Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 09 januari 2003
gepubliceerd op 04 maart 2003

Omzendbrief betreffende de aflevering van vergunningen in de zones die gemakkelijk overstroomd kunnen worden en de strijd tegen het ondoorlatend maken van de grond

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2003027126
pub.
04/03/2003
prom.
09/01/2003
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST


9 JANUARI 2003. - Omzendbrief betreffende de aflevering van vergunningen in de zones die gemakkelijk overstroomd kunnen worden en de strijd tegen het ondoorlatend maken van de grond


Aan de colleges van burgemeester en schepenen, Aan de gemeentebesturen, Aan de gemachtigde ambtenaren, Geachte dames en heren, Begin januari 2003 werd ons Gewest opnieuw getroffen door zware overstromingen. Woningen en bedrijven hebben soms grote schade ondervonden. De overvloedige neerslag op drassige gronden met als gevolg de rivieren die buiten hun oevers treden hebben weer tot deze toestand geleid.

Hierbij wens ik eraan te herinneren dat alles op alle vlakken in het werk gesteld dient te worden om de omvang van de door de overstromingen aangerichte schade te beperken en eerst en vooral om deze te voorkomen.

Gewestelijke initiatieven Het "Schéma de Développement de l'Espace régional" (Gewestelijk Ruimtelijk Ontwikkelingsplan; SDER; http://sder.wallonie.be; kaart 17 - "Natuur- en technologische gevaren") bepaalt een aantal maatregelen om de bevolking tegen natuurgevaren te beschermen. Het doel van deze maatregelen is de risicozones vast te stellen, de bebouwing daar te beperken en het overstromingsgevaar te verminderen door een waterbeheer binnen de gezamenlijke hydrografische stroomgebieden. In de op 11 juli 2002 aangenomen beleidsnota over het waterbeleid, wordt deze beleidslijn uiteraard bevestigd en zij geldt o.m. als referentie voor de Europese richtlijn 2000/60 waarvoor het decreet tot omzetting hiervan momenteel wordt voorbereid.

Het "SDER" is het beleidsdocument voor het ruimtelijke ordeningsbeleid van het Gewest. De gemeenten dienen ervan uit te gaan en moeten in ieder geval hun beslissingen met redenen omkleden wanneer ze ervan afwijken.

Op grond van een ontleding en onderzoeken ter plaatse voorziet het "SDER" in de afbakening op objectieve wijze van de overstroombare gebieden en grondgebiedsgedeelten.

In het "SDER" wordt bepaald dat de bebouwing op gronden met voorspelbare natuurgevaren verboden of sterk beperkt zal zijn. De handelingen en werken waarvoor een vergunning vereist is, zullen op deze wijze verboden of onderworpen zijn aan bijzondere verplichtende beschermingsregels. In de valleien zullen de grondbezettingen die af en toe de rol van overstromingszone kunnen vervullen, bevorderd worden.

Om het overstromingsgevaar zoveel mogelijk te beperken is het aangewezen dat alle in een hydrografisch bekken geplande handelingen en werken de afvloeiing van water afremmen en voor de doorsijpeling ervan vergemakkelijken.

Bij haar beslissing van 21 november 2002 heeft de Regering de methodologie bekrachtigd voor de afbakening van de overstroombare gebieden in het Waalse Gewest. Het vaste platform voor geïntegreerd waterbeheer ("P.P.G.I.E. » ) die twee jaar geleden op mijn initiatief is opgericht, heeft een methodologie ontwikkeld die berust op het in kaart brengen van risico's op "overstromingen" en van risico's op schade aangericht door overstromingen.

Het opmaken van de eerste kaart berust op de combinatie van de herhaling van de overstroming en de hoogte hiervan. Naar gelang de beschikbare gegevens zullen twee methoden worden toegepast om elk van beide basiselementen te bepalen : de herhaling wordt gekenmerkt door statistische berekeningen en hydraulische modellen of door onderzoeken ter plaatse; het overstromingsniveau wordt vastgesteld door het gebruik van hydraulische modellen of door de methode van de omhullingskrommen.

Deze eerste kaart stemt overeen met het risico zoals omschreven in het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium (CWATUP), artikel 40, 5°.

De tweede kaart dient dan weer voor de identificatie van de gebieden met risico's op heel zware schade (kaart met "knelpunten"), in het bijzonder voor de ontwikkeling van hulpplannen.

Voor iedere vergunningsaanvraag die ingediend wordt binnen een oppervlakte opgenomen op de risicokaart, moeten voorwaarden worden vervuld die in een gewestelijk stedenbouwkundig reglement door de Regering worden gesteld.

Dit ontwerp van reglement wordt momenteel voorbereid en wordt in april e.k. aan de Regering ter goedkeuring voorgelegd.

Op het vlak van het Waalse Gewest worden de eerste "risico-kaarten overstromingen" (overstroombare gebieden), voor einde maart 2003 verwacht. De finalisering ervan wordt gepland voor einde 2004.

Aansprakelijkheid van de gemeenten Door de hervorming van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium (CWATUP) van 18 juli 2002 heeft het Parlement het college van burgemeester en schepenen uitgebreide bevoegdheden toegewezen voor de aflevering van stedenbouwkundige vergunningen en verkavelingsvergunningen. Bovendien werd een grotere onafhankelijkheid verleend aan het college van burgemeester en schepenen ten opzichte van de toezichtsbevoegdheid vertegenwoordigd door de gemachtigde ambtenaar van het Gewest.

De laatste gebeurtenissen hebben mij ertoe aangezet u op uw aansprakelijkheid te wijzen als uw college over vergunningsaanvragen beslist (stedenbouwkundige vergunningen, verkavelingsvergunningen, milieuvergunningen) voor gronden die overstroomd kunnen worden ongeacht de oorzaak : de veiligheid van personen en goederen, de gezondheid, de toegang voor hulpdiensten staan op het spel. De aansprakelijkheid van de overheid die de vergunning aflevert, zou in voorkomend geval in de zaak betrokken kunnen zijn.

Naast de opties van het gewestelijk beleid inzake overstromingen verzoek ik eerst en vooral de betrokken gemeenten een nauwkeurige cartografische lijst op te stellen van de begin januari 2003 overstroomde gebieden en indien ze reeds bestaan, van de andere overstromingen. Deze lijst zal niet alleen nuttig zijn voor de documenten die verstrekt moeten worden aan de provinciegouverneurs die de dossiers overmaken zodat tot een erkenning als natuurramp kan worden overgegaan, maar ook om te beslissen over de vergunningsaanvragen en om maatregelen te treffen die weergegeven worden in de stedenbouwkundige documenten uitgaande van de gemeente zoals gemeentelijke plannen van aanleg, structuurplannen, gemeentelijke stedenbouwkundige reglementen en het document voor de programmering van de ontsluiting van de gebieden waarvan de bestemming nog niet vaststaat. Deze gegevens zullen de Regering helpen de overstroombare gebieden zoals hierboven omschreven in kaart te brengen.

Vervolgens wens ik te wijzen op het bepaalde van artikel 136 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium : « Indien de in de artikelen 84, 89 of 127 bedoelde handelingen, werken en vergunningen betrekking hebben op onroerende goederen die onderhevig zijn aan een natuurrisico of aan zware fysische druk zoals overstroming, (...), kan de uitvoering van de handelingen en werken hetzij verboden worden, hetzij aan bijzondere beveiligingsmaatregelen voor personen, goederen en het milieu onderworpen worden. » Dit artikel van het Wetboek is van toepassing sinds de hervorming van het Wetboek van 1997 en de toepassing ervan hangt niet af van de vraag of bovenvermelde kaarten al dan niet beschikbaar zijn. Het gevolg hiervan is dus dat de colleges, op grond van de momenteel beschikbare gegevens, de bepalingen van artikel 136 van het CWATUP kunnen toepassen. De kaarten die nu opgemaakt worden, steunen de te nemen beslissingen maar ze vormen in geen geval de op rechtskundig vlak noodzakelijke basis ervan.

Bovendien zijn de gezamenlijke handelingen en werken bedoeld in het CWATUP betrokken bij dit artikel en niet alleen het optrekken van gebouwen.

Voor goederen die buiten het bebouwd weefsel gelegen zijn maar die toch in artikel 136 van het CWATUP bedoeld zijn, verzoek ik u streng op te treden en tot een weigering van een vergunning over te gaan.

Binnen de bebouwde kernen of voor wijzigingen in bestaande gebouwen, verzoek ik u, naarmate u van mening bent dat het ontwerp aanvaard kan worden en geen bijkomend probleem in verband met de afvloeiing van water stroomopwaarts en stroomafwaarts tot gevolg heeft, na te gaan of het uitgedacht is zodat de schade die het zou ondervinden in geval van overstroming wordt beperkt.

In de alluviale vlakten en de winterbedden van rivieren zullen de handelingen die overstromingen zwaarder kunnen maken, zoals opgespoten grond, verboden zijn. Daarentegen worden de grondbezettingen die af en toe de rol van overstromingsbekken kunnen vervullen, bevorderd.

Tenslotte wens ik de gemeenteoverheden op het gehele Waalse grondgebied te verzoeken om ervoor te zorgen dat de hen voorgelegde ontwerpen aan volgende voorwaarden voldoen : - meer waterdoorlatende bekledingen kiezen voor de wegen, parkeerplaatsen en rijbanen, voor de openbare plaatsen; - het voorafgaand gunstig advies van de beheerder van betrokken waterloop hebben verkregen; - in voorkomend geval compensatietechnieken gebruiken (zoals ontwateringssleuf, infiltratiesloot) om de negatieve gevolgen van al te zeer waterondoorlatende gronden gedeeltelijk op te lossen; - de voorrang geven aan de installatie van iedere inrichting ter vermindering van de afvoer van regenwater of afvloeiend water, onverminderd de andere bepalingen van het CWATUP of van iedere milieuwetgeving, alsmede van het Burgerlijk Wetboek; - ervoor zorgen dat geen riool aangelegd wordt buiten de prioritaire afwateringsgebieden.

Alle geformuleerde richtlijnen zijn uiteraard ook van toepassing op de aflevering van stedenbouwkundige attesten. Ik wens erop te wijzen dat de genomen beslissingen op een uitvoerige en relevante manier met redenen omkleed moeten zijn. Hetzelfde geldt voor de adviezen die o.m. krachtens de bepalingen van het CWATUP en de inhoud van het "SDER" uitgebracht zijn.

Tenslotte wens ik de nadruk erop te leggen dat het gewestelijk stedenbouwkundig reglement dat momenteel uitgewerkt wordt over het onderwerp "overstromingen" de te volgen referentietermen zal bepalen zowel voor het beheer van de gebieden met risico's op "overstromingen" (overstroombare gebieden) als voor het beheer van afvloeiend water en de inrichtingen die daartoe opgelegd dan wel aanbevolen worden.

In het ontwerp van algemeen reglement voor de sanering van het stedelijk afvalwater (RGA) dat door de Regering op mijn initiatief in eerste lezing op 19 december 2002 werd goedgekeurd, wordt het gewestelijk beleid voor een scheidingsriolering om het afvalwater definitief te scheiden van regen- en afvloeiend water reeds uitgestippeld. In artikel 4 ervan wordt bepaald dat de geplande afwateringswerken zowel voor de nieuwe riolen als voor de renovatie van bestaande riolen de voorrang moeten geven aan de aanleg van scheidingsrioleringen eerder dan van eenheidsrioleringen, behalve uitzondering die behoorlijk gegrond is op onoverkomelijke technische beperkingen.

Hoewel deze optie eerst ingegeven wordt door de zorg om de werking van de zuiveringsstations te optimaliseren, wordt de nadruk gelegd op de bedoeling van het Gewest om regenwater en afvloeiend water niet meer louter in de riolen af te voeren met als gevolg de snelle versterking van het debiet van de waterlopen.

Rol van de gemachtigde ambtenaar De heren gemachtigde ambtenaren worden erom verzocht adviezen uit te brengen zowel over de aanvragen omtrent stedenbouwkundige attesten als over aanvragen omtrent de milieuvergunningen en de globale vergunning, alsmede de adviezen over gemeentelijke documenten in verband met ruimtelijke ordening (gemeentelijke plannen van aanleg, structuurplannen, gemeentelijke reglementen) waarbij de bovenvermelde beginselen in acht worden genomen.

Op die manier zullen ze hun bij het CWATUP toegewezen rol volkomen vervullen en als adviseurs van de colleges optreden.

Ik wijs erop dat de dossiers nauwlettend en zorgvuldig onderzocht moeten worden.

Bovendien zal de behandeling van de vergunningsaanvragen op grond van artikel 127 van het Wetboek dezelfde doelstelling moeten bereiken.

Tenslotte zullen de mogelijkheden tot afwijkingen zoals bepaald in de artikelen 110 tot en met 113, niet in overstroombare gebieden worden toegepast behalve uitzonderlijk behoorlijk gegrond geval.

Indien deze beginselen niet in acht worden genomen, verzoek ik de verschillende overheden het bij de wetgeving mogelijk gemaakte beroep in te stellen. Ik zal niet nalaten zulke beroepen te onderzoeken en hierover te beslissen overeenkomstig de in deze omzendbrief vermelde beginselen.

Namen, 9 januari 2003.

De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET

^