Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 28 februari 2005
gepubliceerd op 08 maart 2005

Ministerieel besluit tot uitvoering van het koninklijk besluit van 25 februari 2005 tot uitvoering van artikel 420 van de programmawet van 27 december 2004

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2005003093
pub.
08/03/2005
prom.
28/02/2005
ELI
eli/besluit/2005/02/28/2005003093/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 FEBRUARI 2005. - Ministerieel besluit tot uitvoering van het koninklijk besluit van 25 februari 2005 tot uitvoering van artikel 420 van de programmawet van 27 december 2004


De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Gelet op de programmawet van 27 december 2004 (1), inzonderheid op artikel 420, § 3, c) ;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 februari 2005 tot uitvoering van artikel 420 van de programmawet van 27 december 2004 (2), inzonderheid op artikel 4;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, uitgebracht op 5 januari 2005;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 11 januari 2005;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, overwegende het feit dat dit besluit de toepassingsmodaliteiten regelt van het koninklijk besluit van 25 februari 2005 tot uitvoering van artikel 420 van de programmawet van 27 december 2004, inzonderheid wat de heffing van de aanvullende bijzondere accijns op de reeds in verbruik gestelde voorraden energieproducten betreft; dat deze uitvoeringsmaatregelen noodzakelijkerwijze op dezelfde dag als het betrokken koninklijk besluit in werking moeten treden; dat in die omstandigheden dit besluit zonder uitstel moet worden genomen;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989 en 4 augustus 1996, Besluit :

Artikel 1.§ 1. Voor elke plaats waar zij energieproducten voorhanden hebben die belastbaar zijn krachtens artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 25 februari 2005 tot uitvoering van artikel 420 van de programmawet van 27 december 2004, moeten de fabrikanten, de grossiers, de half-grossiers en andere handelaars, de depothouders en de houders van een pompstation, zoals gedefinieerd in artikel 1, § 2 van hetzelfde koninklijk besluit, uiterlijk de dag die volgt op elke dag waarop de verhoging van het tarief van de bijzondere accijns werd opgenomen in een in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd Officieel bericht bij toepassing van artikel 420, § 3, letter b), van de programmawet van 27 december 2004, een gedateerde en ondertekende voorraadaangifte in tweevoud opmaken waarop per soort de hoeveelheden energieproducten zijn vermeld bedoeld bij artikel 1, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit, die hier te lande in verbruik werden gesteld : 1° die zij voorhanden hadden te 0 uur op de dag van de tariefverhoging;2° die hen werden toegezonden vóór de dag van de tariefverhoging maar pas tussen de datum van verhoging van het tarief en de datum van indiening van de overeenkomstige voorraadaangifte zijn toegekomen. § 2. Geen voorraadaangifte hoeft te worden gedaan wanneer voor elke soort belastbare energieproducten, het totaal van de in § 1, 1° en 2° bedoelde hoeveelheden energieproducten, per soort product, 1 000 liter niet overtreft. § 3. De in de voorraadaangifte te vermelden hoeveelheden moeten in principe worden opgegeven bij de temperatuur van 15 °C. Indien aan deze eis niet kan worden voldaan mogen de hoeveelheden worden opgegeven bij omgevingstemperatuur met vermelding ervan.

Art. 2.Een exemplaar van de voorraadaangifte moet uiterlijk de donderdag van de week die volgt op de week van de tariefverhoging in het bezit zijn van de ontvanger der accijnzen of der douane en accijnzen van het gebied van de inrichting; het tweede exemplaar van deze aangifte moet ter beschikking zijn van de accijnsambtenaren op de plaats waar de belastbare energieproducten voorhanden zijn.

De aangevers schrijven op het tweede exemplaar, in voorkomend geval, de hier te lande in verbruik gestelde hoeveelheden energieproducten bij die hen werden toegezonden vóór de dag van de tariefverhoging doch die pas na het indienen van hun aangifte zijn toegekomen.

Art. 3.Wie overeenkomstig artikel 1 een voorraadaangifte heeft ingediend moet : 1° bij die aangifte een opgave voegen van de personen of firma's aan wie zij sinds één maand vóór de dag waarop de verhoging van de bijzondere accijns werd ingesteld, meer dan 10 000 liter belastbare motorbrandstof hebben geleverd, die hier te lande in verbruik werden gesteld.Die opgave vermeldt de naam en het adres van bedoelde personen of firma's en de hen geleverde hoeveelheden. Indien tijdens de bedoelde periode geen dergelijke leveringen werden verricht wordt een nihilopgave opgemaakt; 2° desgevraagd alle documenten, bescheiden en andere stukken overleggen waaruit de juistheid van die aangifte en van vorenbedoelde opgave kan blijken.

Art. 4.§ 1. De depothouders en houders van een pompstation die bij toepassing van artikel 1 van het koninklijk besluit van 25 februari 2005 tot uitvoering van artikel 420 van de programmawet van 27 december 2004 vrijgesteld zijn van de betaling van de aanvullende bijzondere accijns dienen, ten laatste twee weken na de inwerkingtreding van dit besluit een opgave van hun inrichtingen waar de in artikel 1 van hetzelfde koninklijk besluit bedoelde energieproducten voorhanden worden gehouden in te dienen bij de ontvanger der accijnzen of der douane en accijnzen van het gebied waar deze inrichtingen gevestigd zijn. § 2. Bij deze opgave dient een gedateerde en ondertekende verklaring van de verantwoordelijke persoon te worden gevoegd waarin op erewoord wordt verklaard dat de betrokken producten uitsluitend voor de eigen behoeften worden aangewend.

Iedere wijziging in deze situatie die daarna bij toekomstige verhogingen van de bijzondere accijns, de verschuldigdheid van de aanvullende bijzondere accijns teweeg zou brengen dient onmiddellijk schriftelijk aan de ambtenaar bedoeld in § 1 te worden meegedeeld.

Art. 5.De verschuldigde sommen van de aanvullende bijzondere accijns dienen, binnen de bij artikel 2, § 2 van het koninklijk besluit van 25 februari 2005 tot uitvoering van artikel 420 van de programmawet van 27 december 2004 bepaalde termijn, te worden voldaan op het kantoor der accijnzen of der douane en accijnzen waar de voorraadaangiften werden ingediend.

Art. 6.Dit besluit treedt in werking de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad.

Art. 7.Het ministerieel besluit van 13 augustus 2003 tot uitvoering van het koninklijk besluit van 12 augustus 2003 tot uitvoering van Hoofdstuk VI van Titel II van de programmawet van 5 augustus 2003 is opgeheven.

Brussel, 28 februari 2005.

D. REYNDERS _______ Nota's (1) Belgisch Staatsblad van 31 december 2004. (2) Belgisch Staatsblad van 8 maart 2005.

^