Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 31 januari 2006
gepubliceerd op 07 februari 2006

Ministerieel besluit houdende goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de raad van beroep voor opperambtenaren

bron
federale overheidsdienst personeel en organisatie
numac
2006002015
pub.
07/02/2006
prom.
31/01/2006
ELI
eli/besluit/2006/01/31/2006002015/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

31 JANUARI 2006. - Ministerieel besluit houdende goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de raad van beroep voor opperambtenaren


De Minister van Ambtenarenzaken, Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 95bis, tweede lid;

Gelet op het ontwerp van huishoudelijk reglement, opgesteld door de voorzitter-magistraat van de Raad van beroep voor opperambtenaren, Besluit :

Artikel 1.Het bij dit besluit gevoegde huishoudelijk reglement van de Raad van beroep voor opperambtenaren wordt goedgekeurd en vervangt het vroegere reglement van orde van de Raad van beroep voor de ambtenaren-generaal, dat hierbij wordt opgeheven.

Art. 2.Dit besluit, met het bijgevoegde huishoudelijk reglement, treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Brussel, 31 januari 2006.

C. DUPONT

Bijlage Huishoudelijk Reglement van de Raad van beroep voor opperambtenaren

Artikel 1.Wanneer een beroep wordt ingesteld, maakt de minister waaronder de appellant ressorteert, of zijn gemachtigde, het volledig geïnventariseerd dossier over aan de griffier-rapporteur bij de interdepartementale raad van beroep. Dit dossier moet alle stukken betreffende de ten laste gelegde feiten bevatten.

De griffier-rapporteur maakt dit dossier op zijn beurt over aan de griffier die voor deze zaak werd aangewezen door de minister die de ambtenarenzaken onder zijn bevoegdheid heeft.

Art. 2.Uiterlijk de vijfde werkdag na de ontvangst van het dossier, bevestigt de griffier deze ontvangst aan de betrokken minister, of aan diens gemachtigde.

Desgevallend vraagt hij bijkomende stukken op in opdracht van de voorzitter.

Art. 3.De raad van beroep voor opperambtenaren vergadert op de datum door de voorzitter bepaald, die onmiddellijk wordt meegedeeld aan de betrokken minister, of aan diens gemachtigde.

De zitting moet plaatshebben uiterlijk een maand nadat de zaak bij de raad van beroep voor opperambtenaren aanhangig werd gemaakt; ingeval van vertraging deelt de voorzitter de reden hiervan mee aan de minister of aan diens gemachtigde.

Zodra de voorzitter de datum van de zitting heeft bepaald, roept de griffier de assessoren en de appellant op om ter zitting te verschijnen.

Tussen deze oproeping en de datum van de zitting moeten minstens tien werkdagen liggen. De oproeping vermeldt dat het dossier ter inzage ligt op de griffie van de interdepartementale raad van beroep. De oproeping vermeldt tevens de tekst van artikel 5, dan wel artikel 7, naargelang de oproeping wordt gericht aan de assessoren, dan wel aan de appellant.

Art. 4.De voorzitter stelt een van de assessoren aan als rapporteur, aan wie het dossier wordt meegedeeld.

Deze rapporteur beschikt over een door de voorzitter vastgestelde termijn om het verslag op te maken en neer te leggen bij de griffier.

De griffier deelt het verslag onmiddellijk mee aan de voorzitter, de assessoren, en aan de appellant en diens verdediger.

Art. 5.De opgeroepen assessoren zijn verplicht de zitting bij te wonen.

Indien de assessoren een wettige reden van verhindering hebben, moeten zij aan de voorzitter, via de griffier, schriftelijk de reden van hun afwezigheid meedelen binnen drie werkdagen volgend op de datum van de oproeping.

Binnen dezelfde termijn brengen opgeroepen assessoren die zouden meegewerkt hebben aan de totstandkoming van het voorstel of de maatregel waartegen beroep wordt ingesteld of die bij enige voorafgaande onderzoeksdaad zouden betrokken geweest zijn, hetzij als hiërarchische meerdere, hetzij als lid van het directiecomité, hetzij in welke hoedanigheid dan ook, hiervan de griffier op de hoogte, die de voorzitter hierover informeert.

Art. 6.De raad van beroep voor opperambtenaren kan slechts geldig beraadslagen en beslissen wanneer er ten minste twee assessoren ter zitting aanwezig zijn.

Art. 7.De appellant verschijnt persoonlijk voor de raad van beroep voor opperambtenaren; hij mag worden bijgestaan door een verdediger naar zijn keuze, die geen deel mag uitmaken van de raad.

De naam van de verdediger moet binnen drie werkdagen volgend op de datum van de oproeping aan de griffier worden meegedeeld.

Art. 8.De voorzitter van de raad van beroep voor opperambtenaren leidt de debatten.

Er worden geen notulen opgemaakt.

Art. 9.Het advies van de raad van beroep voor opperambtenaren vermeldt het resultaat van de geheime stemming, met opgave van het aantal positieve en negatieve stemmen.

Het gemotiveerd advies, ondertekend door de voorzitter en de griffier, wordt uiterlijk één maand na de zitting aan de betrokken minister ter kennis gebracht.

Tezelfdertijd wordt aan appellant, zijn verdediger, en aan de assessoren, een afschrift van het advies meegedeeld.

Art. 10.Het secretariaat en het archief van de raad van beroep voor opperambtenaren worden opgedragen aan de griffie van de interdepartementale raad van beroep, gevestigd in de FOD Personeel en Organisatie, waar de belanghebbenden inzage kunnen nemen.

Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 31 januari 2006 houdende goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Raad van beroep voor opperambtenaren.

Brussel, 31 januari 2006.

De Minister van Ambtenarenzaken, C. DUPONT

^