Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 05 juli 1998
gepubliceerd op 13 augustus 1998

Omzendbrief POL 49bis, tot opheffing en vervanging van de omzendbrief POL 49 betreffende de financiële hulp voor de ondersteuning van de werking van het politiekorps

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
1998000457
pub.
13/08/1998
prom.
05/07/1998
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN


5 JULI 1998. - Omzendbrief POL 49bis, tot opheffing en vervanging van de omzendbrief POL 49 betreffende de financiële hulp voor de ondersteuning van de werking van het politiekorps ("boetefonds")


Aan Mevrouw en de Heren Provinciegouverneurs Ter inlichting : - Aan de Dames en Heren Bestendig Afgevaardigden - Aan de Dames en Heren Arrondissementscommissa rissen - Aan de Dames en Heren Burgemeesters en Schepenen Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, Artikel 226bis van de Nieuwe Gemeentewet bepaalt dat een krediet ten belope van 7,5 % van de rijksontvangsten uit de boeten en strafrechtelijke veroordelingen in allerhande zaken, en ook uit de geldsommen die bedoeld worden in artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering en in artikel 65 van de wet betreffende de politie van het wegverkeer, op de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken wordt ingeschreven.

In hoofdstuk III van het koninklijk besluit van 5 juli 1994 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de gemeenten bepaalde financiële hulp van de Staat kunnen krijgen op het vlak van de veiligheid (Belgisch Staatsblad van 6 augustus 1994) worden de toekenningsvoorwaarden en de verdelingswijze van die toelage bepaald.

Deze omzendbrief die de POL 49 van 15 september 1994 vervangt (Belgisch Staatsblad van 29 september 1994) heeft tot doel de praktische schikkingen te regelen.

Onderhavige toelage is bedoeld voor de ondersteuning van de werking van de politiekorpsen van de gemeenten die een volwaardige politiezorg verstrekken.

In dat artikel 226bis ligt het beginsel vervat krachtens welk in een krediet wordt voorzien, dat berekend wordt naar rato van een percentage van de inkomsten uit boeten in ruime zin en dat om een inkomstenoverdracht mogelijk te maken naar de gemeenten die een volwaardige politiezorg verstrekken en om tussen te komen in de gewone uitgaven inzake de operationele werking van het gemeentelijk politiekorps.

Dat betekent evenwel geenszins dat het totale krediet van het "boetefonds" jaarlijks verdeeld wordt onder de gemeenten die een volwaardige politiezorg verstrekken. Mijn departement beschikt immers over de mogelijkheid om jaarlijks een bepaald bedrag van dat totale krediet voor te behouden om zelf een aantal werkingskosten van de politiekorpsen op zich te nemen. Aldus wordt enkel het overblijvende bedrag daadwerkelijk onder de gemeenten verdeeld. Het krediet dat moet worden verdeeld, wordt bijgevolg jaarlijks bepaald.

I. Toekenningsvoorwaarden van het krediet.

Om van het krediet te kunnen genieten dienen de gemeenten twee voorwaarden te vervullen : 1. De gemeenten moeten een volwaardige politiezorg verstrekken. De notie "gemeente die een volwaardige politiezorg verstrekt" wordt op dit ogenblik bepaald in het eerste artikel van het koninklijk besluit van 20 augustus 1996 tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 juni 1994 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de gemeenten een veiligheidscontract kunnen sluiten of financiële hulp kunnen genieten voor de aanwerving van bijkomend personeel in het kader van hun politiedienst (Belgisch Staatsblad van 18 september 1996). Sinds 1 mei 1997 worden enkel nog die gemeenten geacht een volwaardige politiezorg te verstrekken waarvan : a) de reële korpssterkte bij de politie overeenstemt met de minimum veiligheidsnorm die vastgesteld is in het koninklijk besluit van 9 mei 1994 betreffende het minimum aantal betrekkingen van de organieke formatie van de politieambtenaren van de gemeentepolitie;b) het politiekorps, samen met de rijkswacht en, in voorkomend geval, met één of meer andere gemeentelijke politiekorpsen, alle taken van de politionele basiscomponent vervult op een door de Minister van Binnenlandse Zaken afgebakend territorium (IPZ);de gemeente moet dus minstens een veiligheidscharter afgesloten hebben, dat door de Minister van Binnenlandse Zaken werd goedgekeurd.

De Minister van Binnenlandse Zaken stelt elk jaar ten laatste op 1 mei van ieder begrotingsjaar ambtshalve de lijst vast van de gemeenten die een volwaardige politiezorg verstrekken. Hij laat die lijst in het Belgisch Staatsblad verschijnen.

De gemeenten die niet op die lijst voorkomen, kunnen evenwel bij de Minister van Binnenlandse Zaken een bezwaarschrift indienen dat moet vergezeld zijn door de nodige documenten waarmee aangetoond wordt dat de gemeente toch aan de dubbele voorwaarde voldoet. Het bezwaarschrift moet per aangetekende brief ingediend worden binnen de vijftien dagen na de publicatie van die lijst der gemeenten in het Belgisch Staatsblad.

De Minister van Binnenlandse Zaken beschikt over dertig dagen om een definitieve beslissing te nemen. Indien het bezwaarschrift gegrond wordt verklaard, wordt de gemeente toegevoegd aan de lijst van de "erkende gemeenten". 2. De gemeenten moeten een verzoek indienen. De aanvragen moeten ingediend worden bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken vóór 1 mei van elk begrotingsjaar en dat middels het als bijlage bij deze omzendbrief gevoegde formulier.

Bij ontstentenis van een aanvraag kan een gemeente niet van de toelage genieten, zelfs niet indien de gemeente voorkomt op de lijst der gemeenten die een volwaardige politiezorg verstrekken. Daarom wordt de gemeenten aangeraden om hun aanvraag in te dienen zonder te wachten op de publicatie van de "erkende gemeenten" in het Belgisch Staatsblad.

Het inzenden van het aanvraagformulier houdt in dat de gemeente de toelage aanvaardt en zich er toe verbindt de reglementsbepalingen (bestemming van de toelage, toezicht....) na te leven.

II. Verdelingswijze van het krediet tussen de begunstigde gemeenten.

Het jaarlijks beschikbare krediet wordt verdeeld onder de gemeenten die voldoen aan de voorwaarden die in punt I van deze omzendbrief zijn opgesomd en dat op grond van volgende verdeelsleutel: - voor 1/4 van het totale bedrag door deling van de som door het aantal betrokken gemeenten; - voor 3/4 van het totale bedrag volgens een verdelingscoëfficiënt die voor 50 % steunt op het bevolkingsaantal van de gemeente en voor 50 % op de personeelssterkte van de gemeentepolitie.

Het bevolkingsaantal dat daarbij in aanmerking genomen wordt, is het aantal dat in het Belgisch Staatsblad wordt gepubliceerd en dat geldt voor 1 januari van het jaar dat het betrokken begrotingsjaar voorafgaat.

De personeelssterkte die in aanmerking genomen wordt is eveneens die van 1 januari van het jaar dat het betrokken begrotingsjaar voorafgaat. Ze bestaat uit de leden van de gemeentepolitie in dienstactiviteit en zij die daarmee gelijkgesteld worden, titularis in de hoedanigheid van aspirant, stagiair of definitief agent, van een graad uit de hiërarchie der graden die vastgesteld zijn in de artikelen 1, 2 en 4 van het koninklijk besluit van 13 oktober 1986 tot vaststelling van de graden van de gemeentepolitie.

III. Toekenningsprocedure van de toelage.

De financiële tussenkomst wordt aan de gemeente verleend onder de vorm van een rechtstreekse toelage.

Het bedrag dat aan iedere gemeente wordt toegekend, wordt vastgesteld in een globaal ministerieel besluit, dat voor elk begrotingsjaar in het Belgisch Staatsblad wordt gepubliceerd en dat na afsluiting van de beroepsprocedure bij de Minister van Binnenlandse Zaken.

IV. Modaliteiten voor het gebruik van de toelage.

De gemeente beslist vrij over het gebruik van de toelage, zonder voorafgaandelijke toestemming van de Minister van Binnenlandse Zaken of van de provinciegouverneur, en zulks met inachtneming van de volgende beginselen : - de toelage moet aangewend worden voor de ondersteuning van de werking van het politiekorps, met uitzondering van de loonkosten van het personeel (dus b.v. : wapens, uniformen, kantoorbenodigdheden, huur van materieel, onderhouds- en herstellingskosten,...); - er mag geen cumulatie zijn met een andere financiële tegemoetkoming van de Staat. Zo kan de verwerving van een bepaald voorwerp niet tegelijkertijd via het "boetefonds" en de "trekkingsrechten" gefinancierd worden. Men kan daarentegen wel kiezen voor de betoelagingswijze die financieel gezien de interessantste is; - het gebruik van de toelage dient te gebeuren met inachtneming van de wetgeving op de overheidsopdrachten; - de begunstigde gemeenten moeten het gebruik dat van de toelage gemaakt is, kunnen aantonen ten laatste voor het einde van het jaar dat volgt op dat van de toekenning van de toelage.

V. Toezicht.

De provinciegouverneur onderwerpt de gemeenten die een toelage bekomen hebben aan een regelmatige inspectie.

Die inspectie beoogt na te gaan of de financiële tegemoetkoming correct gebruikt werd.

Daartoe leggen de gemeenten op eenvoudig verzoek van de provinciegouverneur alle nodige stukken voor. Zij verlenen hem de nodige faciliteiten om een inspectie ter plaatse uit te voeren.

VI. Sancties.

Indien een gemeente de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 juli 1994 niet naleeft, dan heeft dat de gedeeltelijke of zelfs volledige terugvordering van de aan die gemeente verleende toelage voor gevolg.

Bovendien kan de Minister van Binnenlandse Zaken in dat geval beslissen om de voor het volgend begrotingsjaar voorziene toelage deels of volledig op te heffen.

Gelieve, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, in het bestuursmemoriaal de datum te willen vermelden waarop deze omzendbrief in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd werd.

De Minister, L. Tobback

Bijlage Formulier art. 226bis NGW Koninklijk besluit van 5 juli 1994 (hoofdstuk III) Ondergetekende . . . . . (hoedanigheid) . . . . . verzoekt namens het College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente/stad, om de toekenning van de financiële tegemoetkoming voor de gemeente/stad . . . . . voor het jaar . . . . .

Adres : . . . . .

Reële korpssterkte van de politie op 1 januari van het lopende jaar : . . . . .

Naam en telefoonnummer van de contactpersoon : . . . . .

Voor echt verklaard, (DATUM) (HANDTEKENING) DIENT IEDER JAAR VOOR 1 MEI INGEZONDEN TE WORDEN.

^