Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 28 september 2007
gepubliceerd op 30 november 2007

Ministerieel besluit houdende delegatie van bevoegdheden aan de leidende ambtenaren van het Brussels Instituut voor Milieubeheer inzake personeelsbeheer

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2007031461
pub.
30/11/2007
prom.
28/09/2007
ELI
eli/besluit/2007/09/28/2007031461/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 SEPTEMBER 2007. - Ministerieel besluit houdende delegatie van bevoegdheden aan de leidende ambtenaren van het Brussels Instituut voor Milieubeheer inzake personeelsbeheer


De Minister van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot wiens bevoegdheden Leefmilieu, Energie en Waterbeleid behoren, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse instellingen, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur en bij de bijzondere wet van 13 juli 2001 houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de Gewesten en de Gemeenschappen;

Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 maart 1989 tot oprichting van het Brusselse Instituut voor Milieubeheer, zoals gewijzigd bij de ordonnantie van 27 april 1995;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 juli 1998 houdende delegatie van bevoegdheden aan de leidende ambtenaren van het Brussels Instituut voor Milieubeheer inzake begroting en individueel personeelsbeheer, zoals gewijzigd bij het besluit van 29 oktober 1998;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 18 juli 2000 tot regeling van haar werkwijze en tot regeling van de ondertekening van de akten van de Regering, inzonderheid op de artikelen 6 en 10;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 2002 houdende het administratief en geldelijk statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 juli 2004 tot vaststelling van de bevoegdheden van de ministers van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, inzonderheid op artikel 5;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 juli 2006 tot bepaling van de rechtspositie en de bezoldigingsregeling van de contractuele personeelsleden van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, dat op 21 september 2007 werd gegeven;

Overwegende dat het voor de goede werking van het Brussels Instituut voor Milieubeheer noodzakelijk is om de bevoegdheden inzake personeelsbeheer die de leidende ambtenaren kunnen uitoefenen te herdefiniëren, onder meer rekening houdende met de evolutie van de toe te passen gewestelijke wetgeving;

Overwegende dat de functioneel bevoegde minister, met betrekking tot de instellingen van openbaar nut die onder zijn hiërarchische bevoegdheid vallen, het individuele personeelsbeheer op zich neemt;

Overwegende dat de minister bepaalde van zijn bevoegdheden kan delegeren aan de personeelsleden van een instelling van openbaar nut en deze personeelsleden kan machtigen om ze te subdelegeren, Besluit : I. Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder : - Instituut : het Brussels Instituut voor Milieubeheer; - Minister : het lid van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering of de gewestelijke staatssecretaris die bevoegd is voor Leefmilieu.

Art. 2.De ambtenaren die bevoegd zijn om namens de minister te ondertekenen, plaatsen vóór de vermelding van hun graad en hun handtekening de formule 'Namens de minister'.

Art. 3.Wanneer een vacante betrekking moet worden ingevuld door een geslaagde van een vergelijkend wervingsexamen, roepen de leidende ambtenaren de aangewezen kandidaat in dienst na de volledige selectieprocedure, in voorkomend geval na een bijkomende proef.

II. Werking

Art. 4.De kandidaat voor een betrekking van niveau C, D of E wordt door de leidende ambtenaren toegelaten tot de stage.

Art. 5.De leidende ambtenaren zijn gezamenlijk bevoegd om beslissingen te nemen houdende de goedkeuring van de pensioenaanvragen van vastbenoemde of contractuele personeelsleden.

Art. 6.De leidende ambtenaren zijn gezamenlijk bevoegd om de beschikbaarheid van rechtswege wegens ziekte of invaliditeit van de personeelsleden vast te stellen en om het hun toe te kennen wachtgeld vast te leggen.

Art. 7.De leidende ambtenaren zijn gezamenlijk bevoegd om inzake verloven de voorziene reglementaire bepalingen te treffen en namens de minister de aanhangsels bij de desbetreffende arbeidsovereenkomsten te ondertekenen voor de contractuele en statutaire personeelsleden van alle niveaus. Voor de contractuele en statutaire personeelsleden van niveau A, wordt deze bevoegdheid echter beperkt tot de verloven die niet inroepbaar zijn tegen het personeelslid.

Art. 8.De leidende ambtenaren treffen gezamenlijk de voorziene reglementaire bepalingen in uitvoering van de wet betreffende de arbeidsongevallen.

Art. 9.De leidende ambtenaren zijn gezamenlijk bevoegd om het vrijwillige ontslag te aanvaarden van de contractuele personeelsleden van niveau B, C, D en E.

Art. 10.De leidende ambtenaren zijn gezamenlijk bevoegd om in het kader van vervangingen toestemming te geven voor de aanwerving van contractuele personeelsleden van niveau B, C, D en E.

Art. 11.De leidende ambtenaren zijn gezamenlijk bevoegd om in het kader van vervangingen beslissingen te nemen inzake de aanwerving van contractuele personeelsleden van niveau B, C, D en E.

Art. 12.De leidende ambtenaren geven gezamenlijk de toestemming voor de opdrachten in het buitenland van de personeelsleden, na akkoord van de minister.

Art. 13.In afwijking van artikel 12, is de voorafgaande toestemming van de minister niet vereist voor de opdrachten in het buitenland die niet langer dan twee dagen duren.

Art. 14.De leidende ambtenaren overhandigen twee keer per jaar aan de minister een verslag over alle verplaatsingen naar het buitenland, waarin voor elke verplaatsing het voorwerp, de duur en de vergoede kosten worden vermeld.

III. Subdelegaties

Art. 15.De leidende ambtenaren kunnen de ondertekening van de akten betreffende de vaststelling van de geldelijke anciënniteit van de personeelsleden van het Instituut aan de Personeelsdirecteur subdelegeren.

Art. 16.De leidende ambtenaren kunnen de vaststelling van de beschikbaarheid van rechtswege wegens ziekte of invaliditeit van de personeelsleden en van het hun toe te kennen wachtgeld aan de Personeelsdirecteur sub-delegeren.

Art. 17.De leidende ambtenaren kunnen het voor eensluidend verklaren van elk document of afschrift dat valt onder hun bevoegdheden inzake personeel aan de Personeelsdirecteur subdelegeren.

Art. 18.De leidende ambtenaren kunnen het ondertekenen van sociale documenten die aan het einde van een betrekking van personeelsleden moeten worden afgeleverd aan de Personeelsdirecteur subdelegeren.

Art. 19.De leidende ambtenaren kunnen de controle van de voor te leggen verklaring op eer voor het verkrijgen van de fietsvergoeding voor het woonwerkverkeer aan de Personeelsdirecteur subdelegeren.

IV. Slotbepalingen

Art. 20.In geval van afwezigheid of verhindering van één van de leidende ambtenaren, worden de bevoegdheden waarmee hij krachtens dit besluit is bekleed, voor de duur van de afwezigheid of de verhindering verleend aan de ambtenaar van dezelfde taalrol met de meeste anciënniteit in de hoogste graad onmiddellijk onder deze van de afwezige of verhinderde ambtenaar.

Art. 21.De minister kan een dossier aanhangig maken dat, krachtens dit besluit, binnen de gedelegeerde bevoegdheden valt. Hij kan de gedragslijnen voor het gebruik van de gedelegeerde bevoegdheden vastleggen of elke of een deel van de delegatie intrekken.

Dit besluit treedt in werking op de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad.

Brussel, 28 september 2007.

De Minister van Leefmilieu, Energie en Waterbeleid, Mevr. E. HUYTEBROECK

^