Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 24 oktober 2006
gepubliceerd op 06 november 2006

Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 18 november 2005 tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden waaronder een tegemoetkoming kan worden toegekend voor de verstrekkingen, omschreven in artikel 34, eerste lid, 13°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2006023130
pub.
06/11/2006
prom.
24/10/2006
ELI
eli/besluit/2006/10/24/2006023130/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

24 OKTOBER 2006. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 18 november 2005 tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden waaronder een tegemoetkoming kan worden toegekend voor de verstrekkingen, omschreven in artikel 34, eerste lid, 13°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994


De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 34, eerste lid, 13°, vervangen bij de wet van 10 augustus 2001 en artikel 37, § 12, gewijzigd bij de wetten van 20 december 1995 en 24 december 1999;

Gelet op het ministerieel besluit van 18 november 2005 tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden waaronder een tegemoetkoming kan worden toegekend voor de verstrekkingen, omschreven in artikel 34, eerste lid, 13°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;

Gelet op het advies van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, gegeven op 27 maart 2006;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 5 mei 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 27 juli 2006;

Gelet op het advies 41.176/1 van de Raad van State, gegeven op 21 september 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluit :

Artikel 1.In het ministerieel besluit van 18 november 2005 tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden waaronder een tegemoetkoming kan worden toegekend voor de verstrekkingen, omschreven in artikel 34, eerste lid, 13°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 worden de artikelen 4bis en 4ter ingevoegd, luidend als volgt : « Art 4bis. In het kader van het multidisciplinaire overleg dat omschreven wordt in artikel 3bis van het bovenvermeld koninklijk besluit van 14 mei 2003, beschikt de geïntegreerde dienst voor thuisverzorging over de volgende documenten : 1° een kopie van het verslag van het eerste overleg rond de patiënt na afloop waarvan de beslissing om de patiënt in het therapeutisch project op te nemen, is genomen volgens de bepalingen die zijn vastgesteld in het koninklijk besluit van 22 oktober 2006 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het Verzekeringscomité overeenkomsten kan sluiten met toepassing van artikel 56, § 2, eerste lid, 3°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, voor de financiering van de therapeutische projecten inzake geestelijke gezondheidszorg;dit verslag vermeldt eveneens de naam van de patiënt en de betrokken zorg- of hulppartners en wordt ondertekend door de vertegenwoordigers van die zorg- of hulppartners die tijdens het overleg aanwezig zijn; 2° een kopie van het verslag van de latere overlegvergaderingen met vermelding van de naam van de patiënt en de betrokken zorg- of hulppartners, ondertekend door de vertegenwoordigers van die zorg- of hulppartners die tijdens het overleg aanwezig zijn;3° een kopie van het plan van tenlasteneming waarin na afloop van elk overleg verslag wordt uitgebracht over de behandeling van de patiënt door de verschillende partners van het therapeutisch project.

Art. 4ter.§ 1. De forfaitaire tegemoetkoming voor het multidisciplinaire overleg, zoals omschreven in artikel 3bis van het bovenvermeld koninklijk besluit van 14 mei 2003, mag maximaal vier keer per patiënt in de loop van het eerste jaar van tenlasteneming in het kader van het therapeutische project, maximaal drie keer per jaar in loop van de volgende periode en niet meer dan eenmaal per trimester worden aangerekend. Het jaar van tenlasteneming begint op de dag waarop de patiënt voor het eerst wordt ten laste genomen. Die tegemoetkoming mag worden aangerekend als : 1° het overleg heeft plaatsgevonden en de documenten die omschreven worden in artikel 4bis, aan de geïntegreerde dienst voor thuisverzorging zijn bezorgd;2° voor de patiënt minstens een overleg per trimester heeft plaatsgevonden in de loop van het eerste behandelingsjaar en minstens drie overlegvergaderingen per jaar in de loop van de volgende periode;3° alle partners van het therapeutische project bij dat overleg betrokken werden en minstens drie van hen daaraan effectief hebben deelgenomen;4° de geïntegreerde dienst voor thuisverzorging officieel is aangewezen als administratief coördinator in het raam van het therapeutische project. § 2. De forfaitaire tegemoetkoming voor het multidisciplinaire overleg wordt door de geïntegreerde dienst voor thuisverzorging maandelijks aangerekend aan de verzekeringsinstelling. § 3. Een forfaitaire tegemoetkoming voor de registratie, zoals omschreven in artikel 3bis van het bovenvermeld koninklijk besluit van 14 mei 2003, wordt aangerekend door de geïntegreerde dienst voor thuisverzorging. Dit mag maximaal vier keer per patiënt worden aangerekend in de loop van het eerste behandelingsjaar en maximaal drie keer jaar in de loop van de volgende periode en niet meer dan eenmaal per trimester. Die forfaitaire tegemoetkoming mag worden aangerekend per multidisciplinair overleg, zoals hierboven bedoeld, als een multidisciplinair overleg heeft plaatsgevonden en als de documenten, omschreven in artikel 4bis, aan de geïntegreerde dienst voor thuisverzorging zijn bezorgd. Die tegemoetkoming wordt elke maand door de geïntegreerde dienst voor thuisverzorging aan de verzekeringsinstelling aangerekend.

Art. 2.Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 7.De tegemoetkoming voor de deelname aan het multidisciplinaire overleg, beschreven in artikelen 2 en 3 van bovenvermeld koninklijk besluit van 14 mei 2003, bedraagt per zorgverlener 40 euro indien het overleg ten huize van de patiënt plaatsheeft. De tegemoetkoming voor de deelname aan het multidisciplinaire overleg bedraagt per zorgverlener ook 40 euro als het overleg voor een PVS-patiënt in het betrokken deskundig ziekenhuiscentrum plaatsheeft. De tegemoetkoming voor de deelname aan het multidisciplinaire overleg bedraagt per zorgverlener 30 euro indien het overleg niet ten huize van de patiënt plaatsheeft.

De tegemoetkoming voor het multidisciplinaire overleg, beschreven in artikel 3bis van bovenvermeld koninklijk besluit van 14 mei 2003 bedraagt 125 euro. Dit bedrag wordt verdeeld aan de deelnemende partners op basis van wat is overeengekomen in het samenwerkingsakkoord zoals bedoeld in het bovenvermeld koninklijk besluit van 22 oktober 2006.

De tegemoetkoming voor de registratie, omschreven in artikelen 2, 4 en 4ter, bedraagt 12,50 euro.

De tegemoetkomingen, omschreven in het eerste en tweede lid van dit artikel, dekken de deelname aan het overleg met inbegrip van de verplaatsing.

De tegemoetkoming voor het overleg zoals bedoeld in artikel 2 en 3 van het koninklijk besluit van 14 mei 2003 kan niet aangerekend worden indien reeds de tegemoetkoming wordt aangerekend voor het overleg zoals bedoeld in artikel 3bis van dat koninklijk besluit.

De in dit artikel vermelde bedragen worden op 1 januari van elk jaar aangepast op grond van de evolutie, tussen 30 juni van het voorlaatste jaar en 30 juni van het vorige jaar, van de waarde van de gezondheidsindex, bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 8 december 1997 tot bepaling van de toepassingsmodaliteiten voor de indexering van de prestaties in de regeling van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging. » Brussel, 24 oktober 2006.

R. DEMOTTE

^