Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 26 maart 2007
gepubliceerd op 13 april 2007

Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 22 juli 1998 betreffende de aangifte inzake douane en accijnzen

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2007003166
pub.
13/04/2007
prom.
26/03/2007
ELI
eli/besluit/2007/03/26/2007003166/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 MAART 2007. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 22 juli 1998 betreffende de aangifte inzake douane en accijnzen


De Minister van Financiën, Gelet op de algemene wet inzake douane en accijnzen, gecoördineerd op 18 juli 1977 (1) laatst gewijzigd door de wet van 16 maart 2006 (2), inzonderheid op artikel 9, gewijzigd bij de wet van 22 december 1989 (3) en artikel 10, vervangen bij de wet van 22 december 1989 (3); Gelet op het ministerieel besluit van 22 juli 1998 betreffende de aangifte inzake douane en accijnzen (4), laatst gewijzigd door het ministerieel besluit van 11 januari 2007;

Gelet op het advies van de Douaneraad van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie van 2 augustus 2006;

Gelet op het advies nr. 41.318/2 van de Raad van State, gegeven op 11 oktober 2006, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat het is aangewezen, in overeenstemming met de artikelen 199 en 222 tot 224 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (5), laatst gewijzigd door Verordening (EG) nr. 1875/2006 van de Commissie van 18 december 2006 (6), volgende bepalingen betreffende de paperless aangifte inzake douane en accijnzen vast te stellen, Besluit :

Artikel 1.De artikelen 1 tot 6 van het ministerieel besluit van 22 juli 1998 betreffende de aangifte inzake douane en accijnzen worden vervangen door de volgende artikelen : «

Artikel 1.§ 1. Onverminderd artikel 2, moeten de douaneaangiften op elektronische wijze met gebruikmaking van het elektronisch systeem paperless douane en accijnzen, hierna elektronisch systeem PLDA genoemd, bij het enig kantoor der douane en accijnzen worden ingezonden. Het hulpkantoor van het enig kantoor bevoegd over de plaats waar de goederen worden aangeboden wordt geacht het douanekantoor te zijn waar de aangifte wordt ingediend. § 2. De minister of zijn gemachtigde stelt de specificaties betreffende de structuur en de techniek van het bericht voor het elektronisch inzenden met gebruikmaking van het elektronisch systeem PLDA van de douaneaangiften voor alle toe te passen douaneprocedures ter beschikking van de aangevers. Het geheel van het bericht moet door elektronische ondertekening, voorzien bij de wet van 9 juli 2001 houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten, authentiek worden gemaakt. § 3. De minister of zijn gemachtigde bepaalt de voorwaarden waaronder de aangever door middel van zijn eigen applicatie berichten mag aanmaken om met gebruikmaking van het elektronisch systeem PLDA douaneaangiften in te zenden. § 4. De directeur van het enig kantoor der douane en accijnzen kan, op schriftelijk verzoek van de aangever die reeds over een vergunning vereenvoudiging bedoeld in artikel 76, § 1, c van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek beschikt, toestaan dat bepaalde bij de op elektronische wijze ingediende aangifte te voegen bescheiden door de aangever in zijn instellingen mogen worden bewaard. Die bij de aangifte te voegen bescheiden moeten ter beschikking van de douane blijven gedurende de termijn die door de nationale en communautaire bepalingen aan de douane voor de bewaring van die bescheiden is opgelegd.

Art. 2.Onder voorbehoud van artikel 15bis, moet een douaneaangifte in de hierna vermelde omstandigheden niet op de in artikel 1, §§ 1 tot 3 bedoelde wijze worden ingezonden, maar op een hulpkantoor van het enig kantoor der douane en accijnzen worden ingereikt : a) wanneer die aangifte wordt verricht door een niet als douane-expediteur erkende persoon en het geen aangifte inzake communautair of gemeenschappelijk douanevervoer betreft;b) bij aangifte voor communautair douanevervoer in de omstandigheden bedoeld in artikel 353, leden 2 en 4, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende de vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek, hierna de « verordening » genoemd; c) bij aangifte voor gemeenschappelijk douanevervoer in de omstandigheden bedoeld in artikel 18 van aanhangsel I bij de Overeenkomst van 20 mei 1987 betreffende een regeling gemeenschappelijk douanevervoer;d) bij toepassing van artikel 8, § 1, van dit besluit door een douane-expediteur tot 30 september 2007;e) wanneer de in artikel 1, § 2 bedoelde specificaties betreffende een douaneprocedure nog niet ter beschikking van de aangevers zijn gesteld;f) wanneer de door de Administrateur Douane en Accijnzen bepaalde praktische voorschriften in geval van niet-functioneren van de elektronische systemen mogen worden toegepast.

Art. 3.§ 1. Onder voorbehoud van de artikelen 10 tot 12bis, 14 tot 15, 15ter en 17 en de bijzondere bepalingen vastgesteld in het kader van internationale overeenkomsten moet voor de douaneaangiften, die in de artikel 2 bedoelde omstandigheden worden ingereikt, het formulier enig document worden gebruikt volgens de modellen van de bijlage 31 of van bijlage 32 van de verordening. § 2. Wanneer douaneaangiften, die in de artikel 2 bedoelde omstandigheden worden ingereikt, goederen bevatten die zijn ingedeeld onder verschillende goederencodes, mag het formulier enig document worden aangevuld met één of meer aanvullende formulieren volgens de modellen van bijlage 33 of van bijlage 34 bij de verordening. § 3. Wanneer de in de § 1 en § 2 bedoelde formulieren niet worden ingevuld met behulp van het geautomatiseerde systeem voor de behandeling van douaneaangiften bedoeld in artikel 8, § 1, moet 1° volgens het geval, een bijkomend exemplaar A, B of A/B, genaamd « Exemplaar voor het CIV » en overeenstemmend met de modellen van de bijlagen I, II of III van dit besluit worden gevoegd bij het enig document;2° volgens het geval, een bijkomend exemplaar Abis, Bbis of A/Bbis overeenstemmend met de modellen van bijlagen IV, V of VI van dit besluit worden gevoegd bij elk aanvullend formulier. § 4. Bij de aangifte tot opslag in douane-entrepot van goederen op een ander douanekantoor dan het kantoor waarvan het entrepot afhangt moet : 1° een bijkomend exemplaar C, genaamd « Exemplaar voor het controlekantoor »volgens het model van bijlage VII van dit besluit worden gevoegd bij het enig document van het model van bijlage 31 van de Verordening en moet een bijkomend exemplaar Cbis volgens het model van bijlage VIII van dit besluit worden gevoegd bij elk aanvullend formulier van het model van bijlage 33 van de verordening;2° bij gebruik van een enig document van het model van bijlage 32 van de verordening of van een aanvullend formulier van het model van bijlage 34 van de verordening, in plaats van een bijkomend exemplaar C of van een bijkomend exemplaar Cbis, volgens het geval, een exemplaar 4/5 of een exemplaar 4/5bis van bedoeld document worden overgelegd, gewijzigd overeenkomstig de voorschriften van de Administratie der douane en accijnzen. § 5. De in §§ 1 tot 4 bedoelde formulieren moeten voldoen aan de voorwaarden van artikel 215 van de verordening.

Art. 4.De in artikel 1 bij dit besluit bedoelde douaneaangiften worden opgesteld of de in artikel 3 bij dit besluit bedoelde aangiften worden opgesteld en gebruikt overeenkomstig de toelichting die voorkomt in bijlage XXVII van dit besluit. »

Art. 2.Artikel 7 en artikel 7bis van het ministerieel besluit van 22 juli 1998 betreffende de aangifte inzake douane en accijnzen worden vervangen door volgend artikel : «

Art. 7.Voor het enig document en het aanvullend formulier vervaardigd met behulp van het geautomatiseerd systeem voor de behandeling van douaneaangiften, bedoeld in artikel 8, § 1 bij dit besluit, worden de in de artikel 3 bij dit besluit bedoelde formulieren gebruikt en ingevuld overeenkomstig de toelichting die voorkomt in bijlage IX bij dit besluit. »

Art. 3.Artikel 8, § 2 van het ministerieel besluit van 22 juli 1998 betreffende de aangifte inzake douane en accijnzen wordt vervangen door volgende paragraaf : « § 2. De douane-expediteurs zijn ontslagen van de in § 1 voorziene verplichting voor elke aangifte inzake douane en accijnzen die zij op elektronische wijze met gebruikmaking van het elektronisch systeem PLDA inzenden. »

Art. 4.Artikel 10, 11 en 15bis van het ministerieel besluit van 22 juli 1998 betreffende de aangifte inzake douane en accijnzen worden vervangen door volgende artikelen : «

Art. 10.In de onder artikel 2, a), e) of f) bij dit besluit bedoelde omstandigheden moet bij invoer van goederen met vrijstelling van invoerrechten en accijnzen krachtens de artikelen 19-7, 19-8 en 20, 7° tot 20, 10° van de algemene wet inzake douane en accijnzen, een formulier worden gebruikt volgens het model van bijlage XI van dit besluit.

Het in het eerste lid bedoelde formulier, wordt gebruikt, en ingevuld overeenkomstig de toelichting in bijlage XII van dit besluit.

Art. 11.Onder de in artikel 2, a), e) of f) van dit besluit bedoelde omstandigheden moet bij invoer van goederen met vrijstelling van invoerrechten en accijnzen krachtens de artikelen 19-9, 1° en 20, 11° a, van de algemene wet inzake douane en accijnzen, een formulier worden gebruikt volgens het attest vermeld in artikel XI van de Overeenkomst tussen de bij de Noord-Atlantisch Verdrag aangesloten Staten betreffende de rechtspositie van hun krijgsmachten, ondertekend te Londen op 19 juni 1951 en bij wet goedgekeurd op 9 januari 1953.

Art. 15bis.In afwijking van artikel 2, a) bij dit besluit kan de minister of zijn gemachtigde eisen dat de gegevens die moeten voorkomen op de in de artikelen 12, 12bis, 14, 14bis, 15 en 15ter bedoelde formulieren op elektronische wijze worden ingezonden met gebruikmaking van het elektronisch systeem PLDA. »

Art. 5.Artikel 17, § 1 van het ministerieel besluit van 22 juli 1998 betreffende de aangifte inzake douane en accijnzen wordt vervangen door volgende paragraaf : «

Art. 17.§ 1. Onder de in artikel 2, a), e) of f) bij dit besluit bedoelde omstandigheden moet bij de lossing en tijdelijke opslag een formulier worden gebruikt volgens het model van bijlage XXI van dit besluit.

Dit formulier mag worden aangevuld met één of meer formulieren volgens het model van bijlage XXII van dit besluit. »

Art. 6.Artikel 8 van het ministerieel besluit van 22 juli 1998 betreffende de aangifte inzake douane en accijnzen wordt opgeheven met ingang van 1 oktober 2007.

Art. 7.Artikel 8bis van het ministerieel besluit van 22 juli 1998 betreffende de aangifte inzake douane en accijnzen, ingevoegd bij het ministerieel besluit van 8 augustus 2003, wordt opgeheven.

Art. 8.Artikel 17bis van het ministerieel besluit van 22 juli 1998 betreffende de aangifte inzake douane en accijnzen, ingevoegd bij het ministerieel besluit van 27 november 1998, wordt opgeheven met ingang van 1 oktober 2007.

Art. 9.Bijlage IX van het ministerieel besluit van 22 juli 1998 betreffende de aangifte inzake douane en accijnzen wordt opgeheven met ingang van 1 oktober 2007.

Art. 10.Dit besluit zal in werking treden op 4 juni 2007.

Brussel, 26 maart 2007.

D. REYNDERS _______ Nota's (1) Belgisch Staatsblad van 21 september 1977 (2) Belgisch Staatsblad van 30 maart 2006 (3) Belgisch Staatsblad van 29 december 1989 (4) Belgisch Staatsblad van 5 november 1998 (5) PBEG van 11 oktober 1993 nr.L 253 (6) PBEG van 29 december 2006 nr.L 360

^