Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 25 april 2007
gepubliceerd op 02 mei 2007

Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 14 september 1989 tot instelling van een vormingspremie ten gunste van sommige personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Financiën en van het Ministerie van Financiën - Administratie der Pensioenen

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2007003202
pub.
02/05/2007
prom.
25/04/2007
ELI
eli/besluit/2007/04/25/2007003202/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

25 APRIL 2007. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 14 september 1989 tot instelling van een vormingspremie ten gunste van sommige personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Financiën en van het Ministerie van Financiën - Administratie der Pensioenen


De Minister van Financiën, De Minister van Begroting, De Minister van Pensioenen, Gelet op het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen, toelagen en premies van alle aard toegekend aan het personeel van de federale overheidsdiensten, inzonderheid op artikel 7, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 september 2002 en 22 november 2006;

Gelet op het ministerieel besluit van 14 september 1989 tot instelling van een vormingspremie ten gunste van sommige personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Financiën en van het Ministerie van Financiën - Administratie der Pensioenen, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 27 juli 1990, 12 juli 1991, 24 januari 1994, 20 april 1994, 16 november 1998, 25 maart 1999, 15 juli 2002 en 28 februari 2005;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 26 april 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken van 30 juni 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 20 september 2006;

Gelet op het onderhandelingsprotocol van 6 februari 2007 van het sectorcomité II - Financiën;

Gelet op het advies 42.417/2 van de Raad van State, gegeven op 26 maart 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluiten :

Artikel 1.Het opschrift van het ministerieel besluit van 14 september 1989 tot instelling van een vormingspremie ten gunste van sommige personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Financiën en van het Ministerie van Financiën - Administratie der Pensioenen wordt vervangen als volgt : « Ministerieel besluit van 14 september 1989 tot instelling van een vormingspremie ten gunste van sommige personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de Pensioendienst voor de overheidssector ».

Art. 2.In artikel 1 van hetzelfde besluit, vervangen bij het ministerieel besluit van 27 juli 1990 en gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 12 juli 1991, 24 januari 1994, 20 april 1994, 25 maart 1999 en 28 februari 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « het Ministerie van Financiën » vervangen door de woorden « de Pensioendienst voor de overheidssector »;2° in § 2 worden de woorden « de graden » vervangen door de woorden « de titels ».

Art. 3.In artikel 2 van hetzelfde besluit, vervangen bij het ministerieel besluit van 16 november 1998 en gewijzigd bij het ministerieel besluit van 28 februari 2005, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « van niveau 1 » vervangen door de woorden « die ambtshalve benoemd zijn in niveau A;2° § 3 wordt opgeheven.

Art. 4.Artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 16 november 1998 en 28 februari 2005, wordt vervangen als volgt : «

Art. 3.§ 1. De titularissen van een graad van niveau 1 die ambtshalve werden benoemd in de klasse A1, A2 of A3 en uit hoofde van hun weddeschaal gerechtigd zijn op deelname aan een gecertificeerde opleiding, verliezen het recht op de premie : 1° hetzij met ingang van de geldigheidsduur van de gecertificeerde opleiding waarvoor zij geslaagd zijn;2° hetzij met ingang van de datum waarop zij worden bevorderd tot de hogere klasse;3° hetzij uiterlijk met ingang van 1 januari 2008. § 2. De bepalingen van § 1 zijn eveneens van toepassing op de ambtenaren die uit hoofde van de weddeschaal die hen werd toegekend, in uitvoering van artikel 29 of 30 van het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en van de Pensioendienst voor de overheidssector, gerechtigd zijn op deelname aan een gecertificeerde opleiding. § 3. De titularissen van een graad van niveau 1 die ambtshalve werden benoemd in de klasse A2 of A3 en uit hoofde van hun weddeschaal niet gerechtigd zijn op deelname aan een gecertificeerde opleiding, verliezen het recht op de premie met ingang van de datum waarop zij worden bevorderd tot de hogere klasse. § 4. De titularissen van een graad van niveau 1 die ambtshalve werden benoemd in de klasse A4 en uit hoofde van hun weddeschaal gerechtigd zijn op deelname aan een gecertificeerde opleiding, verliezen het recht op de premie met ingang van de datum waarop zij worden bevorderd door verhoging in weddeschaal of bevorderd worden tot de hogere klasse. § 5. De titularissen van een graad van niveau 1 die ambtshalve werden benoemd in de klasse A5 verliezen het recht op de premie met ingang van de datum waarop zij worden bevorderd door verhoging in weddeschaal. »

Art. 5.Artikel 4 van hetzelfde besluit, vervangen bij het ministerieel besluit van 28 februari 2005, wordt opgeheven.

Art. 6.Artikel 4bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het ministerieel besluit van 28 februari 2005, wordt vervangen als volgt : «

Art. 4bis.§ 1. Er worden geen vormingsactiviteiten meer georganiseerd. § 2. Onverminderd de artikelen 2bis en 5bis behouden de personeelsleden die ambtshalve werden benoemd in de niveaus B, C of D het recht op de premie voor de duur van hun benoeming in dit niveau, mits zij op 7 maart 2005, de voorwaarden vervulden vermeld in artikel 4 zoals dit artikel op die datum van toepassing was. § 3. Onverminderd de artikelen 3 en 5bis behouden de personeelsleden die ambtshalve werden benoemd in het niveau A het recht op de premie, mits zij op 1 september 2005 de voorwaarden vervulden vermeld in artikel 4 zoals dit artikel op die datum van toepassing was. »

Art. 7.Artikel 5 van hetzelfde besluit, vervangen bij het ministerieel besluit van 28 februari 2005, wordt opgeheven.

Art. 8.In artikel 5bis van hetzelfde besluit, vervangen bij ministerieel besluit van 16 november 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2, 1°, f, wordt vervangen als volgt : « f) voor het vervullen van een opdracht die niet wordt bezoldigd door de Federale Overheidsdienst Financiën of de Administratie der Pensioenen van het Ministerie van Financiën, elk wat hun personeel betreft;»; 2° § 5 wordt opgeheven.

Art. 9.Artikel 5bis, § 2, 1°, f, van hetzelfde besluit, vervangen bij artikel 8 van dit besluit wordt vervangen als volgt : « f) voor het vervullen van een opdracht die niet wordt bezoldigd door de Federale Overheidsdienst Financiën of de Pensioendienst voor de Overheidssector, elk wat hun personeel betreft; ».

Art. 10.In hetzelfde besluit wordt een artikel 5ter ingevoegd luidende : «

Art. 5ter.Onverminderd de artikelen 2bis en 5bis, zijn de personeelsleden, die ambtshalve werden benoemd in de niveaus B, C of D en die in uitvoering van artikel 5bis, § 5, het recht op de vormingspremie hadden verloren en het werk hebben hervat vóór 8 maart 2005, zonder dat hen nog de mogelijkheid werd geboden om aan een vormingsactiviteit deel te nemen, met ingang van genoemde datum terug gerechtigd op de vormingspremie verbonden aan het niveau waarin zij ambtshalve benoemd zijn. »

Art. 11.In hetzelfde besluit wordt een artikel 5quater ingevoegd luidende : «

Art. 5quater.Onverminderd de artikelen 3 en 5bis, zijn de personeelsleden, die ambtshalve werden benoemd in het niveau A en die in uitvoering van artikel 5bis, § 5, het recht op de vormingspremie hadden verloren en het werk hebben hervat vóór 1 september 2005, zonder dat hen nog de mogelijkheid werd geboden om aan een vormingsactiviteit deel te nemen, met ingang van genoemde datum terug gerechtigd op de vormingspremie. »

Art. 12.In hetzelfde besluit wordt een artikel 5sexies ingevoegd luidende : «

Art. 5sexies.§ 1. De ambtenaren die naar aanleiding van het slagen voor een gecertificeerde opleiding hun vormingspremie verloren en vervolgens ambtshalve werden benoemd in een betrekking waaraan de weddeschaal A23 of A33 is verbonden, zijn met ingang van de datum van deze ambtshalve benoeming terug gerechtigd op de vormingspremie.

De bepalingen van artikel 5bis zijn van toepassing. § 2. De vormingspremie verleend overeenkomstig § 1, wordt niet langer toegekend bij een bevordering tot de hogere klasse. »

Art. 13.In hetzelfde besluit wordt een artikel 5septies ingevoegd luidende : «

Art. 5septies.De vormingsactiviteiten die werden aangekondigd voor 1 september 2005 worden voortgezet. De ambtenaren die een gunstige vermelding bekomen ter gelegenheid van het nazicht van de verworven kennis na afsluiting van de vormingsactiviteit, kunnen aanspraak maken op de vormingspremie onder de voorwaarden bepaald in het ministerieel besluit van 14 september 1989 tot instelling van een vormingspremie ten gunste van sommige personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Financiën en van het Ministerie van Financiën - Administratie der Pensioenen. »

Art. 14.De stagedoende ambtenaren van niveau 1, die de dag vóór de inwerkingtreding van dit besluit gerechtigd waren op de premie, behouden deze voor de duur van hun stage, mits zij geen competentietoelage genieten.

De stagedoende ambtenaren van de niveaus 4, 3, 2 en 2+, die op 7 maart 2005 gerechtigd waren op de premie behouden deze voor de duur van hun stage, mits zij geen competentietoelage genieten.

Art. 15.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt met uitzondering van : - de artikelen 1, 2, 1°, en 9 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2006; - het artikel 2, 2°, dat uitwerking heeft met ingang van 1 december 2004; - de artikelen 4, 6, 11, 12 en 13 die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2005; - artikel 8, 1°, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2003; - artikel 8, 2°, dat : a) voor de personeelsleden van de niveaus B, C en D, uitwerking heeft met ingang van 8 maart 2005;b) voor de personeelsleden van het niveau A, uitwerking heeft met ingang van 1 september 2005; - artikel 10 dat uitwerking heeft met ingang van 8 maart 2005.

Brussel, 25 april 2007.

De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK

^