Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 30 januari 2006
gepubliceerd op 24 februari 2006

Ministerieel besluit tot bepaling van de leerstof van de jaarlijkse opleiding voor het leidend en onderwijzend personeel van de rijscholen bedoeld in artikel 14 van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2006014020
pub.
24/02/2006
prom.
30/01/2006
ELI
eli/besluit/2006/01/30/2006014020/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 JANUARI 2006. - Ministerieel besluit tot bepaling van de leerstof van de jaarlijkse opleiding voor het leidend en onderwijzend personeel van de rijscholen bedoeld in artikel 14 van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen


De Minister van Mobiliteit, Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de wetten van 21 juni 1985 en 5 augustus 2003, en op artikel 23, § 3, ingevoegd bij artikel 3, 3°, van de wet van 18 juli 1990;

Gelet op het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen inzonderheid op artikel 14, Besluit :

Artikel 1.§ 1. De rijschooldirecteurs, de adjunct-rijschooldirecteurs en de instructeurs, die houder van een directie- of instructietoelating zijn, zijn verplicht om elk jaar een opleiding over de in artikel 4 bedoelde onderwerpen te volgen. § 2. In het jaar waarin ze hun brevet behalen, zijn de rijschooldirecteurs, de adjunct-rijschooldirecteurs en de instructeurs vrijgesteld van deze verplichting. § 3. Deze opleidingen kunnen gegeven worden door organisaties van nationale en internationale experten.

Art. 2.Een uitgewerkt programma van de jaarlijkse opleiding voorzien in artikel 14 van het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen wordt elk jaar overgemaakt aan de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, Mobiliteit en Verkeersveiligheid, directie Verkeersveiligheid, dienst Rijbewijs.

Art. 3.Het uitgewerkt programma wordt goedgekeurd door de Minister tot wiens bevoegdheid de verkeersveiligheid behoort of de Directeur Verkeersveiligheid van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.

Colloquia en seminaries kunnen beschouwd worden als opleidingen voor zover het programma goedgekeurd werd door de Minister.

Het programma, om goedgekeurd te kunnen worden, moet minimum één maand voor het plaatsgrijpen, bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, dienst Rijbewijs toekomen.

Art. 4.Het programma, om goedgekeurd te kunnen worden, moet minimum volgende leerstof voorzien : § 1. De wijzigingen van de reglementering betreffende de verkeersveiligheid in de brede zin; § 2. De begrippen en methodologie van de organisatie van het theoretische en praktische onderricht; § 3. De begrippen en maatregelen tot bevordering van de verkeersveiligheid en de mobiliteit in het kader van de duurzame ontwikkeling; § 4. Een verdieping van de examenleerstof voorzien voor het behalen van een instructietoelating; § 5. Voor de houders van het brevet I : economische en organisatorische aspecten van de exploitatie van een rijschool.

Art. 5.De opleiding die voor het verkrijgen van een ander brevet gevolgd werd, wordt niet meegerekend.

Art. 6.Het aantal uren opleiding bedraagt minimum 12 lesuren voor het voltijds werkend personeel en voor het drie vierden deeltijds werkende personeel.

Het bedraagt 24 uur voor het halftijds werkende personeel en voor het één vierde deeltijds werkende personeel.

Voor het personeel dat werkt volgens een ander arbeidsritme dan hierboven bepaald, wordt het aantal uren opleiding bepaald als volgt : het aantal uren per week dat gepresteerd wordt door het voltijds werkend personeel gedeeld door het aantal uren dat het personeel met een ander arbeidsritme presteert. Is het quotiënt van die deling kleiner of gelijk aan 50 % van een voltijds uurrooster, dan moet er 24 uur opleiding gevolgd worden. Is het quotiënt groter dan 50 % dan moet er slechts 12 uur gevolgd worden.

Art. 7.De rijschooldirecteur ziet erop toe dat elke adjunct-rijschooldirecteur en elke instructeur die onder zijn toezicht geplaatst is, de in dit besluit bedoelde opleiding volgt. Hij houdt een lijst bij met alle namen van de adjunct-rijschooldirecteurs en de instructeurs met vermelding van fulltime of parttime (kleiner of gelijk aan 50 %) die de opleiding hebben gevolgd, met vermelding van de datum en de uren. Deze lijst vermeldt ook zijn naam.

Deze lijst wordt elk jaar voor 15 januari overgemaakt aan de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, dienst Rijbewijs, sectie Rijscholen met de bewijsstukken van de personeelsleden die de opleiding hebben gevolgd.

Art. 8.De organisatoren van de opleidingsactiviteiten leveren aan de rijschooldirecteurs, de adjunct-rijschooldirecteurs en de instructeurs die de opleiding hebben gevolgd, een getuigschrift af waarvan het model in bijlage 5 van het ministerieel besluit tot bepaling van de modellen van sommige documenten bedoeld in het koninklijk besluit van 11 mei 2004 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen staat.

Het gevolgde aantal uren en de onderwezen onderwerpen worden erop vermeld.

Art. 9.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Brussel, 30 januari 2006.

R. LANDUYT

^