Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 25 april 2003
gepubliceerd op 29 april 2003

Ministerieel besluit betreffende de regeling van producten onderworpen aan de verpakkingsheffing

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2003003270
pub.
29/04/2003
prom.
25/04/2003
ELI
eli/besluit/2003/04/25/2003003270/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

25 APRIL 2003. - Ministerieel besluit betreffende de regeling van producten onderworpen aan de verpakkingsheffing


De Minister van Financiën, Gelet op de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale Staatsstructuur, gewijzigd bij de wet van 30 december 2002 houdende diverse fiscale bepalingen op het stuk van milieutaksen en ecobonussen, inzonderheid artikel 369, 11° en 369bis ;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 december 2002 tot vaststelling van de regels voor de toepassing van de vrijstelling van de verpakkingsheffing, voorzien in artikel 371, § 2 en § 3, 3°, van de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale Staatsstructuur, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 april 2003;

Gelet op het ministerieel besluit van 30 december 2002 betreffende het fiscaal stelsel van producten onderworpen aan de verpakkingsheffing;

Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 5 december 2002;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat de economische actoren moeten beschikken over een zekere termijn om de toepassing van het huidig besluit te kunnen organiseren; dat bijgevolg dit besluit moet worden gepubliceerd op een zo kort mogelijke termijn teneinde aan deze economische actoren toe te laten bepaalde formaliteiten inherent aan de registratie van de belastingplichtige en aan het indienen van de dossiers tot aanvraag van de vrijstelling van de verpakkingsheffing, te vervullen, Besluit : TITEL I. - ALGEMEENHEDEN

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : - Administratie : de Administratie der douane en accijnzen; - ambtenaar : iedere ambtenaar van de Administratie der douane en accijnzen; - directeur-generaal : de directeur-generaal der douane en accijnzen; - wet : de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur.

Art. 2.Voor de toepassing van de verpakkingsheffing wordt verstaan onder : 1° verpakkingen : de verpakkingen zoals bepaald in artikel 369, 3°, van de wet;2° dranken : de categorieën producten bepaald in artikel 370 van de wet;3° drankverpakkingen : elke verpakking zoals bepaald in 1° die dranken bevat zoals bepaald in 2°;4° producten onderworpen aan de verpakkingsheffing : de niet-herbruikbare drankverpakkingen. TITEL II HOOFDSTUK I. - Registratie van de belastingplichtige

Art. 3.Moeten zich laten registreren bij de Administratie : 1° de belastingplichtige van de verpakkingsheffing, dit wil zeggen ieder natuurlijke of rechtspersoon die aan de verpakkingsheffing onderworpen producten levert aan de kleinhandelaars, wanneer deze verpakkingen niet onderworpen zijn aan de verpakkingsheffing overeenkomstig de bepalingen van artikel 371, § 2, van de wet en wanneer deze vrijgesteld zijn van de bedoelde heffing krachtens artikel 371, § 2, of § 3, 3°, van de wet;2° ieder natuurlijke of rechtspersoon die zich dichter bij de oorsprong van de handelsketting bevindt (bv.de fabrikant, de invoerder, de persoon die binnenbrengt) en die in de plaats treedt van de belastingplichtige bedoeld in 1° voor de verplichtingen die hem zijn opgelegd, en die aldus de hoedanigheid van belastingplichtige verkrijgt.

Art. 4.De aanvraag tot registratie moet worden ingediend bij de directeur-generaal.

Art. 5.De aanvraag tot registratie moet de volgende elementen bevatten : 1° de naam en voornamen of handelsnaam en adres van de belastingplichtige;2° zijn BTW-nummer;3° het adres van zijn exploitatiezetel(s);4° zijn beroep of het maatschappelijk doel van zijn maatschappij met bondige beschrijving van de beoogde bewegingen;5° de plaats waar de boekhouding wordt gehouden met specificatie, indien nodig, van de plaats waar de voorraadboekhouding wordt gehouden en deze waar de algemene (of analytische) boekhouding wordt gehouden;6° de datum van afsluiting van de boekhouding;7° de aard van de te produceren, te fabriceren, te leveren of te ontvangen van de verpakkingsheffing vrij te stellen producten;8° voor de producten die overeenkomstig artikel 371, § 2, van de wet niet onderworpen zijn aan de verpakkingsheffing of die overeenkomstig artikel 371, § 3, 3°, vrijgesteld zijn van deze heffing : de bewijzen die aantonen dat de in §§ 2 en 3, 3°, van hetzelfde artikel gestelde eisen nageleefd zijn. De aanvraag moet gedateerd zijn en eigenhandig ondertekend door de natuurlijke persoon die drankverpakkingen verpakt in individuele verpakkingen in het verbruik brengt die vrijgesteld zijn van de verpakkingsheffing. Wanneer de ondertekenaar een rechtspersoon is, moet degene die ondertekent zijn handtekening laten volgen door de vermelding van zijn functie, zijn naam en voornamen.

Art. 6.De belastingplichtige, bedoeld in artikel 5, voegt bij zijn aanvraag tot registratie eveneens een aangifte met vermelding van de plaatsen waar hij de van de verpakkingsheffing vrij te stellen producten voorhanden heeft.

Art. 7.Bij wijziging van de gegevens bepaald in artikel 5, 1° tot 8° of van de opslagplaats van de van de verpakkingsheffing vrij te stellen producten, moet de natuurlijke of rechtspersoon bedoeld in artikel 5 de Administratie hiervan op de hoogte brengen.

Art. 8.De natuurlijke of rechtspersoon die zich in de plaats stelt van de in artikel 5 vermelde persoon voor de verplichtingen die aan hem zijn opgelegd en die geen van de verpakkingsheffing vrij te stellen producten bezit binnen het nationaal territorium is niet onderworpen aan de verplichtingen bedoeld in de artikelen 6 en 7.

Art. 9.De buitenlandse fabrikant, de invoerder, degene die binnenbrengt of eventueel zijn fiscaal vertegenwoordiger kunnen vallen onder de toepassing van artikel 8.

Art. 10.De directeur-generaal levert aan de in artikel 5 bedoelde persoon of aan de natuurlijke of rechtspersoon die zich in de plaats stelt, een registratienummer af. HOOFDSTUK II Inverbruikstelling met betaling van de verpakkingsheffing

Art. 11.De verpakkingsheffing is verschuldigd naar aanleiding van de inverbruikstelling zoals bedoeld in artikel 369, 11°, van de wet.

Art. 12.In afwijking van artikel 11 is de verpakkingsheffing verschuldigd door de natuurlijke of rechtspersoon die zich in de plaats heeft gesteld van degene die de aan de verpakkingsheffing onderworpen producten levert aan de kleinhandelaars, of die dergelijke producten levert aan een marktdeelnemer, ongeacht in welk stadium van de handelsketting.

Art. 13.Het totale bedrag van de verpakkingsheffing moet op het handelsdocument dat betrekking heeft op het in het verbruik brengen worden vermeld.

Art. 14.§ 1. De belastingplichtige is gehouden een aangifte ten verbruik in te reiken uiterlijk de 15e van de maand volgend op de maand van inverbruikstelling van de aan de verpakkingsheffing onderworpen producten. § 2. In afwijking van § 1 kan, wanneer de belastingplichtige over een belastingentrepot beschikt en hij levert aan een kleinhandelaar die ook over een belastingentrepot beschikt, de aangifte ten verbruik worden neergelegd op hetzelfde ogenblik als de aangifte ten verbruik inzake accijnzen, op voorwaarde dat de genoemde kleinhandelaar de verplichtingen overneemt van de aan hem leverende belastingplichtige.

Art. 15.Een kopie van de leveringsfacturen moet bij de aangifte ten verbruik worden gevoegd.

Art. 16.§ 1. De verpakkingsheffing moet onmiddellijk betaald worden bij de neerlegging van de aangifte ten verbruik. § 2. In afwijking van § 1, voor de gevallen voorzien in artikel 14, § 2, gebeurt de betaling van de verpakkingsheffing op hetzelfde moment als de betaling van de accijnzen.

Art. 17.De aangifte ten verbruik moet worden neergelegd bij de ontvanger der douane en/of accijnzen over het gebied van de belastingplichtige. HOOFDSTUK III. - Inverbruikstelling van een product dat geniet van een bijzondere vrijstelling

Art. 18.De aan de verpakkingsheffing onderworpen producten kunnen in het verbruik gesteld worden met vrijstelling van de verpakkingsheffing ingevolge een vrijstelling toegestaan krachtens artikel 371 van de wet.

Art. 19.Het handelsdocument dat betrekking heeft op de producten die vrijgesteld zijn moet bekleed worden met de vermelding "Vrijstelling van verpakkingsheffing" en met de wettelijke bepaling waarop die vrijstelling is gebaseerd.

Art. 20.Het naleven van de voorwaarden vastgelegd door de wet moet worden bewezen door de belastingplichtige ten genoegen van de directeur-generaal.

Art. 21.De inverbruikstelling van de producten die niet onderworpen zijn aan de verpakkingsheffing overeenkomstig art. 371, § 2, of vrijgesteld zijn van de verpakkingsheffing krachtens artikel 371, § 3, 3°, van de wet, moeten het onderwerp uitmaken van een aangifte van inverbruikstelling. HOOFDSTUK IV. - Diverse bepalingen

Art. 22.Dit besluit vernietigt de bepalingen aangaande de milieutaks op drankverpakkingen van het ministerieel besluit van 11 september 1999 betreffende de regeling van producten onderworpen aan milieutaks.

Art. 23.Het ministerieel besluit van 30 december 2002 betreffende de regeling van producten onderworpen aan de verpakkingsheffing wordt opgeheven.

Art. 24.Titel I en het hoofdstuk I van titel II treden in werking op 1 april 2003. De hoofdstukken II tot IV van titel II treden in werking op 1 juli 2003.

Brussel, 25 april 2003.

D. REYNDERS

^