkende afvalverwijderingsinstallaties beschikken waarvoor is vastgesteld dat er geen aanwijsbaar risico op verspreiding van het organisme bestaat, en die over een systeem beschikken om ten minste de uitgaande voertuigen te reinigen en te ontsmetten, of - andere maatregelen, op voorwaarde dat is vastgesteld dat er geen aanwijsbaar risico bestaat dat het organisme zich kan verspreiden; van deze maatregelen moet onder opgave van de redenen ervoor aan de Commissie en de andere lidstaten kennis worden gegeven.

Afvalstoffen die overblijven na of voortkomen uit de bovengenoemde behandelingen, worden door middel van officieel erkende methoden verwijderd overeenkomstig bijlage V van bovenvermelde Richtlijn 93/85/EG van 4 oktober 1993. 2. Het geëigende gebruik of de geëigende opruiming van krachtens artikel 3, punt b) en in artikel 5, 2 bedoelde, waarschijnlijk besmet verklaarde knollen of planten, onder toezicht van de Dienst, waarbij moet worden gezorgd voor een adequate communicatie tussen de Dienst en, waar nodig, de bevoegde officiële instanties van de betrokken lidstaten om te garanderen dat dergelijk toezicht te allen tijde plaatsvindt, alsmede op voorwaarde van de toestemming door de Dienst of, waar nodig, door de bevoegde officiële instantie van de lidstaat waar de aardappelen verpakt of verwerkt moeten worden, wat betreft de afvalverwijderingsinstallaties als bedoeld in het eerste en het tweede streepje van bijlage V, i) bij bovenvermelde Richtlijn 93/85/EG van 4 oktober 1993, omvat : - het gebruik als consumptieaardappelen, verpakt voor rechtstreekse aflevering en voor gebruik zonder verdere ompakking, op een locatie met adequate afvalverwijderingsinstallaties.Werken met pootaardappelen op deze locatie is uitsluitend toegestaan als dat gescheiden of na reiniging en ontsmetting gebeurt, of - het gebruik als consumptieaardappelen voor industriële verwerking en bestemd voor rechtstreekse en onverwijlde aflevering aan een verwerkend bedrijf met adequate afvalverwijderingsinstallaties en een systeem voor reiniging en ontsmetting van ten minste de uitgaande voertuigen, of - enige andere vorm van gebruik of verwijdering, op voorwaarde dat vaststaat dat er geen aanwijsbaar risico bestaat dat het organisme zich kan verspreiden, onder voorbehoud van de goedkeuring van de Dienst of, waar nodig, van de bevoegde officiële instanties van de betreffende andere lidstaat of lidstaten. 3. Als adequate methoden voor het reinigen of ontsmetten van de in artikel 5, 3, bedoelde voorwerpen, gelden die waarvan is vastgesteld dat er geen aanwijsbaar risico op verspreiding van het organisme bestaat en die onder toezicht van de Dienst worden toegepast. 4. Onder de in artikel 5, 4, bedoelde maatregelen die door de Dienst in de krachtens artikel 3, punt c) afgebakende zone moeten worden uitgevoerd, zijn begrepen : 4.1. op krachtens artikel 3, punt a) besmet verklaarde productieplaatsen : a) in een krachtens artikel 3, punt a) besmet verklaard veld : i) gedurende ten minste drie teeltjaren volgende op het jaar waarin de besmetverklaring is gedaan : ? maatregelen om opslag van aardappelplanten en andere natuurlijke waardplanten van het organisme te elimineren; ? een verbod om aardappelknollen, aardappelplanten of aardappelzaad, of andere natuurlijke waardplanten van het organisme of gewassen waarvoor een aanwijsbaar risico bestaat dat het organisme zich van daaruit kan verspreiden, aan te planten; - in de eerste teeltperiode voor aardappelen volgende op de in het voorgaande streepje bedoelde periode, en op voorwaarde dat het veld gedurende ten minste de twee aan de opplant voorafgaande teeltjaren bij officiële inspecties vrij is bevonden van opslag van aardappelplanten en andere natuurlijke waardplanten van het organisme, uitsluitend productie van consumptieaardappelen waarbij de geoogste knollen volgens de in bijlage I beschreven procedure worden getest; - in de teeltperiode die volgt op de in het vorige streepje bedoelde teeltperiode en volgens een passende wisselcyclus, die ten minste twee jaar dient te zijn als het gaat om pootaardappelen, opplant van aardappelen voor de productie van pootaardappelen of consumptieaardappelen, vergezeld van een officieel onderzoek als bedoeld in artikel 1bis, of ii) gedurende vier teeltjaren volgende op dat van de besmetverklaring : ? maatregelen om opslag van aardappelplanten en andere natuurlijke waardplanten van het organisme te elimineren, ? volledige braaklegging van het veld of bestemming van het veld tot blijvend grasland dat frequent kort wordt gemaaid of intensief wordt begraasd, - in de eerste teeltperiode voor aardappelen volgende op de in het vorige streepje bedoelde periode, en op voorwaarde dat het veld gedurende ten minste de twee aan de opplant voorafgaande teeltjaren bij officiële inspecties vrij is bevonden van opslag van aardappelplanten en andere natuurlijke waardplanten van het organisme, productie van poot- of consumptieaardappelen waarbij de geoogste knollen volgens de in bijlage I beschreven procedure worden getest; b) op alle andere velden van de besmette productieplaats, mits ten overstaan van de Dienst is aangetoond dat de risico's van opslag van aardappelplanten en andere natuurlijke waardplanten van het organisme geëlimineerd zijn : - in het teeltjaar volgende op de besmetverklaring : ? ofwel geen aardappelknollen, aardappelplanten of aardappelzaad of andere natuurlijke waardplanten van het organisme aanplanten of zaaien, ? ofwel officieel gecertificeerde aardappelplanten poten voor de teelt van uitsluitend consumptieaardappelen, - in de tweede teeltperiode en tijdens ten minste de derde teeltperiode, volgende op de besmetverklaring, poten van uitsluitend gecertificeerd pootgoed voor de teelt van poot- of consumptieaardappelen, - in elk van de in de voorgaande punten bedoelde teeltjaren worden maatregelen genomen om opslag van aardappelplanten en van natuurlijke waardplanten van het organisme, indien aanwezig, te elimineren en worden voor elk aardappelveld de geoogste aardappelen officieel getest volgens de in bijlage I beschreven procedure;c) onmiddellijk na de besmetverklaring krachtens artikel 3, punt a), en na het eerste daaropvolgende teeltjaar, reiniging en indien relevant ontsmetting volgens adequate methoden als aangegeven in punt 3 van deze bijlage, van alle machines en opslaginrichtingen op de plaats van productie die voor aardappelen zijn gebruikt;d) in eenheden voor beschermde teelt waarin het teeltmedium volledig kan worden vervangen, - een verbod om aardappelknollen, aardappelplanten of aardappelzaad aan te planten tenzij de productie-eenheid aan onder officieel toezicht genomen maatregelen is onderworpen om het organisme te vernietigen en alle waardmateriaal te verwijderen, waarbij op zijn minst het teeltmedium volledig wordt vervangen en de productie-eenheid en alle gereedschappen en machines worden gereinigd en ontsmet, en de Dienst hierna toestemming heeft gegeven om er aardappelen te produceren, - gebruik bij de aardappelproductie van gecertificeerde pootaardappelen of miniknollen of microplanten van geteste bronnen. 4.2. In de afgebakende zone moet de Dienst, onverminderd de in punt 4.1 van deze bijlage genoemde maatregelen: a) ervoor zorgen dat machines en opslaginrichtingen op de productieplaats onmiddellijk na de besmetverklaring worden gereinigd en zo nodig ontsmet volgens de in punt 3 van deze bijlage aangegeven adequate methoden;b) onmiddellijk, en gedurende ten minste drie teeltperioden na de besmetverklaring: - toezicht houden op bedrijfsterreinen of -gebouwen waar aardappelknollen worden geteeld, opgeslagen of gehanteerd en op bedrijven waar contractueel aardappelmachines worden gebruikt, - bepalen dat in die zone uitsluitend gecertificeerd pootgoed voor de aardappelteelt mag worden gebruikt en dat pootgoed dat geteeld is op productieplaatsen die overeenkomstig artikel 3, punt b) « waarschijnlijk besmet » zijn verklaard, na de oogst onderzocht wordt, - bepalen dat op alle bedrijfsinrichtingen in de zone de voorraden geoogste pootaardappelen gescheiden worden gehouden van die van consumptieaardappelen of tussen de opslag van pootaardappelen en van consumptieaardappelen een systeem van reiniging en ontsmetting wordt toegepast, - een officieel onderzoek verrichten als omschreven in artikel 1bis ;c) indien relevant, een programma opstellen om de pootaardappelvoorraden binnen een passende termijn volledig te vervangen. Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 23 maart 2007 tot wijziging van het ministerieel besluit van 3 november 1994 betreffende de bestrijding van aardappelringrot (Clavibacter michiganensis (Smith) Davis et al. ssp. sepedonicus (Spieckerman et Kotthoff) Davis et al.) R. DEMOTTE

^