Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 12 december 2002
gepubliceerd op 11 februari 2003

Omzendbrief nr. 18 betreffende de beperking van het aantal parkeerplaatsen

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2003031080
pub.
11/02/2003
prom.
12/12/2002
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST


12 DECEMBER 2002. - Omzendbrief nr. 18 betreffende de beperking van het aantal parkeerplaatsen


Aan de colleges van burgemeester en schepenen, Aan de gemachtigde ambtenaren, Aan het stedenbouwkundig college, Aan de voor de afgifte van stedenbouwkundige attesten en vergunningen of verkavelingsvergunningen bevoegde overheden, Aan de diensten stedenbouw en planning van het bestuur ruimtelijke ordening en huisvesting van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Gelet op de op 28 mei 2002 door de gemeente Anderlecht, op 23 mei 2002 door de gemeente Oudergem, op 6 mei 2002 door de gemeente Sint-Agatha-Berchem, op 8 mei 2002 door de Stad Brussel, op 15 mei 2002 door de gemeente Etterbeek, op 13 mei 2002 door de gemeente Evere, op 6 mei 2002 door de gemeente Vorst, op 14 mei 2002 door de gemeente Ganshoren, op 21 mei 2002 door de gemeente Elsene, op 14 mei 2002 door de gemeente Jette, op 7 mei 2002 door de gemeente Koekelberg, op 13 mei 2002 door de gemeente Molenbeek, op 8 mei 2002 door de gemeente Sint-Gillis, op 16 april 2002 door de gemeente Sint-Joost-ten-Noode, op 14 mei 2002 door de gemeente Schaarbeek, op 14 mei 2002 door de gemeente Ukkel, op 7 mei 2002 door de gemeente Watermaal-Bosvoorde, op 15 mei 2002 door de gemeente Sint-Lambrechts-Woluwe, op 29 april 2002 door de gemeente Sint-Pieters-Woluwe gegeven adviezen;

Gelet op het door de Gewestelijke Commissie voor de Mobiliteit op 13 mei 2002 gegeven advies;

Gelet op het door de Economische en Sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op 16 mei 2002 gegeven advies;

Gelet op het door de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie op 30 mei 2002 gegeven advies;

Inleiding De Brusselse Hoofdstedelijke Regering heeft, overeenkomstig het meerderheidsakkoord van juni 1999, de omzendbrief De Saeger « naar beneden toe willen herzien in overleg met de gemeenten en rekening houdend met de bediening van de plaatsen door het openbaar vervoer ». 1. De omzendbrief De Saeger en zijn doelstellingen In 1970, ten tijde van de publicatie van de omzendbrief De Saeger waarin de verplichting wordt opgelegd een minimum aantal parkeerplaatsen aan te leggen bij de constructie van nieuwe gebouwen, was de bezorgdheid van het publiek en van de overheid zeer verschillend van de hedendaagse. De motorisatiegraad van de gezinnen kende een snelle groei en er was een consensus voor de aanleg van nieuwe weginfrastructuren. Het was evident dat het autoverkeer een sterke groei zou kennen, vanwaar het probleem van het parkeren van deze voertuigen, zowel thuis als op het werk.

Aangezien de capaciteit van de weg om dit parkeren te absorberen beperkt was, diende men dringend de aanleg van parkeerplaatsen buiten de weg op te leggen. Inderdaad, de kostprijs van deze parkings en garages was niet bepaald een aansporing voor de eigenaars om te investeren terwijl er nog voldoende gratis parkeergelegenheid op de weg was. De omzendbrief heeft dus de verplichting opgelegd om minstens één parkeerplaats per woning en minstens één parkeerplaats per 50 m2 kantooroppervlakte te bouwen. Toentertijd werd deze verplichting door de promotoren van de nieuwe administratieve complexen als een last ervaren. 2. Evolutie van het parkeervraagstuk Dertig jaar later is de situatie volledig veranderd.De snelwegen zijn gebouwd, een aanzienlijk deel van de stadsbevolking heeft zich in de groene randgemeenten gevestigd, de administratieve werkgelegenheid is aanzienlijk ontwikkeld in de steden in het algemeen en in Brussel in het bijzonder, het openbaar vervoer is een beduidend aandeel in het woon-werkverkeer verloren ten gunste van de auto en het autoverkeer heeft een zodanige groei gekend dat het merendeel van de wegen in Brussel of van de wegen die naar Brussel leiden, verzadigd zijn.

De oplossing voor deze toestand gaat via een stijging en een verbetering van het aanbod op gebied van openbaar vervoer met name dankzij de bouw van de lijnen van het Gewestelijk Expressnet (GEN).

Afgezien daarvan is een verbetering van de verkeersdoorstroming eveneens afhankelijk van een vermindering van het aantal stimuli die erop gericht zijn het overwegend individueel autogebruik te begunstigen.

Dit is de reden waarom de uitreikeinde overheden reeds heel wat jaren hebben afgezien van de verplichting om parkeerplaatsen aan te leggen volgens de voorschriften voorzien in de omzendbrief De Saeger.

De tendens die meer en meer tot uiting komt, bestaat er in tegendeel in het aantal parkeerplaatsen te beperken. Ze verwoordt zich thans in de gemeentelijke ontwikkelingsplannen (GemOP's) of ook nog in de bijzondere bestemmingsplannen (BBP's).

De omzendbrief bevestigt deze evolutie : de verplichting om parkeerplaatsen aan te leggen bij elke nieuwe constructie wordt opgeheven en vervangen door de verplichting van een maximumquotum van parkeerplaatsen.

Eén enkele uitzondering op deze principes : de verplichting om parkeerplaatsen aan te leggen buiten de weg blijft behouden in geval van het optrekken van gebouwen met meerdere woningen, aangezien het aantal voertuigen die aan de bewoners van deze woningen toebehoort over het algemeen groter is dan de parkeercapaciteit op de weg, aan de voet van het gebouw. Het ontbreken van parkeerruimte buiten de weg zou dan ook voor heel wat hinder voor de bewoners van deze nieuwe gebouwen met zich meebrengen. 3. De doelstellingen van deze omzendbrief Met het oog op de beheersing van de evolutie van het verkeer en de hinder die eruit voortvloeit, streeft deze omzendbrief de volgende dubbele doelstelling na : - de aanleg van het aantal toegelaten parkeerplaatsen te beperken bij de afgifte van de stedenbouwkundige vergunningen; - een algemene gedragslijn terzake geven aan bovengenoemde gemeentelijke plannen.

Het vastleggen van homogene regels is evenwel nauwelijks denkbaar noch wenselijk : - enerzijds, omdat er rekening moet worden gehouden met de lokalisering van elk project in functie van zijn min of meer grote nabijheid van een openbaar vervoermiddel; - anderzijds, omdat er op specifieke wijze gehandeld moet worden in functie van de verschillende betrokken bestemmingen en van bepaalde door het gewestelijk bestemmingsplan (GBP) voorziene types van gebieden. 4. De verordenende context De huidige omzendbrief toont de uitreikende overheid de manier om voor het parkeren van voertuigen artikel 3 van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw (O.O.P.S.) toe te passen, dat stelt dat : « bij de afgifte van de stedenbouwkundige vergunningen, stellen de administratieve instanties alles in het werk om de sociale en economische vooruitgang met de kwaliteit van het leven te verzoenen, en de inwoners van het gewest ervan te verzekeren dat een harmonieuze ordening in acht wordt genomen ».

Het is immers ontegensprekelijk zo dat de onbegrensde wildgroei van het aantal parkeerplaatsen voor het personeel van de ondernemingen die gevestigd zijn in het Gewest de harmonieuze ordening van het gewest in gevaar brengt door de afname van de algemene mobiliteit en de toename van de vervuiling te wijten aan de verkeershinder.

De beperking van de parkeerplaatsen in de nieuwe gebouwen zoals deze resulteert uit de toepassing van de beslissingscriteria die volgen, is essentieel om een excessieve afname van de mobiliteit te vermijden, hetgeen onverenigbaar is met de duurzame ontwikkeling van het Gewest.

Bijgevolg worden de colleges van burgemeester en schepenen en de gemachtigde ambtenaar verzocht om de bepalingen van de huidige omzendbrief strikt toe te passen.

Wanneer de stedenbouwkundige vergunning wordt afgegeven in toepassing van artikel 116 van de O.O.P.S. wordt de gemachtigde ambtenaar verzocht om stelselmatig deze beslissingscriteria in de formulering van zijn eensluidend advies toe te passen en elke vergunning te schorsen die niet zou stroken met dit advies.

Deze omzendbrief ontslaat geenszins van de naleving van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw, van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunning en ook nog meer in het bijzonder van de verschillende titels van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening (G.S.V.) die van toepassing zijn op parkeerplaatsen.

Dit is meer bepaald het geval voor titel I betreffende de bepalingen aangaande de bovengrondse en ondergrondse bouwwerken en de inrichting van de inspringstroken, voor titel IV betreffende de bereikbaarheid van de gebouwen voor de personen met beperkte mobiliteit of ook nog voor titel VII betreffende de wegen en de naaste omgeving ervan.

Men mag overigens niet uit het oog verliezen dat, behalve in het geval van openbare parkings waarop de huidige omzendbrief geen betrekking heeft, de parkeerinrichtingen enkel kunnen worden toegelaten wanneer ze een aanvulling zijn van een hoofdbestemming overeenkomstig de geldende planologische voorschriften, in casu het GBP (besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 mei 2001) en de eventuele geldende BBP's. 5. Toepassing van de omzendbrief Aangezien deze omzendbrief geen verordenende waarde heeft, volstaat het niet om er in een beslissing naar te verwijzen. Om redenen om in beroep te gaan te vermijden, moet de beslissing namelijk gemotiveerd worden door rekening te houden met de globale congestie van de stad en door de criteria op te sommen die van toepassing zijn op de kwestieuze vergunning om een excessieve afname van de algemene mobiliteit te vermijden.

Anderzijds is het zo dat de diversiteit van de situaties die zich voordien op vlak van parkeerbehoefte van die aard is dat er gevallen kunnen zijn waarin de strikte toepassing van de omzendbrief in strijd is met de goede plaatselijke ordening.

Wanneer een dergelijk geval zich voordoet, mag de uitreikende overheid afwijken van de criteria van de omzendbrief op voorwaarde dat deze beslissing met argumenten wordt omkleed in functie van de goede plaatselijke ordening, waarbij eveneens rekening wordt gehouden met de impact ervan op de algemene mobiliteit, en voor zover haar beslissing in overeenstemming zou zijn met het advies van de gemachtigde ambtenaar.

HOOFDSTUK I. - Algemeenheden Afdeling 1. - Toepassingsgebied Tenzij anders vermeld, is deze omzendbrief van toepassing op de privé-parkings voor wagens, gelegen buiten de openbare weg, bijhorend bij een hoofdbestemming van een gebouw.

Hij heeft dus geen betrekking op de parkings op de weg, noch op de openbare parkings buiten de weg die geen aanvulling zijn van een bestemming.

Deze omzendbrief is evenzo niet van toepassing op de aanvragen om stedenbouwkundige vergunning of om verkavelingsvergunning voor het verschijnen ervan in het Belgisch Staatsblad , noch voor aanvragen om stedenbouwkundige vergunningen of verkavelingsvergunningen ten gevolge van een niet vervallen stedenbouwkundig attest.

De omzendbrief is van toepassing bij het onderzoek van elke stedenbouwkundige vergunning, of het nu gaat om de nieuwbouw, de heropbouw, de verbouwing of de wijziging van bestemming van een gebouw.

Desalniettemin, aangezien een stedenbouwkundige vergunning niet beperkt is in de tijd, kan de opheffing van bestaande parkeerplaatsen die het voorwerp hebben uitgemaakt van een vroegere stedenbouwkundige vergunning niet opgelegd worden.

Bijgevolg is het maximumaantal toegelaten plaatsen het grootst aantal van de twee volgende aantallen : - ofwel het aantal parkeerplaatsen dat resulteert uit de toepassing van de criteria van de omzendbrief toegepast op het hele gebouw; - ofwel het aantal bestaande parkeerplaatsen gedekt door een vroegere vergunning.

Afdeling 2. - Definities De hieronder gegeven definities zijn een aanvulling en precisering van de verklarende woordenlijst van het GBP wat betreft de toepassing van deze omzendbrief. bereikbaarheid met het openbaar vervoer : de bereikbaarheid met het openbaar vervoer van een wijk is omgekeerd evenredig met het gemiddelde van de tijd die alle personen die in deze wijk een baan hebben, nodig hebben om van thuis tot op het werk te raken; leveringszone : zone voorbehouden voor de laad- en losmanoeuvers van de bestelwagens en hun manoeuvers; uitreikende overheid : overheid, in de zin van de ordonnantie van 29 augustus 1991 houdende organisatie van de planning en de stedenbouw, belast met de afgifte van de stedenbouwkundige attesten en vergunningen en de verkavelingsvergunningen; parkeerplaats : oppervlakte voorbehouden voor het stationeren van een voertuig; baan : voltijdse baan; het aantal banen wordt beperkt tot het aantal arbeidsplaatsen in de onderneming; gebouw met meerdere woningen : appartementsgebouwen; collectieve woongebouwen : gebouw opgevat voor de huisvesting of het verblijf van meerdere personen die gemeenschappelijke lokalen delen, zoals slaapplaats, keuken, eetzaal, rustzaal, enz; parking : geheel van parkeerplaatsen; privé-parking : parking waarvan de gecontroleerde toegang voor bepaalde gebruikers gereserveerd is; openbare parking : parking die voor alle gebruikers toegankelijk is, gratis of betalend; bezoekersparking : gedeelte van een privé-parking dat voor bezoekers gereserveerd is, met inbegrip van leverings- en onderhoudsdiensten van de onderneming in onderaanneming; vloeroppervlakte : bruto bovengrondse oppervlakte van de vloeren, zoals bepaald in de verklarende woordenlijst van het GBP; bedrijfswagen : voertuig bestemd voor leveringen of ander voertuig nodig voor de technische activiteiten van een onderneming, met uitsluiting van dienstwagens met chauffeur en van de ter beschikking van het personeel gestelde wagens.

HOOFDSTUK II. - Gebouwen met meerdere woningen 1. Algemene regel : Bij het optrekken van nieuwe gebouwen met meerdere woningen, bedraagt het minimumaantal aan te leggen parkeerplaatsen : - één parkeerplaats voor twee woningen met een vloeroppervlakte van minder dan 50 m2; - één parkeerplaats per woning waarvan de vloeroppervlakte meer dan 50 m2 bedraagt.

Wanneer het gebouw met meerdere woningen door een sociale of gelijkgestelde huisvestings-maatschappij is gebouwd, bedraagt het minimumaantal aan te leggen parkeerplaatsen de helft van het aantal dat uit de toepassing van deze criteria resulteert.

Om te vermijden dat er parkeerplaatsen voor andere bestemmingen ter beschikking worden gesteld dan huisvesting, kunnen er maximaal twee parkeerplaatsen per woning worden toegelaten. 2. Bijzondere gevallen : Voor kleine, door een sociale of gelijkgestelde huisvestingsmaatschappij gebouwde woon-gebouwen, kan de uitreikende overheid het door de algemene regel vastgestelde minimumaantal parkeerplaatsen verminderen of van de aanleg ervan vrijstellen. Voor de collectieve woongebouwen, de gemeubileerde woningen, de verblijfplaatsen voor bejaarden of studenten, bepaalt de uitreikende overheid het aantal aan te leggen parkeerplaatsen op een met redenen omkleed voorstel van de aanvrager en in functie van het parkeergedrag op de weg in de wijk, van de bereikbaarheid met het openbaar vervoer en van het mobiliteitsprofiel van de bewoners van de betrokken woningen. 3. Algemene bepalingen : De parkeerplaatsen zijn meestal overdekt.Niet overdekte parkeerplaatsen kunnen enkel in een bebouwbaar gebied worden toegelaten zoals bepaald in titel I van de G.S.V, in een BBP of in een verkavelingsvergunning.

De parkeerplaatsen worden buiten de weg gerealiseerd, op het terrein waarop het project betrekking heeft.

De aanvrager kan echter ontslaan worden van het aanleggen van de nieuwe parkeerplaatsen op het terrein van het project, als hij ze in een straal van 400 meter van de woningen bouwt, of indien hij over reële rechten beschikt op vooraf in dezelfde reeks gebouwde, maar ongebruikte parkeerplaatsen.

HOOFDSTUK III. - De ondernemingen Afdeling 1. - De voertuigen van het personeel Onderafdeling 1. - Algemeenheden 1. Principes van de berekening die zijn voorafgegaan aan de vaststelling van de onder de onderafdeling 2 hernomen regels. Met als doel het woon-werkverkeer met de wagen te beperken, houden de criteria rekening met de bereikbaarheid van de onderneming met het openbaar vervoer.

Het gewestelijk gebied is onderverdeeld in vier bereikbaarheidszones qua bereikbaarheid met het openbaar vervoer, waarin het maximumaantal toelaatbare parkeerplaatsen stijgt, wanneer de bereikbaarheid via het openbaar vervoer afneemt.

In de eerste drie bereikbaarheidszones (gebieden A, B en C) is de berekening van het maximumaantal parkeerplaatsen gebaseerd op het aantal banen dat voorzien is in het nieuwe gebouw.

Omwille van de slechte bereikbaarheid met het openbaar vervoer en de nabijheid van de ring, zal de wagen algemeen gebruikt worden in gebied D. Met het oog op het beperken van de autodichtheid per hectare en op die manier de bereikbaarheid van het gebied via de weg te bewaren, staat het maximumaantal parkeerplaatsen in verhouding tot de oppervlakte van het terrein waarop het gebouw of de gebouwen voorzien zijn, met inbegrip van de aangeplante gebieden en de privé-wegen.

In de bereikbaarheidszones A, B en C worden de regels bepaald in functie van de economische omvang van de ondernemingen, waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen kleine ondernemingen van maximum 10 banen, en middelgrote en grote ondernemingen van meer dan 10 banen.

Wanneer het mogelijk is om een verhouding te bepalen tussen de vloeroppervlakte van het vooropgestelde gebouw en het aantal banen dat erin zal worden ondergebracht, zal deze vloeroppervlakte gebruikt worden als criterium voor de berekening van het aantal parkeerplaatsen.

Het gaat om gebouwen bestemd voor kantoren, hoogtechnologische activiteiten of productie-activiteiten van immateriële goederen.

Voor de andere bestemmingen bepaald in de verklarende woordenlijst van het GBP, bestaat er geen verhouding tussen de vloeroppervlakte en de banen die er uitgeoefend worden. In dit geval is het criterium van het aantal door de aanvrager voorziene banen het enige toepasbare criterium voor de berekening van de parkeerplaatsen voor het personeel.

Het gaat om gebouwen waar ambachtelijke, industriële of logistieke activiteiten, opslag-activiteiten, productieactiviteiten van materiële goederen, activiteiten van groothandel, van grote speciaalzaken, van collectief belang of openbaar nut of hotelactiviteiten uitgeoefend worden. 2. De bereikbaarheidszones met het openbaar vervoer Het gewestelijk grondgebied is verdeeld in vier geografische zones volgens de bereikbaarheid met het openbaar vervoer : Zone A omvat de vier centrale wijken die zeer goed worden bediend door het spoor- en metronet.Zij wordt afgebakend door het geheel van de wegen waarlangs de belendende eigendommen op een maximale wandelafstand van ongeveer 500 meter van een IC/IR-spoorwegstation gelegen zijn of van ongeveer 400 meter van een station van het gemeenschappelijk traject van de lijnen 1A en 1B, van lijn 2 van de metro of van de noord-zuidas van de premetro in de Vijfhoek;

Zone B omvat de wijken die goed worden bediend door de metro of door frequente en snelle tramlijnen. Zij wordt afgebakend door het geheel van de wegen waarlangs de belendende eigendommen op een maximale wandelafstand van ongeveer 400 meter van een station van de aftakkingen van de lijnen 1A of 1B of van een premetrostation van de noord-zuidas of van een tramhalte van het deeltraject Meiser-Albert van de as van de Grote Ring of van de as van de Louizalaan gelegen zijn;

Zone B omvat eveneens het geheel van wegen waarvan de omliggende eigendommen gelegen zijn op een maximale wandelafstand van tussen de 500 en 800 m van een IC/IR spoorwegstation of van tussen de 400 en 700 m van een station van het gemeenschappelijk deel van de lijnen 1A en 1B, lijn 2 van de metro of de noord-zuidas van de premetro in de Vijfhoek.

Zone C omvat de wijken die door de andere tramlijnen en de bussen bediend worden. Zij wordt afgebakend door het geheel van de wegen die geen deel uitmaken van de andere drie zones;

Zone D omvat de in de rand van het Gewest gelegen activiteitsgebieden die in beperkte mate door het openbaar vervoer worden bediend maar zich vlakbij de ring bevinden.

De bij deze omzendbrief bijgevoegde kaart geeft de wegen van deze vier zones aan.

Op deze kaart is enkel zone D strikt beperkt tot de oppervlakte aangeduid op de kaart.

Voor de andere zones moet er rekening worden gehouden met het feit dat de afstand van de haltes van het openbaar vervoer dezelfde is voor de twee kanten van eenzelfde weg. Wanneer een weg de grens vormt tussen twee zones, worden alle omliggende gebouwen van deze weg beschouwd als zijnde gelegen in de meest met het openbaar vervoer bereikbare zone.

Zo zal bijvoorbeeld een gebouw gelegen in zone B dat in de omgeving ligt van een weg waarvan de andere kant gelegen is in zone A, vallen onder de toepassing van de criteria van zone A. Een gebouw is gelegen in de zone van de weg waarop de voetgangersingang van het gebouw uitgeeft. Indien het gebouw meerdere voetgangersingangen heeft die in verschillende zones zijn gelegen, wordt het gebouw beschouwd gelegen te zijn in de zone die het best door het openbaar vervoer wordt bediend.

Deze kaart houdt rekening met de in aanbouw zijnde metrostations.

Zij zal op gezette tijden worden aangepast in functie van de verbeteringen van het openbaar vervoer in het westelijk deel van de Vijfhoek en naar gelang van de ingebruikname van de GEN-stations, wanneer de frequentie van de GEN-treinen ten minste 4 treinen per uur zal bereiken tijdens het spitsuur.

Onderafdeling 2. - Berekening van het maximumaantal toelaatbare parkeerplaatsen A. Voor de gebouwen gelegen in zone A, B of C : 1. Toepassing van het vloeroppervlaktecriterium : Voor de gebouwen bestemd voor kantoren of hoogtechnologische activiteiten of voor productieactiviteiten van immateriële goederen, wordt het maximumaantal parkeerplaatsen berekend in functie van de brutovloeroppervlakte, zoals bepaald in de verklarende woordenlijst van het GBP. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2. Toepassing van het criterium van het aantal banen Voor gebouwen bestemd voor ambachtelijke, industriële of logistieke activiteiten, opslagactiviteiten, productieactiviteiten van materiële goederen, activiteiten van groothandel, van grote speciaalzaken, van collectief belang of openbaar nut of hotelactiviteiten, wordt het maximumaantal parkeerplaatsen berekend in functie van het aantal banen dat voorzien is in het gebouw : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de toepassing van dit criterium zorgt de aanvrager voor een met redenen omklede aangifte van het aantal banen dat hij in het gebouw voorziet dat het voorwerp uitmaakt van de aanvraag om een vergunning. De gemachtigde ambtenaar of het college van burgemeester en schepenen gaan de gegrondheid van deze aangifte na en kunnen in voorkomend geval ambtshalve het aantal voorziene banen wijzigen, micht blijken dat dit aantal overdreven is in verhouding tot bestaande gelijkaardige bedrijven.

Wanneer de onderneming kan aantonen dat haar personeel werktijden heeft die buiten de spitsuren van het openbaar vervoer liggen, kan de gemachtigde ambtenaar of het college van burgemeester en schepenen een stijging toelaten die kan gaan tot 50 % van het aantal parkeerplaatsen berekend door toepassing van het criterium van het aantal arbeiidsplaatsen.

B. Voor de gebouwen gelegen in zone D In zone D wordt het maximumaantal parkeerplaatsen berekend in functie van de totale oppervlakte van het terrein waarop het gebouw gevestigd is, met inbegrip van de groene ruimten en de privé-wegen.

Wat ook de bestemming van het gebouw mag zijn of de omvang ervan, het maximumaantal parkeerplaatsen wordt als volgt berekend : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Het aantal door toepassing van de criteria bekomen plaatsen wordt naar de lagere eenheid afgerond.

Wanneer bij toepassing van het voorschrift 5.2 van het GBP, een BBP de naleving voorziet van een G/V-verhouding in een gebied voor stedelijke industrie, kan dit BBP bepalingen omvatten die verschillen van het hierboven vermeld criterium voor de berekening van het maximumaantal parkeerplaatsen.

Onderafdeling 3. - Fietsen- en bromfietsenstallingen Het mobiliteitsplan van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest streeft ernaar het aandeel van de verplaatsingen per tweewieler beduidend te verhogen.

In dat opzicht zal elk nieuw gebouw waarin personeel zal worden tewerkgesteld, in de nabijheid van de externe toegangen over overdekte en beveiligde fietsen- en bromfietsenstallingen moeten beschikken.

Het aantal fietsen- en bromfietsenstallingen komt overeen met minimum 5 % van de in het gebouw voorziene arbeidsplaatsen, wat neerkomt op mimimum één stalling per 400 m2 vloeroppervlakte voor de kantoorgebouwen.

Afdeling 2. - De functievoertuigen De strikte beperking van de parkeerplaatsen verbonden aan de werkgelegenheid leidt tot het aanvaarden in nieuwe gebouwen van speciaal voor de functievoertuigen van de ondernemingen en de kantoren voorziene parkeerplaatsen.

Het aantal in dat opzicht voorziene parkeerplaatsen wordt los van de voor het personeel en de bezoekers bestemde plaatsen bepaald.

De aanvrager dient een met redenen omkleed voorstel in van het aantal plaatsen die hij uitsluitend voor de functievoertuigen wenst te reserveren.

De gemachtigde ambtenaar of het college van burgemeester en schepenen gaan de gegrondheid van deze aanvraag na en motiveren in voorkomend geval een vermindering van het aantal gevraagde parkeerplaatsen in het eensluidend advies van de gemachtigde ambtenaar of in de stedenbouwkundige vergunning.

Afdeling 3. - De bezoekers Volgens het Gewestelijk Ontwikkelingsplan werkt het Gewest samen met de gemeenten een wegparkeerbeleid uit met het oog op het ontraden van langdurig parkeren ten gunste van het roterende parkeren.

Dit beleid dat in het bijzonder in de bereikbaarheidszones met het openbaar vervoer A en B van toepassing is, maakt parkeerplaatsen vrij voor bezoekers van de kantoren en ondernemingen. Bovendien kan de bezoeker in deze twee zones het openbaar vervoer gebruiken om de ondernemingen en kantoren te bereiken.

Daarentegen beschikken de bezoekers in de zones C en D over het algemeen niet over dezelfde wegparkeerfaciliteiten, noch een goede en frequente bereikbaarheid met het openbaar vervoer.

In deze twee zones legt de strikte beperking van het aantal parkeerplaatsen verbonden aan de banen, het toelaten in de nieuwe gebouwen van parkeerplaatsen speciaal voorbehouden aan bezoekers van de ondernemingen en de kantoren op.

Afgezien van de voor het personeel en de functievoertuigen van de onderneming gereserveerde plaatsen, kan de aanvrager de aanleg van parkeerplaatsen voor bezoekers van de ondernemingen van de gebouwen gelegen in zone C of D voorstellen.

Hij motiveert zijn aanvraag in functie van de kenmerken van de ondernemingen in het gebouw.

De gemachtigde ambtenaar of het college van burgemeester en schepenen gaan de gegrondheid van deze aanvraag na en motiveren in voorkomend geval een vermindering van het aantal gevraagde parkeerplaatsen in het eensluidend advies van de gemachtigde ambtenaar of in de stedenbouwkundige vergunning.

De vermindering van de voor de bezoekers gereserveerde plaatsen kan met name gemotiveerd worden in functie van de activiteit van de ondernemingen, van de kenmerken van de wijk en, in het bijzonder, van de parkeermogelijkheden op de weg en in de openbare parkings en van de bereikbaarheid met het openbaar vervoer.

Afdeling 4. - De klanten of toeschouwers De gebouwen bestemd voor handel, voor grote speciaalzaken, voor voorzieningen van collectief belang of openbaar nut zoals spektakelzalen of grote sportvoorzieningen, zorgen vaak voor een grote concentratie aan klanten of toeschouwers.

Het is onontbeerlijk om parkings aan te leggen voor deze klanten of toeschouwers, wat ook de bereikbaarheidszone mag zijn waar deze gebouwen ingeplant zijn.

Volgens dezelfde procedure als degene die voor de parkings voor de bezoekers gevolgd werd, stelt de aanvrager een met redenen omkleed voorstel voor de aanleg van parkeerplaatsen bestemd voor klanten of toeschouwers op.

De gemachtigde ambtenaar of het college van burgemeester en schepenen gaan de gegrondheid van deze aanvraag na en motiveren in voorkomend geval een vermindering van het aantal gevraagde parkeerplaatsen in het eensluidend advies van de gemachtighde ambtenaar of in de stedenbouwkundige vergunning.

De wijziging van het aantal voor klanten en toeschouwers gereserveerde parkeerplaatsen kan met name gemotiveerd worden in functie van de handels- of voorzieningsactiviteit, de eigenschappen van de wijk en in het bijzonder de mogelijkheden om op de weg te parkeren en op de openbare parkings, de bereikbaarheid met het openbaar vervoer en het mobiliteitsprofiel van de klanten of de verplaatsingsplannen voor de organisatie van evenementen wanneer het parkings voor toeschouwers betreft.

Afdeling 5. - De leveringen 1. Algemeenheden Het is essentieel de goede doorstroming van het verkeer in het algemeen en van het openbaar vervoer in het bijzonder, die vaak gehinderd worden door dubbelparkeren wegens leveringen, te verzekeren. De grote bedrijfsgebouwen moeten dus beschikken over leveringsplaatsen buiten de weg, die toegankelijk zijn voor bestelwagens (vrije hoogte 2,60 meter) of voor vrachtwagens (vrije hoogte 4,30 meter). 2. Kantoorgebouwen De kantoorgebouwen beschikken over een voor bestelwagens toegankelijke leveringsplaats wanneer de vloeroppervlakte gelegen is tussen de 1 000 en de 10 000 m2. Wanneer de vloeroppervlakte de 10 000 m2 overschrijdt, moeten ze over minstens één voor vrachtwagens toegankelijke leveringsplaats beschikken. 3. Gebouwen voor ambachtelijke of industriële activiteiten, voor handelszaken, voor groothandels, voor grote speciaalzaken of voor opslag. De voor deze activiteiten bestemde gebouwen hebben minstens één voor bestelwagens toegankelijke leveringsplaats wanneer hun vloeroppervlakte tussen de 500 en de 1 000 m2 gelegen is.

Wanneer de vloeroppervlakte de 10 000 m2 overschrijdt, moeten ze over minstens één voor vrachtwagens toegankelijke leveringsplaats beschikken. ze over minstens één leveringsplaats die toegankelijk is voor vrachtwagens met meer dan twee assen.

HOOFDSTUK IV. - Veiligheidsnormen Elke parking wordt zodanig ontworpen, gebouwd en uitgerust dat hij geen enkel risico op gevaar of hinder op gebied van gezondheid, veiligheid, hygiëne of gerieflijkheid van het publiek en de buurt in het algemeen en van de parkinggebruikers kan inhouden.

Men zal heel nauwlettend toezien op de veiligheid en het comfort van het voetgangers- en fietsenverkeer rondom de ingangen van de parking.

In dit opzicht mag de helling van de uitrit van de parkings maximaal 4 % bedragen over de eerste 5 meter vertrekkende vanaf de rooilijn.

HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen 1. De gemeenten blijven vrij om bijzondere bestemmingsplannen of gemeentelijke stedenbouwkundige verordeningen voor te leggen die, inzake parkeren buiten de weg, restrictiever zijn dan de criteria van de omzendbrief.2. Deze omzendbrief vervangt de ministeriële omzendbrieven nr.59 van 17 juni 1970, nr. 59-1 van 10 mei 1972 en nr. 59-2 van 13 augustus 1978 betreffende de verplichting om parkeerplaatsen aan te leggen bij bouwwerken.

Brussel, 12 december 2002.

Staatssecretaris bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen en Bezoldigd Vervoer van Personen, W. DRAPS Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^