Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 28 februari 2005
gepubliceerd op 23 maart 2005

Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 6 november 2003 tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden voor bejaarden

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2005022257
pub.
23/03/2005
prom.
28/02/2005
ELI
eli/besluit/2005/02/28/2005022257/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 FEBRUARI 2005. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 6 november 2003 tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden voor bejaarden


De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 37, § 12, gewijzigd bij de wetten van 20 december 1995 en 24 december 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 december 1997 houdende de voorwaarden waaronder de toepassing van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, tot de zelfstandigen en de leden van de kloostergemeenschappen wordt verruimd, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op het ministerieel besluit van 6 november 2003 tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden voor bejaarden, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 19 oktober 2004;

Gelet op de voorstellen van het Verzekeringscomité voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, uitgebracht op 28 juni en 18 oktober 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 24 december 2004;

Gelet op de adviezen 38.010/1 en 38.013/1 van de Raad van State, gegeven op 20 januari 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluit :

Artikel 1.Artikel 1, 11°, van het ministerieel besluit van 6 november 2003 tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden voor de toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 12, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, in de rust- en verzorgingstehuizen en in de rustoorden voor bejaarden, wordt vervangen als volgt : « 11° « nieuwe inrichting » : a) elke inrichting die van de bevoegde overheid een nieuw erkenningsnummer krijgt, met uitzondering van de volgende gevallen : - de bijkomende erkenning als rust- en verzorgingstehuis of als rustoord voor bejaarden; - de inrichting waarvoor uit de beslissing tot erkenning door de bevoegde overheid duidelijk blijkt dat het niet gaat om een nieuwe inrichting, ondanks de toekenning van een nieuw erkenningnummer; - de inrichting die als gevolg van een overname, een fusie, een splitsing of een exploitatietransfer op een andere locatie, bewijst dat het de voortzetting van een vroegere activiteit betreft, ondanks de wijziging van het erkenningnummer; b) de inrichting die tijdens de referentieperiode niets heeft gefactureerd sinds de dag waarop zij de facturering heeft gestart;c) de inrichting waarvoor uit de beslissing tot erkenning door de bevoegde overheid duidelijk blijkt dat het een nieuwe inrichting betreft, ondanks het behoud van een al bestaand erkenningsnummer;d) de inrichting die als gevolg van een overname, een fusie of een splitsing bewijst dat het om een nieuwe inrichting gaat, ondanks het behoud van een al bestaand erkenningsnummer.»

Art. 2.Artikel 3, § 2, d), van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : 1° onderdeel d) wordt onderdeel e) ;2° er wordt een onderdeel d) ingevoegd, luidende : « d) voor de afhankelijkheidscategorie Cc : - 7 verpleegkundigen; - 12 leden van het verzorgend personeel; - 1 kinesitherapeut en/of ergotherapeut en/of logopedist; - 1,5 personeelsleden voor reactivering. »

Art. 3.Artikel 13, §§ 2 tot 5, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : « § 2. De loonkost voor een voltijds equivalent gegradueerde verpleegkundige (A1) bedraagt, indien de gemiddelde anciënniteit van alle verpleegkundigen in de inrichting : a) kleiner is dan 8 jaar : 48.752 euro; b) vanaf 8 jaar en kleiner is dan 12 jaar : 50.110 euro; c) vanaf 12 jaar : 51.873 euro. § 3. De loonkost voor een voltijds equivalent verpleegkundige A2 of ziekenhuisassistent bedraagt, indien de gemiddelde anciënniteit van alle verpleegkundigen en ziekenhuisassistenten in de inrichting : a) kleiner is dan 8 jaar : 44.330 euro; b) vanaf 8 jaar en kleiner is dan 12 jaar : 45.663 euro; c) vanaf 12 jaar : 47.409 euro. § 4. De loonkost voor een voltijds equivalent verzorgende bedraagt, indien de gemiddelde anciënniteit van alle verzorgenden in de inrichting : a) kleiner is dan 6 jaar : 37.204 euro; b) vanaf 6 jaar en kleiner dan 10 jaar : 37.745 euro; c) vanaf 10 jaar : 39.117 euro. § 5. De loonkost voor een voltijds equivalent personeelslid voor reactivering en voor een kinesitherapeut, een ergotherapeut of een logopedist bedraagt, indien de gemiddelde anciënniteit van alle leden van dit personeel in de inrichting : a) kleiner is dan 6 jaar : 40.306 euro; b) vanaf 6 jaar en kleiner dan 10 jaar : 43.318 euro; c) vanaf 10 jaar : 44.516 euro. »

Art. 4.Artikel 18 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « § 3. Om het bedrag per dag en per rechthebbende zoals bedoeld in artikel 17 te berekenen in de inrichtingen die uit een overname, een fusie, een splitsing of een exploitatietransfer op een andere locatie ontstaan zijn, doet de Dienst : 1° ofwel neemt hij tijdens de referentieperiode de gegevens, bedoeld in artikel 33, van de vroegere inrichting over (in geval van een overname of een exploitatietransfer op een andere locatie);2° ofwel voegt hij tijdens de referentieperiode de gegevens, bedoeld in artikel 33, van de vroegere inrichtingen toe (in geval van een fusie of de overname van een inrichting door een andere inrichting);3° ofwel vraagt hij aan de bedoelde inrichtingen om de gegevens, bedoeld in artikel 33, van de vroegere inrichting over de referentieperiode uit te splitsen tussen de inrichtingen die uit de splitsing zijn ontstaan naar rata van het aantal bedden van elke inrichting, zodat de combinatie die voor de desbetreffende inrichtingen de meest gunstige blijkt te zijn, in aanmerking wordt genomen (in geval van een splitsing).»

Art. 5.Artikel 21 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 21.De kost per dag huisvesting en per rechthebbende voor het verzorgingsmateriaal zoals bedoeld in artikel 147, §§ 1 en 2 van het hiervoor vermeld koninklijk besluit van 3 juli 1996 bedraagt : [(0.13 euro x aantal rechthebbenden Cat 0) + (0,26 euro x aantal rechthebbenden Cat A) + (0,39 euro x aantal rechthebbenden Cat B) + (0,53 euro x aantal rechthebbenden Cat C) + (8,60 euro x aantal rechthebbenden Cat Cc)]/aantal rechthebbenden. »

Art. 6.Artikel 30 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « 6° voor de rust- en verzorgingstehuizen die zijn opgenomen in bijlage 3 bij het protocol van 24 mei 2004, gesloten tussen de federale overheid en de overheden bedoeld in artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet, betreffende het gezondheidsbeleid t.a.v. patiënten in een persisterende vegetatieve status : beschikken over een overeenkomst die is gesloten met een van de deskundige ziekenhuiscentra die zijn opgenomen in bijlage 2 van het voormelde protocol van 24 mei 2004. Die overeenkomst moet de modaliteiten regelen volgens welke : - de permanente vorming van het personeel van de instelling wordt door het expertisecentrum verzorgd; - de gespecialiseerde adviezen worden uitgewisseld als antwoord op complexe individuele problemen. »

Art. 7.Artikel 36 van hetzelfde besluit, vervangen bij ministerieel besluit van 19 oktober 2004, wordt aangevuld als volgt : « § 3. De instellingen die een rust- en verzorgingstehuis omvatten en die zijn opgenomen in bijlage 3 bij het voormelde protocol van 24 mei 2004, kunnen dagelijks een hoger aantal rechthebbenden uit de afhankelijkheidscategorie Cc factureren dan het aantal « gespecialiseerde comabedden » dat hen is toegekend, op voorwaarde dat dit aantal niet wordt overschreden door het gemiddelde aantal gevallen Cc die in de loop van de referentieperiode zijn gefactureerd. De « gespecialiseerde comabedden » die niet door rechthebbenden uit de afhankelijkheidscategorie Cc zijn ingenomen, kunnen worden gebruikt voor de patiënten uit de afhankelijkheidscategorie B of C. § 4. Voor de factureringsperiode van 1 juli 2004 tot 31 december 2005 wordt de volledige tegemoetkoming van de instellingen met een door de bevoegde overheid geselecteerd rust- en verzorgingstehuis, overeenkomstig het protocol van 24 mei 2004, verhoogd met (41,10 euro x aantal toegewezen « gespecialiseerde comabedden in RVT »)/totaal aantal rechthebbenden. »

Art. 8.Artikel 37 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 37.§ 1. Alle vrijstellingen en afwijkingen, die de inrichtingen konden genieten op basis van de tot 31 december 2003 geldende wetgeving, blijven tot die datum behouden.

Voor de inrichtingen die in de loop van de eerste twee referentieperiodes personeel hebben aangeworven teneinde, op basis van de tot 31 december 2003 geldende wetgeving, te voldoen aan de norm bedoeld in artikel 5, wordt voor de controle van de naleving van die norm rekening gehouden met de situatie op 31 december 2003. § 2. De inrichtingen waarop de vorige bepalingen niet werden toegepast, en die menen zich daarop te kunnen beroepen, dienen daartoe een gemotiveerde aanvraag in bij de Dienst, uiterlijk op 30 juni 2005 voor wat de eerste referentieperiode betreft, en uiterlijk op 30 september 2005 voor wat de tweede referentieperiode betreft. »

Art. 9.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van het kwartaal volgend op het kwartaal waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van artikelen 1, 4 en 8, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2004, van artikel 7, dat uitwerking heeft met ingang van 1 juli 2004, en van artikel 3, dat uitwerking heeft met ingang van 1 oktober 2004.

Brussel, 28 februari 2005.

R. DEMOTTE

^