Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 27 oktober 2005
gepubliceerd op 09 november 2005

Ministerieel besluit houdende diverse wijzigingen inzake accijnzen

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2005003771
pub.
09/11/2005
prom.
27/10/2005
ELI
eli/besluit/2005/10/27/2005003771/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 OKTOBER 2005. - Ministerieel besluit houdende diverse wijzigingen inzake accijnzen


De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Gelet op de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben, en het verkeer daarvan en de controles daarop, gewijzigd bij de wet van 4 mei 1999 en bij de programmawet van 22 december 2003, inzonderheid artikel 37;

Gelet op de programmawet van 27 december 2004, inzonderheid op de artikelen 424, §§ 1 en 4 en 425;

Gelet op het advies van de Douaneraad van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, gegeven op 13 oktober 2005;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat dit besluit tot doel heeft uitwerking te geven aan de programmawet van 27 december 2004; dat deze wet in werking is getreden op 10 januari 2005; dat het derhalve zonder uitstel moet worden genomen;

Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996, Besluit :

Artikel 1.§ 1. In artikel 19 van het ministerieel besluit van 14 mei 2004 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop wordt een § 3 ingevoegd, luidend als volgt : « § 3. De directeur-generaal kan de verplichting opleggen dat de aangifte bedoeld in § 1 vergezeld moet zijn van een opgave waarop per gebruiker van de accijnsproducten, verschillend van de aangever, de geleverde hoeveelheden worden vermeld. Deze opgave mag met een informaticatoepassing worden opgesteld; hij stelt de vorm vast van deze opgave en het type van de toepassing. » § 2. De sectie 2 van hetzelfde besluit die het artikel 22 omvat wordt vervangen door de volgende bepalingen : « Sectie 2 Gemeenschappelijke bepalingen voor energieproducten en elektriciteit

Art. 22.Indien een energieproduct of elektriciteit, vermeld in artikel 419 van de programmawet van 27 december 2004 tot verbruik wordt uitgeslagen, moet op de facturen, die voor de daaropvolgende leveringen worden opgesteld, het tarief inzake accijnzen worden vermeld dat werd toegepast bij de oorspronkelijke levering.

Sectie 3 Bijzondere bepalingen voor energieproducten, andere dan aardgas, kolen, cokes en bruinkool

Art. 22bis.§ 1. Naast de vermelding bepaald in artikel 22, moet op de facturen die door een erkend entrepothouder worden opgesteld, de datum van de uitslag tot verbruik van het energieproduct worden vermeld. § 2. Op de facturen die bestemd zijn voor een eindgebruiker moet bovendien de volgende vermelding worden aangebracht : « Elk gebruik dat aanleiding geeft tot een aanvullend bedrag aan accijnzen, verplicht u tot de spontane betaling ervan op het kantoor der accijnzen. »

Art. 22ter.Bij gebruik van kerosine of van gasolie als motorbrandstof voor industriële en commerciële doeleinden in de zin van artikel 420, § 4 van de programmawet van 27 december 2004, kan de inning van de aanvullende accijnzen die het verschil vertegenwoordigen tussen de accijnzen vastgesteld voor dit gebruik en deze vastgesteld voor gebruik als verwarmingsbrandstof, geschieden door middel van een aangifte volgens het model opgenomen in bijlage X. Hetzelfde geldt voor vloeibaar petroleumgas, indien het gebruik ervan onderworpen is aan een hoger tarief inzake accijnzen dan dit waartegen het werd verworven.

Deze aangifte die wordt opgesteld door de gebruiker van deze energieproducten, moet bij de ontvanger worden ingediend uiterlijk de 10e van de maand die volgt op hun gebruik.

Sectie 4 Bijzondere bepalingen betreffende aardgas en elektriciteit

Art. 22quater.§ 1. Met het oog op de voldoening van de accijnzen op aardgas en elektriciteit, is de distributeur bedoeld in artikel 424, § 1 van de programmawet van 27 december 2004 gehouden om ten laatste de twintigste dag van iedere maand bij de ontvanger een aangifte in te reiken die betrekking heeft op de verbruiksfacturen en op de tussentijdse facturen die hij in de loop van de voorgaande maand in zijn boekhouding heeft opgenomen. De in artikel 19, § 1 voorgeschreven aangifte dient hiervoor te worden gebruikt.

In de zin van dit besluit wordt verstaan onder : - verbruiksfacturen : de facturen die worden opgemaakt na opname van het werkelijke aardgas- en/of elektriciteitsverbruik; - tussentijdse facturen : de maandelijkse, tweemaandelijkse of driemaandelijkse tussentijdse forfaitaire facturen of tussentijdse stortingen opgemaakt door de distributeurs voor de klanten bij wie de meterstand jaarlijks wordt opgenomen. § 2. In de bij § 1 bedoelde maandelijkse aangifte moet de distributeur een onderscheid maken tussen de gegevens betreffende de verbruiksfacturen en deze betreffende de tussentijdse facturen. § 3. Wat de tussentijdse facturen betreft, is de distributeur gemachtigd om volgens de frequentie van deze facturen, het bedrag dat overeenstemt met het totaal van de accijnzen gekoppeld aan die facturen, te voldoen onder de vorm van voorschotten aan de Schatkist.

Het bedrag van die voorschotten komt in mindering van het definitieve bedrag van de accijnzen dat later op de overeenkomstige verbruiksfacturen vermeld staat. § 4. De distributeur moet de accijnzen waarvan de bij § 1 bedoelde aangifte de verschuldigdheid vaststelt contant kwijten.

Sectie 5 Bijzondere bepalingen betreffende kolen, cokes en bruinkool

Art. 22quinquies.§ 1. Bij de levering van kolen, cokes en bruinkool aan de kleinhandelaar dient de aangifte ten verbruik bedoeld in artikel 19, § 1 te worden ingereikt bij de ontvanger door het bedrijf bedoeld in artikel 425 van de programmawet van 27 december 2004 of door datgene dat zich hiervoor in de plaats stelt, uiterlijk de donderdag van de week volgend op de week van opstelling van de factuur. § 2. De aangifte ten verbruik bedoeld in § 1 dient bij de inverbruikstelling met vrijstelling van de accijnzen ten laatste de vijftiende van de maand volgend op de maand van de opstelling van de factuur te worden ingereikt.

Het in § 1 bedoelde bedrijf of datgene dat zich hiervoor in de plaats stelt moet de accijnzen waarvan de aangifte de verschuldigdheid vaststelt contant kwijten. »

Art. 2.De bijlagen IV, V, VI en VII van het ministerieel besluit van 14 mei 2004 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop worden vervangen door de volgende bijlagen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 3.§ 1. Artikel 1 van het ministerieel besluit van 29 december 1992 waarbij uitstel wordt verleend voor de betaling van de accijns wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 1.§ 1. De personen die uitstel wensen te genieten voor de betaling van de accijnzen verschuldigd bij het in verbruik stellen van producten onder de schorsingsregeling, moeten zulks aanvragen bij de ontvanger der accijnzen van het gebied waarin het belastingentrepot is gevestigd of, voor tabaksfabrikaten, bij de ontvanger der accijnzen van Brussel (Tabak).

In de zin van dit besluit, dient onder « accijnzen » te worden verstaan, de accijns, de bijzondere accijns, de controleretributie op gasolie gebruikt als verwarmingsbrandstof en de bijdrage op de energie. § 2. Personen die voor de betaling van de accijnzen op in het verbruik gestelde ingevoerde goederen een langer uitstel wensen te genieten dan is vastgesteld bij artikel 2 van het ministerieel besluit van 27 februari 1979 inzake douane en accijnzen, moeten zulks aanvragen bij de ontvanger der douane bij dewelke de aangifte ten verbruik werd ingereikt. » § 2. In de rubriek « Aard van de producten » van artikel 3 van hetzelfde besluit, worden de woorden « Minerale olie » vervangen door de woorden « Energieproducten (met uitzondering van aardgas, kolen, cokes en bruinkool) ».

Art. 4.Het ministerieel besluit van 4 juni 2003 waarbij uitstel wordt verleend voor de betaling van de bijdrage op de energie en betreffende de maatregelen tot het verzekeren van de juiste heffing van deze bijdrage, wordt opgeheven.

Art. 5.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Brussel, 27 oktober 2005.

D. REYNDERS

^