Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 24 september 2003
gepubliceerd op 06 oktober 2003

Ministerieel besluit houdende de aanwijzing van de hiërarchische meerderen die in de Federale Overheidsdienst Justitie bevoegd zijn voorlopige voorstellen van tuchtstraffen op te stellen

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2003009744
pub.
06/10/2003
prom.
24/09/2003
ELI
eli/besluit/2003/09/24/2003009744/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

24 SEPTEMBER 2003. - Ministerieel besluit houdende de aanwijzing van de hiërarchische meerderen die in de Federale Overheidsdienst Justitie bevoegd zijn voorlopige voorstellen van tuchtstraffen op te stellen


De Minister van Justitie, Gelet op het Koninklijk Besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 78, gewijzigd met Koninklijk Besluit van 5 september 2002;

Gelet op het advies van het Directiecomité, gegeven op 21 mei 2003;

Gelet op het protocol nr. 253 van 16 juli 2003 van het Sectorcomité III - Justitie;

Gelet op de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, zoals ze door latere wetten gewijzigd worden;

Overwegende dat het noodzakelijk is de continuïteit van de tuchtprocedure te garanderen;

Besluit :

Artikel 1.In de centrale diensten van de Federale Overheidsdienst Justitie worden de ambtenaren vermeld in de tabel I, kolom 2, gevoegd bij dit besluit aangewezen als bevoegde hiërarchische meerderen die bevoegd zijn voorlopige voorstellen van tuchtstraffen op te stellen.

Art. 2.In de buitendiensten van de Federale Overheidsdienst Justitie, met uitzondering van de buitendiensten van het Bestuur van de Veiligheid van de Staat, wordt de bevoegdheid om voorlopige voorstellen van tuchtstraffen op te stellen verleend aan de ambtenaren vermeld in tabel II, kolom 2, gevoegd bij dit besluit.

Art. 3.Indien het hoofd van een inrichting waarvan de zetel gevestigd is in Brussel-Hoofdstad niet tot de taalrol van de ambtenaar behoort, wordt de bevoegdheid bedoeld in artikel 2 verleend aan een ambtenaar van het directiepersoneel behorend tot de andere taalrol.

Bij ontstentenis of bij afwezigheid van een ambtenaar bedoeld in het eerste lid, wijst het hoofd van het Directoraat-generaal waaronder de inrichting ressorteert een ambtenaar van niveau 1 in die hoedanigheid aan.

De in het tweede lid bedoelde ambtenaar moet tot het niveau 1 behoren en in hiërarchische orde hoger staan dan de ambtenaar aan wie een tuchtstraf kan worden voorgesteld.

Art. 4.Voor de ambtenaren tewerkgesteld in de buitendiensten van een Directoraat-generaal wordt de bevoegdheid bedoeld in artikel 2 verleend aan de ambtenaar onder wiens functioneel toezicht ze staan.

Bij ontstentenis of bij afwezigheid van de toezichthoudende ambtenaar bedoeld in het eerste lid, wijst het hoofd van het Directoraat-generaal een ambtenaar in de hoedanigheid van bevoegde hiërarchische meerdere aan.

Art. 5.Bij ontstentenis van een bevoegde hiërarchische meerdere bedoeld in de artikelen 1 en 2, wijst de Voorzitter van het Directiecomité een ambtenaar in die hoedanigheid aan.

De in het eerste lid bedoelde ambtenaar moet tot het niveau 1 behoren en in hiërarchische orde hoger staan dan de ambtenaar aan wie een tuchtstraf kan worden voorgesteld.

Art. 6.De bevoegde hiërarchische meerderen bedoeld in de artikelen 1, 2, 4 en 5 moeten tot de taalrol van de ambtenaar behoren of de wettig vastgestelde kennis van de taal van de ambtenaar bezitten overeenkomstig de bepalingen van artikel 43; § 3, derde lid, van de gecoördineerde wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken.

Art. 7.Het Ministerieel Besluit van 31 oktober 1995 houdende de aanwijzing van de hiërarchische meerderen die bevoegd zijn voorlopige voorstellen van tuchtstraffen te formuleren en die bij de beoordeling een ongunstige vermelding optreden en houdende de oprichting van een college van diensthoofden gelast met het formuleren van definitieve voorstellen van tuchtstraffen wordt opgeheven.

De tuchtprocedures die op grond van het in het eerste lid genoemd besluit door de bevoegde hiërarchische meerderen aangevat zijn vóór de datum van de inwerkingtreding van dit besluit blijven rechtsgeldig.

Art. 8.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 15 juli 2002.

Art. 9.De Voorzitter van het Directiecomité is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 24 september 2003.

Mevr. L. ONKELINX Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het Ministerieel Besluit van 24 september 2003 houdende de aanwijzing van de hiërarchische meerderen die in de Federale Overheidsdienst Justitie bevoegd zijn voorlopige voorstellen van tuchtstraffen uit te brengen.

De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het Ministerieel Besluit van 24 september 2003 houdende de aanwijzing van de hiërarchische meerderen die in de Federale Overheidsdienst Justitie bevoegd zijn voorlopige voorstellen van tuchtstraffen uit te brengen.

De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX

^