Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 27 maart 2019
gepubliceerd op 17 mei 2019

Ministerieel besluit tot uitvoering van artikel 57 van het Procedurebesluit van 9 mei 2014, wat betreft de programmatieregels voor de verdeling van de subsidie voor ruimere openingsmomenten, de subsidie voor dringende kinderopvang en de plussubsidie in 2019

bron
vlaamse overheid
numac
2019012250
pub.
17/05/2019
prom.
27/03/2019
ELI
eli/besluit/2019/03/27/2019012250/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

VLAAMSE OVERHEID

Welzijn, Volksgezondheid en Gezin


27 MAART 2019. - Ministerieel besluit tot uitvoering van artikel 57 van het Procedurebesluit van 9 mei 2014, wat betreft de programmatieregels voor de verdeling van de subsidie voor ruimere openingsmomenten, de subsidie voor dringende kinderopvang en de plussubsidie in 2019


DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN, Gelet op het decreet van 20 april 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/04/2012 pub. 15/06/2012 numac 2012035637 bron vlaamse overheid Decreet houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters sluiten houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters, artikel 9, 10, 1° en 3° en 12, § 1, tweede lid;

Gelet op het Procedurebesluit van 9 mei 2014, artikel 57, § 2, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 september 2018Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 14/09/2018 pub. 23/10/2018 numac 2018040735 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Procedurebesluit van 9 mei 2014 en het Procedurebesluit Buitenschoolse Opvang van 19 december 2014, wat betreft de programmatieregels en de procedure bij fusies van gemeenten sluiten, en § 6, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 september 2018Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 14/09/2018 pub. 23/10/2018 numac 2018040735 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Procedurebesluit van 9 mei 2014 en het Procedurebesluit Buitenschoolse Opvang van 19 december 2014, wat betreft de programmatieregels en de procedure bij fusies van gemeenten sluiten;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 11 december 2018;

Gelet op advies 65.306/1 van de Raad van State, gegeven op 4 maart 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° basissubsidie: de basissubsidie, vermeld in artikel 1, 1°, van het Subsidiebesluit van 22 november 2013;2° kansarmoede-index voor 2017: de indicator die een beeld geeft van het aantal kinderen dat geboren is in een kansarm gezin, zoals geregistreerd in Mirage, als vermeld in artikel 57, § 6 en § 9, van het Procedurebesluit van 9 mei 2014, en die berekend wordt door het aantal kinderen die geboren zijn in het jaar 2017, 2016 en 2015 in een gezin dat leeft in kansarmoede in de gemeente op 31 december 2017, te delen door het totaal aantal kinderen die geboren zijn in die drie jaren en die in de gemeente wonen op 31 december 2017;3° plussubsidie: de plussubsidie, vermeld in artikel 1, 14°, van het Subsidiebesluit van 22 november 2013;4° ruimere openingsmomenten: ruimere openingsmomenten als vermeld in artikel 40/6 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013;5° subsidie voor dringende kinderopvang: de subsidie voor dringende kinderopvang, vermeld in artikel 1, 14° /2, van het Subsidiebesluit van 22 november 2013;6° subsidie voor inkomenstarief: de subsidie voor inkomenstarief, vermeld in artikel 1, 17°, van het Subsidiebesluit van 22 november 2013;7° subsidie voor ruimere openingsmomenten: de subsidie voor ruimere openingsmomenten, vermeld in artikel 1, 17° /1, b), van het Subsidiebesluit van 22 november 2013;8° subsidiegroep: de subsidiegroep, vermeld in artikel 1, 20°, van het Subsidiebesluit van 22 november 2013.

Art. 2.In 2019 is er een totaal te verdelen nieuw subsidiebudget van 2.612.000 euro (twee miljoen zeshonderdentwaalfduizend euro).

Art. 3.Het subsidiebudget, vermeld in artikel 2, wordt verdeeld op de volgende wijze: 1° 1.188.000 euro (één miljoen honderdachtentachtigduizend euro) voor de subsidie voor ruimere openingsmomenten; 2° 1.136.000 euro (één miljoen honderdzesendertigduizend euro) voor de subsidie voor dringende kinderopvang in combinatie met de subsidie voor inkomenstarief, met inbegrip van de basissubsidie als dat nodig is, voor nieuwe kinderopvangplaatsen of voor de omschakeling van bestaande kinderopvangplaatsen naar plaatsen met subsidie voor inkomenstarief; 3° 288.078 euro (tweehonderdachtentachtigduizend achtenzeventig euro) voor de plussubsidie voor gezinsopvang en groepsopvang, waarbij het budget ingezet wordt voor de omschakeling van bestaande kinderopvangplaatsen met een subsidietoekenning voor de subsidie voor inkomenstarief naar kinderopvangplaatsen met plussubsidie.

Er is een voorafname van het te verdelen budget, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 3°, van 10% van het voormelde budget voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.

Er is een voorafname van het te verdelen budget, vermeld in het eerste lid, 3°, volgens de volgende percentages van het voormelde budget voor de volgende gebieden: 1° 20% voor de stad Antwerpen;2° 5% voor de stad Gent. HOOFDSTUK 2. - Programmatie van de subsidie voor ruimere openingsmomenten

Art. 4.Het subsidiebudget voor de subsidie voor ruimere openingsmomenten, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, wordt per provincie verdeeld conform artikel 5 tot en met 8.

Art. 5.De aanvraag van een subsidie voor ruimere openingsmomenten is ontvankelijk als ze voldoet aan al de volgende criteria: 1° het aanvraagformulier dat Kind en Gezin ter beschikking stelt op zijn website, is ingevuld;2° de aanvraag is naar het e-mailadres gestuurd dat vermeld wordt op het aanvraagformulier;3° de aanvraag heeft betrekking op minstens tien modules in één subsidiegroep;4° de aanvraag heeft betrekking op een kinderopvanglocatie groepsopvang waarvoor de organisator een subsidiebelofte of een subsidietoekenning voor de basissubsidie heeft;5° de aanvraag heeft geen betrekking op een te hoog minimumaantal gevraagde modules in vergelijking met het beschikbare aantal modules dat Kind en Gezin kan toekennen in de provincie. In het eerste lid wordt verstaan onder module: de module, vermeld in artikel 40/7 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013.

De aanvraag van een subsidie voor ruimere openingsmomenten wordt uitgesloten als aan een of meer van de volgende criteria is voldaan: 1° er zijn ernstige dossiermatige indicaties die erop wijzen dat de vergunningsvoorwaarden of de subsidievoorwaarden niet nageleefd kunnen worden;2° er is een gemotiveerd en gegrond negatief advies van het lokaal bestuur naar aanleiding van een gebrek aan medewerking van de organisator aan het lokaal loket kinderopvang van de gemeente, of omdat de aanvraag niet tegemoetkomt aan de lokale behoeften voor de kinderopvang van baby's en peuters op ruimere openingsmomenten;3° er is geen duidelijk en realistisch perspectief op een concrete realisatie van een aanbod op ruimere openingsmomenten tegen de opgegeven realisatiedatum of tegen 31 december 2020.

Art. 6.Kind en Gezin beoordeelt de gegrondheid van de aanvragen van een subsidie voor ruimere openingsmomenten op basis van de som van de volgende scores: 1° de score van Kind en Gezin op een maximum van achttien punten voor het aanbod aan ruimere openingsmomenten van de organisator;2° de score van Kind en Gezin op een maximum van twaalf punten voor de mate waarin de organisator aantoont met uitleg en cijfergegevens dat er volgens hem behoefte is aan kinderopvang op ruimere openingsmomenten in de gemeente en hoe hij dit linkt met het aantal gevraagde modules;3° de score van Kind en Gezin op een maximum van twee punten voor het bereik van gezinnen met een behoefte aan ruimere openingsmomenten door de organisator.

Art. 7.De aanvragen van een subsidie voor ruimere openingsmomenten worden per provincie op basis van hun score gerangschikt. De aanvragen met de hoogste score komen bovenaan in de rangschikking. De subsidiebeloftes worden toegekend op basis van de volgorde in de rangschikking.

In afwijking van het eerste lid worden de eerste vier subsidiebeloften per provincie toegekend aan de vier hoogst gerangschikte aanvragen uit verschillende gemeenten binnen de provincie.

Bij de aanvragen uit verschillende gemeenten die een gelijke score hebben, wordt de aanvraag uit de gemeente met de grootste behoefte aan kinderopvang op ruimere openingsmomenten als vermeld in artikel 57, § 8, van het Procedurebesluit van 19 mei 2014, hoger gerangschikt. Als die gemeenten eenzelfde behoefte hebben, wordt de aanvraag uit de gemeente met de hoogste kansarmoede-index voor 2017 het hoogst gerangschikt.

Bij de aanvragen uit dezelfde gemeente die een gelijke score hebben, wordt de aanvraag van de organisator die in totaal het minste plaatsen groepsopvang heeft met een subsidiebelofte of subsidietoekenning voor de basissubsidie hoger gerangschikt.

Als er na toepassing van het eerste tot en met vierde lid nog budget beschikbaar is in een of meer provincies of het tweetalige gebied Brussel-hoofdstad, dan wordt dat budget samengevoegd en komt de eerstvolgende aanvraag met de hoogste score over alle provincies en het tweetalige gebied Brussel-hoofdstad heen in aanmerking.

Art. 8.Als een aanvraag van een subsidie voor ruimere openingsmomenten geen score van 50% op de totale score haalt, beslist Kind en Gezin om die aanvraag uit te sluiten en een subsidiebelofte te weigeren. HOOFDSTUK 3. - Programmatie van de subsidie voor dringende kinderopvang

Art. 9.Het subsidiebudget voor de subsidie voor dringende kinderopvang in combinatie met de subsidie voor inkomenstarief en eventueel met inbegrip van de basissubsidie, vermeld in artikel 3, eerste lid, 2°, wordt verdeeld conform artikel 10 tot en met 16.

Art. 10.De geografische gebieden waar de subsidie voor dringende kinderopvang wordt verdeeld, zijn de gemeenten op de lijst, opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd. Per gemeente wordt het maximale aantal plaatsen vermeld dat kan worden toegekend.

Art. 11.De aanvraag van de subsidie voor dringende kinderopvang is ontvankelijk als ze voldoet aan al de volgende criteria: 1° het aanvraagformulier dat Kind en Gezin ter beschikking stelt op zijn website, is ingevuld;2° de aanvraag is naar het e-mailadres gestuurd dat vermeld wordt op het aanvraagformulier;3° de aanvraag heeft betrekking op subsidieerbare plaatsen in het tweetalige gebied Brussel-hoofdstad of in een van de gemeenten, opgenomen in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd;4° de aanvraag heeft betrekking op subsidieerbare plaatsen voor een kinderopvanglocatie groepsopvang waarvoor de organisator van Kind en Gezin een subsidietoekenning of een subsidiebelofte voor de subsidie voor inkomenstarief heeft of waar de organisator werkt met het systeem inkomenstarief, vermeld in artikel 27 tot en met artikel 36/1 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013;5° de aanvraag heeft geen betrekking op een te hoog minimumaantal gevraagde kinderopvangplaatsen voor dringende kinderopvang in vergelijking met het beschikbare aantal plaatsen dat Kind en Gezin kan toekennen in de gemeente. De aanvraag van de subsidie voor dringende kinderopvang wordt uitgesloten als aan een of meer van de volgende criteria is voldaan: 1° er zijn ernstige dossiermatige indicaties die erop wijzen dat de vergunningsvoorwaarden of de subsidievoorwaarden niet nageleefd kunnen worden;2° er is een gemotiveerd en gegrond negatief advies van het lokaal bestuur naar aanleiding van een gebrek aan medewerking van de organisator aan het lokaal loket kinderopvang van de gemeente, of omdat de aanvraag niet tegemoetkomt aan de lokale behoeften voor dringende kinderopvangplaatsen;3° er is geen duidelijk en realistisch perspectief op een concrete realisatie van kinderopvangplaatsen voor dringende kinderopvang tegen de opgegeven realisatiedatum of tegen 31 december 2020;4° de aanvraag heeft betrekking op subsidieerbare kinderopvangplaatsen waarvoor de organisator al een subsidietoekenning of subsidiebelofte voor de subsidie voor inkomenstarief heeft.

Art. 12.Kind en Gezin beoordeelt de gegrondheid van de aanvragen van de subsidie voor dringende kinderopvang op basis van de som van de volgende scores: 1° de adviesscore van het lokaal bestuur op een maximum van acht punten, op voorwaarde dat het lokaal bestuur tegen 31 december 2018 alle criteria en het gewicht van elk criterium bekendmaakt aan de organisatoren.De criteria van het lokaal bestuur zijn objectief, transparant, relevant voor de subsidie en aanvullend ten opzichte van de criteria, vermeld in punt 2° tot en met 4° ; 2° de score van Kind en Gezin op een maximum van zes punten voor de aangetoonde behoefte aan kinderopvangplaatsen voor dringende kinderopvang in de gemeente;3° de score van Kind en Gezin op een maximum van twee punten voor de samenwerking met relevante actoren in functie van het bereik van de gezinnen met een behoefte aan dringende kinderopvang;4° de score van Kind en Gezin op een maximum van drie punten voor de rol van de organisator in een zorggarantieplan voor baby's en peuters bij uithuisplaatsing. In het eerste lid, 4°, wordt verstaan onder zorggarantieplan: het zorggarantieplan bij uithuisplaatsing van jonge kinderen zoals omschreven in het uittreksel van de ministeriële omzendbrief van 29 mei 2018 betreffende de zorggarantie bij uithuisplaatsing van jonge kinderen in Vlaanderen, opgenomen in bijlage 3, die bij dit besluit is gevoegd.

Als een lokaal bestuur de adviesscore niet bezorgt aan Kind en Gezin omdat de organisator de aanvraag niet heeft bezorgd aan het lokaal bestuur, wordt dat beschouwd als een adviesscore van nul op acht.

Als een lokaal bestuur voor geen enkele aanvraag van de gemeente een adviesscore bezorgd heeft, worden de aanvragen beoordeeld op basis van de score, vermeld in het eerste lid, 2° tot en met 4°, op een maximum van elf punten.

Als blijkt dat een of meer criteria van het lokaal bestuur of de beoordeling door het lokaal bestuur niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 1°, worden de aanvragen beoordeeld op basis van de score op de criteria die wel voldoen aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 1°, en de score, vermeld in het eerste lid, 2° tot en met 4°.

Art. 13.De aanvragen van de subsidie voor dringende kinderopvang worden per gemeente op basis van hun score gerangschikt. De aanvragen met de hoogste score komen bovenaan in de rangschikking.

Bij de aanvragen die een gelijke score hebben, wordt de aanvraag met de hoogste score op het advies van het lokaal bestuur hoger in de rangschikking geplaatst dan de aanvraag met een lagere score van het lokaal bestuur.

Als dan nog altijd meer dan één aanvraag op dezelfde plaats gerangschikt is, komt de aanvraag met de snelste realistische realisatiedatum hoger in de rangschikking dan de andere aanvraag.

Als dan nog altijd meer dan één aanvraag op dezelfde plaats gerangschikt is, wordt de aanvraag van de organisator die in totaal het minste plaatsen groepsopvang heeft met een subsidietoekenning of een subsidiebelofte voor de subsidie voor inkomenstarief, hoger gerangschikt.

Als er na toepassing van het eerste tot en met het vierde lid nog budget beschikbaar is, wordt dit verhoudingsgewijs verdeeld over de gemeenten waar nog aanvragen zijn die nog niet werden ingewilligd. Als hierna nog steeds budget beschikbaar is, wordt dit toegekend aan de aanvragen in volgorde van de score achtereenvolgens in de gemeenten in volgorde van de rangschikking van de gemeenten.

Art. 14.Als een aanvraag van de subsidie voor dringende kinderopvang geen score van 50% op de totale score haalt, kan Kind en Gezin beslissen om die aanvraag uit te sluiten en een subsidiebelofte te weigeren. HOOFDSTUK 4. - Programmatie van de plussubsidie

Art. 15.Het subsidiebudget voor de plussubsidie, vermeld in artikel 3, eerste lid, 3°, wordt verdeeld conform artikel 16 tot en met 20.

Art. 16.De geografische gebieden waar de plussubsidie worden verdeeld zijn de gemeenten waar de kansarmoede-index voor 2017 minstens 14,98 bedraagt. Het zijn de gemeenten op de lijst, opgenomen in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd. De gemeenten worden gerangschikt op basis van de kansarmoede-index voor 2017.

Het grenspercentage dat bepaalt tot welk niveau subsidieerbare kinderopvangplaatsen met plussubsidie kunnen worden toegekend in een gemeente, bedraagt 33%.

Art. 17.De aanvraag van de plussubsidie is ontvankelijk als ze voldoet aan de al de volgende criteria: 1° het aanvraagformulier dat Kind en Gezin ter beschikking stelt op zijn website, is ingevuld;2° de aanvraag is naar het e-mailadres gestuurd dat vermeld wordt op het aanvraagformulier;3° de aanvraag heeft betrekking op subsidieerbare plaatsen in Gent, Antwerpen, het tweetalige gebied Brussel-hoofdstad of in een van de gemeenten, opgenomen in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd;4° de aanvraag heeft betrekking op de omschakeling van bestaande kinderopvangplaatsen waarvoor de organisator van Kind en Gezin een subsidietoekenning voor de subsidie voor inkomenstarief heeft;5° de aanvraag heeft geen betrekking op een te hoog minimumaantal gevraagde subsidieerbare kinderopvangplaatsen in vergelijking met het beschikbare aantal subsidieerbare kinderopvangplaatsen, vermeld in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd, dat Kind en Gezin kan toekennen in de gemeente. De aanvraag van de plussubsidie wordt uitgesloten als aan een of meer van de volgende criteria is voldaan: 1° er zijn ernstige dossiermatige indicaties die erop wijzen dat de vergunningsvoorwaarden of de subsidievoorwaarden niet nageleefd kunnen worden;2° er is een gemotiveerd en gegrond negatief advies van het lokaal bestuur naar aanleiding van een gebrek aan medewerking van de organisator aan het lokaal loket kinderopvang van de gemeente, of omdat de aanvraag niet tegemoetkomt aan de lokale behoeften voor de plussubsidie;3° er is geen duidelijk en realistisch perspectief op een concrete realisatie van de gevraagde subsidieerbare kinderopvangplaatsen tegen de opgegeven realisatiedatum of tegen 31 december 2020;4° de aanvraag is afkomstig van een organisator die in 2017 niet voldeed aan de voorwaarde vermeld in artikel 22, tweede lid, van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, als hij de subsidie voor inkomenstarief ontving en de voorwaarde, vermeld in artikel 38, tweede lid, van het voormelde besluit, als hij ook de plussubsidie ontving, tenzij de organisator kan aantonen dat de cijfers voor 2017 niet representatief zijn en hij met meer recente cijfers kan aantonen dat hij in 2018 wel voldoet aan de voormelde voorwaarden;5° het minimumaantal gevraagde subsidieerbare kinderopvangplaatsen is groter dan het bestaande aantal kinderopvangplaatsen met subsidietoekenning voor de subsidie voor inkomenstarief op het moment van de oproep.

Art. 18.Kind en Gezin beoordeelt de gegrondheid van de aanvragen van de plussubsidie op basis van de som van de volgende scores: 1° de adviesscore van het lokaal bestuur op een maximum van tien punten, op voorwaarde dat het lokaal bestuur tegen 31 december 2018 alle criteria en het gewicht van elk criterium bekendmaakt aan de organisatoren.De criteria van het lokaal bestuur zijn objectief, transparant, relevant voor de subsidie en aanvullend ten opzichte van de criteria, vermeld in punt 2° tot en met 4° ; 2° de score van Kind en Gezin op een maximum van twee punten voor de mate waarin de organisator in 2017 kinderen uit gezinnen als vermeld in artikel 22, tweede lid, van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, heeft opgevangen;3° de score van Kind en Gezin op een maximum van twee punten voor de mate waarin de organisator een proactief opnamebeleid voert ten aanzien van kwetsbare gezinnen;4° de score van Kind en Gezin op een maximum van vier punten voor de mate waarin de organisator de werking afstemt op kwetsbare gezinnen wat betreft de communicatie met de gezinnen, het wenbeleid, het financieel beleid en het opvangplan. In het eerste lid, 3° en 4°, wordt verstaan onder kwetsbaar gezin: een gezin als vermeld in artikel 1, 10°, van het Subsidiebesluit van 22 november 2013.

Als een lokaal bestuur de adviesscore niet bezorgt aan Kind en Gezin omdat de organisator de aanvraag niet heeft bezorgd aan het lokaal bestuur, wordt dat beschouwd als een adviesscore van nul op tien.

Als een lokaal bestuur voor geen enkele aanvraag van de gemeente een adviesscore bezorgd heeft, worden de aanvragen beoordeeld op basis van de score, vermeld in het eerste lid, 2° tot en met 4°, op een maximum van acht punten.

Als blijkt dat een of meer criteria van het lokaal bestuur of de beoordeling door het lokaal bestuur niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 1°, worden de aanvragen beoordeeld op basis van de score op de criteria die wel voldoen aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 1°, en de score, vermeld in het eerste lid, 2° tot en met 4°.

Art. 19.De aanvragen van de plussubsidie worden per gemeente op basis van hun score gerangschikt. De aanvragen met de hoogste score komen bovenaan in de rangschikking.

Bij de aanvragen die een gelijke score hebben, wordt de aanvraag met de hoogste score op het advies van het lokaal bestuur hoger in de rangschikking geplaatst dan de aanvraag met een lagere score van het lokaal bestuur.

Als dan nog altijd meer dan één aanvraag op dezelfde plaats gerangschikt is, komt de aanvraag met de snelste realistische realisatiedatum hoger in de rangschikking dan de andere aanvraag.

Als dan nog altijd meer dan één aanvraag op dezelfde plaats gerangschikt is, wordt de aanvraag van de organisator die de hoogste score heeft op de criteria, vermeld in artikel 18, eerste lid, 3° en 4°, samen, hoger gerangschikt.

Art. 20.Als een aanvraag van de plussubsidie geen score van 50% op de totale score haalt, kan Kind en Gezin beslissen om die aanvraag uit te sluiten en een subsidiebelofte te weigeren. HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen

Art. 21.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 december 2018.

Brussel, 27 maart 2019.

De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^