Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 28 oktober 1998
gepubliceerd op 19 november 1998

Ministerieel besluit houdende toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties aan het personeel van de Wetenschappelijke inrichtingen van het Ministerie van Middenstand en Landbouw

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
1998016311
pub.
19/11/1998
prom.
28/10/1998
ELI
eli/besluit/1998/10/28/1998016311/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 OKTOBER 1998. - Ministerieel besluit houdende toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties aan het personeel van de Wetenschappelijke inrichtingen van het Ministerie van Middenstand en Landbouw


De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Gelet op het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen en toelagen van alle aard toegekend aan het personeel der ministeries;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 5 november 1997;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 18 augustus 1998;

Gelet op het akkoord van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 18 augustus 1998;

Gelet op het Protocol nr. 83/2 van 15 oktober 1998 van het onderhandelingscomité van Sector I, Algemeen bestuur;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989 en 4 juli 1989;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, Overwegende dat het voor de goede werking van de dienst noodzakelijk is de toekenning van toelagen voor onregelmatige prestaties aan het personeel van de Wetenschappelijke inrichtingen van het nieuwe Ministerie van Middenstand en Landbouw zo vlug mogelijk te regelen, Besluit :

Artikel 1.De toelage voor onregelmatige prestaties wordt toegekend aan het personeel van de Wetenschappelijke inrichtingen van het Ministerie van Middenstand en Landbouw dat genoopt is tot weekend- of nachtprestaties. In de mate van het mogelijke dient evenwel de voorkeur te worden gegeven aan een compensatie in werktijd (inhaalrust).

Art. 2.Weekendprestaties zijn die welke op zaterdagen, zondagen en op wettelijke en reglementaire feestdagen worden verricht tussen 0 en 24 uur.

Art. 3.Nachtprestaties zijn die welke tussen 22 uur en 4 uur worden verricht. Met nachtprestaties worden gelijkgesteld de prestaties verricht tussen 18 uur en 8 uur voor zover zij eindigen om of na 22 uur of beginnen om of vóór 4 uur.

Art. 4.De bedragen van de in artikel 1 bedoelde toelagen worden als volgt vastgesteld : a) voor weekendprestaties : per uur prestatie 1/1850 van de jaarwedde, in voorkomend geval alleen vermeerderd met de toelage voor de uitoefening van hogere functies;b) voor nachtprestaties : per uur prestatie 32,5 % van 1/1850 van de jaarwedde.

Art. 5.§ 1. Voor de nachtprestaties verricht op zaterdagen, zondagen en wettelijke en reglementaire feestdagen, mogen de in artikel 4, a en b, vermelde toelagen worden samengevoegd. § 2. De in artikel 4 vermelde toelagen mogen niet worden samengevoegd met de toelagen van de vergoeding wegens buitengewone prestaties waarvan sprake in artikel 3 van het besluit van de Regent van 30 maart 1950; voor de betrokken personeelsleden wordt de gunstigste regeling in aanmerking genomen.

Voor de toepassing van het voorgaande lid worden de voor eenzelfde doorlopende prestatie verschuldigde bedragen globaal in aanmerking genomen.

Art. 6.De toelage wordt maandelijks en na vervallen termijn uitbetaald.

Het gedeelte van een uur dat een prestatie eventueel omvat, wordt naar boven afgerond op het volle uur indien het gelijk is aan of meer beloopt dan 30 minuten en wordt weggelaten als het deze duur niet bereikt.

Art. 7.De personeelsleden van niveau 1 van de Wetenschappelijke inrichtingen kunnen alleen aanspraak maken op deze toelage als zij belast worden met onregelmatige prestaties die het gevolg zijn van uitzonderlijke omstandigheden en waarvan de uitvoering door de Secretaris-generaal of diens afgevaardigde werd bevolen.

Art. 8.Dit besluit is niet van toepassing op de personeelsleden die uit hoofde van hun functies aanspraak maken op compenserende voordelen voor onregelmatige prestaties.

Art. 9.Het ministerieel besluit van 7 maart 1968 houdende toekenning van een toelage voor onregelmatige prestaties aan het personeel van het Ministerie van Landbouw dat werd gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 23 november 1970, 21 april 1975, 17 september 1976, 9 april 1980, wordt opgeheven.

Art. 10.Dit besluit heeft uitwerking op 1 januari 1997.

Brussel, 28 oktober 1998.

De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN De Minister van Begroting, H. VAN ROMPUY

^