Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 10 mei 2007
gepubliceerd op 28 november 2007

Omzendbrief inzake de vereenvoudiging en de transparantie van de overheidsopdrachten

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2007203407
pub.
28/11/2007
prom.
10/05/2007
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST


10 MEI 2007. - Omzendbrief inzake de vereenvoudiging en de transparantie van de overheidsopdrachten


Ter attentie van de Waalse aanbestedende diensten vallend onder de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten Vereenvoudiging en transparantie van de overheidsopdrachten Deze omzendbrief herhaalt de aanbevelingen van de Waalse Commissie inzake de overheidsopdrachten om tegemoet te komen aan volgende doelstellingen van de Waalse Regering : - Invoering van minder omslachtige procedures dankzij elektronische middelen; - Openstelling van overheidsopdrachten aan bedrijven die nog geen referenties hebben; - Transparantie van de overheidsopdrachten vergund in het Waalse Gewest; - Veralgemeend gebruik van de verklaring op erewoord en van Digiflow.

Gebruik van elektronische middelen in onderhandelingsprocedures zonder bekendmaking De Waalse Regering heeft het voornemen om door een soepeler gebruik van elektronische middelen de afwikkeling van de overheidsopdrachten zo licht mogelijk te maken, zowel bij gunning als bij uitvoering ervan.

De huidige regelgeving inzake de overheidsopdrachten laat het gebruik van elektronische middelen enkel toe onder tamelijk beperkende voorwaarden.

De voorwaarden waaronder het gebruik van elektronische middelen bij overheidsopdrachten valt, zijn bepaald in titel IIIbis van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken, ingevoerd bij het koninklijk besluit van 18 februari 2004.

Zo wordt na omschrijving (in artikel 81ter van dat koninklijk besluit) van de waarborgen die gesteld moeten worden bij gebruik van elektronische middelen, in artikel 81quater, § 1, ervan bepaald : "De aanbestedende overheid mag het gebruik van de elektronische middelen in welk stadium ook van de procedure niet opleggen en elke andersluidende bepaling wordt voor niet geschreven gehouden".

Wat betreft de onderhandelingsprocedures zonder bekendmaking wordt in artikel 122, nieuw vijfde lid, ingediend bij het koninklijk besluit van 18 februari 2004, bepaald dat behoudens andersluidende beslissing van de aanbestedende overheid, titel IIIbis bijgevolg in principe niet van toepassing is op de gunning van opdrachten via onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking. In hetzelfde artikel wordt evenwel bepaald dat "de bepalingen van deze titel evenwel dienen te worden nageleefd wanneer de opdracht, overeenkomstig het eerste lid 1, 2° en 3° tot stand komt en dat de aanbestedende overheid goedgekeurd heeft dat de offerte met elektronische middelen mag worden opgesteld". Met andere woorden heeft deze laatste beperking zowel betrekking op de toewijzing van de opdracht via een briefwisseling tussen partijen (zie 2°) als de toewijzing door kennisgeving aan de aannemer van de goedkeuring van zijn offerte (zie 3°).

Bijgevolg is slechts voor twee vormen van toewijzing van overheidsopdrachten via onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking de aanwending van elektronische middelen op soepele wijze mogelijk, namelijk via de elektronische data-uitwisseling die geen garantie-eisen heeft zoals bepaald in voornoemde bepalingen van de regelgeving.

Daarvan volgt hier de bespreking : 1. Een tussen de partijen ondertekende overeenkomst (artikel 122, eerste lid, 4°). In deze hypothese is het onvermijdelijk dat de overeekomst zelf op papier wordt opgesteld maar de verschillende stappen vóór de ondertekening ervan kunnen evenwel verlopen door het gebruik van elektronische middelen en dit, zonder bijzondere beperking.

Dat geldt voor de verzending van het verzoek tot het indienen van een offerte, voor het indienen ervan alsmede voor de briefwisselingen tussen de ondernemingen en de aanbestedende overheid bij de onderhandelingen. 2. De opdrachten die gewoon met een aangenomen factuur tot stand komen (artikel 122, eerste lid, 1°). Er wordt op gewezen dat deze wijze waarop de opdrachten tot stand komen, alleen de opdrachten van een bedrag gelijk aan of kleiner dan euro 5.500 exclusief BTW betreft.

Aangezien het bovenvermelde nieuwe vijfde lid van artikel 122 geen bijzondere beperking bevat die daarop betrekking heeft, kunnen de elektronische middelen zowel bij de gunning van de opdracht als bij de uitvoering ervan, met inbegrip van de facturering, gebruikt worden.

Aangezien het nieuw artikel 100 van het koninklijk besluit van 10 december 1868 houdende algemeen reglement op de rijkscomptabiliteit, gewijzigd bij artikel 1 van het koninklijk besluit van 19 maart 2003, de aannemers van de overheidsopdrachten vrijstelt van de certificatie en ondertekening van hun facturen voor werken, leveringen en diensten, kan deze laatste facturering elektronisch overgemaakt worden aan de aanbestedende overheid zonder dat de in voornoemd artikel 3ter van het koninklijk besluit van 26 september 1996 bedoelde eisen noodzakelijk worden vervuld. het gebruik van elektronische middelen bij de uitvoering van de opdracht wordt dan weer onderworpen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 3ter van het koninklijk besluit van 26 september 1996. De partijen moeten het in dat geval eens worden over de te gebruiken middelen, de elektronische adressen meedelen waarop de met deze middelen overgemaakte documenten betekend kunnen worden en overeenkomen dat het exacte tijdstip van de ontvangst door de geadresseerde automatisch wordt bepaald in een met elektronische middelen gezonden ontvangstbewijs. Tijdens deze fase van de opdracht kunnen dus elektronische middelen gebruikt worden met inachtneming van de tamelijk soepele voorwaarden bepaald in voornoemd artikel 3ter en dit, ongeacht de vorm van toewijzing van de opdracht die vergund wordt via onderhandelingsprocedure. In geval van een tussen partijen ondertekend contract kunnen zo de in artikel 3ter bedoelde gegevens in een clausule van deze overeenkomst worden bepaald. Deze gegevens kunnen ook bepaald worden door een gewone briefwisseling tussen partijen vóór of na de toewijzing van de opdracht.

Om de procedures van gunning van overheidsopdrachten en de uitvoering ervan te vereenvoudigen, zullen de aanbestedende overheden ervoor zorgen dat de mogelijkheden bedoeld in de regelgeving over de overheidsopdrachten inzake de aanwending van elektronische middelen worden gebruikt. Uit dit gezichtspunt en in afwachting van een uitbreiding van de voorwaarden m.b.t. het gebruik van deze middelen vanaf een bedrag van euro 5.500 zullen ze de voorrang geven aan het contract als wijze van toewijzing van de overheidsopdrachten in geval van onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking.

Nieuwe ondernemingen en overheidsopdrachten De Regering wil nogmaal wijzen op het belang voor de in Wallonië onlangs opgerichte onderneming die gezien hun beperkte ervaring nog niet beschikken over overtuigende referenties in hun activiteitensector om te kunnen deelnemen aan overheidsopdrachten die door de Waalse overheidsdiensten worden uitgeschreven.

Daartoe en met inachtneming van de gegevens die reeds besproken zijn in de omzendbrief van 21 mei 2001 over de kwalitatieve selectie van aannemers, leveranciers en dienstverleners moeten de aanbestedende overheden op de volgende wijze handelen. 1. Wat betreft de verificatie van het gebrek aan uitsluitingsredenen. Deze verificatie wordt onder gelijke voorwaarden uitgevoerd ongeacht de datum van oprichting van de betrokken onderneming. 2. De bepaling van de voorwaarden m.b.t. de financiële en economische capaciteit.

De voorwaarden m.b.t. de financiële en economische capaciteit die in het koninklijk besluit van 8 januari 1996 op gelijke wijze voor de opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten respectievelijk de artikelen 18, 44 en 70 van hetzelfde besluit worden bepaald, kunnen vastgesteld worden door : 1° gepaste bankverklaringen of, in de opdrachten voor aanneming van diensten, het bewijs van de inschrijving op een verzekering tegen beroepsrisico's;2° de balansen, de uittreksels van balansen of de jaarlijkse rekeningen van de onderneming;3° de globale omzet en de omzet betreffende de werken, leveringen en diensten van de onderneming tijdens de laatste drie boekjaren. Onder de hierbovenvermelde referenties kunnen alleen de gepaste bankverklaringen, in voorkomend geval, overgelegd worden door onlangs opgerichte ondernemingen. Dergelijke verklaringen moeten dus op ondubbelzinnige wijze een bepaalde situatie in verhouding tot de financiële capaciteit van de betrokken onderneming vaststellen. In de opdrachten voor aanneming van diensten kan het overleggen van het bewijs van de inschrijving op een verzekering tegen beroepsrisico's ook vereist worden.

Aangezien de artikelen 18, 44 en 70 van het koninklijk besluit erin voorzien dat de aanbestedende overheid in de aankondiging van de opdracht of in het verzoek tot het indienen van een offerte andere overtuigende referenties die hij wil ontvangen, kan bepalen, is het aanbevolen op deze manier te handelen.

Als alternatief voor de bankverklaringen kan de aanbestedende overheid het overleggen van een verbintenis van een borgtochtbedrijf of van een financiële instelling eisen om deze garantie in geval van gunning van de opdracht te geven.

De aanbestedende overheid kan ook het overleggen door de onderneming van de garantie afkomstig van een derde aannemen, die erin zal toestemmen zich voor de kandidaat borg te stellen. 3. De bepaling van de voorwaarden m.b.t. de technische capaciteit.

Overeenkomstig de artikelen 19, 45 en 71 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 kunnen de voorwaarden m.b.t. de technische capaciteit vastgesteld worden door middelen die veranderen al naargelang de opdracht respectievelijk de aanneming van werken, leveringen of diensten betref. - Voor de opdrachten voor aanneming van werken kan voor het aantonen van de voldoening aan de voorwaarden m.b.t. de technische capaciteit bedoeld in artikel 19 en die door de onlangs opgerichte ondernemingen kunnen worden vervuld, gekozen worden uit de volgende naar gelang van de specificiteiten en het belang van de opdracht : a) studie- en beroepskwalificaties van de aannemer en/of van de kaderleden en, in het bijzonder, van de verantwoordelijke(n) voor de leiding van de werken (artikel 19, eerste lid, 1°). In dat opzicht dient rekening te worden gehouden met artikel 11 van het koninklijk besluit van 29 september 1991 betreffende de erkenning van aannemers van werken, dat de volgende personen als kaderlid beschouwt : * de aannemer zelf voor de eenmanszaken, de afgevaardigde-bestuurder of de zaakvoerder voor de vennootschappen; * de houders van een universitair diploma of van een diploma van het niet-universitair hoger onderwijs; * de houders van een diploma van het technisch onderwijs - technische afdeling - met volledig leerplan (STO of A2) of van het onderwijs voor sociale promotie (STL of B1); * de houders van een getuigschrift van ondernemersopleiding; * de personen die gedurende ten minste tien jaar als meesterknecht werkzaam zijn geweest. b) een verklaring die de werktuigen, het materieel en de technische uitrusting vermeldt waarover de aannemer zal beschikken voor de uitvoering van het werk (artikel 19, eerste lid, 3°);c) een verklaring waarin de technici of de technische diensten vermeld worden die, al dan niet deel uitmakend van de onderneming, ter beschikking zullen staan van de aannemer voor de uitvoering van het werk (artikel 19, eerste lid, 5°).Onder technici die niet deel uitmaken van de onderneming worden technische onderaannemers verstaan.

Er wordt opgewezen dat alleen de referenties bedoeld in artikel 19 in aanmerking kunnen worden genomen door de aanbestedende overheid om tot de kwalitatieve selectie over te gaan. - Voor de opdrachten voor aanneming van leveringen kunnen de voorwaarden m.b.t. de technische capaciteit bedoeld in artikel 45 en die in aanmerking kunnen worden genomen om de toegang tot de opdrachten van de onlangs opgerichte ondernemingen mogelijk te maken, gekozen worden uit onder de volgende punten, naar gelang van de specificiteiten en het belang van de opdracht : a) de omschrijving van de technische uitrusting en de maatregelen getroffen door de leverancier om zich van de kwaliteit te vergewissen (artikel 45, eerste lid, 2°);b) de opgave van de al dan niet tot de onderneming behorende technici of technische diensten, in het bijzonder van die welke belast zijn met de kwaliteitscontrole (artikel 45, eerste lid, 3°) de technici die niet tot de onderneming behoren zullen over het algemeen het statuut hebben van technische onderaannemers zoals in de opdrachten voor aanneming van werken;c) wat betreft de te leveren producten, door middel van monsters, omschrijvingen en/of foto's, waarvan de echtheid op verzoek van de aanbestedende overheid moet kunnen worden bevestigd (artikel 45, eerste lid, 4°);d) door getuigschriften opgemaakt door instituten of officiële diensten die belast zijn met de kwaliteitscontrole, die als bevoegd zijn erkend en die getuigen van de conformiteit van de goed herkende producten door verwijzingen naar specificaties of normen. Er wordt op gewezen dat alleen de referenties bedoeld in artikel 45 in aanmerking kunnen worden genomen door de aanbestedende overheid. - Voor de opdrachten voor aanneming van diensten kan voor de voorwaarden m.b.t. de technische capaciteit bedoeld in artikel 71 en die in aanmerking moeten worden genomen om de toegang tot deze opdrachten mogelijk te maken ten gunste van de onlangs opgerichte ondernemingen gekozen worden uit de volgende punten : a) studie- en beroepskwalificaties van de aannemer en/of van de kaderleden en, in het bijzonder, van de verantwoordelijke(n) voor de uitvoering van diensten (artikel 71, tweede lid, 1°);b) een verklaring waarin de technici of de technische diensten vermeld worden die al dan niet deel uitmaken van de onderneming van de dienstverlener, in het bijzonder de verantwoordelijken voor de controle op de kwaliteit (artikel 71, tweede lid, 3°);c) een verklaring die de werktuigen, het materieel en de technische uitrusting vermeldt waarover de dienstverlener zal beschikken voor de uitvoering van de diensten (artikel 71, tweede lid, 5°);d) een omschrijving van maatregelen getroffen door de dienstverlener om zich te vergewissen van de kwaliteit (artikel 71, tweede lid, 6°);e) de opgave van het gedeelte van de opdracht dat de dienstverlener desgevallend voornemens is in onderaanneming te geven (artikel 71, tweede lid, 7°);aangezien deze referentie de dienstverlener in staat stelt om de ervaring van een onderaannemer te laten gelden, kan ze bijzonder interessant blijken te zijn om de kwalitatieve selectie van nieuwe ondernemingen te verrichten.

Wat betreft de opdrachten voor aanneming van diensten, zoals reeds is bedoeld in de omzendbrief van 21 mei 2001, is de lijst van de referenties die in aanmerking kunnen worden genomen om de technische capaciteit van de ondernemingen aan te tonen niet beperkt tot de referenties opgesomd in artikel 71 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996, zoals blijkt uit het eerste lid van dit artikel.

Om de technische capaciteit van nieuwe ondernemingen zou de aanbestedende overheid zich dan ook kunnen baseren op referenties zoals de beroepservaring van de dienstverlener of van kaderleden van de onderneming opgedaan binnen een andere onderneming, werken uitgevoerd tijdens een onderzoek of een vorming in verhouding tot de doelstelling van de opdrachten, uitgaven of nog het overleggen van een werk (model, maquette,...) dat in het bijzonder uitgevoerd is met het oog op de betrokken opdracht.

Opmerkingen die gemeen zijn aan de punten 2 en 3.

Zelfs als de aanbestedende overheid over een discretionaire macht beschikt om haar criteria over de kwalitatieve selectie in een bepaalde opdracht te bepalen, moeten deze criteria, gezien de doelstelling van de opdracht, evenwel relevant zijn. De aanbestedende overheid zal dus voorkomen alle hierbovenvermelde referenties systematisch te vragen.

De hierbovenvermelde overwegingen gelden voornamelijk in de openbare of beperkte procedures (ofwel van aanbesteding of offerteaanvraag) of in de onderhandelingsprocedures met bekendmaking In geval van onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking is de aanbestedende overheid evenwel niet verplicht om systematisch de voornoemde regels inzake de kwalitatieve selectie toe te passen. Ze kan ze evenwel geheel of gedeeltelijk toepasselijk maken. De nieuwe ondernemingen zouden uitgenodigd moeten worden om deel te nemen aan openbare opdrachten uitgeschreven volgens deze procedure die in dat opzicht merkelijk soepeler is.

Voor de minder belangrijke opdrachten, namelijk de opdrachten met een bedrag kleiner dan euro 22.000 excl. BTW, wordt er bij de aanbestedende overheden op aangedrongen, tijdens de informele raadplegingen die in principe plaatsvinden wanneer een onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking gebruikt wordt, de deelneming van nieuwe ondernemingen mogelijk te maken zodra ze gewoon bewijzen dat ze hun sociale en fiscale verplichtingen nakomen en dat ze over de nodige studie- en beroepskwalificaties beschikken. De uitbreiding van de concurrentie tot zulke ondernemingen kan daar enkel toe aanzetten en een gunstig effect hebben.

Om hen in staat te stellen zich te laten bekendmaken bij de gewestelijke aanbestedende overheden zou het geschikt zijn een venster op het portaal Overheidspdrachten te creëren waar deze ondernemingen hun goederen en diensten zouden kunnen bieden.

Verzameling en verspreiding van de informatie betreffende de gewestelijke openbare opdrachten.

De Waalse Regering wenst regelmatig te beschikken over gegevens terzake en de transparantie op het gebied van de openbare opdrachten aan te moedigen. 1. Een nieuw model van bericht betreffende de gunning van opdrachten zal worden opgesteld voor de opdrachten waarvan het bedrag kleiner is dan de drempels van de Europese bekendmaking aangezien de bekendmaking van een dergelijk bericht als vereist is voor de opdrachten waarvan het geraamde bedrag deze drempels bereikt. Dit model zal de volgende gegevens bevatten : - de naam van de aanbestedende overheid; - de doelstelling van de opdracht met vermelding van de CPV-code en van de verwijzingen van het bijzondere bestek; - de naam van de aannemer; - in voorkomend geval het bedrag van de overwogen offerte.

Zoals het reeds het geval is in het systeem IAM zal er in een bijstand voor het invoeren van de gegevens worden voorzien. 2. De bekendmaking van dit bericht van gunning wordt verplicht gemaakt binnen twee maanden te rekenen van de toewijzing van de opdracht voor de opdrachten waarvan het goed te keuren bedrag van de uitgaven euro 22.000 exclusief BTW bereikt; 3. Vanaf 1 januari 2008 zullen deze berichten naar het toekomstige portaal "Overheidsopdrachten" bekendgemaakt worden. De aan de wet van 24 december 1993 onderworpen Waalse aanbestedende overheden zullen deze gegevens via het portaal "wallonie.be" vanaf 1 januari 2008 moeten invoeren.

Kwalitatieve selectie - uitsluitingsgronden Uitvoering van de verklaring op erewoord - Gebruik van het systeem "Digiflow" 1. Doelstelling. Om het leven van de ondernemingen die aan de gunning van de openbare opdrachten deelnemen te vergemakkelijken en om het aantal documenten en bewijzen die ze moeten overleggen, te beperken, wenst de Waalse Regering het mechanisme van de verklaring op erewoord te veralgemenen en dus het vertrouwenprinciep bij de gunning van de openbare opdrachten toe te passen met in achtneming van de eisen die eigen zijn aan de verschillende proceduren en door ervoor te zorgen dat hun vlotte verloop nutteloos niet wordt verzwaard. 2. Herinnering van het mechanisme van de verklaring op erewoord. Bij het indienen van hun offerte moeten de inschrijvers een verklaring overleggen, waarbij ze op erewoord verklaren dat ze zich niet in één van de toestanden voorzien in de uitsluitingsgronden bevinden, zoals bedoeld in de artikelen 17 (werken); 43 (leveringen) of 69 (diensten) van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 of in de artikelen 17 (werken); 39 (leveringen) of 60 (diensten) van het koninklijk besluit van 10 januari 1996 in plaats van de documenten die gewoonlijk aangevraagd worden om hun stand te bewijzen, namelijk : a) recent attest van de griffie van de bevoegde rechtbank van koophandel waaruit blijkt dat de onderneming zich niet in een toestand bevindt van faillissement, gerechtelijk akkoord of vereffening;b) een recent uittreksel van het strafregister c) een recent attest van de BTW-administratie waaruit blijkt dat de onderneming in orde is inzake belastingen; d) een attest van de R.S.Z. waaruit blijkt dat de onderneming in orde is wat betreft de betaling van haar bijdragen voor de sociale zekerheid. 3. 3.Voorwaarden van het gebruik van de verklaring op erewoord.

Het beroep op de verklaring op erewoord is voor de eerste keer voorzien in de federale omzendbrief van 10 februari 1998 over de overheidsopdrachten en de kwalitatieve selectie van de aannemers, leveranciers en dienstverleners. Dit beroep is door het Waalse Gewest aanbevolen in zijn omzendbrief van 21 mei 2001 over de overheidsopdrachten en de kwalitatieve selectie van de aannemers, leveranciers en dienstverleners die de voordelen van dit systeem en de voorwaarden van zijn gebruik in het licht heeft gesteld.

Vóór de gunning van de opdracht moet de aanbestedende overheid inderdaad de werkelijkheid van de gegevens voorzien in de verklaring op erewoord controleren om de gelijkheid van wedde van de inschrijvers te waarborgen door de bewijzen van de juistheid van de verklaring aan de enige in overweging genomen inschrijver te vragen. In plaats van alle inschrijvers te verplichten het geheel van deze documenten over te leggen, moet de als eerste gerangschikte inschrijver aan het einde van de procedure de documenten overmaken als het onmogelijk is ze geheel of gedeeltelijk via Digiflow te krijgen, voordat de opdracht hem wordt gegund.

De aanbestedende overheid behoudt zich evenwel het recht om deze attesten te vragen of ze zelf te gaan halen ongeacht het moment van de procedure voor de toewijzing van de opdracht. Ze moet inderdaad, als ze van mening is dat één van de inschrijvers zich in één van de uitsluitingsgevallen bevindt, zo spoedig mogelijk het bewijs hebben om te voorkomen offertes te analyseren die uiteindelijk verwijderd zouden moeten worden. 4. Het beroep op de verklaring op erewoord in de verschillende procedures. 4.1. In de openbare procedures.

Ter herinnering verstaat men onder openbare procedure de openbare aanbesteding en de algemene offerteaanvraag.

In deze procedures zorgt de uitvoering van de verklaring op erewoord niet voor bijzondere moeilijkheden.

De in deze omzendbrief bedoelde aanbestedende overheden worden er dan ook om verzocht in de openbare procedures het systeem van de verklaring op erewoord toe te passen voor de verificatie van de persoonlijke toestand van de inschrijvende ondernemingen met inachtneming van de voorwaarden voorzien in punt 3. 4.2. In de beperkte of de zonder bekendmaking onderhandelde procedures.

Het beroep op de verklaring op erewoord blijkt op het algemeen vlak van gering belang te zijn in de beperkte of de zonder bekendmaking onderhandelde procedures.

Deze procedures geschieden inderdaad noodzakelijkerwijs in twee duidelijk aparte fasen die elk bekrachtigd worden door een formeel met redenen omklede beslissing die een definitieve keuze uitdrukt de fase van de kwalitatieve selectie enerzijds en de fase van de gunning anderzijds.

De kwalitatieve selectie moet dus in elk opzicht afgewerkt worden op het moment waarop de aanbestedende overheid de lijst van de in overweging genomen ondernemingen die een offerte zullen kunnen maken, bepaalt.

Deze eerste fase nu speelt zich meestal af binnen termijnen die relatief kort zijn vanaf de indiening van de deelnemingsaanvragen en resulteert in het algemeen in de verwerping van een beperkt aantal kandidaturen. Het gebruik van de verklaring op erewoord in deze procedures in twee fasen zou dus alleen als gevolg hebben dat de overlegging van de vereiste documenten door de meeste kandiderende ondernemingen met enkele dagen uitgesteld worden om na te gaan of ze niet in een uitsluitingstoestand zijn, waarbij de fase van de kwalitatieve selectie aanzienlijk wordt verlengd wegens de redelijke termijn waarover de in overweging genomen ondernemingen zouden moeten beschikken om de inhoud van hun verklaring op erewoord te rechtvaardigen. 4.3. In de zonder bekendmaking onderhandelde procedures.

De voorwaarden van de aanwending van de zonder bekendmaking onderhandelde procedures zijn heel variabel naar gelang van de omstandigheden die ze rechtvaardigen. Bovendien is de aanbestedende overheid niet verplicht de kwalitatieve selectie van de ondernemingen in een dergelijke procedure te formaliseren zoals bepaald in de artikelen 16, 42 en 68 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 en de artikelen 16, 38 en 59 van het koninklijk besluit van 10 januari 1996.

Het nut van de aanwending van een verklaring op erewoord in de zin van deze omzendbrief moet dus al naar gelang het geval door de aanbestedende overheid te beoordeeld worden. 5. Impliciete verklaring op erewoord. Zodra het besloten is een verklaring op erewoord aan te wenden moet de impliciete verklaring op erewoord uitgevoerd worden.

Tot nu toe heeft de aanwending van de verklaring op erewoord in het algemeen en in de praktijk een concrete vorm aangenomen doordat de inschrijvers verplicht zijn een al bestaand of een door hen op te maken formulier in te vullen.

Om de stappen te vereenvoudigen die de ondernemingen moeten verrichten om deel te nemen aan de procedures voor de gunning van overheidsopdrachten, heeft de Regering beslist in de toekomst een stelsel van impliciete verklaring uit te voeren, waarbij in de aankondiging van de opdracht in een vermelding wordt voorzien zoals die bepaald is in artikel 91 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 en in artikel 79 van het koninklijk besluit van 10 januari 1996 wat betreft de afspraken.

In de aankondiging van de opdracht zal dus voor de opdrachten bedoeld in hierbovenvermelde § 4 worden voorzien dat "de inschrijver bewijst dat hij zich niet in één van de uitsluitingsgevallen bedoeld in de artikelen 17, 43 en 69 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken door alleen deel te nemen aan de procedure voor de gunning van de opdracht", voor zover de aanbestedende overheid deze uitsluitingsgevallen voor de betrokken opdracht in overweging wil nemen.

Deze vermelding kan ook vermeld worden in het model van offerte openbare aanbesteding of in de algemene offerteaanvraag. 6. Gebruik van Digiflow. Op 14 december 2006 heeft de Regering besloten dat vanaf 8 januari 2007 en telkens als de gegevens technisch gezien beschikbaar zullen zijn, de aanbestedende overheden die onder het Waalse Gewest ressorteren, verplicht zijn in het kader van de procedures betreffende de overheidsopdrachten de procedure m.b.t. de verklaring op erewoord te gebruiken en de inschrijvers vrij te stellen van het overleggen van papieren attesten, wanneer ze per e-mail beschikbaar zijn via de toepassing van Digiflow. Deze verplichting geldt alleen voor zover de aanbestende overheden tot Digiflow toegang hebben.

Aangezien in het huidige stadium het R.S.Z.-attest via deze toepassing bereikbaar is, moet de volgende vermelding in de aankondiging van de opdracht onder rubriek III.2.1 van het model van bijlage 2B bij het koninklijk besluit van 8 januari 1996 ingevoegd worden : « Overeenkomstig het besluit van 20 juli 2005 tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken worden de inschrijvers die personeelsleden onderworpen aan de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders vrijgesteld van het overleggen van het R.S.Z.-attest waaruit blijk dat ze inzake R.S.Z. voor deze opdracht in orde zijn. De verificatie van de toestand zal door de aanbestedende overheid worden uitgevoerd via de Digiflow-toepassing die haar een veilige toegang geeft tot de federale basisgegevens inzake sociale zekerheid. » Deze clausule wordt ook in IAM in punt III.2.1 vermeld : "toestand van de economische operatoren" van de aankondiging van de opdracht.

Tot nu toe hebben de plaatselijke aanbestedende overheden nog geen toegang tot de toepassing.

Namen, 10 mei 2007.

De Minister-President, E. DI RUPO

^