Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 30 december 1998
gepubliceerd op 10 februari 1999

Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 houdende bepaling van de voorwaarden en regelen voor de vaststelling van de verpleegdagprijs, van het budget en de onderscheiden bestanddelen ervan, alsmede van de regelen voor de vergelijking van de kosten en voor de vaststelling van het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
1998022764
pub.
10/02/1999
prom.
30/12/1998
ELI
eli/besluit/1998/12/30/1998022764/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 DECEMBER 1998. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 houdende bepaling van de voorwaarden en regelen voor de vaststelling van de verpleegdagprijs, van het budget en de onderscheiden bestanddelen ervan, alsmede van de regelen voor de vergelijking van de kosten en voor de vaststelling van het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten


De Minister van Sociale Zaken, Gelet op de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, inzonderheid op de artikelen 87, 88, 93, 94, derde lid, 97 en 99;

Gelet op het koninklijk besluit van 14 december 1998 houdende vaststelling van het globaal budget voor het Rijk, bedoeld in artikel 87 van de wet op de ziekenhuizen, voor de financiering van de werkingskosten van de ziekenhuizen voor het dienstjaar 1999;

Gelet op het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 houdende bepaling van de voorwaarden en regelen voor de vaststelling van de verpleegdagprijs, van het budget en de onderscheiden bestanddelen ervan, alsmede van de regelen voor de vergelijking van de kosten en voor de vaststelling van het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 april 1987, 11 augustus 1987, 7 november 1988, 12 oktober 1989, 20 december 1989, 23 juni 1990, 10 juli 1990, 28 november 1990, 28 februari 1991, 20 maart 1991, 10 april 1991, 20 november 1991, 21 november 1991, 19 oktober 1992, 30 oktober 1992, 30 december 1993, 23 juni 1994, 19 juli 1994, 28 december 1994, 27 december 1995, 30 december 1996, 8 september 1997, 10 december 1997, 29 december 1997 en 26 augustus 1998;

Gelet op de adviezen van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, Afdeling Financiering, gegeven op 23 juli 1998, 24 september 1998, 8 oktober 1998 en 28 oktober 1998;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 27 november 1998;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 9 augustus 1980, de wet van 4 juli 1989 en de wet van 19 juli 1991;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de rechtszekerheid oplegt dat de ziekenhuisbeheerders dringend in kennis moeten worden gesteld van de in 1999 van kracht zijnde voorwaarden en regelen voor de financiering van de ziekenhuizen, zodat ze tijdig de nodige maatregelen kunnen nemen, Besluit :

Artikel 1.In artikel 12ter, 2°, van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 houdende bepaling van de voorwaarden en regelen voor de vaststelling van de verpleegdagprijs, van het budget en de onderscheiden bestanddelen ervan, alsmede van de regelen voor de vergelijking van de kosten en voor de vaststelling van het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 21 april 1987, 11 augustus 1987, 7 november 1988, 12 oktober 1989, 20 december 1989, 23 juni 1990, 10 juli 1990, 28 november 1990, 28 februari 1991, 20 maart 1991, 10 april 1991, 20 november 1991, 21 november 1991, 19 oktober 1992, 30 oktober 1992, 30 december 1993, 23 juni 1994, 19 juli 1994, 28 december 1994, 27 december 1995, 30 december 1996, 8 september 1997, 10 december 1997, 29 december 1997 en 26 augustus 1998, worden de punten s) en t) ingevoegd, luidend als volgt : « s) de kosten met betrekking tot de op 1 juli 1990, 1 januari 1991, 1 januari 1992, 1 januari 1993 en 1 januari 1994 toegekende betrekkingen in de psychiatrische ziekenhuizen met erkende T-diensten; « t) de middelen die worden toegekend teneinde de financiering van de erkende MUG-functie te waarborgen; »

Art. 2.In artikel 21 van het voorvermelde ministerieel besluit van 2 augustus 1986 wordt een § 3 ingevoegd, luidend als volgt : « § 3. Indien bij de herziening van het budget van financiële middelen van een dienstjaar x, uitgevoerd vanaf het jaar 1999, wordt vastgesteld dat de voor herziening in aanmerking komende elementen, die betrekking hebben op dienstjaren die voorafgaan aan het dienstjaar x en een invloed uitoefenen op het dienstjaar x, nog niet werden opgenomen in de tijdens het dienstjaar x gefactureerde verpleegdagprijs, wordt een bedrag toegekend, berekend zoals hieronder bepaald, om de lasten voor korte termijn krediet te dekken, die voortvloeien uit het feit dat voornoemde herzienbare elementen niet gedekt zijn.

Dit bedrag wordt als volgt vastgesteld : Verschuldigde bedragen X Intrestvoeten bedoeld in § 2. »

Art. 3.In artikel 22bis, § 3, 1° van voorvermeld ministerieel besluit van 2 augustus 1986, worden de woorden « 8 miljoen » en « 18 miljoen » respectievelijk vervangen door de woorden « 6 miljoen » en « 10 miljoen » en worden volgende bepalingen toegevoegd : « De voornoemde forfaits worden toegekend gedurende een periode van 7 jaar, vanaf het jaar volgend op dat waarin de investering wordt verwezenlijkt. Het betrokken jaar zal worden bepaald nadat het ziekenhuis de aankoopfactuur heeft overgelegd. Indien een investering voor vervanging of upgrading waarvan de waarde minstens 50 % vertegenwoordigt van de nieuwwaarde van de apparatuur wordt uitgevoerd binnen de 10 jaar vanaf de aankoopdatum van de oorspronkelijke apparatuur, blijven voornoemde forfaits behouden na de voornoemde periode van 7 jaar, en dit voor een nieuwe periode van 7 jaar. Het bewijs van deze investering wordt bepaald door de overlegging van de betrokken factuur. »

Art. 4.In artikel 43, § 2, 1° van voornoemd ministerieel besluit van 2 augustus 1986, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° De bepaling vervat tussen de woorden « De punten toegekend voor de M-bedden » en de woorden « erkende dienst voor intensieve neonatale zorg (N) » wordt vervangen door de volgende bepaling : « De punten toegekend voor de M-bedden worden voor de functie plaatselijke neonatale zorg (functie N*) als volgt verhoogd : - voor een kraaminrichting met minder dan 1000 bevallingen per jaar : 15 punten. - voor een kraaminrichting met minder dan 400 bevallingen per jaar, is artikel 18 van het K.B. van 30 januari 1989 van toepassing. - voor een kraaminrichting met 1000 bevallingen per jaar en meer : voor de eerste 1000 bevallingen : 17 punten, verhoogd met drie punten per volledig bijkomende schijf van 150 bevallingen. 2° Na de woorden « -voor de M-bedden : 1,46 punten (bevallingskwartier inbegrepen) », worden de woorden « -voor de MIC-bedden : 3,75 punten » ingevoegd.3° De woorden « voor de N-bedden : 5 punten » worden aangevuld met de volgende bepaling : « Zodra het ziekenhuis erkend is voor de NIC-bedden, wordt het aantal van 5 punten per bed verhoogd tot 6,25 punten.»

Art. 5.In artikel 43, § 2, 1° b) van voornoemd ministerieel besluit van 2 augustus 1986 worden de woorden « voor de MIC-bedden : 3,75 punten » ingevoegd na de woorden « voor de M-bedden : 1,78 punten (bevallingskwartier inbegrepen) ».

Art. 6.In artikel 43, § 2, 2°, a) van voornoemd koninklijk besluit van 2 augustus 1986, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt a) 1° worden de woorden « 65 % » en « 35 % » respectievelijk vervangen door de woorden « 50 % » en « 50 % »;2° in punt a) 3° wordt het woord « 10 % » vervangen door « 25 % »;3° De bepalingen van punt c) worden vervangen door de volgende bepalingen : « c) Voor de C-, D- en E-bedden wordt een aantal bijkomende punten toegekend, berekend als volgt : c1) 1ste berekening Op basis van de totale waarde van de reanimatieverstrekkingen verleend aan de patiënten die tijdens het laatste bekende dienstjaar in de C-, D-, E- en G-diensten verbleven, berekend overeenkomstig de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen, wordt een aantal bedden van intensieve aard vastgesteld dat een percentage van het aantal bedden, erkend onder de kenletters C, D en E, vertegenwoordigt. Met het oog op deze berekening worden de ziekenhuizen ingedeeld in decielen volgens de stijgende waarde van de reanimatieverstrekkingen per bezet bed in de diensten erkend onder de kenletters C, D en E. Het percentage van het aantal bedden en het aantal bijkomende punten per bed worden als volgt vastgesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De aldus toegekende punten worden in aanmerking genomen ten belope van 90 %. c2) 2de berekening : Op basis van de overeenkomstig de bepalingen vermeld in bijlage 9 van dit besluit berekende scores, worden de ziekenhuizen ingedeeld in decielen volgens de stijgende waarde van de score.Het aantal bijkomende punten wordt vastgesteld zoals opgegeven in de bij de 1ste berekening vermelde tabel.

De aldus toegekende punten worden in aanmerking genomen ten belope van 10 % en worden desgevallend aangepast met een coëfficiënt zodat ze voor het gehele land gelijk zijn aan 10 % van de overeenkomstig punt c.1) 1ste berekening toegekende punten. c.3.) : Het behoud van het voordeel van de in de eerste en tweede berekening bedoelde bijkomende punten hangt af van de deelname aan een evaluatieprogramma voor de reanimatieverstrekkingen, dat georganiseerd wordt door de overlegstructuur tussen ziekenhuisbeheerders, artsen en verzekeringsinstellingen. »

Art. 7.Artikel 43, § 3, 2°, a) van voornoemd ministerieel besluit van 2 augustus 1986 wordt opgeheven en vervangen door volgende bepalingen : « a) voor het operatiekwartier : Per operatiezaal worden 7,50 punten toegekend. Het aantal operatiezalen wordt als volgt bepaald : a.1) 1ste berekening : Eerst wordt een theoretisch aantal operatiezalen berekend.

Het theoretisch aantal operatiezalen is gelijk aan één zaal per 25 C-bedden mits de gemiddelde waarde per operatiezaal van de heelkundige verstrekkingen voor de gehospitaliseerde patiënten, berekend op basis van de voormelde nomenclatuur, minstens gelijk is aan de gemiddelde waarde voor het gehele land.

Indien de gemiddelde waarde van het ziekenhuis lager is dan de gemiddelde waarde voor het gehele land, wordt het aantal zalen verminderd totdat die gemiddelde waarde is bereikt.

Indien de gemiddelde waarde voor het ziekenhuis echter hoger is dan de gemiddelde waarde voor het gehele land, wordt het aantal zalen berekend door de globale waarde voor het ziekenhuis te delen door de gemiddelde waarde van het land. De helft van het verschil tussen dit aantal zalen en het aantal berekend overeenkomstig het tweede lid wordt toegevoegd aan het aantal zalen berekend volgens het tweede lid. a.2) 2de berekening Per heelkundige ingreep vermeld in bijlage 5 van dit besluit, wordt een standaardtijd toegekend zoals opgegeven in dezelfde bijlage.

Die standaardtijden worden verhoogd : - om rekening te houden met de tijd nodig voor het opruimen van materieel en het voorbereiden van de zaal, met 33 % voor de ingrepen vermeld in de codes 1 tot 6, met 25 % voor de ingrepen vermeld in code 7 en met 20 % voor de ingrepen van de codes 8 tot 15; - met 30 % voor de ziekenhuizen met erkende stagediensten die erkend zijn voor het verzorgen van een volledige opleiding in de heelkunde en de anesthesie, op voorwaarde dat die ziekenhuizen per 10 chirurgiebedden over minstens één kandidaat-specialist in de volgende disciplines beschikken : - anesthesie - neurochirurgie - plastische chirurgie - abdominale chirurgie - thoraxchirurgie - vaatchirurgie - oftalmologische chirurgie - O.R.L. chirurgie - urologische chirurgie - orthopedische chirurgie - stomatologische chirurgie - met een coëfficiënt gelijk aan de verhouding tussen het totale aantal verpleegdagen van de heelkundige dienst en het aantal gefactureerde verpleegdagen aan de verzekeringsinstellingen voor dezelfde dienst.

De volgende verzekeringsinstellingen worden vermeld : - De Landsbond der Christelijke Mutualiteiten; - De Nationale Verbond van Socialistische Mutualiteiten; - De Nationale Verbond van Liberale Mutualiteiten; - De Landsbond van Onafhankelijke Ziekenfondsen; - De Hulpkas voor Ziekte en Invaliditeitsverzekering; - De Landsbond van Neutrale Ziekenfondsen; - De Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen zodra de hierop betrekking hebbende gegevens geïntegreerd zijn in de ZIV-profielen.

Op die basis wordt per ziekenhuis een aantal zalen als volgt berekend : aantal ingrepen * aangepaste tijd/1520*3 = aantal zalen Dit laatste aantal wordt voor de financiering van het personeel van de ontwaakzaal, met een percentage aangepast, zodat het totale aantal zalen dat aldus voor het gehele land is vastgesteld gelijk is aan het aantal dat voor het gehele land is vastgesteld op basis van de eerste berekening. a.3) Derde berekening : Het aantal zalen dat op basis van de 1ste en 2de berekening in aanmerking dient te worden genomen, wordt als volgt berekend : - in 1999 : [(Aantal 1ste berek.x0,10) + (Aantal 2de berek.x 0,90)] - vanaf 2000 : [(Aantal 1ste berek. x 0,00) + (Aantal 2de berek. x 1)] a.4) Operatiezaal die permanent beschikbaar is : Bovenop de punten toegekend overeenkomstig de voorgaande alinea's, worden per operatiezaal in heelkundige diensten die permanent beschikbaar wordt gehouden 20 punten toegekend.

Voor het bepalen van het aantal operatiezalen die permanent beschikbaar worden gehouden, worden de hiernavolgende criteria toegepast : Voor de ziekenhuizen waarvan minstens 75 % van de erkende C-bedden als universitaire bedden zijn aangewezen : Er wordt een zaal toegekend als : - het ziekenhuis bij de dienst 100 is aangesloten; - het aantal zalen vastgesteld op basis van de derde berekening minstens 8 bedraagt; - het ziekenhuis beantwoordt aan de voorwaarden bepaald in het nummer 590144 van de voorvermelde nomenclatuur; - het ziekenhuis gerangschikt is in de laatste twee decielen bedoeld in § 2, 1°, c.1) 1ste voor de berekening van het aantal bedden van intensieve aard.

Voor alle ziekenhuizen, met inbegrip van die bedoeld in het voorgaande lid : Er wordt een zaal toegekend als : - het ziekenhuis bij de dienst 100 is aangesloten; - het aantal zalen vastgesteld volgens de 3de berekening minstens 5 bedraagt; - het ziekenhuis gerangschikt is in de laatste 4 decielen bedoeld in § 2, 1°, c.1) 1ste voor de berekening van de bedden van intensieve aard; - het ziekenhuis beantwoordt aan de voorwaarden bepaald in het nummer 590144 van voorvermelde nomenclatuur; - het ziekenhuis beschikt over een erkende dienst voor interventionele hartcatheterisatie of een neurochirurgiedienst die minstens, tijdens het dienstjaar vastgesteld door de Minister die de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft, 250 ingrepen uitvoert, waarvan minstens 150 ingrepen vermeld in de voornoemde nomenclatuur met een waarde gelijk aan of hoger dan K400.

Een tweede zaal wordt toegekend als - het aantal zalen bepaald volgens de derde berekening minstens 8 bedraagt; - het ziekenhuis gerangschikt is in de laatste twee decielen bedoeld in § 2, 1°, c.1) 1ste voor de berekening van het aantal bedden van intensieve aard; - het ziekenhuis beschikt over een erkende dienst voor interventionele hartcatheterisatie of een neurochirurgiedienst die minstens, tijdens het dienstjaar vastgesteld door de Minister die de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft, 250 ingrepen uitvoert, waarvan minstens 150 ingrepen vermeld in de voornoemde nomenclatuur met een waarde gelijk aan of hoger dan K400, al naargelang de dienst niet in aanmerking werd genomen voor de toekenning van de eerste zaal. a.5) Totaal van de punten : Het totale aantal punten voor het land wordt met een coëfficiënt aangepast teneinde binnen het totale aantal punten te blijven dat voor het gehele land in aanmerking wordt genomen voor de operatiekwartieren, met dien verstande dat het minimum aantal punten per ziekenhuis 15 punten bedraagt.

Art. 8.Artikel 43, § 3, 2°, b) van voorvermeld ministerieel besluit van 2 augustus 1986 wordt opgeheven en vervangen door de volgende bepalingen : « b) voor de spoedgevallendienst : b.1) : Er worden basispunten per 100 bedden toegekend. Deze basispunten per 100 bedden zijn de volgende : - voor de ziekenhuizen die voldoen aan de voorwaarden gesteld in nr. 590100 van de voorvermelde nomenclatuur : 3 punten; - voor de ziekenhuizen die voldoen aan de voorwaarden gesteld in nr. 590122 van de voorvermelde nomenclatuur : 4 punten; - voor de ziekenhuizen die voldoen aan de voorwaarden gesteld in nr. 590144 van de voorvermelde nomenclatuur : 5 punten; b.2) : Het aantal basispunten per ziekenhuis wordt verhoogd in functie van de waarde per bezet bed van de supplementen voor dringende geneeskundige verstrekkingen voor gehospitaliseerde patiënten zoals bedoeld in artikel 26, § 1 van voormelde nomenclatuur, met uitzondering evenwel van de verstrekkingen voor klinische biologie.

Voor de toepassing van het vorige lid worden de ziekenhuizen ingedeeld in decielen volgens de stijgende waarde per bezet bed van de hiervoor bedoelde supplementen.

Voor de eerste vijf decielen worden de basispunten vermenigvuldigd met 1; voor het 6° deciel met 1,20; voor het 7° deciel met 1,40; voor het 8° deciel met 1,60;voor het 9° deciel met 1,80 en voor het 10° deciel met 2. b.3.) : Het aldus toegekende aantal punten kan, overeenkomstig de regels die vastgesteld moeten worden door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, worden aangepast indien het aantal uitgedrukt in bedden lager is dan een minimumaantal of hoger dan een maximumaantal. Deze minimum- en maximumaantallen worden per deciel bepaald op basis van de boekhoudkundige kosten betreffende het verpleegkundig personeel en het verzorgend personeel van de spoedgevallendienst van het laatst bekende dienstjaar. b.4.) : Het geheel van de aldus toegekende punten wordt aangepast met een coëfficiënt om binnen het totaal aantal in aanmerking genomen punten van de spoedgevallendiensten voor het hele land te blijven, met dien verstande dat minstens 15 punten worden toegekend aan de ziekenhuizen die voldoen aan nr. 590122 of aan nr. 590144 van de voorvermelde nomenclatuur.

Dit minimum van 15 punten wordt gewaarborgd zodra het ziekenhuis erkend is voor de functie « eerste opvang van spoedgevallen ».

Het minimum van 15 punten wordt verhoogd tot 30 punten zodra het ziekenhuis erkend is voor de functie « gespecialiseerde spoedgevallenzorg ». b.5.) Het behoud van het voormelde aantal punten is afhankelijk van het verzamelen en overzenden van de gegevens met betrekking tot de activiteit van de dienst spoedgevallen overeenkomstig de richtlijnen van de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft en de Minister die de vaststelling van het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft.

Art. 9.In artikel 43, § 3, 2°, c van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 worden de bepalingen beginnend met de zin « De punten toegekend voor het operatiekwartier, de spoedgevallendienst en de verpleegeenheden worden opgeteld en uitgedrukt in punten per bed » en eindigend met de zin « Het aldus bekomen aantal punten wordt met een coëfficiënt aangepast teneinde binnen het aantal punten te blijven dat voor het hele land is vastgesteld met betrekking tot de kosten van medische producten van het operatiekwartier, de spoedgevallendienst en de verpleegeenheden » opgeheven en vervangen door de volgende bepalingen : « Het aldus toegekende aantal punten voor het operatiekwartier, de spoedgevallendienst en de verpleegeenheden kan, overeenkomstig de regels die vastgesteld moeten worden door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, worden aangepast indien het aantal uitgedrukt in bedden lager is dan een minimum- aantal of hoger dan een maximumaantal. Deze minimum- en maximumaantallen worden per deciel bepaald op basis van de boekhoudkundige kosten met betrekking tot de medische producten van het operatiekwartier, de spoedgevallendienst en de verpleegeenheden van het laatst bekende dienstjaar.

Art. 10.De titel van onderafdeling 3bis van voorvermeld ministerieel besluit van 2 augustus 1986 wordt opgeheven en vervangen door : « Onderafdeling 3bis. Aanpassing van de Onderdelen B1 en B2 van de algemene ziekenhuizen vanaf 1990 en van de onderdelen B1 en B2 van de psychiatrische ziekenhuizen vanaf 1999. »

Art. 11.In artikel 45 van voorvermeld ministerieel besluit van 2 augustus 1986 wordt een § 3 ingevoegd, luidend als volgt : « § 3. Onverminderd de bepalingen van artikel 72 wordt vanaf het dienstjaar 1999 deel B, met uitzondering van de onderdelen B4 tot B6, van het budget van de psychiatrische ziekenhuizen berekend overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 54 en 61. Op 1 januari 1999 zal de waarde ervan gelijk zijn aan de waarde per dag op 31 december 1998 vermenigvuldigd met het verpleegdagenquotum 1998 en gedeeld door het in artikel 54 bedoelde verpleegdagenquotum. »

Art. 12.In artikel 46bis van voornoemd ministerieel besluit van 2 augustus 1986 worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1, 1ste lid worden de woorden « 1999 : 85 percent » en « 2000 : 100 percent » respectievelijk vervangen door de woorden « 1999 : 70 percent » en « 2000 : 85 percent ».2° In § 1, 2de lid wordt de volgende zin toegevoegd : « In 1999 en 2000 wordt het percentage van 35 % op 50 % gebracht.3° In § 2bis worden de woorden « 1999 : 8,5 percent » en « 2000 : 10 percent » respectievelijk vervangen door de woorden « 1999 : 7 percent » en « 2000 : 7 percent ».4° In § 6 worden de woorden « van § 4 en § 5 » vervangen door de woorden « van § 5 » en worden volgende bepalingen ingevoegd : « Een bedrag van 65 miljoen komt bovenop de voorvermelde 5 %.Het aldus verkregen bedrag moet prioritair worden aangewend om de correcties aan te brengen die voortvloeien uit het advies van de Commissie bedoeld in § 4 en betrekking hebben op de invloed van sociale factoren op de PAL/NAL-cijfers. »

Art. 13.In artikel 47 van voornoemd ministerieel besluit van 2 augustus 1986 worden volgende bepalingen ingevoegd : « Het behoud van de voormelde bedragen is afhankelijk van de deelname aan een evaluatieprogramma voor de activiteit, georganiseerd door de overlegstructuur tussen ziekenhuisbeheerders, artsen en verzekeringsinstellingen. »

Art. 14.In artikel 48, § 5 van voornoemd ministerieel besluit van 2 augustus 1986 worden de woorden « kenletter S of kenletter V » vervangen door de woorden « kenletter Sp ».

Art. 15.Artikel 48, § 8, a) van voornoemd ministerieel besluit van 2 augustus 1986 wordt opgeheven en vervangen door de volgende bepalingen : « a) Teneinde te voldoen aan de wettelijke verplichtingen inzake de verpleegkundige-ziekenhuishygiënist en de geneesheer-ziekenhuishygiënist, zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 7 november 1998, wordt Onderdeel B4 van het budget, met ingang van 1 januari van het dienstjaar, voor beide functies verhoogd met : 1.750.000 frank (index 1 januari 1999) per full-time equivalent verpleegkundige-ziekenhuishygiënist, 2.735.000 frank (index 1 januari 1999) per full-time equivalent geneesheer-ziekenhuishygiënist. Het respectieve aantal full-time equivalenten wordt als volgt berekend : - voor de verpleegkundige-ziekenhuishygiënist Bi x C/1 000 - voor de geneesheer-ziekenhuishygiënist Bi x C/2 400 waarbij : Bi = aantal bestaande en erkende bedden voor de betrokken dienst op 1 januari van het dienstjaar C = coëfficiënt per dienst Deze coëfficiënt wordt per dienst als volgt vastgesteld : - voor de psychiatrische ziekenhuizen A=0,2 T=0,1 K=0,2 - voor de ziekenhuizen en geïsoleerde Sp- en G-diensten G = 1 Sp = 0,2 - voor de acute ziekenhuizen C = 3 L = 4,6 D = 2,3 G = 1,5 C+D(I)= 4,6 A = 0,2 E = 2,3 T = 0,1 M = 2,3 K = 0,2 N = 4,6 Het aldus bepaalde bedrag wordt verhoogd met een bedrag gelijk aan 10 percent van voornoemd budget teneinde de werkingskosten te dekken die inherent zijn aan de activiteit van voornoemde functies. »

Art. 16.In artikel 48, § 14 van voornoemd ministerieel besluit van 2 augustus 1986 wordt een punt d) ingevoegd, luidend als volgt : « d) Vanaf 1 juli 1999 wordt voor de ziekenhuizen, waarvan minstens drie kwart van al de erkende bedden als universitaire bedden aangewezen zijn, het bedrag bedoeld in punt a) verhoogd om het geheel van de bedragen bedoeld in 1°, 2° en 3° toe te kennen. »

Art. 17.De bepalingen van artikel 48, § 16 van voornoemd ministerieel besluit van 2 augustus worden opgeheven en vervangen door : « § 16. Teneinde rekening te houden met het sociaal profiel van de acute ziekenhuizen, wordt een bedrag van 150 miljoen verdeeld overeenkomstig de volgende modaliteiten : a) Een bedrag van 65 miljoen wordt verdeeld onder de ziekenhuizen die tegelijkertijd volgende kenmerken vertonen : - gerangschikt zijn bij de eerste dertig ziekenhuizen met de hoogste ratio « aantal opnamen van niet-beschermde personen zonder voorkeursstatuut en van niet-beschermde personen met voorkeursstatuut » ten opzichte van het totaal aantal opnamen; - gerangschikt zijn bij de eerste dertig ziekenhuizen met de hoogste ratio « aantal verpleegdagen ten laste van het OCMW en aantal niet-sociaal verzekerden » ten opzichte van het totaal aantal verpleegdagen; - gerangschikt zijn bij de eerste dertig ziekenhuizen met de hoogste ratio « totaal bedrag van de onbetaalde patiëntenfacturen m.b.t. een dienstjaar die na drie jaar nog ingevorderd moeten worden » ten opzichte van de omzet « patiënten » van hetzelfde dienstjaar.

De gegevens in kwestie hebben betrekking op 1997 en moeten het voorwerp uitmaken van een dossier dat vóór 31 maart 1999 moet worden ingediend bij het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Bestuur van de Gezondheidszorgen, Boekhouding en Beheer der ziekenhuizen.

Het bedrag van 65 miljoen wordt onder de rechthebbende ziekenhuizen verdeeld overeenkomstig de volgende modaliteiten : - aan elk ziekenhuis wordt een forfaitair bedrag toegekend van 2 miljoen; - de 65 miljoen, verminderd met de weerslag van de toekenning van het forfaitair bedrag, worden voor de helft verdeeld op basis van het aantal opnamen van elk ziekenhuis en voor de helft op basis van het aantal verpleegdagen van elk ziekenhuis. b) Een bedrag van 65 miljoen wordt verdeeld overeenkomstig de bepalingen van artikel 46bis, § 6.c) Teneinde rekening te houden met de culturele en linguistische kenmerken van de gehospitaliseerde patiënten, wordt een bedrag van maximaal 20 miljoen frank onder de acute ziekenhuizen verdeeld die, op vrijwillige basis, vragen een coördinator aan te stellen voor de culturele of interculturele bemiddeling inzake gezondheid. Deze ziekenhuizen worden na advies van de Cel voor interculturele bemiddeling inzake gezondheid van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu geselecteerd door de Minister die de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft en door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, volgens een rangschikking opgesteld overeenkomstig de volgende criteria : - de ratio « aantal opnamen van onderdanen van een andere Staat dan een Lidstaat van de Europese Unie » t.o.v. het totaal aantal opnamen; - de ratio « aantal opnamen van onderdanen van een andere Staat dan een Lidstaat van de Europese Unie » t.o.v. het aantal opnamen van onderdanen van een Lidstaat van de Europese Unie » met uitzondering van het Koninkrijk België; » - de ratio « aantal opnamen van patiënten van niet-Europese culturele afkomst » t.o.v. het totaal aantal opnamen. » De kandidatuur van een ziekenhuis dat ook aan de voorwaarden bedoeld in punt a) beantwoordt, krijgt de voorkeur.

De coördinatiefunctie m.b.t. de culturele of interculturele bemiddeling inzake gezondheid kan worden vervuld door een persoon die aan de volgende voorwaarden beantwoordt : a) houder zijn van een universitair diploma of van een diploma van het hoger onderwijs van het lange type in de volgende vakgebieden : medische, paramedische en gezondheidszorgrichtingen, antropologie, etnologie, filologie, filosofie, sociologie en psychologie, en een beroepservaring kunnen bewijzen op het vlak van culturele benadering van de gezondheidszorg;b) houder zijn van een diploma van het hoger onderwijs van het korte type in de culturele, sociale of gezondheidszorgrichtingen met een theoretische opleiding en een geschikte beroepservaring op het vlak van culturele benadering van de gezondheid en de gezondheidszorg;c) houder zijn van een diploma van het hoger secundair onderwijs aangevuld met een attest van een bijzondere en erkende opleiding op het vlak van de culturele of interculturele bemiddeling inzake gezondheid, gelijkwaardig aan het hoger secundair technisch onderwijs, en met een begeleide praktijkervaring. De dossiers m.b.t. de kandidatuur van de ziekenhuizen moeten vóór 31 maart 1999 worden overgezonden aan het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu - Bestuur van de Gezondheidszorgen.

Op basis van het kandidatuurdossier en het advies van de Cel voor interculturele bemiddeling inzake gezondheid van het voormelde Ministerie, verhoogt de Minister, die de vaststelling van de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft, Onderdeel B4 van de geselecteerde ziekenhuizen, voor een full-time equivalent, met een forfaitair bedrag van : 1.500.000 frank voor de personen bedoeld onder punt a); 1.250.000 frank voor de personen bedoeld onder punt b); 1.100.000 frank voor de personen bedoeld onder punt c).

Om het voordeel van de in het vorige lid bepaalde financiering te behouden, moeten de ziekenhuizen elk jaar, vóór 1 mei, het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu een verslag bezorgen met betrekking tot hun culturele of interculturele bemiddeling inzake gezondheid tijdens het afgelopen dienstjaar.

Dit verslag wordt bepaald door de Minister die de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft na advies van de Cel voor interculturele bemiddeling inzake gezondheid van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu.

Art. 18.Artikel 48 van voornoemd ministerieel besluit van 2 augustus 1986 wordt aangevuld met § 21 en § 22, luidend als volgt : § 21. Deze paragraaf herneemt de bepalingen van artikel 72, § 2. § 22. Teneinde de erkende MUG-functie te financieren, wordt een forfaitair bedrag van 2.500.000 frank toegekend.

Het behoud van deze financiering is afhankelijk van het verzamelen en overzenden van de gegevens met betrekking tot de activiteit van de MUG-functie overeenkomstig de richtlijnen van de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft en de Minister die de vaststelling van het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft.

Art. 19.Artikel 49 van voornoemd ministerieel besluit van 2 augustus 1986 wordt gewijzigd en vervangen door de volgende bepalingen : «

Art. 49.§ 1. Onderdeel B5 van het budget van de acute ziekenhuizen wordt vastgesteld overeenkomstig de hiernavermelde regels : a) 15 % van het beschikbare budget wordt onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van de omzet van de voor elk ziekenhuis terugbetaalde farmaceutische specialiteiten en generische geneesmiddelen, met uitzondering van de bloedproducten toegediend aan de gehospitaliseerde patiënten, tijdens een dienstjaar dat wordt bepaald door de Minister die de vepleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft.b) 29 % van het beschikbare budget wordt onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van het aantal punten toegekend aan elk ziekenhuis. Voor de toekenning van het aantal punten worden de volgende berekeningen uitgevoerd : 1° Het aantal bestaande en erkende bedden wordt gewogen.Daarbij wordt aan elk type bed de volgende coëfficiënt toegekend : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Tot 150 gewogen bedden wordt 0,40 punten per schijf van 25 gewogen bedden toegekend. Wanneer er meer dan 150 gewogen bedden zijn, wordt 0,26 punten per schijf van 10 gewogen bedden toegekend. c) 3 % van het beschikbare budget wordt onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van het aantal punten toegekend aan elk ziekenhuis teneinde rekening te houden met de overeenkomstig de erkenningsnormen op te richten farmaceutische structuur.Voor de toekenning van het aantal punten wordt rekening gehouden met de grootte van het ziekenhuis, namelijk : ziekenhuizen met minder dan 450 gewogen bedden : 0 punten ziekenhuizen met 450 tot 649 gewogen bedden : 2 punten ziekenhuizen met 650 tot 849 gewogen bedden : 3 punten ziekenhuizen met 850 tot 1.049 gewogen bedden : 4 punten ziekenhuizen met 1.050 tot 1.249 gewogen bedden : 5 punten ziekenhuizen met 1.250 en meer gewogen bedden : 6 punten d) 19 % van het beschikbare budget wordt onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van de in elk ziekenhuis vastgestelde uitgaven, tijdens een dienstjaar dat wordt bepaald door de Minister die de vaststelling van het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft, wat betreft de courante producten, de steriele producten, de producten voor magistrale bereidingen, hechtingsproducten en synthesemateriaal.Deze uitgaven worden in het aan de ziekenhuizen opgelegde algemeen rekeningenstelsel opgenomen respectievelijk onder de nummers 6002, 6003, 6004, 6007 en 6013.

Van de vastgestelde uitgaven wordt de tegemoetkoming afgetrokken van de ziekte- en invaliditeitsverzekering bepaald in bijlage 10 van dit besluit. e) 34 % van het beschikbare budget wordt onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van een aantal punten toegekend aan elk ziekenhuis op de volgende manier : Voor de hiernavermelde verstrekkingen betreffende een, door de Minister die de vaststelling van het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft, nader te bepalen dienstjaar worden de volgende punten toegekend : - Zware heelkunde : 0,25 punten per volledige schijf van 100 verstrekkingen - Reanimatie : 0,25 punten per volledige schijf van 250 verstrekkingen - Interventionele radiologie : 0,25 punten per volledige schijf van 750 verstrekkingen - Zeer zware heelkunde : 0,25 punten per volledige schijf van 50 verstrekkingen. Desgevallend kunnen, indien het ziekenhuis geen enkel punt krijgt voor de zware en zeer zware heelkunde, de verstrekkingen van deze twee categorieën worden opgeteld teneinde punten voor de zware heelkunde te bekomen.

De voorvermelde verstrekkingen worden verduidelijkt in bijlage 8 van dit besluit. f) De budgetten die voor elk ziekenhuis op basis van punten a) en e) worden bepaald, worden samengeteld en het totaal vormt het theoretische budget B5. De overgang van het op 31 december 1996 vastgestelde budget naar het theoretische budget gebeurt geleidelijk aan.

De correctie voor 1999 wordt vastgesteld op 50 % van het verschil tussen het op 31 december 1996 vastgestelde budget en het theoretische budget.

De correctiepercentages voor de volgende jaren worden bepaald afhankelijk van de verfijningen die worden aangebracht in de onder de punten a) tot e) opgenomen berekeningen. Het voor elk ziekenhuis na correctie vastgestelde budget mag niet minder dan 2.800.000 frank bedragen (index 1.1.1991).

Het geheel van de aldus vastgestelde budgetten mag het nationaal beschikbare budget niet overschrijden. § 2. Onderdeel B5 van de diensten en bedden erkend onder kenletter Sp wordt bepaald op basis van de hiernavermelde regels : a) per erkend en bestaand bed wordt een bedrag toegekend van 24.800 frank (index 1.1.1999); b) wanneer het een geïsoleerde Sp-dienst betreft, mag het voor het geheel van de bedden van de dienst toegekende bedrag niet minder dan 1.400.000 frank (index 1.1.1999) bedragen voor de ziekenhuizen met 75 bedden en meer, noch minder dan 700.000 frank (index 1.1.1999) bedragen voor de ziekenhuizen met minder dan 75 bedden; c) onverminderd de bepalingen van punt b) mag het totaal van de toegekende budgetten het nationaal beschikbare budget niet overschrijden. § 3. Onderdeel B5 van de psychiatrische ziekenhuizen wordt bepaald op basis van de hiernavermelde regels : - het aantal bestaande en erkende bedden wordt gewogen. Daarbij dient er verwezen te worden naar de in § 1, b), 1° opgenomen tabel; - de waarde van Onderdeel B5 wordt daarna als volgt vastgesteld (index 1.1.1999) : voor de ziekenhuizen met minder dan 75 gewogen bedden : 810.000 frank voor de ziekenhuizen met 75 tot 119 gewogen bedden : 2.155.000 frank voor de ziekenhuizen met 120 tot 149 gewogen bedden : 3.232.500 frank voor de ziekenhuizen met 150 tot 179 gewogen bedden : 4.310.000 frank voor de ziekenhuizen met 180 en meer gewogen bedden : 5.660.000 frank Het totaal van de toegekende budgetten mag het nationale beschikbare budget niet overschrijden. § 4. Met ingang van 1 januari 2000 worden de bij toepassing van de §§ 1 tot 3 toegekende bedragen met 10 % verminderd, indien het ziekenhuis niet aan de volgende voorwaarde voldoet : - de aan een ziekenhuisapotheek verbonden apothekers moeten als erkend ziekenhuisapotheker ingeschreven zijn.

Die inschrijving wordt toegekend door een Erkenningscommissie, op te richten door de bevoegde minister en bestaande uit een gelijke vertegenwoordiging van de Belgische universiteiten en de wetenschappeijke beroepsvereniging van ziekenhuisapothekers. De erkenning geschiedt op basis van critera die door de bovengenoemde commissie ter goedkeuring aan de bevoegde minister worden voorgelegd.

De erkenning wordt verleend voor een periode van vijf jaar. De erkenning kan worden verlengd op basis van het indienen van door een postuniversitaire instelling afgeleverde stukken ter staving van een aanvullende postuniversitaire opleiding.

De door de universiteiten of de erkende beroepsorganisatie voorgedragen inhoud van die opleiding moet door de bovengenoemde erkenningscommissie goedgekeurd worden.

Zolang de bovengenoemde commissie niet is opgericht, volstaat een stuk waarin geattesteerd wordt dat er een bijkomende opleidng als ziekenhuisapotheker gevolgd werd. § 5. Het behoud van de bij toepassing van de §§ 1 tot 3 toegekende financiering is ondergeschikt aan het deelnemen aan de evaluatie van de activiteit van de ziekenhuisapotheek, georganiseerd door de overlegstructuur tussen de ziekenhuisbeheerders, de artsen en de verzekeringsinstellingen. »

Art. 20.In artikel 51ter van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 wordt het woord « B6 » tussen de woorden « B5 » en « C1 » en de woorden « en in artikel 61,2 » na de woorden « artikel 60, 2), b) ingevoegd. »

Art. 21.De artikelen 55, 56 en 57 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 worden opgeheven.

Art. 22.In het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 wordt er een nieuw artikel 54 toegevoegd, luidend als volgt : « Afdeling 2. Psychiatrische ziekenhuizen.

Artikel 54.Het per dienstjaar aan de psychiatrische ziekenhuizen toegekende verpleegdagenquotum wordt per ziekenhuis vastgesteld op basis van het op 1 januari van het beschouwde dienstjaar aantal erkende en bestaande bedden alsmede op basis van de bezettingsgraden die met de volgende diensten overeenkomen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 23.De artikelen 57bis, 57ter en 57quater van het bovengenoemde ministerieel besluit van 2 augustus 1986 worden hernummerd tot de artikelen 55, 56 en 57.

Art. 24.Artikel 57quinquies van het bovengenoemde ministerieel besluit van 2 augustus 1986 wordt opgeheven en vervangen door artikel 57bis, luidend als volgt : «

Artikel 57bis.§ 1. In geval van afschaffing van ziekenhuisbedden of ingeval er bijkomende bedden in gebruik genomen worden, zijn de volgende regels van toepassing : 1° het verpleegdagenquotum wordt aangepast overeenkomstig de bepalingen van artikel 54;2° in geval van vermindering van het aantal bedden wordt Onderdeel A1 van het budget, wat de forfaitair bepaalde afschrijvingslasten betreft, proportioneel aangepast in functie van de wijziging inzake de bedcapaciteit.In geval van een beddentransfer wordt het erbij behorende bedrag overgedragen naar het budget van het ziekenhuis waarnaar de bedden getransfereerd worden; 3° a) in geval van vermindering van het aantal ziekenhuisbedden, worden de onderdelen B1, B2 en B5 van het budget verminderd met een bedrag dat overeenstemt met het respectieve aandeel van die onderdelen in de verpleegdagprijs gefactureerd op de dag voorafgaand aan de sluiting en vermenigvuldigd met het aantal verpleegdagen bepaald op basis van het aantal en de soort van de gesloten bedden alsmede van de in artikel 54 bedoelde bezettingsgraden;b) in geval van vermeerdering van het aantal ziekenhuisbedden : - door een vermindering van een aantal bedden in een ander ziekenhuis, worden de onderdelen B1, B2 en B5 van het budget vermeerderd met een bedrag dat overeenstemt met dat waarmee het budget van het andere ziekenhuis verminderd wordt.In dat geval mag het bedrag nooit hoger liggen dan dat bedoeld in het volgende gedachtenstreepje; - bij toepassing van artikel 31 van de gecoördineerde wet op de ziekenhuizen worden de onderdelen B1, B2 en B5 van het budget vermeerderd met een bedrag dat overeenstemt met het respectieve aandeel van de onderdelen B1, B2 en B5 in de verpleegdagprijs gefactureerd op de dag voorafgaand aan de vermindering van het aantal bedden en vermenigvuldigd met een aantal verpleegdagen voor die bedden, berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 54 voor de betrokken dienst.

Ingeval er in de loop van een dienstjaar ziekenhuisbedden afgeschaft worden of er bijkomende bedden in gebruik worden genomen, worden de bovengenoemde aanpassingen aan het budget en het quotum voor het resterende deel van het dienstjaar proportioneel uitgevoerd. 4° Onderdeel B4 van het budget wordt aangepast overeenkomstig de terzake geldende regels. § 2. Indien er een of meer diensten van een ziekenhuis omgeschakeld worden naar een of meer andere diensten met andere personeelsnormen, wordt Onderdeel B2 van het budget van financiële middelen van het ziekenhuis herzien in min of in meer. In dat laatste geval wordt de herziening maar toegekend voorzover het bijkomende personeel daadwerkelijk wordt aangeworven. De personeelsnormen zijn die bedoeld in artikel 72, B van dit besluit ».

Art. 25.De bepalingen van artikel 61 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 worden opgeheven en vervangen door de volgende bepalingen : «

Artikel 61.Voor de herziening van het budget van de psychiatrische ziekenhuizen in geval van het niet-verwezenlijken of het overschrijden van het verpleegdagenquotum zijn de volgende regels van toepassing : 1° Voor de onderdelen A1, A2, B4, B5, B6, C1, C2 en C3 : a) voor alle ten opzichte van het toegekende quotum niet gerealiseerde verpleegdagen wordt er een bedrag toegekend dat overeenstemt met de onderdelen A1, A2, B4, B5, B6, C1, C2 en C3 van de verpleegdagprijs;b) er wordt geen enkel bedrag toegestaan voor de boven het quotum toegekende verpleegdagen;2° Voor de onderdelen B1 en B2 zijn de volgende regels van toepassing : a) voor alle ten opzichte van het toegekende quotum niet gerealiseerde verpleegdagen wordt er geen enkel bedrag toegekend;b) voor alle verpleegdagen die het verpleegdagenquotum overschrijden, wordt er geen enkel bedrag toegekend;c) voor gerealiseerde verpleegdagen met een bezetting van meer dan 100 % in het geheel van de diensten wordt er geen enkel bedrag toegekend.

Art. 26.In artikel 62 van het bovengenoemde ministerieel besluit van 2 augustus 1986 worden de woorden « ten aanzien van de algemene universitaire en niet-universitaire ziekenhuizen » door de woorden « ten aanzien van alle ziekenhuizen » vervangen.

Art. 27.De artikelen 67 en 68 van het bovengenoemde ministerieel besluit van 2 augustus 1986 worden opgeheven en vervangen door een nieuw artikel 67, luidend als volgt : «

Artikel 67.§ 1. In geval van ingebruikneming van een nieuw ziekenhuis worden de onderdelen B1 en B2 van het budget van financiële middelen van het eerste volledige dienstjaar bepaald overeenkomstig de volgende regels : 1° Onderdeel B1 wordt bepaald op basis van de regels van Hoofdstuk V, onderafdeling 2, met dien verstande dat men zich voor de algemene ziekenhuizen baseert op de gemiddelde kostprijs per werkeenheid van de ziekenhuizen van de groep alsmede op de eigen werkeenheden van het nieuwe ziekenhuis.Voor de psychiatrische ziekenhuizen zal Onderdeel B1 gelijk zijn aan het gemiddelde van Onderdeel B1 van die ziekenhuizen. 2° Onderdeel B2 wordt bepaald op basis van de reële gestaafde kosten waarbij er rekening gehouden wordt met de personeelsnormen van de artikelen 42, § 9 en 72, B alsmede met de op 1 november 1993 voor de ondergeschikte besturen geldende loonschalen, vermeerderd met 2,5 % voor de privé-ziekenhuizen en met 3,93 % voor de openbare ziekenhuizen.3° Zolang de gegevens van het eerste volledige dienstjaar niet bekend zijn, worden de onderdelen B1 en B2 voorlopig berekend rekening houdend met de volgende elementen : - voor de algemene ziekenhuizen * voor Onderdeel B1 ° de gemiddelde kosten per werkeenheid van de groep - voor de verpleegdagen : het in uitvoering van artikel 53 bepaalde quotum; - voor de opnamen : het quotiënt van de deling van het bovengenoemde quotum door de nationale gestandaardiseerde ligduur voor de ziekenhuizen van dezelfde groep; - voor het personeel : het voor de vaststelling van Onderdeel B2 bepaalde aantal FTE's. * voor Onderdeel B2 : - voor het personeel : het aantal FTE's, bepaald in functie van de normen van artikel 42, § 9,B alsmede van de voor de berekening van het verpleegdagenquotum aangewende bezettingsgraden; - voor de medische producten : het gemiddelde per bed van de groep, vermenigvuldigd met het aantal bedden van het ziekenhuis.

Onder gemiddelde per bed voor de algemene ziekenhuizen dient men te verstaan het aantal aan de ziekenhuizen van de groep toegekende aantal punten, vermenigvuldigd met de waarde van het punt bedoeld in artikel 42,§ 6 en gedeeld door het totale aantal bedden van de groep. - voor de psychiatrische ziekenhuizen * voor Onderdeel B1 het gemiddelde van de onderdelen B1 van de psychiatrische ziekenhuizen. * voor Onderdeel B2 - voor het personeel : het aantal FTE's bepaald in functie van de normen van artikel 72,B en de voor de berekening van het verpleegdagenquotum aangewende bezettingsgraden; - voor de medische producten : het bij toepassing van de bepalingen van artikel 72 vastgestelde gemiddelde per bed voor het hele land. 4° Indien het nieuwe ziekenhuis in de loop van een dienstjaar in gebruik wordt genomen, worden de definitieve onderdelen B1 en B2 herberekend op basis van de gegevens van het eerste volledige dienstjaar. § 2. In geval van ingebruikneming, en dat zonder opening van bijkomende bedden, van een nieuw gebouw of van een nieuwe vleugel van een ziekenhuis die betrekking hebben op minstens de helft van de bedden of op minder dan de helft van de bedden en voorzover, en dat zonder afbreuk te doen aan artikel 57bis, voor de in artikel 7 bedoelde diensten de oppervlakte met minstens 10 % toeneemt, wordt Onderdeel B1 vermeerderd met een bedrag dat berekend wordt door de toename van de oppervlakte te vermenigvuldigen met het totaal van de gemiddelde kosten per werkeenheid van de ziekenhuizen van de groep betreffende de algemene kosten, het onderhoud en de verwarming, en dat met dien verstande dat de psychiatrische ziekenhuizen een enkele groep vormen. ».

Art. 28.Artikel 68bis van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 wordt hernummerd tot artikel 68.

Art. 29.In artikel 69 van het bovengenoemde ministerieel besluit van 2 augustus 1986 worden de woorden « artikel 53 » door de woorden « de artikelen 53 en 54 » vervangen.

Art. 30.De bepalingen van artikel 72, § 2 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 worden naar artikel 48, § 21 verplaatst.

De bepalingen van artikel 72, §§ 1 en 3 worden opgeheven en vervangen door de volgende bepalingen : «

Artikel 72.§ 1. Voor de psychiatrische ziekenhuizen wordt deel B, met uitzondering van de onderdelen B4, B5 en B6, van het budget van financiële middelen voor het dienstjaar 1999 vastgesteld overeenkomstig de volgende regels met dien verstande dat dit onderdeel gesplitst wordt in een Onderdeel B1 en een Onderdeel B2, waarvan de bestanddelen zich bevinden in de artikelen 11 en 12.

A. Onderdeel B1 wordt als volgt bepaald : Budget deel B - (personeelslasten B2 + medische producten) waarin : Budget deel B = het deel B, met uitzondering van de onderdelen B4, B5 en B6, waarover het ziekenhuis beschikt op 31 december 1998, vermenigvuldigd met het verpleegdagenquotum.

Personeelslasten B2 = de kosten van de lasten voor het verpleegkundig, verzorgend en paramedisch personeel in het budget deel B. Medische producten = de kosten van de in artikel 12, 2° tot 6° bedoelde elementen, zoals die blijken uit de ziekenhuisboekhouding voor het dienstjaar 1997.

B. Onderdeel B2 wordt vastgesteld op basis van de volgende elementen : - voor de personeelskosten : het aantal FTE-personen, zoals bepaald door toepassing van de normen in de twee eerste kolommen van de hierbovenvermelde tabel, vermenigvuldigd met de gemiddelde kost per FTE van het verplegend, verzorgend en paramedisch personeel uit de boekhouding van dienstjaar 1997 en geïndexeerd per 1 januari 1999.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor het bepalen van de gemiddelde kost per FTE, wordt rekening gehouden met : - maximaal de kosten voortvloeiend uit de toepassing van de loonschalen van de ondergeschikte besturen die op 1 november 1993 van kracht zijn, vermeerderd met 2,5 % voor de privé-ziekenhuizen en met 3,93 % voor de openbare ziekenhuizen; - een vermindering van die kosten met 0,78 %; - voor de medische producten : de kosten van de in artikel 12, 2° tot 6° bedoelde elementen, zoals die blijken uit de ziekenhuisboekhouding voor het dienstjaar 1997.

C. Indien het totaal voor het hele land van de onderdelen B1 en B2, bepaald overeenkomstig de punten A en B, het nationale beschikbare budget voor deel B, met uitzondering van de onderdelen B4, B5 en B6, overschrijdt, wordt er een lineaire reductiecoëfficiënt op Onderdeel B1 van elke ziekenhuis toegepast.

Indien het lager ligt dan het beschikbare nationale budget wordt er een lineaire vermeerderingscoëfficiënt toegepast op Onderdeel B1 van elk ziekenhuis.

Onder nationaal beschikbaar budget wordt verstaan de som van de budgetten van elk ziekenhuis op 31 december 1998.

Het budget van elk ziekenhuis wordt berekend door deel B, met uitzondering van de onderdelen B4, B5 en B6, te vermenigvuldigen met het in artikel 54, § 3, bedoelde verpleegdagenquotum. Van dat budget worden evenwel afgetrokken de bijkomende middelen toegekend bij toepassing van artikel 48, § 21, van artikel 12bis van het ministerieel besluit van 28 december 1994 en van artikel 8, § 1 van het ministerieel besluit van 29 december 1997.

Dit budget wordt verhoogd met de bedragen voorzien voor de toepassing van de maatregelen onder alineas 2 en 3 van artikel 24, § 1, van het ministerieel besluit van 30 december1998 en het budget voorzien voor de toepassing van de gegarandeerde financiering van het verpleegkundig, verzorgend en paramedisch personeel, vanaf de bezettingsgraden zoals bepaald in artikel 54.

De bijkomende middelen toegekend bij toepassing van artikel 12bis van het ministerieel besluit van 28 december 1994, van artikel 8, § 1, van het ministerieel besluit van 29 december 1997 en van het eerste alinea van artikel 24 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 worden aan het overeenkomstig punt B berekende onderdeel B2 toegevoegd.

De bijkomende middelen toegekend bij toepassing van artikel 48, § 21, van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 worden aan onderdeel B4 toegevoegd. § 2. Met ingang van het dienstjaar 2000 worden de regels voor de vaststelling van de onderdelen B1 en B2 bepaald door de Minister die de vaststelling van de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft.

Art. 31.In punt 1 van bijlage 1 bij het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 worden de nummers « 211024 tot 239105 » vervangen door de nummers « 211024 - 211120 - 211046 - 211142 - 212122 - 212225 - 212520 - 212542 - 213021 - 213043 - 214023 - 214045 - 214126 - 214222 - 214244 ».

Art. 32.In punt 3. Reanimatie van bijlage VI bij het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 worden de nummers « 211024 tot 353183 » vervangen door de nummers « 211024 - 211120 - 211046 - 211142 - 212122 - 212225 - 212520 - 212542 - 213021 - 213043 - 214023 - 214045 - 214126 - 214222 - 214244 ».

Art. 33.In punt 3. Reanimatie van bijlage VIII bij het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 worden de nummers « 211024 tot 353.183 » vervangen door de nummers « 211024 - 211120 - 211046 - 211142 - 212122 - 212225 - 212520 - 212542 - 213021 - 213043 - 214023 - 214045 - 214126 - 214222 - 214244 ».

Art. 34.In bijlage IV bij het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 worden de volgende wijzigingen aangebracht : - Aan het laatste lid van punt 2.4.2. wordt de volgende zin toegevoegd : « DRG 467 wordt bovendien gesplitst in een DRG 467.1 en een DRG 467.2.

Deze laatste DRG bevat enkel de verblijven voor polysomnografieën. » - Punt 2.4.3. e) wordt vervangen door : « e) de outliers type 1 (cfr. 2.4.4) » - Punt 2.4.4. wordt vervangen door : « Verblijven worden als kleine outliers beschouwd als die : 1. patiënten betreffen die één dag in het ziekenhuis verblijven en naar een ander ziekenhuis worden overgebracht;2. patiënten betreffen met een gefactureerde ligduur die gelijk is aan of korter is dan de benedengrens van zijn DRG-subgroep, waarvoor de benedengrens gelijk is aan EXP[lnQ1 - 2 x (lnQ3-lnQ1)].Die benedengrens moet bovendien minstens 10 % van de nationale gemiddelde ligduur van de beschouwde DRG-subgroep vertegenwoordigen, indien die duur minstens gelijk is aan of langer is dan 10 dagen. In elk geval stemt de benedengrens overeen met een waarde die ten minste drie dagen lager ligt dan de nationale gemiddelde verblijfsduur.

Met de kleine outliers wordt er bij de berekening van de gemiddelden geen rekening gehouden.

Er worden twee soorten grote outliers gedefinieerd : de outliers type 1 en type 2.

De outliers type 1 zijn die verblijven welke, binnen hun DRG-subgroep, de volgende bovengrens overschrijden : Q3 + 4 x (Q3-Q1). Met die outliers type 1 wordt er bij de berekening van de gemiddelde ligduren per DRG-subgroep geen rekening gehouden. De outliers type 2 zijn de verblijven die, binnen hun DRG-subgroep, de volgende bovengrens overschrijden : Q3 + 2 x (Q3-Q1), maar die onder de bovengrens van de outliers type 1 liggen. De bovengrens van de outliers type 2 ligt minstens 8 dagen hoger dan de nationale gemiddelde duur van de DRG-subgroep. Aan de outliers type 2 wordt er een fictieve ligduur toegekend, die gelijk is aan de bovengrens Q3 + Q2 x (Q3-Q1) en dat ongeacht het aantal aangetaste stelsels.

De boven- en benedengrens wordt op nationaal niveau berekend waarbij : Q1 = de verblijfsduur is die overeenstemt met de drempel waaronder de verblijfsduur van 25 % van de verblijven van de DRG-subgroep gelegen is; en waarbij : Q3 = de verblijfsduur is die overeenstemt met de drempel waarboven de verblijfsduur van 25 % van de DRG-subgroep gelegen is. - het laatste lid van punt 2.4.5 wordt opgeheven. - punt 2.5 wordt opgeheven. - de punten 2.6, 2.7 en 2.8 worden vernummerd tot de punten 2.5, 2.6 en 2.7. - in punt 2.7 wordt de formule vervangen door « TLDiFinaal = TLDli + CORi » en wordt de definitie van TLDigout opgeheven.

Art. 35.Bijlage VII bij het bovengenoemde ministerieel besluit van 2 augustus 1986 wordt opgeheven en vervangen door bijlage 2 bij dit besluit.

Art. 36.Bijlage 9 bij het bovengenoemde ministerieel besluit van 2 augustus 1986 wordt opgeheven en vervangen door bijlage 3 bij dit besluit.

Art. 37.De bepalingen van dit besluit treden in werking op 1 januari 1999.

Brussel, 30 december 1998.

Mevr. M. DE GALAN

Bijlage 1 bij het ministrieel besluit van 30 december 1998 Bijlage 10 De tussenkomst van de ziekteverzekering geviseerd in artikel 49, §1, d), is deze betreffende de leveranciers van implantaten geviseerd in artikelen 28 en 35 van de Z.I.V. nomenclatuur, uitgezonderd de volgende nummers : 611774 - 611785 612054 - 612065 8351 - 612334 - 612345 612813 - 612824 612835 - 612846 8371 - 612695 - 612706 612931 - 612942 612953 - 612964 voor de prestaties 229014-2129025, 229051-229062, 229073-229084, 229213-229224, 229272-229283, 229316-229320, 229515-229526, 229530-229541, 229552-229563, 229574-229585, 236014-236025, 236036-236040, 236051-236062, 237016-237020, 237031-237042, 237053-237064, 237075-237086, 237090-237101, 237156-237160, 242292-242303, 242314-242325, 242336-242340, 242631-242642, 281551-281562, 281573-281584, 281654-281665, 281794-281805, 281971-281982, 282052-282063, 293436-293440, 318054-318065 en 318076-318080 612872 - 612883 612894 - 612905 612732 - 612743 612916 - 612920 aaaaaa - bbbbbb Gebruik van 1 of meer ablatie catheters tijdens de prestatie 589315 - 589326 589315 - 589326 613012 - 613023 613034 - 613045 613955 - 613966 613970 - 613981 613874 - 613885 613896 - 613900 613992 - 614003 614036 - 614040 614095 - 614106 614250 - 614261 614272 - 614283 Gezien om als bijlage te worden toegevoegd aan het ministerieel besluit van 30 december 1998.

De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN

Bijlage 2 van het ministerieel besluit van 30 december 1998 Bijlage VII : Berekening van een ziekenhuismeerkostindex per bezet C- en D-bed.

Voor elk algemeen ziekenhuis wordt een pathologiegewogen meerkostindex per bezet C- en D-bed (zijnde MKIz) berekend op basis van een nationale meerkostindex per DRG (zijnde MKIx). 1. Selectie van de C- en D-patiënten. Uit de populatie van de gehospitaliseerde patiënten worden enkel de C- en D- patiënten weerhouden. Deze patiënten worden gedefinieerd als patiënten met uitsluitend ligdagen op een C-, D-, I- en /of H-dienst.

De kleine en type I outlierverblijven qua verblijfsduur worden buiten beschouwing gelaten.

De volgende DRG's worden niet in de berekening opgenomen : ° de DRG's binnen MDC 14 (= zwangerschap, bevalling en kraambed), 15 (= pasgeborenen), 19 (= psychische stoornissen) en 20 (= alcohol en druggebruik); ° de restgroep-DRG's (= 468, 469, 470, 476 en 477); ° de DRG's waarvoor in de MKI-berekening geen 30 verblijven voorhanden waren. 2. Berekening van de nationale gemiddelde reële verblijfskost per DRG (= GRVK). De gemiddelde reële verblijfskost per DRG (= GRVK) is gelijk aan het totaal van de verblijfskosten inzake verpleegkundig personeel die worden vastgesteld voor de weerhouden patiënten behorend tot een bepaalde DRG, gedeeld door het aantal patiënten die behoren tot die DRG. De verblijfskosten inzake verpleegkundig personeel worden vastgesteld door gebruik te maken van de boekhoudkundige en de minimale verpleegkundige gegevens. 3. Berekening van de nationale gemiddelde normverblijfskost per DRG (= GNVK). Voor de erkende C- en D-bedden wordt voor elke DRG een gemiddelde normkost GNVK berekend en dit op de volgende wijze : Norm-CD*GemLoon-CD*AantBed-CD/Totaal aantal weerhouden ligdagen op C/D-diensten * Gemligdx waarbij : Norm-CD = de personeelsnormen voor de erkende C- en D-bedden zoals bedoeld in artikel 42 §9 van dit besluit;

GemLoon-CD = het nationaal gemiddeld loon van een fulltime verpleegkundige op een C- en D-dienst;

AantBed-CD = het totaal aantal erkende C- en D-bedden;

AantLigd-CD = het totaal aantal ligdagen van de C- en D-patiënten;

GemLigdx = de gemiddelde verblijfsduur voor DRG XXX;

Voor de berekening van de normkost wordt er per DRG desgevallend rekening gehouden met de verhouding universitaire en niet-universitaire ligdagen, evenals als met de passages op IZ. 4. Berekening van de nationale gemiddelde meerkost per DRG (= GMK). Per DRG wordt de nationaal gemiddelde normverblijfskost (= GNVK) afgetrokken van de nationaal gemiddelde reële verblijfskost (= GRVK).

Indien het resultaat positief is wil dit zeggen dat de betrokken DRG meer verpleegkundige middelen behoeft dan wat in de personeelsnormen werd voorzien. Een negatieve meerkost wijst op de omgekeerde situatie. 5. Berekening van de nationale meerkostindex per DRG. Op basis van de gemiddelde meerkost per DRG (= GMK) en de algemeen gemiddelde meerkost (= AGMK) wordt een meerkostindex per DRG x als volgt berekend MKIx = int (GMKx / AGMK * 100 + 0,5) waarbij : int = integerfunctie, zijnde afronding tot op de eenheid;

GMKx = de nationaal gemiddelde meerkost voor DRG x;

AGMK = de nationaal algemeen gemiddelde meerkost. 6. Berekening van de pathologiegewogen meerkostindex per bezet C- en D-bed van het ziekenhuis (= MKIz). Op basis van de weerhouden casemix (dit is het aantal verblijven binnen elke DRG) van het ziekenhuis wordt de MKIz berekend : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om als bijlage te worden toegevoegd aan het ministerieel besluit van 30 december 1998.

De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN

Bijlage 3 van het ministrieel besluit van 30 december 1998 Bijlage 9. Vaststelling van de scores waarvan sprake in de tweede berekening geviseerd in artikel 43, §2, c), met het oog op de verdeling van de ziekenhuizen in decielen. 1. Doelstelling In deze bijlage worden de scores bepaalt met het oog op de verdeling in decielen voorzien in de tweede berekening van artikel 43, §2, c), berekend op basis van de M.V.G. registratie en gebaseerd op het laatst gekende boekjaar. 2. Vaststelling van de scores op basis van de M.V.G registratie De berekening van de scores op basis van MVG registratie gebeurd overeenkomstig de bepalingen van bijlage 3 van dit besluit.

Met het oog op de vaststelling van de punten MVG-ZIP (zones met intensief profiel) voor het geheel van de diensten C, D, C+D, E en C+D(intensief), worden de volgende operaties uitgevoerd: a) opsplitsing van de zones geviseerd in bijlage 3 in twee types, zijnde - de zones gekwalificeerd als "zones met profiel intensieve zorg" (ZIP) - de zones gekwalificeerd als "zones met een ander zorgprofiel" (ZAP) De ZIP worden gekarakteriseerd door een zware basiszorg, hoge observatiefuncties (registratie van vitale en fysieke parameters) en veel verpleegtechnische interventies.De zones waar deze drie karakteristieken gelijktijdig en uitgesproken voorkomen worden beschouwd als ZIP. De zones 19, 20, 24, 25 en 28 worden beschouwd als ZIP want zij bezitten de vermelde karakteristieken. b) bepaling van de punten MVG-ZIP per ziekenhuis Om dit te doen, telt men de waarden in punten MVG op van de hospitalisatiedagen van de vermelde diensten die enkel in ZIP gesitueerd zijn.Vervolgens deelt men deze som door het totaal aantal hospitalisatiedagen (dagen ZIP en ZAP) van de vermelde diensten.

Het resultaat van deze deling wordt "punten MVG-ZIP" of "scores MVG-ZIP" genoemd.

Gezien om als bijlage te worden toegevoegd aan het ministerieel besluit van 30 december 1998.

De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN

^