Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 23 mei 2014
gepubliceerd op 08 september 2014

Ministerieel besluit tot uitvoering van het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014 en tot wijziging van artikel 5 van het ministerieel besluit van 27 februari 2014 ter uitvoering van artikel 8, 11, 40, 43 en 73, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, wat betreft de kwalificatiebewijzen en attesten

bron
vlaamse overheid
numac
2014036561
pub.
08/09/2014
prom.
23/05/2014
ELI
eli/besluit/2014/05/23/2014036561/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

VLAAMSE OVERHEID

Welzijn, Volksgezondheid en Gezin


23 MEI 2014. - Ministerieel besluit tot uitvoering van het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014 en tot wijziging van artikel 5 van het ministerieel besluit van 27 februari 2014Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 27/02/2014 pub. 17/04/2014 numac 2014201948 bron vlaamse overheid Ministerieel besluit ter uitvoering van artikel 8, 11, 40, 43 en 73, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, wat betreft de kwalificatiebewijzen en attesten sluiten ter uitvoering van artikel 8, 11, 40, 43 en 73, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, wat betreft de kwalificatiebewijzen en attesten


De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Gelet op het decreet van 30 april 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/04/2004 pub. 26/11/2004 numac 2004036712 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid sluiten tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin, artikel 12;

Gelet op het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014, artikel 33, § 1, eerste lid, 4° en 5°, § 2 en § 3, artikel 38, § 1, eerste lid, 4°, en § 2, artikel 40, 1°, artikel 41, 42, derde lid, en artikel 43;

Gelet op het ministerieel besluit van 27 februari 2014Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 27/02/2014 pub. 17/04/2014 numac 2014201948 bron vlaamse overheid Ministerieel besluit ter uitvoering van artikel 8, 11, 40, 43 en 73, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, wat betreft de kwalificatiebewijzen en attesten sluiten ter uitvoering van artikel 8, 11, 40, 43 en 73, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, wat betreft de kwalificatiebewijzen en attesten;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 24 april 2014;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat er dringend een ministerieel besluit nodig is om het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014 te kunnen uitvoeren, aangezien dat besluit uitwerking heeft met ingang van 1 april 2014. In dat besluit worden enkele delegaties gedaan aan de minister. Zonder de uitvoering van die delegaties kan het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014 niet uitgevoerd worden en bestaat er een juridisch vacuüm voor een aantal zaken met betrekking tot de attesten en kwalificatiebewijzen;

Overwegende dat er dringend een aantal precisering, in het voordeel van de sector, aangebracht moeten worden in het ministerieel besluit van 27 februari 2014Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 27/02/2014 pub. 17/04/2014 numac 2014201948 bron vlaamse overheid Ministerieel besluit ter uitvoering van artikel 8, 11, 40, 43 en 73, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, wat betreft de kwalificatiebewijzen en attesten sluiten ter uitvoering van artikel 8, 11, 40, 43 en 73, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, wat betreft de kwalificatiebewijzen en attesten, eveneens met uitwerking op 1 april 2014, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Gezinsopvang en groepsopvang Afdeling 1. - Documenten over de verantwoordelijke

Onderafdeling 1. - Attest van kennis van het Nederlands

Artikel 1.De volgende certificaten, bewijzen en diploma's worden beschouwd als een attest van actieve kennis van het Nederlands als vermeld in artikel 33, § 1, eerste lid, 4°, en § 2, van het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014: 1° een certificaat Nederlands als Vreemde Taal van de Nederlandse Taalunie;2° een bewijs van de Huizen van het Nederlands;3° een certificaat van Selor;4° een certificaat of een deelcertificaat van een instantie die erkend is door het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, en waarop het Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming het toezicht uitoefent;5° een diploma van een instantie waarvan het Nederlands de onderwijstaal is, die erkend is door het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming;6° een certificaat van een onderwijsinstantie die in die hoedanigheid erkend is in het land van herkomst en geaccrediteerd is als taalopleiding Nederlands. Onderafdeling 2. - Attest van kennis van levensreddend handelen bij kinderen

Art. 2.Het attest van kennis van levensreddend handelen bij kinderen, vermeld in artikel 33, § 1, eerste lid, 5°, van het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014, toont aan dat de houder ervan een opleiding van minstens drie uur met de volgende leerinhouden gevolgd heeft: 1° een theoretisch deel, waarbij minstens de typische gevaren voor kinderen, de basisprincipes van de eerste hulp, het stappenplan van reanimatie volgens de geldende richtlijnen van de Belgische Reanimatieraad en het bewustzijn, de ademhaling en de bloedcirculatie van kinderen aan bod komen;2° een praktisch deel, waarbij ruim de tijd gegeven wordt om te oefenen en waarbij minstens het inoefenen van reanimatie van kinderen op kinderreanimatiepoppen, de handelingen bij verslikken en stikken, en de veiligheidshouding aan bod komen. Het attest, vermeld in het eerste lid, wordt afgeleverd door een instantie die ervoor zorgt dat de opleiding wordt gegeven door een persoon die: 1° een van de volgende diploma's of brevetten heeft: a) een masterdiploma of een diploma van het universitair onderwijs Geneeskunde;b) een bachelordiploma of een diploma hoger onderwijs van één cyclus Verpleegkunde, of een diploma van gegradueerde in de verpleegkunde of een diploma van het derde jaar van de vierde graad van de studierichting Verpleegkunde, of een bachelordiploma of een diploma hoger onderwijs van één cyclus Vroedkunde, of een diploma van gegradueerde in de vroedkunde;c) een geldig brevet Hulpverlener-Ambulancier.De hulpverlener-ambulancier is bovendien drager van een onderscheidingsteken, uitgereikt door de FOD Volksgezondheid, en heeft drie jaar ervaring in het kader van de dringende geneeskundige hulpverlening; d) een diploma dat, ten opzichte van de diploma's, vermeld in punt a) en b), als gelijkwaardig erkend is door het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming, NARIC-Vlaanderen;2° theoretische en praktische kennis van levensreddend handelen bij kinderen heeft volgens de actueel geldende richtlijnen van de Belgische Reanimatieraad;3° ervaring in het aanleren van levensreddend handelen heeft volgens de actueel geldende richtlijnen van de Belgische Reanimatieraad. In het eerste en tweede lid wordt verstaan onder de Belgische Reanimatieraad: de vereniging met de naam: Belgian Resuscitation Council, afgekort: BRC. De naam van de vereniging wordt vertaald als `Belgische Reanimatieraad', `Conseil Belge de Réanimation' en `Belgische Beirat für Wiederbelebung'. Deze namen mogen afzonderlijk gebruikt worden. De Belgische Reanimatieraad is een VZW die als doel heeft de reanimatie te bevorderen in België. De BRC wordt overkoepeld door de ERC of European Resuscitation Council die het beleid voor Europa bepaalt.

De instanties die voldoen aan de criteria, vermeld in het tweede lid, en die een attest kunnen afleveren met de leerinhouden, vermeld in het eerste lid, dienen daarvoor bij Kind en Gezin een elektronische verklaring op erewoord in dat ze aan de voorwaarden voldoen. Kind en Gezin maakt die instanties bekend op de website van Kind en Gezin.

Onderafdeling 3. - Kwalificatiebewijs

Art. 3.Het bewijs van kwalificatie, vermeld in artikel 33, § 3, van het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014, is een van de kwalificatiebewijzen, vermeld in artikel 5, eerste lid, 6°, b), 7°, b) en c), 8°, a) en b), van dit besluit. Afdeling 2. - Documenten over de kinderbegeleider

Onderafdeling 1. - Attest van kennis van levensreddend handelen bij kinderen

Art. 4.Het attest van kennis van levensreddend handelen bij kinderen, vermeld in artikel 38, § 1, eerste lid, 4°, van het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014, is het attest, vermeld in artikel 2 van dit besluit.

Onderafdeling 2. - Kwalificatiebewijs en bewijs van kwalificerend traject

Art. 5.Het kwalificatiebewijs, vermeld in artikel 38, § 2, 1°, van het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014, is een van de volgende kwalificatiebewijzen en minstens de helft van het totale aantal kinderbegeleiders heeft een kwalificatiebewijs als vermeld in punt 1° tot en met 10° : 1° een diploma van het secundair onderwijs, uitgereikt door de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap voor het voltijds secundair onderwijs, dat betrekking heeft op een examenprogramma van de studierichting Personenzorg, specialisatiejaar, en de onderliggende studierichting Kinderverzorging van het voltijds secundair onderwijs;2° van het secundair volwassenenonderwijs: a) een certificaat kinderzorg, begeleider in de kinderopvang of kinderzorg/begeleider kinderopvang;b) een certificaat begeleider buitenschoolse kinderopvang;c) een certificaat jeugd- en gehandicaptenzorg;3° van het secundair beroepsonderwijs: a) een diploma van het derde jaar van de derde graad van de volgende studierichtingen: Kinderzorg, Begeleider in Kinderopvang of Kinderzorg/Begeleider in Kinderopvang;b) een studiegetuigschrift en een kwalificatiegetuigschrift van het zesde leerjaar van de studierichting Kinderverzorging;c) een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van de studierichting Kinderverzorging;d) een brevet van het zesde leerjaar van de studierichting Kinderverzorging;e) een diploma van het derde jaar van de vierde graad van de studierichting Verpleegkunde;f) een diploma van het onderwijs van het derde jaar van de derde graad van een naamloos jaar, als bij het diploma een door de verificateur van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming voor waar en echt verklaard attest is gevoegd waarop vermeld is dat het leerplan kinderzorg volledig is gevolgd;4° van het secundair technisch onderwijs: a) een diploma van het tweede jaar van de derde graad van de volgende richtingen: Sociale en Technische Wetenschappen, Jeugd- en Gehandicaptenzorg, Bijzondere Jeugdzorg, Gezondheids- en Welzijnswetenschappen, Verpleegaspirant;b) een diploma van het secundair-na-secundair Internaatswerking of Leefgroepenwerking;c) een diploma van het derde jaar van de derde graad van de richtingen Internaatswerking of Leefgroepenwerking;5° van het deeltijds beroepssecundair onderwijs: een certificaat van de opleiding Begeleider in de Kinderopvang van het deeltijds beroepssecundair onderwijs, uitgereikt vanaf september 2011;6° van het hoger beroepsonderwijs: a) een attest dat bevestigt dat ofwel minstens twee derde van de modules van de graduaatsopleiding Orthopedagogie, inclusief vrijstellingen, met vrucht zijn voltooid, ofwel dat het eerste en het tweede studiejaar van de graduaatsopleiding Orthopedagogie, met vrucht zijn voltooid;b) een diploma of certificaat van het hoger beroepsonderwijs en van het hoger onderwijs van het korte type voor sociale promotie, met uitzondering van de Specifieke Lerarenopleiding en het getuigschrift pedagogische bekwaamheid;7° van het hoger onderwijs van een of meer cycli, van een bachelor of van een master;a) een attest dat bevestigt dat voor minstens 120 studiepunten een creditbewijs behaald is, inclusief vrijstellingen, of dat het eerste en tweede studiejaar, inclusief vrijstellingen, met vrucht is voltooid, van een van de volgende studierichtingen: Pedagogie van het Jonge Kind, Kleuteronderwijs, Lager Onderwijs, Secundair Onderwijs, Gezinswetenschappen, Maatschappelijke Veiligheid, Orthopedagogie, Sociaal Werk, Sociale Readaptatiewetenschappen, Toegepaste Psychologie, Verpleegkunde of van een studierichting van het studiegebied psychologische en pedagogische wetenschappen;b) een bachelordiploma of een diploma van het hoger onderwijs van één cyclus;c) een masterdiploma of diploma van het hoger onderwijs van meer dan één cyclus;8° bepaalde kwalificatiebewijzen die behaald zijn tot een bepaalde einddatum, namelijk: a) uitgereikt tot en met 31 augustus 2011: een eindstudiebewijs van de postgraduaatopleiding `Leidinggevende in Kinderopvang', georganiseerd door de Arteveldehogeschool van Gent;b) uitgereikt tot en met 1 oktober 2015: een getuigschrift van de postgraduaatopleiding `Verantwoordelijke in Kinderopvang', georganiseerd door de Karel de Grote-Hogeschool van Antwerpen;c) uitgereikt tot en met oktober 2016: een ondernemersdiploma verantwoordelijke kinderopvang, uitgereikt door een SYNTRA-centrum, een eindstudiebewijs van de ondernemersopleiding Beheerder Particuliere Opvanginstelling, georganiseerd door het Vlaams Instituut voor Zelfstandig Ondernemen of een SYNTRA-centrum;d) uitgereikt in 1996 en 1997: een diploma van het tweejarige opleidings- en tewerkstellingsproject voor migrantenvrouwen in de kinderopvang, georganiseerd door VBJK, Vernieuwing in de Basisvoorzieningen voor Jonge kinderen, in samenwerking met het Vlaams Centrum voor Integratie van Migranten en Kind en Gezin;e) behaald vóór 1 september 2008: een attest van de achtdaagse cursus verantwoordelijke van particuliere kinderdagverblijven, georganiseerd door het centrum voor volwassenenonderwijs Vormingsleergang voor Sociaal en Pedagogisch Werk in Kortrijk en een attest van de achtdaagse cursus dagopvang jonge kinderen, georganiseerd door het centrum voor volwassenenonderwijs Technicum Noord Antwerpen, afdeling VLOD in Antwerpen;9° een kwalificatiebewijs dat, ten opzichte van de kwalificatiebewijzen, vermeld in punt 1° tot en met 7°, als gelijkwaardig erkend is door het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming, NARIC-Vlaanderen;10° een titel van beroepsbekwaamheid Begeleider Buitenschoolse Opvang als vermeld in het decreet van 30 april 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/04/2004 pub. 26/11/2004 numac 2004036712 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid sluiten betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid;11° een attest van de opleiding Begeleider Buitenschoolse Opvang, gefinancierd door de VDAB, gegeven door een door Kind en Gezin erkende opleidingsorganisatie;12° een attest van de startopleiding Begeleider in de Buitenschoolse Opvang, uitgereikt door een centrum voor volwassenenonderwijs met erkenning voor het studiegebied personenzorg;13° een kwalificatiebewijs van de opleiding Educatief kinderwerker, uitgereikt door het Centrum voor Volwassenenonderwijs Sociale School Heverlee. De startopleiding, vermeld in het eerste lid, 12°, bestaat uit de volgende vijf modules, die ook vermeld worden op het attest, uit de modulaire opleiding Kinderzorg/Begeleider in de Kinderopvang of de modulaire opleiding Begeleider Buitenschoolse Opvang: 1° module Zorg in de kinderopvang 1;2° module Begeleiding van het schoolgaande kind 1;3° module Begeleiding van het schoolgaande kind 5;4° module Begeleiding van het schoolgaande kind 6;5° module Zorg in de kinderopvang 4 of 5.

Art. 6.Het bewijs van een kwalificerend traject, vermeld in artikel 38, § 2, 2°, van het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014, is: 1° een inschrijvingsbewijs van maximaal drie jaar oud voor een opleiding die leidt tot het behalen van een kwalificatiebewijs als vermeld in artikel 5;2° een plan van aanpak in aanloop naar het behalen van een titel van beroepsbekwaamheid als vermeld in artikel 5, eerste lid, 10°.

Art. 7.Overeenkomstig artikel 38, § 2, 2°, b), van het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014, geldt dat er per kinderbegeleider in een kwalificerend traject altijd een kinderbegeleider met een kwalificatiebewijs aanwezig is. Meer bepaald geldt dat er per kinderbegeleider in een kwalificerend traject een kinderbegeleider met een kwalificatiebewijs als vermeld in artikel 5, eerste lid, 1° tot en met 10°, van dit besluit, of een verantwoordelijke met een kwalificatiebewijs als vermeld in artikel 5, eerste lid, 6°, b), 7°, b) en c), 8°, a) en b), van dit besluit, aanwezig is. HOOFDSTUK 2. - Vakantieopvang Afdeling 1. - Documenten over de verantwoordelijke

Art. 8.Overeenkomstig artikel 40, 1°, van het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014, heeft de organisator met een attest van toezicht voor vakantieopvang over de verantwoordelijke en de persoon die bij afwezigheid van de verantwoordelijke aanspreekpersoon is, een attest van actieve kennis van het Nederlands als vermeld in artikel 33, § 1, 4°, van het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014. De certificaten, bewijzen en diploma's, vermeld in artikel 1 van dit besluit, worden beschouwd als dat attest van actieve kennis van het Nederlands.

Art. 9.Het kwalificatiebewijs, vermeld in artikel 41 van het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014, is een kwalificatiebewijs als vermeld in artikel 5, eerste lid, 6°, b), 7°, b) en c), 8°, a) en b), van dit besluit. Afdeling 2. - Documenten over de kinderbegeleider

Art. 10.Het kwalificatiebewijs, vermeld in artikel 42, derde lid, van het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014, is een kwalificatiebewijs als vermeld in artikel 5 van dit besluit. Afdeling 3. - Attest van kennis van levensreddend handelen bij

kinderen

Art. 11.Het attest van kennis van levensreddend handelen bij kinderen, vermeld in artikel 43 van het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014, is het attest, vermeld in artikel 2 van dit besluit. HOOFDSTUK 3. - Wijzigingsbepalingen

Art. 12.In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het woord "European Resuscitation Councel" wordt telkens vervangen door het woord "Belgische Reanimatieraad"; 2° in het tweede lid, 1°, wordt punt b) vervangen door wat volgt: "b) een bachelordiploma of een diploma hoger onderwijs van één cyclus Verpleegkunde, of een diploma van gegradueerde in de verpleegkunde of een diploma van het derde jaar van de vierde graad van de studierichting Verpleegkunde, of een bachelordiploma of een diploma hoger onderwijs van één cyclus Vroedkunde, of een diploma van gegradueerde in de vroedkunde;"; 3° er wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "In het eerste en tweede lid wordt verstaan onder de Belgische Reanimatieraad: de vereniging met de naam: Belgian Resuscitation Council, afgekort: BRC.De naam van de vereniging wordt vertaald als `Belgische Reanimatieraad', `Conseil Belge de Réanimation' en `Belgische Beirat für Wiederbelebung'. Deze namen mogen afzonderlijk gebruikt worden. De Belgische Reanimatieraad is een VZW die als doel heeft de reanimatie te bevorderen in België. De BRC wordt overkoepeld door de ERC of European Resuscitation Council die het beleid voor Europa bepaalt.". HOOFDSTUK 4. - Slotbepaling

Art. 13.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2014.

Brussel, 23 mei 2014.

De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN

^